Recht en gerechtigheid op een gedeelde planeet (groene criminologie)

Samenvatting artikel van Benton, T. (1998). Rights and justice on a shared planet: More rights or new relations?


Inleiding

De Romantische beweging in de 19e eeuw had een afkeer tegen het reductionistische beeld van de moderne wetenschap van de natuurlijke orde en van de destructieve gevolgen. In de 19e eeuw begon een hervorming van wetgeving gericht op de verbetering van het milieu in stedelijke industriële gebieden. Dit was het gevolg van de angst voor besmettelijke ziektes en sociale onrust. Engels (1845) benoemt in The condition of the working class directe verbanden tussen de verslechtering van het milieu en armoede, machtsverdeling en sociale orde.

De periode vanaf 1960 wordt gekenmerkt door een toename van zorgen over het milieu. In de VS hebben auteurs als Rachel Carson, Barry Commoner en Murray Bookchin succesvol aandacht gevraagd voor het gevaar dat chemische vervuiling van het milieu vormt voor de natuur en de gezondheid. Deze veranderingen waren echter ook internationaal van toepassing. De intensivering van de landbouw en de toename van het gebruik van pesticiden, mest, voedselverwerking en –distributie zijn immers internationale processen. Dit heeft gezorgd voor zowel ecologische en sociaaleconomische verandering op het platteland als voor verandering in eetgewoontes en verdelingen binnenshuis. De veranderingen op het platteland komen overeen met de groei van forensensteden en ook met de toename van het gebruik van het platteland door stedelingen in hun vrije tijd. De idylle van het platteland is echter niet realistisch als men te maken krijgt met geïndustrialiseerde landbouw. Dit heeft gezorgd voor een toename van lokale organisaties die zich richten op problemen op het platteland, het beschermen van de natuur en leefomgeving of op problemen omtrent publieke toegang.

Vanaf het begin van de jaren ’70 was er een toenemende consensus onder politieke en wetenschappelijke leiders dat wereldontwikkelingen en zelfs het menselijk leven werd bedreigd door het gebruik van grondstoffen, groeiende bevolking en vervuiling. Er was echter geen consensus over de actie die daarvoor ondernomen moest worden. Vragen rondom macht, rijkdom en armoede werden opnieuw gelinkt aan de milieu-agenda, maar nu op internationaal niveau. Waar nationale overheden moeite hadden met het beschermen van hun belangen binnen internationale onderhandeling, verbreidden onafhankelijke organisaties hun visie: milieugevaren zouden niet alleen veroorzaakt worden door veranderingen in landbouw en voedselproductie, maar ook door andere industriële sectoren zoals energie, transport, wapenproductie, afvalverwerking et cetera. Deze sectoren werden onder de aandacht gebracht in de media en bereikten zo een groter publiek. De media schetsten niet alleen beelden van menselijk (over)lijden, maar ook van onschuldige niet-menselijke slachtoffers. Het publieke bewustzijn en de gevoeligheid voor het leed van niet-menselijke slachtoffers nam toe. De emotionele toon van sommige organisaties die zich daar voor inzetten wordt in verband gebracht met een toenemende culturele tegenstrijdigheid in onze samenleving. Aan de andere kant begrijpen we meer dan ooit de complexiteit van de sociale en mentale levens van andere dieren, onze evolutionaire verwantschap met hen en onze economische, spirituele en ecologische wederzijdse afhankelijkheid van hen. Aan de andere kant worden levende dieren door de landbouw en veeteelt gereduceerd tot productiefactoren en door het gebruik van dieren voor wetenschappelijk onderzoek worden zij gereduceerd tot instrumenten voor menselijke doeleinden.

Veel van de publieke bezorgdheid van de afgelopen dertig jaar is te herleiden naar de bestaande machtsstructuur. Bedrijven worden direct of indirect geraakt door de mobilisatie van consumentendruk. In de meeste landen zijn er milieuvoorschriften. Echter in de praktijk wordt er meer voor mensen gedaan in de vorm van het verbieden van het gebruik van giftige stoffen en het nemen van verschillende gezondheidsmaatregelen op het werk. Wat betreft dierenwelzijn is er nog sprake van veel ongelijkheid, maar veel landen hebben nu richtlijnen voor dierenwelzijn.

The National Environmental Policy Act (1970) in de VS was een internationaal voorbeeld voor wetgeving, terwijl binnen Europa de Europese Unie een cruciale rol heeft gespeeld. Bij wetgeving is het belangrijk af te vragen of het de oorzaken aanpakt en het beoogde effect kan behalen. Wordt er eenduidig wettelijke verantwoordelijkheid toegewezen? Worden er adequate straffen genoemd? Zijn er systemen voor inspectie, monitoring en detectie? Het uitbreiden van rechtsbeginselen en jurisprudentie ter bescherming van mens en dier heeft veel voordelen. Allereerst behoefte het geen diepgewortelde institutionele of culturele verandering en het wordt doorlopen met succesvolle veranderstrategieën met behulp van uitgebuite of onderdrukte groepen mensen.

Het debat over universele rechten en rechtvaardigheid vindt zijn oorsprong in de revolutionaire grondwetten van Amerika en Frankrijk in de 18e eeuw. Sinds de Tweede Wereldoorlog eisten zowel bewegingen voor nationaal liberalisme in voormalige Europese kolonies als de nationale oppositie tegen Sovjet overheersing morele rechten in de vorm van nationale soevereiniteit en zelfbeschikking.

Rechten voor de natuur

Singer (1975) was een van de pioniers van de hedendaagse dierenbevrijdingsbeweging. Singer’s utilitaristische gronden voor dierenbevrijding zorgden eveneens voor kritiek op de bescherming van dieren. Voor utilitaristen wordt het morele karakter van een handeling of regel uitsluitend bepaald door de gevolgen. Waar het Singer lukt om aandacht te vragen voor de gelijke beschouwing van menselijk en dierlijk lijden en welzijn bij het berekenen van consequenties, blijft het nog steeds mogelijk dat menselijke voordelen zwaarder wegen dan het leed een dier wordt aangedaan in een specifiek geval. De pionier op dit gebied was Tom Regan. In zijn deontologische benadering wordt de juistheid of onjuistheid van een handeling niet alleen bepaald op basis van de gevolgen. Regan legt de nadruk op de universele morele autoriteit van mensenrechten als morele claims de argumenten van alleen nut overtreffen. Regan verbreedt de categorie van wezens die intrinsieke waarden hebben buiten alleen menselijke wezens. Auteurs als Stone (1988) gaan nog verder door te stellen dat bomen, rivieren, bergen en ecosystemen ook morele rechten hebben en dus ook juridische status verdienen.

Toen het misbruik en vernietigen van dier en natuur aan de orde kwam, was het niet verrassend dat organisaties die dit aan het licht brachten de zaken beschouwden in termen van recht en rechtvaardigheid. Het is ook niet verrassend dat er gevraagd werd om wettelijke erkenning. Het is hierbij belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen twee verschillende manier waarin de moraal van recht en rechtvaardigheid kan worden ingezet voor de bescherming van niet-menselijke wezens: antropocentrisme en ecocentrisme.

Antropocentrisme of ecocentrisme?

Hierbij is het belangrijk om na te gaan of we de bescherming van niet-menselijke wezens, processen en relaties rechtvaardigen volgens hun eigen intrinsieke waarde (ecocentrisme) of dat we zulke bescherming alleen rechtvaardigen als het gaat om actuele of mogelijke voordelen voor mensen (antropocentrisme). Het antropocentrisme bestond al voor de stroom van ecologische zorgen. Binnen het antropocentrisme staat de mens centraal. Elk individu moet beschermd worden tegen acties van andere individuen of overheidsinstanties die deze rechten schenden. De rechten voor consumenten op veilig voedsel, burgers op schone lucht en onvervuild water en werknemers op een veilige en gezonde werkomgeving zijn in de meeste landen al in de wet vastgelegd. Wettelijke erkenning van deze rechten kan op verschillende manier vorm worden gegeven. Individuele burgers of groepen hebben het recht om publieke of private organisaties aan te klagen voor het veroorzaken van milieuschade of publiekrechtelijke organen mogen opgezet en belast worden met het monitoren en waar nodig vervolgen van deze organisaties. In andere gevallen kunnen milieurechten opgenomen worden in de planning en ontwikkeling van controleprocedures en in de verantwoordelijkheden van lokale autoriteiten. In deze benadering is er een link tussen bescherming van het milieu en bredere problemen op het gebied van mensenrechten en sociaaleconomische rechtvaardigheid. Vanuit het standpunt van dierenbevrijding is er een gebrek in de benadering van milieurechten. Niet zozeer de praktische effectiviteit is discutabel, maar vooral dat de metafysische en morele basis te beperkt is.

Aanhangers van de deep ecology pleiten voor een relationele benadering van de wereld waarin alle wezens worden benaderd vanuit hun relatie met de ander. De mens zou niet langer in het middelpunt moeten staan, maar vervangen moeten worden door biospheric egalitarianism. Het dierenrechtenperspectief is minder radicaal dan zijn implicaties, omdat het alleen een relatief kleine gedeelte van gevoelige wezens omvat die intrinsieke waarden bevat. Desondanks benadrukt Regan dat niet-menselijke wezens waarden hebben die niet in relatie staan tot menselijke belangen. Rechten worden alleen toebedeeld aan menselijke individuen en niet-menselijke wezens kunnen hier alleen voorwaardelijk of indirect van profiteren.

Pleiten voor een niet-antropocentrische denkwijze

Er zijn drie wijzen waarop een bezwaar op een niet-antropocentrische denkwijze kan worden bestreden. Allereerst door een beroep te doen op een hogere orde van waarde in een goddelijk wezen, schepper of dat wat het bewustzijn niet te boven gaat tussen zowel menselijke als niet-menselijke natuur. Een dergelijk argument komt overeen met de nadruk van deep ecological op spiritualiteit die ook een plaats heeft binnen een tolerante cultuur. Ten tweede: mensen zijn de autonome bron van hun eigen waarden. Ze kunnen hun eigen keuzes maken, hebben persoonlijke autonomie en de capaciteit om doelgericht te handelen. De verdedigers van dierenrechten beweren dat een deel van de niet-menselijke dieren zodanig psychologisch complex zijn dat autonomie, voorkeur, voordeel, lijden en intenties bij hun van toepassing zijn. In Regan’s terminologie zijn zij subjects of a life. In dat geval moeten rechten niet alleen beperkt worden tot mensen. Anders zou dat discriminatie zijn. Een belangrijk argument hiervoor is dat sommige mensen – kleine kinderen, ernstig verslaafden of mensen die kampen met zware psychologische aandoeningen of handicaps – niet voldoen aan de eisen voor het bezitten van basisrechten. Ten derde is het toegeven van de relatie tussen waarden en het menselijk toebedelen van waarden. In het kort is het mogelijk om andere wezens waarden toe te bedelen in het kader van hun bruikbaarheid voor ons. Dit is de zienswijze die Benton aanhoudt.

De grenzen voor rechten

De discussie over of dieren een morele status hebben is gefocust op de vraag of zij al dan niet voldoen aan de criteria voor rechtsdragers. De verdedigers van dierenrechten nemen aan dat de bescherming van de belangen van niet-menselijk wezens alleen kan als zij als rechtsdragers worden erkend. Er bestaat een lange traditie van kritiek op de moraliteit van rechten. Dit wordt geassocieerd met de socialistische traditie met de locus classicus van Marx (1843) in On the Jewish Question.

Benton stelt een aantal vragen met betrekking tot de bescherming van niet-menselijke wezens. Allereerst: kan de moraliteit van rechten en de juridische bekrachtiging daarvan werken voor zowel mensen als dieren? Ten tweede: hoe ver kunnen de rechten voor wezens reiken? Ten derde: gezien het falen van morele en juridische rechten voor het beschermen van kwetsbare mensen, welke gronden zijn er dan om te denken dat het gaat werken voor dieren?

Rechten en de grenzen voor wezens

Een bezwaar voor het overdragen van rechten naar niet-menselijke wezens is dat zij niet uitgerust zijn om dingen te ervaren zoals mensen dat doen. Denk hierbij aan de vrijheid van religie. Echter, sommige wezens zijn dusdanig psychologisch complex en kunnen verschillende emoties en tekortkomingen ervaren. Het andere argument is dat als de dierenrechten betekenis geven aan de lichamelijke behoeften voor gezondheid, voedsel, fysieke vrijheid, integriteit voor lijf en leden dan dienen deze als geheugensteun voor het centraal stellen van de menselijke behoeften en kwetsbaarheid die relatief verwaarloosd wordt in de liberale traditie van denken over rechten.

De reikwijdte van rechten

Het is de vraag waar de grens wordt getrokken. De rechten voor niet-menselijke wezens zijn sterk afhankelijk van hoe de mens zich opstelt tegenover de natuur. Stone (1974) ziet niet in waarom bijvoorbeeld bomen geen rechten hebben onafhankelijk van de groep mensen die wordt benadeeld door de vernietiging. Een dergelijke verbreding van de criteria voor de rechtsbezitters betekent een verzwakking van de criteria waar mensen aan moeten voldoen om gezien te worden als subjects of life.

De kritiek op de liberale rechten

De radicale kritiek op de liberale rechten kent vier thema’s. Het eerste thema legt nadruk op de manier hoe ernstige ongelijkheid in macht en rijkdom de invloed van de armen en machtelozen op de samenleving ondermijnt. Rechten zijn dan slechts een formaliteit die bestaande ongelijkheid in stand houden. Het tweede thema benoemt de liberale beeldvorming van het individuele subject of burger als bezitter van rechten. Het derde thema betwist het individualisme van liberale opvattingen, maar nu met betrekking tot het bereik van schade waartegen individuen beschermd dienen te worden. Het vierde thema is de radicale kritiek waarbij men zich afvraagt waarom we überhaupt rechten nodig hebben. Rechten zouden volgens deze zienswijze alleen nodig zijn als er echt iets verkeerds is gegaan binnen de samenleving. Denk hierbij aan competitieve, egoïstische individuen

Rechten, formeel en inhoudelijk

Het eerste thema focust op de implicaties van de formele erkenning van rechten binnen de context van ernstige sociale en economische ongelijkheid. De liberale stroming benadrukt recht zoals de vrijheid van meningsuiting, bezit, gelijkheid. Maar sommige individuen zullen hier niet van kunnen profiteren. Rechten zouden niet formeel of negatief gedefinieerd moeten worden, maar juist positief als in termen van middelen die nodig zijn om een beroep te kunnen doen op de rechten.

Het individualisme van rechten

Het tweede thema focust op het individualisme van liberale rechten. Hierbij gaat het niet om de morele prioriteit die de liberale zienswijze toewijst aan individuen, maar om de liberale traditie die een relatief smalle en inadequate visie heeft op de menselijke natuur en de voorwaarden waaronder men kan groeien. Het is belangrijk om de verbinding te zien met het milieu en de sociale-, psychologische-, culturele- en politieke dimensie van menselijk welzijn.

Rechten en ontoerekenbare schade

Het vierde thema is ook gelinkt aan de individualistische kijk op liberale rechten. Hierbij gaat het probleem echter om de liberale traditie om te denken vanuit de bron van schade waar individuele rechtsdragers kwetsbaar voor zijn. Deze bronnen zijn andere individuele burgers en de soevereine macht, ook wel ontleend aan het model van de super-individu. Er zijn ten minste drie indringende soorten van gevaren voor het individu. Allereerst zijn en gevolgen van handelingen van commissie of ommissie van grote private organisatie, zoals verkeersongelukken, chemische explosies en het lekken van olietankers. In deze gevallen is het moeilijk vast te stellen wie crimineel verantwoordelijk is. Het tweede gevaar is ingebed in het dagelijks leven, vooral in de routine activiteiten. Voetgangers, fietsers en motorrijders lopen groot gevaar op verkeersongelukken. Daarnaast is er de consumptie van giftige stoffen en de blootstelling aan ziekteverwekkers als gevolg van vervuild water en verandering van voedselproductie. Het derde gevaar betreft natuurrampen. In veel gevallen zijn er technische of organisatiorische strategieen om de impact van deze gevaren te verkleinen. De gevaren hebben met name impact op de relatief armen en machtelozen. Dergelijk lijden wordt gelinkt aan het falen van overheidsinstanties voor het prioriteren van preventieve interventies. Wat lijkt op natuurrampen is het gevolg van complexe interactie tussen menselijk sociaal en economisch handelen en causale mechanismen in de natuur. Beck (1992) noemt dit ook wel organized non-liability. Ofwel, er is moeilijk vast te stellen wie er verantwoordelijk is voor het handelen van de natuur.

Waarom hebben we rechten nodig?

Het vierde thema gaat over de vraag waarom men uberhaupt rechten nodig heeft. Welke voorwaarden van leven zorgen ervoor dat individuen beschermd moeten worden? Lukes (1985) onderscheidt hierbij vier voorwaarden: schaarste (in relatie tot behoeften), tekort aan volledige wederzijdse welwillendheid onder mensen, pluraliteit van waarden en tekort aan volledige kennis. Schaarste heeft te maken met de ongelijke verdeling naar behoefte. In de huidige wereld krijgen de rijken meer dan ze nodig hebben en omdat er een grote en systematische verspilling door de disorganisatie van landbouw en industrie. Dit wordt ook in de hand gewerkt door het consumentisme dat de traditionele en normatieve waarden ondermijnt. Wederzijdse welwillendheid zou te optimistisch zijn, omdat dit negatief beïnvloed wordt door gebrekkige organisaties en sociale overheersing. Dit is het gevolg van een historisch specifiek type van civilisatie gekenmerkt door capitalisme en de kernfamilie. Binnen een huishouden ontwikkeld men vaak gedeelde normen in de verdeling van werk en samenwerking voor het voltooide van afgesproken taken. Daarnaast kunnen verschillende institutionele omstandigheden de sociale interactie beinvloeden.

Rechten en de pacificatie van onze relatie met de natuur

Het alternatief voor een samenleving die verscheurd wordt door antagonsime waarbij instanties door middel van rechten en rechtvaardigheid orde proberen te houden maar falen, is het bouwen van een samenleving door middel van cooperatieve en democratische organisatievormen waarin normen voor zorgen wordt bemoedigd door verschillende vormen van sociale interactie. Deze gedachte kan verbreed worden naar de knelpunten voor de rechtenbenadering in onze relatie met niet-menselijke wezens. Deze veranderingen zijn onlosmakelijk verbonden met de veranderingen in de institutionele context en machtsstructuren. Grootschalig en georganiseerd misbruik van niet-menselijke wezens gebeurt in landbouw en onderzoekslaboratoria. In beide gevallen is er sprake van menselijke compassie voor het lijden van dieren, maar dit wordt systematisch overtreden door culturele prioriteiten, machtsstructuren en institutionele belangen van landbouw en industrie.

Benton heeft twee suggesties op de vraag: als er geen rechten worden toebedeeld aan niet-menselijke wezens, wat is dan het alternatief? Allereerst stelt hij voor om te werken aan een strategie die sociale verandering op de lange termijn bevorderderen. Daarnaast begint hij over de utopie van de menselijke omstandigheden, maar deze wordt niet nader omschreven.

Meer dan veertig jaar geleden stelde Marcuse (1956) een vraag over de menselijke emancipatie op basis van zijn pessimisme over Freud’s (1930) latere werk. Als we er vanuit gaan dat de menselijke psyche een groot component instinct of primaire agressie kent. Dit slaat weer terug op Lukes’s derde en vierde thema, namelijk dat zelfs al zijn mensen goed op elkaar ingespeeld dan kan men elkaar alsnog schaden door de handelen naar aannames die we niet met elkaar delen of omdat we ons niet bewust zijn van de gevolgen van ons gedrag op anderen. Ook sluit het aan op Marx (1844) die stelt dat wij actieve natuurlijke wezens zijn die niet kunnen leven zonder in te grijpen en aan te passen op de wereld om ons heen. Er is geen vooropgestelde harmonie tussen onze eigen behoeften en dat van de wereld. Elke vorm van menselijk sociaal leven wordt gekenmerkt door schaarsheid in de zin dat wat we ervan wegnemen, hoe we het wegnemen en wat we daar voor teruggeven om het te reguleren.

Conclusie

Allereerst is er de hoop dat de huidige institutionele vormen en gevoelens de frequentie van inbreuk op de individuele rechten terug zou dringen. Ten tweede zou de huidige sociaal-economische ongelijkheid die de uitbreiding en praktische realisatie van rechten in onze samenleving verbeteren, zo niet verdwijnen. Maar deze ongelijkheid is ook verantwoordelijk voor veel misbruik van de niet-menselijke natuur. Over het algemeen zou het elimineren van van zowel de ongelijke verdeling van economische macht en de wijdverspreide armoede de meest effectieve strategie zijn om het milieu te beschermen. Ten slotte zal in een veranderende economie en samenleving de normatieve context waarin de overgebleven bekrachtiging van rechten en natuurbescherming plaatsvindt, gunstiger moeten zijn. 

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Verdieping Criminologie

Wat is groene criminologie?

Wat is groene criminologie?

Samenvatting artikel van Ugwudike, P. (2015) Green Criminology. In An Introduction to Critical Criminology

Introductie

Groene criminologie focust zich op de impact van de schade en de misdaden die zijn begaan tegen het milieu en zijn diersoorten. Het is een gebied binnen de kritische criminologische traditie vooral omdat het haar onderzoek wat betreft criminaliteit en de reacties daarop lokaliseert en het binnen de bredere context van sociale, economische en politieke regelingen in de samenleving plaatst.

Herkomst

Groene criminologie kent haar oorsprong uit de werken van schrijvers die schreven over de impact van criminaliteit en andere soorten schade op of door het milieu. Er zijn veel definities gegeven aan groene criminologie, waardoor het nu geen duidelijke definitie heeft. Gezien het brede scala aan onderwerpen waar het op gericht is, kan het het beste omschreven worden als een interdisciplinaire en multidisciplinaire verzameling. De gebieden variëren namelijk van psychologie tot milieuwetenschappen.

De definities die gegeven werden aan groene criminologie stonden in verband met hoe de auteur vond dat mensen zouden moeten communiceren met de natuur. Degenen die een mensgerichte wijze van interactie hanteerden, zouden de definities welke zich richten op de schade die wordt toegebracht aan de mens voorop stellen. Daartegenover staat de visie die gefocust is op de natuur. Hierbij prevaleert de definitie welke de nadruk legt op de schade die wordt toegebracht aan de natuur.

Groene criminologie betreft dus niet alleen schade tegen de mens, maar ook tegen niet-menselijke organismen. Men kijkt onder andere naar misdaden die bedrijven hebben begaan tegen het milieu. Dit is een gebied dat andere stromingen in de criminologie vaak over het hoofd zien. Ook wordt gekeken naar de negatieve gevolgen die milieubedreigende activiteiten hebben op bijvoorbeeld de gezondheid en veiligheid in de wereld.

Schade aan het milieu

Het grootste deel van de analyses die gedaan worden op dit gebied bestaan uit het gebruik van case studies om de aard, de frequentie en de impact van wangedrag tegen het milieu te illustreren. De nadruk ligt op schadelijk handelen van grote bedrijven zoals multinationals, die in derdewereldlanden opereren. De groene criminologen betogen dat deze bedrijven zich niet aan de reglementen houden.

De antropocentrische aanpak

Binnen het ecologische rechtvaardigheidsperspectief ligt de focus op de impact die milieuschade heeft op mensen. In het bijzonder gaat het hier om kwetsbare personen binnen een specifieke regio. Groene criminologen bestuderen de dynamiek van de productie en consumptie die het welzijn van deze populaties beïnvloeden en hun toegang tot natuurlijke hulpbronnen belemmeren. Hierbij bestuderen ze ook de negatieve gevolgen van andere milieubeschadigende industriële activiteiten, zoals het inefficiënt beheren van afval. Ze belichten het feit dat in Westerse samenlevingen de extreme groei van de consumptie gepaard gaat met een groeiende afvalproductie. De armste mensen in de samenleving zouden hierdoor het meest geraakt zijn.

Ecologische rechtvaardigheid

Tevens bestuderen groene criminologen ecologische rechtvaardigheid. Dit houdt in: de impact van menselijke activiteiten op de planeet en hun niet-menselijke bewoners. Dit legt de nadruk niet op mensen. Ze maken zich meer zorgen om de natuurlijke hulpbronnen. Sommige criminologen

.....read more
Access: 
Public
Recht en gerechtigheid op een gedeelde planeet (groene criminologie)

Recht en gerechtigheid op een gedeelde planeet (groene criminologie)

Samenvatting artikel van Benton, T. (1998). Rights and justice on a shared planet: More rights or new relations?


Inleiding

De Romantische beweging in de 19e eeuw had een afkeer tegen het reductionistische beeld van de moderne wetenschap van de natuurlijke orde en van de destructieve gevolgen. In de 19e eeuw begon een hervorming van wetgeving gericht op de verbetering van het milieu in stedelijke industriële gebieden. Dit was het gevolg van de angst voor besmettelijke ziektes en sociale onrust. Engels (1845) benoemt in The condition of the working class directe verbanden tussen de verslechtering van het milieu en armoede, machtsverdeling en sociale orde.

De periode vanaf 1960 wordt gekenmerkt door een toename van zorgen over het milieu. In de VS hebben auteurs als Rachel Carson, Barry Commoner en Murray Bookchin succesvol aandacht gevraagd voor het gevaar dat chemische vervuiling van het milieu vormt voor de natuur en de gezondheid. Deze veranderingen waren echter ook internationaal van toepassing. De intensivering van de landbouw en de toename van het gebruik van pesticiden, mest, voedselverwerking en –distributie zijn immers internationale processen. Dit heeft gezorgd voor zowel ecologische en sociaaleconomische verandering op het platteland als voor verandering in eetgewoontes en verdelingen binnenshuis. De veranderingen op het platteland komen overeen met de groei van forensensteden en ook met de toename van het gebruik van het platteland door stedelingen in hun vrije tijd. De idylle van het platteland is echter niet realistisch als men te maken krijgt met geïndustrialiseerde landbouw. Dit heeft gezorgd voor een toename van lokale organisaties die zich richten op problemen op het platteland, het beschermen van de natuur en leefomgeving of op problemen omtrent publieke toegang.

Vanaf het begin van de jaren ’70 was er een toenemende consensus onder politieke en wetenschappelijke leiders dat wereldontwikkelingen en zelfs het menselijk leven werd bedreigd door het gebruik van grondstoffen, groeiende bevolking en vervuiling. Er was echter geen consensus over de actie die daarvoor ondernomen moest worden. Vragen rondom macht, rijkdom en armoede werden opnieuw gelinkt aan de milieu-agenda, maar nu op internationaal niveau. Waar nationale overheden moeite hadden met het beschermen van hun belangen binnen internationale onderhandeling, verbreidden onafhankelijke organisaties hun visie: milieugevaren zouden niet alleen veroorzaakt worden door veranderingen in landbouw en voedselproductie, maar ook door andere industriële sectoren zoals energie, transport, wapenproductie, afvalverwerking et cetera. Deze sectoren werden onder de aandacht gebracht in de media en bereikten zo een groter publiek. De media schetsten niet alleen beelden van menselijk (over)lijden, maar ook van onschuldige niet-menselijke slachtoffers. Het publieke bewustzijn en de gevoeligheid voor het leed van niet-menselijke slachtoffers nam toe. De emotionele toon van sommige

.....read more
Access: 
Public
Culturele Criminologie: een inleiding

Culturele Criminologie: een inleiding

Naar artikel van Ugwudike, P. (2015) Cultural Criminology. In An Introduction to Critical Criminology

Culturele criminologie is een nieuwe ontwikkeling binnen de criminologie. Het kijkt naar de cultuur of de ideeën, waarden, overtuigingen en andere collectief gedeelde kenmerken welke misdaad en criminaliteit bezitten. De culturalistische aanpak benadrukt de waarden, symbolen en andere factoren die op de voorgrond treden zoals emoties en afwijkend gedrag welke veelbetekenend zijn voor de daders. Dit in tegenstelling tot de structurele aanpak, die de achterliggende factoren als oorzaak voor criminaliteit ziet.

Intellectueel erfgoed van de culturele criminologie

Sommige culturele criminologen omschrijven criminaliteit als een sociale constructie. Andere culturele criminologen zijn beïnvloed door de postmoderne theorie (Ferrell), die universele verklaringen voor sociale fenomenen, zoals criminaliteit, verwerpt. Misdrijven worden gezien als een sociale constructie, welke gebruikt worden door de 'machtigen' in de samenleving om de activiteiten van anderen te controleren.

De invloed van de perspectieven op strafrechtelijke en afwijkende subculturen

Sommige culturele criminologen bestuderen criminaliteit en misdaadbestrijding door de activiteiten van leden van de subculturen te onderzoeken. Volgens Ferrell hebben culturele criminologen stijlen onderzocht van zowel de interne kenmerken van afwijkende en criminele subculturen als de externe constructies van hen. Hierbij zijn de criminologen vooral beïnvloed door het werk van Britse onderzoekers die jeugdculturen onderzochten.

Cultuur tegenover structuur

Uit de literatuur blijkt dat er twee benaderingen mogelijk zijn voor culturele criminologen: de culturele en de structurele aanpak. De culturele aanpak focust zich vooral op cultuur als het belangrijkste verklarende thema, terwijl de structurele aanpak zich focust op sociale structuren als fundament.

De culturele benadering herleidt misdaad naar de cultuur van de mensen die deel gaan nemen aan criminaliteit en afwijkend gedrag. De vraag is hier, wat bedoelt de criminoloog met 'cultuur'? Volgens Ferrell en collega's behoren zaken van collectieve betekenis of identiteit tot 'cultuur'. Het zou dus duiden op een gedeelde identiteit en een gedeeld begrip in een bepaalde groep.

De structurele criminologen beweren dat structurele ongelijkheden gedragsvormen (met inbegrip van criminaliteit) produceren, die zich manifesteren als de cultuur van het dagelijkse leven.

De culturele criminologen passen niet per se in een van de twee categorieën. Cultuur is niet alleen een product van structurele factoren, maar deze structuren vormen wel de heersende cultuur en subculturen. Dit laat zien dat de structurele factoren wel degelijk een rol spelen in het veroorzaken van criminaliteit, het is alleen niet de enige factor.

Voorgrond tegenover achtergrond

Enkele culturele criminologen benadrukken de factoren die op de voorgrond zijn welke, naar hun mening, afwijkende activiteiten verklaren. Deze factoren omvatten vooral emoties. Criminaliteit wordt gezien als evenveel een product van factoren die op de voorgrond liggen, als van structurele factoren die op de achtergrond aanwezig zijn. De criminologische perspectieven die de nadruk leggen op structureel oorzakelijke factoren worden ervan beschuldigd dat ze de complexe aard van criminaliteit niet begrijpen.

Volgens Presdee is de zoektocht naar opwinding direct gekoppeld aan het verbreken van grenzen. Hij stelde dat het geloof dat men het gevestigde gezag uitdaagt ook bijdraagt aan de opwinding die sommigen zoeken als zij

.....read more
Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Alles stroomt…? Over ‘cultuur’ in de culturele criminologie van Oude

Artikelsamenvatting bij Alles stroomt…? Over ‘cultuur’ in de culturele criminologie van Oude

 

Inleiding

Culturele criminologie en culturele antropologie hebben belangrijke raakvlakken. Ze hebben een gelijkenis in naamgeving, die een centrale plaats impliceert voor 'het culturele' als verklarende factor in (collectieve) menselijke gedragingen. Een ander raakvlak is het gebruik van etnografisch onderzoek als methodiek. De founding fathers van dit nieuwe perspectief binnen de criminologie zijn Jeff Ferrell, Keith Hayward en Jock Young. Deze auteurs leggen de nadruk op het bestuderen van de betekenis van criminaliteit. Zij bekijken hoe criminaliteit wordt gerepresenteerd en welke rol machtsverhoudingen spelen in de definiëring van crimineel gedrag binnen een samenleving. Zij beschouwen criminaliteit als een (subjectieve) menselijke manier om betekenis te geven aan het bestaan, waarbij aandacht is voor de emoties die het plegen van strafbaar gedrag kan oproepen. Volgens critici is niet altijd duidelijk hoe cultuur 'meespreekt' in dit gedrag en de maatschappelijke en strafrechtelijke reactie daarop en hoe het cultuurbegrip door cultureel criminologen wordt gebruikt.

Volgens Martin O'Brien komt dit doordat cultureel criminologen onvoldoende bekend waren met de klassieke antropologische debatten rondom het cultuurbegrip. Hij gaat met name in op het interpretatieve versus historisch-materialistische cultuurbegrip en impliciet op het sociaalwetenschappelijke structure-agency debate en de essentialistische versus constructivistische cultuuropvatting. Criminologen zouden tegenstrijdige cultuuropvattingen door elkaar heen gebruiken, hetgeen verwarring oproept en tot onlogische analyses leidt. Bij het beschrijven van de reactie op subculturen zien cultureel criminologen 'cultuur' als eendimensionaal, waarbij leden van de mainstream cultuur bestaande regels en normen klakkeloos volgen. Hier wordt 'cultuur' beschouwd als een onvermijdelijke externe 'natuurwet'. Cultuur wordt zowel opgevat als multidimensionaal, in beweging, creatief, geconstrueerd door actoren (agency) als eendimensionaal, star, conservatief, een gegeven feit. Volgens O'Brien wordt het cultuurbegrip door cultureel criminologen gebruikt zoals het hun uitkomt. Cultuur kan alles betekenen en verliest daarmee haar analytische waarde. Hiermee strookt de kritiek dat cultureel criminologen zich eenzijdig bezighouden met 'exotische' subculturen en deze verbijzonderen. Het verband tussen zulke specifieke gedragingen en bredere, culturele en sociale ontwikkelingen wordt onvoldoende gelegd.

Cultuur als betekenisgeving binnen een wijzigende context

Het cultuurbegrip heeft zich binnen de culturele antropologie ontwikkeld van een essentialistische kijk op cultuur (cultuur heeft een eigen essentie en is iets wat men kan hebben/bezitten) naar een constructivistische visie (mensen maken cultuur).

Een romantische visie op cultuur

Antropologen van eind negentiende eeuw waren 'leunstoel-antropologen'. Zij bestudeerden 'exotische volken' op basis van observaties in reisverslagen van ontdekkingsreizigers en missionarissen. In de studies lag de nadruk op het verschil tussen de cultuur van stammen in de koloniale gebieden en de eigen cultuur.

Het heersende paradigma was culturele evolutie, waarbij de westerse cultuur op de hoogste trede van een ladder van ontwikkeling behoorde. Dit paradigma vroeg om een visie op 'culturen' als evident begrensde eenheden die van elkaar verschilden. Een visie die meer gericht was op overeenkomsten, contact en uitwisseling zou het idee van westerse superioriteit in gevaar brengen.

Toen de zich nog vormende leunstoel-antropologie zich verder ontwikkelde in de ‘klassieke periode’ binnen de antropologie (1900-1945), veranderde de visie op cultuur maar zij bleef overwegend essentialistisch. Antropologen als Bronislaw Malinowski en Magareth Mead kwamen uit

.....read more
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2007