Zicht op effectiviteit. Bronnenboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg. Deel 1 van Veerman et al. - 2006 - Chapter 2


Hoe ziet de weg naar veelbelovendheid eruit?

Er zijn dus verschillende niveaus waarop de ontwikkeling van een effectieve interventie zich kan bevinden. Een interventie wordt ‘Potentieel’ genoemd als er een goede beschrijving is van de belangrijkste kenmerken, ‘Veelbelovend’ als de interventie theoretisch goed onderbouwd is en ‘Doeltreffend’ of ‘Werkzaam’ als er effectonderzoek is gedaan met positieve uitkomsten. Er wordt nu ingegaan op de eerste twee niveaus, dus ‘Potentieel’ en ‘Veelbelovend’.

Wat zijn de basiselementen van een interventie met potentie?

Om een interventie potentieel effectief te laten zijn is het van belang om een goede beschrijving te maken van de interventie. Het moet helder zijn waarvoor de interventie dient, op wie die is gericht en waaruit die bestaat. Een potentieel effectieve interventie moet in ieder geval de volgende elementen bevatten:

  • De naam van de interventie. Het komt vaak voor dat interventies soortgelijke namen hebben, wat kan leiden tot misverstanden. Het is daarom belangrijk om dit soort bronnen van verwarring of misverstanden te vermelden.
  • De doel van de interventie. De omschrijving van de interventie dient altijd in expliciete doelen aan te geven wat de beoogde uitkomsten zijn. Deze doelen moeten geformuleerd worden in eindtermen. De doelen dienen zo SMART mogelijk geformuleerd te zijn, dus ze moeten Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch en Tijdgebonden zijn.
  • De doelgroep van de interventie. Er moet een definitie van de doelgroep zijn. Deze definitie moet aangeven voor wie de interventie vooral geschikt is en voor wie niet. Er moeten dus demografische kenmerken worden genoemd. Het is gebruikelijk om de doelgroep weer te geven in indicaties (welke typische kenmerken heeft de doelgroep) en contra-indicaties (welke kenmerken sluiten de cliënten uit van de doelgroep).
  • Een omschrijving van de aanpak. Er zijn twee thema’s die belangrijk zijn, namelijk de methodiek en de uitvoeringseisen. De methodiek verwijst naar de beschrijving van de activiteiten, de fasering, het aantal contacten, de gebruikelijke duur van de interventie, de frequentie en intensiteit van de contacten, de beschikbaarheid en de locatie waar de activiteiten plaatsvinden. De uitvoeringseisen beschrijven de specifieke eisen ten aanzien van de opleiding en de supervisie van uitvoerend werkers. Ook hier kunnen specificaties worden opgenomen over bijzonderheden die gelden ten aanzien van het selectieproces van de cliënten, de kwaliteitsbewaking tijdens de interventie en de evaluatieprocedure die de hulpverlener moet volgen.
  • Randvoorwaarden voor de toepassing. Hier zijn alle andere vereisten voor de uitvoering te vermelden die met de context van de interventie te maken hebben en die niet onder de methodische aanpak zijn vermeld. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om organisatorische randvoorwaarden. Zo is voor sommige interventies een indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg vereist en voor andere niet.
  • Uitvoerende organisaties. Hier gaat het om wie de interventie uitvoert en waar het aanbod te vinden is. Op basis hiervan kan worden bepaald of een interventie breed ingezet wordt, of dat het wel goed uitgevoerd is, maar verder niet veel ingezet wordt.
  • Overeenkomsten met andere interventies. Veel interventies hebben soortgelijke kenmerken. Het is daarom belangrijk om dit soort dwarsverbindingen te vermelden, omdat dit ook een verband legt met de gemeenschappelijke kennis die er is over de toepassing, effectiviteit en beperkingen van interventies.
  • Bronvermelding. Bij elke beschrijving hoort een goede bronvermelding. Dit zorgt er voor dat buitenstaanders de mogelijkheid hebben om de literatuur zelf raad te plegen.

Hoe kan men de stap van potentieel naar veelbelovend maken?

Een goede uitleg van het waarom van een interventie kan het aannemelijk maken dat de interventie effectief zou kunnen zijn. Bij deze uitleg zijn er twee dingen die van belang zijn: een goede theorie en ondersteunend onderzoek.

Een goede theorie moet aannemelijk maken dat de interventie effectief is, door de belangrijkste kenmerken van het risico of het probleem waarop de interventie is gericht, de met het probleem samenhangende mechanismen en factoren en de daarop gerichte activiteiten van de interventie te onderbouwen. Het moet aannemelijk zijn dat de beschreven activiteiten van de interventie tot gevolg zouden hebben dat het doel van de interventie wordt bereikt. In andere woorden, een goede theorie moet het causale verband tussen de interventie en de gewenste uitkomsten beschrijven. Om een theorie aannemelijk te maken moet men ook gebruik maken van goed uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek. Dit is niet alleen van belang op de hoogste twee niveaus van effectiviteit, ook bij potentieel effectieve interventies moet men gebruik maken van resultaten uit onderzoeken. Er zijn twee soorten onderzoek:

  1. Onderzoek dat directe aanwijzingen voor effectiviteit levert. Dit refereert naar resultaten uit onderzoeken die betrekking hebben op de interventie die wordt beschreven. Deze resultaten zijn een vereiste om een interventie doeltreffend of werkzaam te noemen.
  2. Onderzoek dat indirecte aanwijzingen levert. Naarmate er positieve resultaten zijn bij andere interventies die ongeveer dezelfde kenmerken hebben, wordt de effectiviteit van een interventie nog meer aannemelijk. Hierbij gaat het dus om resultaten uit studies die bijvoorbeeld betrekking hebben op de buitenlandse versies van de interventie, of om onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse interventies die tot hetzelfde type of dezelfde familie behoren. Deze resultaten kunnen van nut zijn om de geloofwaardigheid van een onderbouwing op het niveau van veelbelovend te versterken.

Wat zijn ontstaans- en behandelingstheorieën?

Een goede theorie geeft inzicht in twee zaken.

  1. De mechanismen en factoren die in het spel zijn. Het moet helder zijn waar de interventie bij een cliënt op gericht is en waarom dat zo is. Dit is de ontstaanstheorie die ten grondslag ligt aan een interventie. Het gaat hier dus om de vraag welke risico- en protectieve mechanismen en factoren bij het ontstaan, de instandhouding, de versterking, of juist de afzwakking van een probleem een rol spelen. De theorie maakt duidelijk welke van deze factoren behandeld kunnen worden met de interventie. Er zijn twee soorten mechanismen en factoren te onderscheiden:
  2. Beïnvloedbare mechanismen en factoren. Hierbij gaat het om risico-, oorzakelijke, instandhoudende of versterkende processen en factoren die in de interventie gebruikt kunnen worden om het probleem aan te pakken, omdat ze veranderbaar of manipuleerbaar zijn. Dit worden dynamische factoren of mediatoren genoemd. Een voorbeeld hiervan is iemands scholing.

Niet-beïnvloedbare mechanismen en factoren

Dit gaat over risico-, oorzakelijke, instandhoudende of versterkende processen en factoren die niet via de interventie beïnvloedbaar zijn, maar die er wel voor zorgen dat de interventie bij de aanwezigheid van deze factoren normaliter succesvoller of juist minder succesvoller verloopt. Dit worden moderatoren genoemd. Een voorbeeld hiervan is iemands culturele achtergrond.

De werkzame ingrediënten van de interventie

Het is ook belangrijk om duidelijk te maken hoe men denkt de beïnvloeding te plegen, welke interventievorm of vormen daarvoor geschikt is. Dit wordt de behandelingstheorie genoemd. Deze theorie geeft aan wat de werkzame ingrediënten van een interventie zijn, hoe deze ingrediënten de mechanismen en factoren die het probleem veroorzaken en hoe het doel van de interventie op deze manier bereikt wordt. Er zijn twee soorten werkzame ingrediënten:

  1. Algemeen (non-specifiek) werkzame ingrediënten. Dit zijn onderdelen van een interventie die, ongeacht de soort behandeling en doelgroep, bijdragen aan het resultaat. Een voorbeeld hiervan is een goede relatie tussen de cliënt en de behandelaar.
  2. Specifiek werkzame ingrediënten. Dit zijn werkzame elementen die specifiek gelden voor bepaalde typen interventies. Zo zijn bij jeugdigen met ernstige gedragsproblemen zijn individuele interventies effectiever in het terugdringen van deze gedragsproblemen vergeleken met groepsinterventies. Daarnaast hechten allochtone cliënten meer waarde aan de rol va het geloof bij het oplossen van problemen en kan daarom de inschakeling van een geestelijke bij de hulpverlening soms goed werken.

Idealiter zijn de algemeen werkzame ingrediënten in alle interventies aanwezig. Daarbovenop moet helder zijn welke specifiek werkzame ingrediënten de interventie bevat.

Bulletpoints

Hoe kan men de stap van potentieel naar veelbelovend maken?

  • Een goede uitleg van het waarom van een interventie kan het aannemelijk maken dat de interventie effectief zou kunnen zijn. Bij deze uitleg zijn er twee dingen die van belang zijn: een goede theorie en ondersteunend onderzoek.
  • Een goede theorie moet aannemelijk maken dat de interventie effectief is, door de belangrijkste kenmerken van het risico of het probleem waarop de interventie is gericht, de met het probleem samenhangende mechanismen en factoren en de daarop gerichte activiteiten van de interventie te onderbouwen. Het moet aannemelijk zijn dat de beschreven activiteiten van de interventie tot gevolg zouden hebben dat het doel van de interventie wordt bereikt. In andere woorden, een goede theorie moet het causale verband tussen de interventie en de gewenste uitkomsten beschrijven. Om een theorie aannemelijk te maken moet men ook gebruik maken van goed uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek. Dit is niet alleen van belang op de hoogste twee niveaus van effectiviteit, ook bij potentieel effectieve interventies moet men gebruik maken van resultaten uit onderzoeken. Er zijn twee soorten onderzoek:
    1. Onderzoek dat directe aanwijzingen voor effectiviteit levert. Dit refereert naar resultaten uit onderzoeken die betrekking hebben op de interventie die wordt beschreven. Deze resultaten zijn een vereiste om een interventie doeltreffend of werkzaam te noemen.
    2. Onderzoek dat indirecte aanwijzingen levert. Naarmate er positieve resultaten zijn bij andere interventies die ongeveer dezelfde kenmerken hebben, wordt de effectiviteit van een interventie nog meer aannemelijk. Hierbij gaat het dus om resultaten uit studies die bijvoorbeeld betrekking hebben op de buitenlandse versies van de interventie, of om onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse interventies die tot hetzelfde type of dezelfde familie behoren. Deze resultaten kunnen van nut zijn om de geloofwaardigheid van een onderbouwing op het niveau van veelbelovend te versterken.

Wat zijn ontstaans- en behandelingstheorieën?

  • Een goede theorie geeft inzicht in twee zaken.
    1. De mechanismen en factoren die in het spel zijn. Het moet helder zijn waar de interventie bij een cliënt op gericht is en waarom dat zo is. Dit is de ontstaanstheorie die ten grondslag ligt aan een interventie. Het gaat hier dus om de vraag welke risico- en protectieve mechanismen en factoren bij het ontstaan, de instandhouding, de versterking, of juist de afzwakking van een probleem een rol spelen. De theorie maakt duidelijk welke van deze factoren behandeld kunnen worden met de interventie. Er zijn twee soorten mechanismen en factoren te onderscheiden:
    2. Beïnvloedbare mechanismen en factoren. Hierbij gaat het om risico-, oorzakelijke, instandhoudende of versterkende processen en factoren die in de interventie gebruikt kunnen worden om het probleem aan te pakken, omdat ze veranderbaar of manipuleerbaar zijn. Dit worden dynamische factoren of mediatoren genoemd. Een voorbeeld hiervan is iemands scholing.

De werkzame ingrediënten van de interventie

  • Het is ook belangrijk om duidelijk te maken hoe men denkt de beïnvloeding te plegen, welke interventievorm of vormen daarvoor geschikt is. Dit wordt de behandelingstheorie genoemd. Deze theorie geeft aan wat de werkzame ingrediënten van een interventie zijn, hoe deze ingrediënten de mechanismen en factoren die het probleem veroorzaken en hoe het doel van de interventie op deze manier bereikt wordt. Er zijn twee soorten werkzame ingrediënten:
    1. Algemeen (non-specifiek) werkzame ingrediënten. Dit zijn onderdelen van een interventie die, ongeacht de soort behandeling en doelgroep, bijdragen aan het resultaat. Een voorbeeld hiervan is een goede relatie tussen de cliënt en de behandelaar.
    2. Specifiek werkzame ingrediënten. Dit zijn werkzame elementen die specifiek gelden voor bepaalde typen interventies. Zo zijn bij jeugdigen met ernstige gedragsproblemen zijn individuele interventies effectiever in het terugdringen van deze gedragsproblemen vergeleken met groepsinterventies. Daarnaast hechten allochtone cliënten meer waarde aan de rol va het geloof bij het oplossen van problemen en kan daarom de inschakeling van een geestelijke bij de hulpverlening soms goed werken.
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Click & Go to more related summaries or chapters:

Samenvattingen van de voorgeschreven literatuur bij Behandeling en interventie gericht op psychosociale problemen, leerproblemen en ontwikkelingsproblemen (UU) 22/23

Samenvattingen van de voorgeschreven literatuur bij Behandeling en interventie gericht op psychosociale problemen, leerproblemen en ontwikkelingsproblemen (UU) 22/23

Supporting content: 
Access: 
Public

Studiegids met artikelsamenvattingen voor Behandeling en interventie gericht op psychosociale problemen, leerproblemen en ontwikkelingsproblemen aan de Universiteit Utrecht - 23/24

Artikelsamenvattingen bij Behandeling en interventie gericht op psychosociale problemen, leerproblemen en ontwikkelingsproblemen aan de Universiteit Utrecht

Inhoudsopgave

  • Hoofdstuk 16 uit Protocollaire behandelingen voor kinderen en adolescenten met psychische klachten van Bodden e.a.
  • Hoofdstuk 9 uit De diagnostische cyclus van De Bruyn e.a.
  • Hoofdstuk 10 uit De diagnostische cyclus van De Bruyn e.a.
  • Hoofdstuk 10 uit Handboek dyscalculie en rekenproblemen van Ruijssenaars e.a.
  • Hoofdstuk 1 uit Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten van Tak e.a.
  • Hoofdstuk 3 uit Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten van Tak e.a.
  • Hoofdstuk 4 uit Richtlijn ADHD voor jeugdhulp en jeugdbescherming
  • Hoofdstuk 5 uit Richtlijn ADHD voor jeugdhulp en jeugdbescherming
  • Artikel: Mapping evidence-based treatments for children and adolescents van Chorpita & Daleiden
  • Artikel: Getraumatiseerde ouders en de relatie met hun kinderen van de Kok
  • Artikel: Kleuter in een groot lichaam van Kindermans
  • Artikel: Ingrediënten van effectieve ouderbegeleiding bij gedragsproblemen van jonge kinderen van Leijten
  • Hoofdstuk 1 uit Protocol dyslexie diagnostiek en behandeling - versie 3.0 van Tijms et al.
  • Hoofdstuk 3 uit Protocol dyslexie diagnostiek en behandeling - versie 3.0 van Tijms et al.
  • Artikel: De psychosociale aspecten van een leerstoornis van Toll et al.
  • Rapport: Algemeen en specifiek werkzame factoren in de jeugdzorg Van Yperen e.a.
  • Deel 1 van Zicht op effectiviteit van Veerman e.a.
Supporting content: 
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
778 1