Begrippenlijst bij de 2e druk van Historical and Conceptual Issues in Psychology van Brysbaert & Rastle


Hoe is de psychologie ontstaan? - Chapter 1

  • Animism:

    Animisme

Term geïntroduceerd door Burnett Tylor. Men geloofde vroeger dat objecten en de natuur bezeten werden door geesten met menselijke karakteristieken die de oorzaak waren voor gebeurtenissen. Op deze manier kon men toch uitleggen hoe de wereld in elkaar stak.

  • Dark Ages:

    Middeleeuwen

Benaming voor een periode in de geschiedenis, bedacht in de tijd van de Renaissance. Met deze term refereerden zij naar een tijd waarin men niet onafhankelijk en wetenschappelijk dacht.

  • Fertile Crescent:

    Vruchtbare Sikkel of Vruchtbare Halvemaan

Dit is een regio in het Midden-Oosten die lijkt op een halvemaan waar archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat hier rond 3000 voor Christus al een hoogwaardige beschaving was.

  • Logograph:

    Logogram/ logografisch schrift

Een teken/symbool dat een gesproken woord representeert dat niet langer een fysieke gelijkenis vertoont tot de betekenis van het woord.

  • Matthew effect:

    matteüseffect

De term voor het eerst gebruikt door Robert K. Merton, die in 1968 beschreef hoe beroemde wetenschappers vaak geloofwaardiger overkomen dan relatief onbekende wetenschappers, zelfs wanneer de kwaliteit van hun werk lager of even hoog ligt. Dit betekent dat meer credits sneller aan wetenschappers die al bekend zijn worden gegeven.

  • Phonogram:

    Phonogram

Een symbool/teken dat een geluid of een letter(greep) representeert. Dit is de basis voor schrijfsystemen.

  • Philosophy:

    Filosofie

Kritische reflectie op het universum en het menselijk handelen, filosofie is ontstaan in het oude Griekenland.

  • Pictogram:

    Pictogram

Een symbool die informatie overbrengt. Het symbool bestaat uit een afbeelding die lijkt op het persoon, dier of object die het representeert.

  • Place coding system:

    Place coding system

Systeem waarbij de betekenis van een teken niet enkel afhangt van de vorm, maar ook van de positie in een tekenreeks. (bijv. Arabische nummers)

  • Preliterate civilization:

    Ongeletterde samenleving

Een beschaving die bestond voor het schrift werd uitgevonden.

  • Protestant Reformation:

    Reformatie

Een beweging die zich verzette tegen het Rooms-Katholicisme. Zeer belangrijke gebeurtenis voor de ontwikkeling van de wetenschap omdat het de nadruk legde op goede educatie, hard werken, kritisch denken en wereldlijk succes.

  • Renaissance:

    Renaissance

Culturele beweging 14e t/m de 17e eeuw die gebaseerd was op de herontdekking en imitatie van de klassieke Grieken en de Romeinse beschaving.

  • Scholastic method:

    Scholastiek 

Studeermethode waarbij studenten zonder er verder bij na te hoeven denken teksten uit hun hoofd leren om deze later letterlijk te kunnen herhalen zodat zij deze teksten als onveranderbare waarheden beschouwen.

  • Syllogism:

    Syllogisme

Dit is in de logica een argument/redenering wat bestaat uit drie proposities: een majorpremisse, een minorpremisse en een conclusie. Het doel van logica is om vast te stellen welk syllogisme leidt tot een goede conclusie en welke niet.

  • Zeitgeist:

    Tijdgeest

Dit is een woord wat in de wetenschapsgeschiedenis gebruikt wordt om aan te geven dat een bepaalde periode in de geschiedenis er klaar voor was om bepaalde dingen uit te vinden. Deze uitvinding kwam niet voort uit 1 genie, maar uit een veel bredere ontwikkeling die uiteindelijk leidt tot de uitvinding.

Wat hield de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw in? - Chapter 2

  • Age of Enlightenment:

    De Verlichting

Benaming voor de westerse filosofie en cultuur van de 18e eeuw. In deze westerse samenlevingen werd er gepleit dat autonoom (zelfstandig) denken en observatie de primaire bronnen waren voor kennis. Dit in plaats van een samenleving waarin je als burger/mens jezelf onderwerpt aan hogere autoriteiten waar je alles wat ze zeiden blindelings van aannam.

  • Deductive reasoning:

    Deductief redeneren

Vorm van redeneren waarbij men vanuit het algemene een bijzondere regel afleidt. Zo kunnen er nieuwe conclusies worden getrokken mits de regels van de logica goed gevolgd worden.

  • Dualism:

    Dualisme

Het dualisme maakt een onderscheid tussen lichaam en geest, gezien als ziel of bewustzijn. De ziel of het bewustzijn (de menselijke geest) is immaterieel en compleet onafhankelijk van het lichaam. Dit idee staat centraal o.a. in religie en in Descartes’ filosofie.

  • Experimental history:

    Experimentele geschiedenis

Methode geïntroduceerd door Bacon waarbij de natuurfilosoof de waarheid van natuurverschijnselen probeert te achterhalen door de natuur te manipuleren en vervolgens de consequenties van deze manipulatie te analyseren.

  • Geocentric universe:

    Geocentrisch universum

Astronomisch model waarbij men dacht dat de aarde in het midden van het universum stond en dat de rest (planeten, zon, maan) om de aarde heen draait. Deze redenering was tot de 17e eeuw dominant.

  • Heliocentric model:

    Heliocentrisch model

Astronomisch model waarbij de zon in het midden staat en de rest om de zon heen draait.

  • Humanities:

    Geesteswetenschappen

Dit zijn studies die doorgingen met het traditionele onderzoek van de oude klassieken, met toenemende mate aangevuld werd door leringen van hedendaagse literatuur en kunst.

  • Inductive reasoning:

    Inductief redeneren

Met deductie wordt getracht om van algemene naar meer specifieke uitspraken te gaan. Dit gaat bij inductie precies andersom. In dit geval probeert men verschillende individuele empirische waarnemingen algemene wetten af te leiden. (bekend voorbeeld is die van de witte en zwarte zwanen).

  • Industrial revolution:

    Industriële revolutie

Benaming voor de sociaaleconomische en culturele veranderingen in de 19e eeuw die veroorzaakt werden door de uitvinding van machines. Arbeiders werden vervangen door machines (want goedkoper, snellere productie). Massaproductie kwam op en steeds meer mensen trokken van het platteland naar de stad om hier werk te vinden.

  • Mechanistic view:

    Mechanisme

Is een wereldbeeld waarin alle natuurlijke fenomenen begrepen kunnen worden als complexe machines. Alles is aan mechanistische wetten onderworpen. Verwerpt de notie dat dingen een doel en intenties hebben (zoals wordt gesteld door het animisme). Komt terug in de filosofie van Descartes.

  • Positivism:

    Postivisme

Positivisten stelden dat authentieke kennis alleen kan worden verkregen door een wetenschappelijke methode. Zij zagen religieuze en filosofische verklaringen als inferieur.

  • Principia mathematica:

    Principia mathematica

Boek uit 1687 van Newton waarin hij zijn natuurwetten presenteert. Wordt gezien als het boek dat ervoor gezorgd heeft dat wetenschap weer op de kaart werd gezet.

  • Romantic movement:

    Romantiek

Beweging die stamt uit de late 18e eeuw en doorging tot in de vroege 19e eeuw. Deze beweging was een reactie op het mechanistische wereldbeeld en de nadruk op de opvattingen uit de verlichting. De Romantiek zag de wereld als een continue veranderend organisme.

  • Scientific revolution:

    Wetenschappelijke revolutie

Dit is de benaming voor een aantal ontdekkingen die allemaal plaats hebben gevonden in de 17e eeuw. Wetenschappers als Galilei, Descartes, en Newton. Al hun bevindingen hebben de status van wetenschap in de samenleving verrijkt.

Welke psychologische wetenschapstheorieën ontstonden er in de 18e en 19e eeuw? - Chapter 3

  • Empiricism:

    Empirie/Empirisme

Volgens deze visie wordt kennis verkregen via waarnemingservaringen. Sterke nadruk op inductie. Empiristen gaan ervan uit dat de menselijke geest een tabula rasa is die naarmate je ouder wordt, steeds verder ingevuld wordt, alle markeringen op dit ‘lege blad’ zijn verschillende associaties die later ook met elkaar in verband worden gebracht tot een geheel.

  • Epistemology:

    Epistemologie

Een tak binnen de filosofie die zich bezig houdt met de aard van kennis.

  • Idealism:

    Idealisme

Filosofische visie die stelt dat menselijke kennis een constructie van de geest/het verstand is en deze hoeft niet noodzakelijkerwijs te kloppen/overeen te komen met de buitenwereld. De waarheid van kennis is afhankelijk van de samenhang met de rest van de kennis binnen een sociale groep.

  • Individualisation:

    Individualisatie

Een karakteristiek van de huidige Westerse samenleving is dat mensen hun zelfbeeld en zelfvertrouwen ontlenen aan hun eigen kwaliteiten en prestaties in plaats van de positie van hun familie in de samenleving. Dit is kort samengevat het proces van individualisatie. Het is een trend in de samenleving waarbij men streeft naar lossere sociale relaties en zich grotendeels focust op zichzelf. Men houdt minder rekening met de groep(en) waar ze bij horen, men gaat uit van zichzelf.

  • Introspection:

    Introspectie

Introspectie of zelfreflectie is een onderzoeksmethode binnen de psychologie waarbij een persoon probeert zijn of haar eigen bewuste en onbewuste processen te doorgronden en te herkennen. Deze processen vinden plaats in eigen psyche. Dit soort onderzoeksmethode worden meestal uitgevoerd onder gecontroleerde omstandigheden.

  • Mental chronometry:

    Mentale chronometrie

Term uit de experimentele psychologie waarbij reactietijd wordt gebruikt om te meten hoeveel tijd men nodig heeft bij diverse mentale taken.

  • Natural selection:

    Natuurlijke selectie

Proces in Darwins’ evolutie theorie. Dit proces is de oorzaak voor evolutie. Organismen die zich goed aanpassen aan hun omgeving hebben meer kans op overleving en zullen ook zorgen voor nakomelingen die ook een goede kans hebben om te overleven in deze omgeving, dit in tegenstelling tot organismen die zich niet kunnen aanpassen, deze zullen langzaam uitsterven.

  • Physiognomy:

    Fysionomie

De kunst om aan het uiterlijk van een persoon zijn of haar persoonlijkheid af te lezen, het gaat hierbij voornamelijk om de vorm van het gezicht en het hoofd.

  • Psychophysics:

    Psychofysica

Onderdeel van psychologisch onderzoek waarbij het gaat om de relatie tussen fysieke stimuli en de corresponderende sensatie.

  • Rationalism:

    Rationalisme

Visie waarbij men ervan uit gaat dat kennis verkregen wordt door middel van redeneren. Meestal is dit door een deductieve redenering op basis van aangeboren kennis.

  • Realism:

    Realisme

Filosofische visie die stelt dat men met menselijke kennis probeert te ontrafelen hoe de daadwerkelijke buitenwereld werkt/eruit ziet. De waarheid van kennis wordt bepaald door de mate van overeenstemming met de kennis die we hebben van de echte wereld.

  • Survival of the fittest:

    Survival of the fittest

Een term geïntroduceerd door Herbert Spencer om de uitkomst van natuurlijke selectie te beschrijven. Alleen de organismen die zich goed kunnen aanpassen zullen voor goed nageslacht zorgen en zo de voortzetting van hun ras garanderen.

  • The origin of species:

    The origin of species

Boek geschreven door Charles Darwin (1859) waarin hij zijn evolutie theorie beschrijft.

Hoe heeft de psychologie als wetenschap zich de laatste eeuwen ontwikkeld? - Chapter 4

  • Asylum:

    Asylum

Naam gegeven aan instellingen voor krankzinnig geworden individuen. De eerste werd in de 16e eeuw opgericht. Eerst was het een soort gevangenis, later werd het meer een ziekenhuis voor chronische patiënten.

  • Case study:

    Casestudy

Dit is een intensieve studie naar één individuele patiënt binnen de context van zijn of haar eigen wereld en relaties, waardoor de arts/therapeut de patiënt beter leert begrijpen en ook beter kan helpen.

  • Functionalism:

    Functionalisme

Dit is een benaming voor vroeg Amerikaans psychologisch onderzoek die vooral onderzoek deed naar wat de praktische functies van de menselijke geest zijn. Deze onderzoekers waren geïnspireerd door Darwin’s evolutietheorie.

  • Gestalt psychology:

    Gestalt psychologie

Groep psychologen die stelde dat de menselijke geest niet begrepen kan worden door ervaringen op te delen in hun constitutieve elementen. Perceptie is volgens hen meer dan een sensatie van stimuli, het omvat organisatie.

  • Historical method:

    Historische methode

Een van de drie onderzoeksmethoden die geïntroduceerd zijn door Wundt. Dit is de studie naar mentale verschillen die worden aangetoond aan de hand van culturele verschillen. Volgens Wundt is deze methode zeer goed te gebruiken als je onderzoek doet naar de hogere functies van de menselijke geest.

  • Neurologist:

    Neuroloog

Term die aan het einde van de 19e eeuw werd gebruikt door artsen die geïnteresseerd waren in de behandeling van mildere vormen van psychische problemen. De term werd later gebruikt om te refereren naar specialisten op het gebied van het zenuwstelsel. Dit gebeurde toen de eerste neurologen samensmolten met de psychiaters.

  • Psychoanalysis:

    Psychoanalyse

De benaming voor Freuds theorie en therapie.

  • Psychological treatment:

    Psychologische behandeling

Behandeling voor psychische problemen waarbij een patiënt in verschillende gesprekken door een therapeut geholpen wordt. Deze vorm van behandeling is verzonnen door Freud en moest een alternatief zijn op de al bestaande medische en educatieve behandelingen.

  • Spiritualism:

    Spiritualisme

Het geloof dat een medium de geesten van de doden kunnen oproepen om vervolgen contact te kunnen hebben met de doden. Zeer populair geworden tegen het einde van de 19e eeuw en begin 20e eeuw in Engelstalige landen.

  • Structuralism:

    Structuralisme

Term bedacht door Titchener voor zijn psychologische aanpak. Met deze aanpak wilde hij proberen om de structuur van de menselijke geest door middel van introspectie te achterhalen.

  • Würzburg school:

    Würzburg school

Groep psychologen aan de universiteit van Würzburg die introspectie gebruikte als een onderzoeksmethode. Zij kwamen door het gebruik van introspectie echter uit op andere conclusies dan Wundt en Tichener. In het bijzonder beweerden zij dat veel denkprocessen niet bereikbaar waren door introspectie (imageless thoughts)

Wat is de geschiedenis van de wetenschappelijke reputatie van de psychologie? - Chapter 5

  • Algorithm:

    Algoritme

Lijst met instructies die een bepaalde input via een volledig gedefinieerde reeks met tussenliggende stappen omzet in de gewenste output.

  • Anthropomorphic interpretation:

    Antropomorfe interpretatie

interpreteren van het gedrag van niet-menselijke wezens door menselijke motieven en mensachtige intelligentie aan hen toe te kennen.

  • Behaviourism:

    Behaviorisme

Beweging binnen de psychologie waarin de observeerbare gedragingen van het menselijk functioneren het belangrijkste is. Ontkent de relevantie van informatieverwerking die gaande is in de geest. Met name populair in de Verenigde Staten in de eerste helft van de twintigste eeuw.

  • Boxes-and-arrows diagram:

    Boxes-and-arrows diagram

Flowchart waarin de ‘dozen’ staan voor tijdelijke opslagplekken voor informatie en de pijlen staan voor de cognitieve processen die de informatie transformeren. De input en output bij de uitvoering van een bepaalde taak is observeerbaar. Zulke diagrammen werden voor het eerst gebruikt rond 1958 in Engeland, door o.a. D.Broadbent. Dit diagram wordt door cognitieve psychologen gebruikt om gedetailleerd het informatieverwerkingsproces bij een taak vast te leggen.

  • Classical conditioning:

    Klassieke conditionering

Leervorm ontdekt door Pavlov, waarbij een associatie gemaakt wordt tussen twee stimuli, waarbij een neutrale stimuli gekoppeld wordt aan een reflexmatige reactie.

  • Cognitive psychology:

    Cognitieve psychologie

Beweging in de psychologie die stelt dat waarneembaar gedrag het resultaat is van de verwerking van informatie in het achterhoofd. Deze beweging kwam op rond 1950 en momenteel de dominante vorm van psychologie.

  • Comparative psychology:

    Comparatieve psychologie

Studie naar het gedrag van dieren, meestal met de bedoeling om met dit onderzoek licht te werpen op het menselijk functioneren in het kader van de evolutietheorie.

  • Computational model:

    Computational model

Computerprogramma waarin de menselijke informatieverwerking (waarvan men denkt dat deze betrokken is bij de uitvoering van een bepaalde taak) gestimuleerd wordt. Dit programma zorgt ervoor dat onderzoekers veel nauwkeuriger kunnen zijn over van wat er gaande is tijdens informatie verwerking dan met boxes-and-arrows diagrammen.

  • Eugenics:

    Eugenetica

Sociale filosofie die beweert dat het lot van een natie kan worden verbeterd als de burgers op selectieve wijze nageslacht voortbrengen. Deze sociale filosofie is vormgegeven door Galton die dit zag als een logische voortzetting van de evolutie theorie.

  • Homunculus:

    Homunculus

Woord dat ‘kleine man’ betekent wat gebruikt werd om te refereren naar moeilijk te verklaren, doel-georiënteerd gedrag dat tot stand komt zonder gebruik te maken van een ultiem intelligent mensachtig controle centrum.

  • Information feedback:

    Informatie feedback

Mechanisme waarin het huidige prestatieniveau wordt vergeleken met de gewenste eindtoestand en de discrepantie wordt gebruikt om de prestaties dichter bij de nagestreefde eindtoestand te krijgen. Belangrijke voor psychologie omdat het beter uitlegt hoe doelgericht gedrag werkt wat eerder werd uitgelegd aan de hand van homunculus.

  • Information processing:

    Informatieverwerking

Het coderen van mentale representaties. Deze codering gaat door middel van algoritmen, en deze vervolgens te integreren met bestaande kennis. Dit vormt de kern van de cognitieve psychologie.

  • Instrumental conditioning:

    Instrumentele conditionering

Naam geïntroduceerd door Thorndike om te verwijzen naar het leren op basis van de ‘law of effect’; Door Skinner wordt dit operante conditionering genoemd.

  • Law of effect:

    Law of effect

Gedragswet geïntroduceerd door Thorndike. Deze wet houdt in dat de kans vergroot wordt dat gedrag herhaald wordt als het gevolgd wordt door positieve consequenties.

  • Mental representation:

    Mentale representatie

Informatie patroon van de menselijke geest die de kennis representeert die verkregen is door observatie of de toepassing van een algoritme. Deze kennis vormt een apart deel van de hersenen en kan in principe worden gekopieerd naar een andere brein (of in meer extreme gevallen, naar een Turing machine).

  • Operational definition:

    Operationele definitie

Deze definitie geeft aan hoe een (vaak abstracte) variabel gemeten is. De variabel kan door de operationele definitie vervolgens op een kwantitatieve manier gedefinieerd en gemeten worden (je maakt van een abstract begrip als intelligentie een operationele definitie en vervolgens vertaal je die naar concrete dingen zoals tests, in dit geval de IQ test, zodat het meetbaar wordt.

  • Philosophy of science:

    Wetenschapsfilosofie

Tak van de filosofie die de fundamenten van het wetenschappelijk onderzoek bestudeert, om zo de positie van wetenschappelijk onderzoek ten opzichte van andere vormen van kennisvergaring te bepalen.

  • Phrenology:

    Frenologie

Het idee dat mentale functies gelokaliseerd zijn in de hersenen en dat de capaciteit van een bepaalde functie overeenkomt met de grootte van dat gedeelte van de hersenen. Gaf aanleiding tot persoonlijkheidsbeoordelingen die tot stand kwamen door het analyseren van hobbels op de schedel. Door van Gall en Spurzheim geïnitieerd in het begin van de negentiende eeuw.

  • Purposive behaviourism:

    Doelgericht behaviorisme

Versie van het behaviorisme, verdedigd door Tolman, die gedrag zag als doel-gerelateerd. Tolman sloot zich aan bij het idee van andere behaviouristen dat de psychologie moet worden gebaseerd op waarneembaar gedrag.

  • Radical behaviourism:

    Radicaal behaviorisme

Een versie van het behaviorisme, verdedigd door Skinner, die de relevantie van informatieverwerking in de geest ontkent en stelt dat al het menselijk gedrag kan worden begrepen aan de hand van SR associaties.

  • Top-down process:

    Top-down process

Proces waarbij informatie die in een hogere verwerkingsfase weer terug gaat naar eerdere verwerkingsstadia en dit beïnvloedt de informatieverwerking bij deze stadia. Dit bleek een nuttig (en zelfs essentieel) onderdeel te zijn in veel computationele modellen.

  • Turing test:

    Turing test

Test die wordt beschreven door Alan Turing. Deze test behelst menselijke interactie met een machine en een ander mens. De interactie met de machine is in sommige gevallen niet te onderscheiden van de interactie met een mens. Machines (zoals robots) die de Turing test doorstaan worden gezien als het doel van de kunstmatige intelligentie.

  • Turing machine:

    Turing machine

Basic (hypothetische) machine die werkt op basis van Booleaanse logica en in staat is om de processen van complexere machines te stimuleren die opereren volgens deze principes.

  • Verification:

    Verificatie

Principe dat tot de jaren ‘50 van de vorige eeuw de kern vormde van wetenschappelijke methode. Een propositie/onderzoeksvoorstel was pas zinvol (in de zin van wetenschappelijk) als de waarheid empirisch konden worden gecontroleerd

Wat is binnen de psychologie de geschiedenis van het hersenonderzoek? - Chapter 6

  • Animal spirits:

    Animal spirits(dierlijke instincten)

De Griekse arts Galen (ca.130-200 n.chr.) dacht dat er geesten door de zenuwen tussen de ventrikels in de hersenen en het lichaam heen reisden.

  • Brain equipotentiality:

    Brain equipotentialiteit

Theorie die stelt dat bij welke taak dan ook alle delen van de hersenen even belangrijk zijn. Eerst werd er gedacht dat dit voor de gehele hersenen van toepassing was, maar sinds de negentiende eeuw is dit gebied beperkt tot de cerebrale hemisferen.

  • Cognitive neuropsychiatry:

    Cognitieve neuropsychiatrie

Subveld van de psychiatrie die probeert om de consequenties van psychische stoornissen te begrijpen aan de hand van storingen in de cognitieve modellen die gaan over normaal psychologisch functioneren.

  • Cognitive neuropsychology:

    Cognitieve neuropsychologie

Tak van neuropsychologie die zich richt op het leren begrijpen en behandelen van de gedragsmatige gevolgen van hersenletsel binnen de informatieverwerking modellen zoals deze zijn opgezet door cognitieve psychologen.

  • Cognitive neuroscience:

    Cognitieve neurowetenschappen

De wetenschappelijke studie naar biologische mechanismen die ten grondslag liggen aan cognitie. Grotendeels gebaseerd op brain imaging technieken, TMS en de meting van de elektrische activiteit.

  • Edwin Smith papyrus:

    Edwin Smith papyrus

Papyrus uit het oude Egypte die korte beschrijvingen van de symptomen en de behandeling van verschillende vormen van hersenletsel bevat; vernoemd naar Edwin Smith die de papyrus in Egypte had gekocht en het stuk papyrus heeft geanalyseerd.

  • EEG:

    Elekroencephalogram

Elektroencephalogram: een EEG is het resultaat van een meting van de elektrische hersenactiviteit door middel van sensoren op de hoofdhuid te bevestigen. Vaak gebruikt in ziekenhuizen voor de detectie van epilepsi.

  • Event Related Potential (ERP):

    Event Related Potential (ERP)

ERP is een signaal dat wordt verkregen door het middelen van EEG-signalen op bepaalde stimuli. Er worden voor een ERP signaal een aantal EEG’s afgenomen .

  • fMRI:

    fMRI

Brain imaging techniek die gebaseerd is op de meting van bloed met zuurstof versus bloed zonder zuurstof; momenteel de meest populaire imaging techniek vanwege de hoge ruimtelijke resolutie (zorgt voor een goede lokalisatie); heeft vrij lage temporele resolutie (kan niet achterhalen wat er gebeurt met een snelheid van honderden registraties per seconde)

  • Localisation theory:

    Lokalisatie theorie

Theorie die stelt dat hersenprocessen gelokaliseerd zijn, wat betekent dat slechts een deel van de hersenen ten grondslag ligt aan een bepaalde mentale functie in plaats van dat het brein in zijn geheel voor bepaalde mentale functies zorgen.

  • Magneto encephalography (MEG):

    Magneto encephalography (MEG)

Meting van de elektrische hersenactiviteit door het magnetisch veld rond het hoofd te meten. Dit is een van de meest veelbelovende brain imaging technieken, omdat het de potentie heeft voor zowel een hoge temporele en ruimtelijke resolutie.

  • Neuropsychology:

    Neuropsychologie

Tak van psychologisch onderzoek dat kijkt naar de relatie tussen hersenen en gedrag. Onderzoek van oudsher gericht op het leren begrijpen wat de consequenties van hersenletsel zijn en hoe je dit aangetaste weefsel kan lokaliseren. In de praktijk is dit onderzoek gericht op het beoordelen van de gedrags-en psychische consequenties van het letsel en het geven van revalidatieprogramma’s.

  • Neuron:

    Neuron

Dit is een hersencel, basiseenheid van het zenuwstelsel. Een neuron bevat een cellichaam, dendrieten en een axon.

  • Neurotransmitter:

    Neurotransmitter

Chemische stof die zorgt voor de communicatie tussen neuronen. Geëmitteerd uit de synaps wanneer een signaal via het axon binnenkomt. Dit kan door geneesmiddelen worden beïnvloed.

  • Non-invasive techniques:

    Non-invasieve technieken

Methoden binnen de neurologische wetenschap die het mogelijk maken om de werking van het brein te bestuderen zonder te hoeven opereren.

  • Positron emmision tomography (PET):

  • Positronemissietomografie (PET)

Brain imaging techniek die gebaseerd is op het meten van een radioactieve tracer die in de bloedbaan wordt geïnjecteerd om zich vervolgens op bepaalde plekken te verzamelen (bijv. bij een tumor).

  • Reflex arc:

    Reflexboog

Begrip geïntroduceerd in de negentiende eeuw die de onderliggende processen van een reflex beschrijven. Een signaal wordt opgepikt door sensorische receptoren, deze worden via een afferente zenus aan het ruggenmerg doorgegeven, vervolgens overgebracht naar interneuronen, die dan motorische neuronen activeren en die sturen weer een commando naar een efferente zenuw die dan de daadwerkelijke terugtrekkende beweging in gang zet.

  • Transcranial magnetic stimulation (TMS):

    Transcranial magnetic stimulation (TMS)

Stimulatie van een hersengebied door middel van een spoel die op het hoofd wordt geplaatst, kan voor korte tijd in een klein gedeelte van de hersenen een verstoring veroorzaken.

  • Ventricles:

    Ventrikels

Openingen langs het midden van de hersenen, waarvan lang werd gedacht dat deze de waarnemingen, het geheugen en de gedachten bevatten, dit was de plek van de ‘animal spirits’.

Wat zijn geschiedkundig de opvattingen binnen de psychologie over het "geest-hersen dilemma"? - Chapter 7

  • Access consciousness:

    Access consciousness

Block (1995) maakt een onderscheidt tussen twee typen bewustzijn: Access consciousness en de phenomenological consciousness. Informatie waar je als mens bij kan (je bent je bewust over het feit dat je in het bezit bent van deze kennis) en kan rapporteren aan bijv. een dokter is informatie die de access consciousness bevat. Deze informatie wordt gebruikt voor redeneren en kan bewust worden gebruikt.

  • Associative learning:

    Associatief leren

Het leren van eenvoudige associaties (correlaties) tussen alle typen gebeurtenissen.

  • Chinese room:

    Chinese room

Gedachtenexperiment van Searle om het verschil tussen de informatie verwerking bij mensen en informatieverwerking bij computers te illustreren.

  • Consciousness:

    Bewustzijn

Bewustzijn verwijst naar persoonlijke, eerste-persoon ervaringen die een individu in zijn of haar leven meemaakt. Het gaat om alle mentale toestanden waarvan een persoon zich bewust van kan zijn. Dit is het gedeelte van de menselijke geest die met introspectie onderzocht kan worden.

  • Dualism:

    Dualisme

Visie op de relatie tussen lichaam en geest, volgens welke de geest immaterieel en volledig onafhankelijk van het lichaam is. Dualisme staat centraal binnen religies en ook in Descartes' filosofie.

  • Embodied cognition:

    Embodied cognition

De overtuiging dat de aard van de menselijke geest grotendeels wordt bepaald door de samenwerking tussen het menselijk lichaam en de omgeving.

  • Folk psychology:

    Volkspsychologie

Bij elkaar verzamelde overtuigingen die tezamen representeren hoe leken denken over psychologie. Deze overtuigingen zijn een combinatie van wetenschappelijk verzamelde en niet-wetenschappelijk verzamelde gegevens.

  • Free will:

    Vrije wil

Situatie waarin individuen hun manier van handelen zelf kunnen bepalen door uit een aantal alternatieven te kiezen, de keuze is het resultaat van een rationele afweging.

  • Functionalism:

    Functionalisme

Functionalisme is een stellingname over de relatie tussen de geest en de hersenen. De geest wordt beschouwd als een aparte laag van informatie die wordt uitgevoerd op een Turing machine. Het functionalisme voorspelt dat de geest op een andere Turing machine kan worden gekopieerd.

  • Global workspace model:

    Global workspace model

Model waarin de rol van het bewustzijn aan de hand van een analogie verklaard wordt. De analogie is dat het menselijk bewustzijn wordt vergeleken met een theater. Het brein is volgens dit model als een theater waarbij achter de schermen veel moet gebeuren om de voorstelling op het podium (op de voorgrond) plaats te laten vinden.

  • Hard problem:

    Moeilijk probleem

Naam gegeven door Chalmers om te verwijzen naar het feit dat het erg lastig is om uit te leggen in welke opzichten het bewustzijn zo veel meer is/behelst, dan hoe het bewustzijn wordt uitgelegd op basis van het materialisme en het functionalisme.

  • Heuristic-based thinkers:

    Heuristische denkers

Dit zijn personen die denken op basis van heuristieken. Heuristieken zijn informele, intuïtieve en speculatieve oplossingstrategieën, die mensen ontwikkelen om bepaalde problemen aan te pakken. Je kunt een heuristiek ook een vuistregel noemen. Een ezelsbruggetje is een voorbeeld van een vuistregel. Het kost minder moeite en tijd om een heuristiek op te stellen dan een wetenschappelijke regel als een algoritme. Het is dan wel sneller en kost minder moeite maar het is wel minder accuraat.

  • Identity problem:

    Identiteitsprobleem

Identiteitsprobleem refereert naar de moeilijkheid om uit te leggen hoe twee gebeurtenissen kunnen worden ervaren als hetzelfde ondanks het feit dat de realisatie in de hersenen van twee personen verschillen.

  • Masked priming:

    Masked priming

Experimentele techniek die je gebruikt om onbewuste informatieverwerking te onderzoeken. Priming is dat men sneller een bepaalde stimulus herkent, of reageert op een bepaalde stimulus als men deze al een keer eerder heeft waargenomen.

  • Materialism:

    Materialisme

Materialisme is een bepaalde kijk/visie op de relatie tussen de geest en de hersenen. Materialisten beschouwen de geest als de hersenen in werking.

  • Meme:

    Meme

De term meme wordt voor het eerst in een breder, filosofisch kader gebruikt door Dawkins in 1976. Een meme is een informatie-eenheid dat zich reproduceert volgens de principes van de evolutietheorie (variatie, selectie en replicatie).

  • Mind:

    Geest

Custer/cumulatie van vermogens die mensen (en dieren) moeten waarnemen, voelen, denken, herinneren en willen.

  • Mind-brain problem:

    Mind-brain problem

Kwestie over hoe de geest gerelateerd is aan de hersenen, drie standpunten: dualisme, materialisme en functionalisme.

  • Phenomenological consciousness:

    Phenomenological consciousness

De term phenomenological consciousness verwijst naar het feit dat menselijke ervaringen subjectieve elementen bevatten die niet kunnen worden gedefinieerd . De mens heeft het idee dat hun geest, bewustzijn dieper is dan datgene wat ze aan kennis hebben, dit dieperliggende bewustzijn en de informatie hierin niet door mensen benaderd kan worden. Ervaringen hebben een betekenis die niet formeel kan worden gerapporteerd.

  • Phlogiston:

    Phlogiston

Dit is een stof waarvan men vroeger dacht dat dit materialen brandbaar zou maken. Dit was voor de tijd dat men meer afwist van verbrandingsprocessen.

  • Qualia:

    Qualia

Kwalitatieve eigenschappen van bewuste gedachten die de gedachten een rijke en levendige betekenis geven (smaak en geur bijvoorbeeld).

  • Self:

    De Zelf

Het gevoel dat je een individu bent met eigen ervaringen, gevoelens en overtuigingen, die op een coherente en doelgerichte manier samenwerken met je omgeving.

  • Symbol grounding problem:

    Symbol grounding problem

De constatering dat representaties/woorden (symbolen) die gebruikt worden in berekeningen een referentie nodig hebben naar een bepaalde externe realiteit om zo een betekenis te krijgen.

  • Thought experiment:

    Denkexperiment

Hypothetisch scenario dat helpt bij het begrijpen van een filosofisch argument.

  • Vital force:

    Levenskracht

Animistische stof waarvan men dacht dat dit in levende materie zat, en dat dit de reden was waarom ze leefden. Zo werd er gedacht voordat men chemische en biologische verschillen tussen levende en niet-levende materie goed zou gaan begrijpen.

  • Zombie thought experiment:

    Zombie gedachte-experiment

     

Gedachte-experiment ontwikkeld door Chalmers. Met dit gedachte-experiment wilde hij aantonen dat de menselijke geest meer is dan een Turing machine omdat gedachtes kwalitatieve elementen, oftewel qualia bevatten.

Hoe beïnvloedt de psychologische wetenschap ons dagelijks leven? - Chapter 8

  • Achievement test:

    Prestatietest

Een gestandaardiseerde test die de kennis over een bepaald onderwerp, of verschillende onderwerpen toetst bij individuen.

  • Antipsychiatry Movement:

    Antipsychiatrie beweging

Een actiegroep uit de jaren ’60 van de vorige eeuw die zo zijn vraagtekens zette bij de behandelmethodes van psychiaters in inrichtingen.

  • Applied psychology:

    Toegepaste psychologie

Dit is als psychologische kennis en onderzoeksmethoden worden toegepast om zo praktische problemen om te lossen.

  • Clinical psychology:

    Klinische psychologie

Een tak van de psychologie waarbij psychologische kennis wordt toegepast om psychische stoornissen te behandelen.

  • Diagnostic tests:

    Diagnostische tests

Tests die bepalen welke conditie een bepaalde persoon heeft (bijvoorbeeld een ziekte of psychische stoornis).

  • Efficacy of therapies:

    Effectiviteit van therapieën

Men doet onderzoek naar de werking van therapieën zodat er geconcludeerd kan worden of deze nou wel echt of helemaal niet helpt.

  • Face validity:

    Face validiteit

Het schatten van de validiteit van een test door enkel te kijken of de items van een test overeenkomen met jou eigen overtuigingen terwijl het beter is om de validiteit van de items te onderbouwen door overtuigend objectief bewijs aan te voeren.

  • Human relations movement:

    Human relations movement

     

Tweede hoofdtheorie die aantoont dat werk georganiseerd moet zijn, de menselijkheid van werknemers benadrukt en het belang van sociale relaties benadrukt.

  • Human resource management:

    Human resource management

Derde hoofdtheorie die gaat over hoe werk zou moeten worden georganiseerd. Deze theorie benadrukt het belang van zelfactualisatie en heeft het over het feit dat werknemers beter presteren als deze autonomie en verantwoordelijkheid krijgen.

  • Implicit personality theory:

    Implicit personality theory

Deze theorie beschrijft de specifieke patronen en vooroordelen die een individu gebruikt bij het vormen van een eerste indruk. Deze is gebaseerd op basis van een beperkte hoeveelheid informatie over een nog onbekend persoon.

  • Industrial psychology:

    Industriële psychologie

Ontwikkelde een theorie die als eerste stelde dat werk op een bepaalde manier moet worden georganiseerd. Deze theorie is sterk beïnvloed door Taylor’s wetenschappelijke management: werknemers waren de makkelijk inwisselbare ‘handen’ van het bedrijf die welk werk dan ook zouden accepteren zolang ze er maar goed voor beloond worden. De werktaken moesten zo makkelijk mogelijk gemaakt worden zodat iedereen deze zonder al te veel moeite zou kunnen uitvoeren.

  • IQ test:

    IQ test

Een test die het intelligentie niveau van een individu zou meten. Focust zich op het leerpotentieel.

  • Personality test:

    Personality test

Een vrij stabiele manier om kenmerkende gedragspatronen van een individu bloot te leggen door middel van een test. Deze gedragspatronen kenmerken het individu en de manier waarop zij reageren in bepaalde situaties.

  • Personality trait:

    Persoonlijkheidstrek

Is een gedragskenmerk dat bij een bepaald individu hoort en uiterlijk waarneembaar is. Persoonlijkheidstrekken zijn de gedragskenmerken van een individu. Een persoonlijkheidstrek is vaak biopolair waarbij de tegenpolen aan de twee extreme kanten staan (introvert vs extrovert).

  • Pseudohistory of science:

    Pseudogeschiedenis van de wetenschap

Dit is als een tekst waarin systematische fouten zitten omdat deze het onderzoek en de resultaten mooier wil maken dan dat die in werkelijkheid zijn. Dit gebeurt vaak bij klassieke onderzoeken die vaak te veel geïdealiseerd worden.

  • Psychoactive drugs:

    Psychoactieve middelen

Dit zijn medicijnen die worden voorgeschreven aan mensen die leiden aan psychische stoornissen.

  • Qualifying test:

    Kwalificatie-test

Test die ervoor moet zorgen dat de beste persoon voor de baan/taak gekozen wordt.

  • Shell-shock:

    Shell-shock

Angstaanval die soldaten kunnen ervaren op het slagveld. De soldaat die dit ervaart kan dan niet meer adequaat reageren/functioneren. Was één van de eerste onderwerpen die toegepaste psychologie behandelde.

  • Social desirability:

    Sociale wenselijkheid

Dit is als respondenten die meedoen aan een test de druk voelen om op vragen sociaal wenselijk antwoord te geven.

  • Social management:

    Sociaal beheer

Management en controle van afwijkende individuen en individuen die hulp nodig hebben door officiële sociale diensten.

  • Standardized psychological test:

    Gestandaardiseerde psychologische testen

Dit zijn tests die door psychologen zijn getest op betrouwbaarheid en validiteit. Hierna weet je precies wat de test meet, hoe die het meet en deze worden op een uniforme manier afgenomen.

  • Structured interview:

    Gestructureerd interview

Een interviewmethode waarbij alle mensen die geïnterviewd worden dezelfde vragen krijgen.

  • Validity:

    Validiteit

Dit is in welke mate de test ook daadwerkelijk dat meet wat de test claimt te meten.

 

  • Welfare state:

    Verzorgingsstaat

Sociaal-politiek systeem waarin individuen zichzelf verzekeren voor potentiële tegenslagen. De individuen betalen allemaal zorgverzekering en belastingen zodat de overheid kan zorgen voor een sociale voorzieningen.

Wat is wetenschap en hoe is de wetenschappelijke methode ontstaan? - Chapter 9

  • Ad hoc modifications:

    Ad hoc modificaties

Dit zijn modificaties (wijzigingen) aan een theorie die volgens Popper de theorie alleen maar minder falsificeerbaar maken. Deze modificaties zorgen er dus voor dat een wetenschappelijke theorie in waarde daalt.

  • Confirmation bias:

    Confirmation bias

Dit is de neiging die we van nature hebben om onze verwachtingen (voorspellingen/hypothesen) op een dusdanige manier te toetsen dat deze verwachtingen worden bevestigd. We zijn dus vooral geneigd om te kijken naar de feiten die onze meningen bevestigen. Dit gaat in tegen het principe van Poppers falsificatie.

  • Correspondence theory of truth:

    correspondentietheorie, of correspondentietheorie van de waarheid

Theorie die stelt dat een bewering juist is als deze overeenkomt met de realiteit. Gaat er verder van uit dat er een fysieke realiteit is die het dagelijks leven van mensen beheerst en het is die realiteit die mensen willen leren begrijpen.

  • Degenerative research programme:

Idee/begrip geïntroduceerd door Lakatos om aan te geven dat een paradigma het niet toelaat dat wetenschappers nieuwe voorspellingen/hypothesen kunnen ontwikkelen omdat deze dan niet binnen het geldende paradigma passen. Dit vraagt dan om veel ad-hoc modificaties om empirische bevindingen te verantwoorden.

  • Demarcation:

    Demarcatie

Is een afbakening van een bepaald concept. In de wetenschapsfilosofie wordt demarcatie gebruikt om algemeen geldende regels te maken over wetenschap, welke afbakeningen binnen wetenschap worden genoemd. Een demarcatiecriterium is een criterium om wetenschappelijke kennis van pseudo-wetenschappelijke kennis te scheiden.

  • Falsificationism:

    Falsificationisme

Het falsificationisme is een wetenschapstheorie waarin falsificatie centraal staat. Een bewering is pas wetenschappelijk enkel wanneer deze empirisch gefalsificeerd kan worden.

  • Hypothetico-deductive method:

Model ontwikkeld door Popper om de wetenschappelijke methode te leren begrijpen. Het model is gebaseerd op observatie, inductie en ‘educated guesswork’. Er wordt een theorie over een bepaald fenomeen ontwikkeld, de juistheid van deze theorie wordt geëvalueerd door het formuleren van een testbare voorspelling (hypothese). Deze hypothese wordt weer ontwikkeld op basis van deductieve redenering. De hypothese wordt vervolgens onderworpen aan een falsificatie test. Deze test voorziet wetenschappers van nieuwe observeerbare data die weer nodig is voor verdere theoretisering.

  • Idealism:

    Idealisme

Filosofische opvatting die stelt dat menselijke kennis een door de menselijke geest bedachte constructie is. Deze kennis hoeft dus niet overeen te komen met de werkelijke realiteit/wereld. De waarheid van kennis is afhankelijk van de samenhang met de rest van de kennis binnen een sociale groep.

  • Logical positivism:

    Logisch positivisme

Filosofische beweging uit de eerste helft van de 20e eeuw die claimde dat de filosofie zou moeten stoppen met het nadenken over metafysica en in plaats daarvan zich zou moeten richten op de vraag wat de essentie van de wetenschappelijke methode is. Basisbeginsel was het verificatie principe.

  • Paradigm:

    Paradigma

     

Notie/idee/begrip geïntroduceerd door Kuhn. Hij refereert met paradigma naar het feit dat alle wetenschappers een set algemene denkbeelden met elkaar delen die gaan over waar een wetenschappelijke discipline over gaat en hoe wetenschappelijke vraagstukken moeten worden onderzocht.

  • Philosophy of science:

    Wetenschapsfilosofie

     

Wetenschapsfilosofie is een tak binnen de filosofie die de grondslagen van wetenschap onderzoekt om zo een beter beeld te krijgen over hoe de wetenschap zich verhoudt tot andere vormen van informatievergaring.

  • Postmodernist:

    Postmodernisme

Dit zijn volgens de wetenschapsfilosofie personen die zo hun vraagtekens zetten bij de speciale status van de wetenschap en zien wetenschappelijke verklaringen als subjectieve verhalen vertelt door een bepaalde specifieke groep wetenschappers.

  • Pragmatism:

    Pragmatisme

Stroming binnen de filosofie uit het einde van de 19e eeuw die zijn oorsprong vindt in de VS. Het pragmatisme stelt dat menselijke kennis informatie is over hoe je om moet gaan met de wereld. Het pragmatisme probeert praktijk met theorie te verbinden. Volgens het pragmatisme is de waarheid van kennis afhankelijk van het succes van een theorie als deze wordt losgelaten in de echte wereld en je kan zien hoe de theorie stand weet te houden en of deze werkt in de echte wereld.

  • Progressive research programme:

    Progressief onderzoeksprogramma

Idee geïntroduceerd door Lakatos om aan te geven dat een paradigma op een gegeven moment wel open kan staan voor nieuwe, tot dusver onverwachte voorspelling en hypothesen die ook empirisch getest kunnen worden.

  • Realism:

    Realisme

Filosofische opvatting die stelt dat menselijke kennis probeert om ware/echte dingen van de wereld te onthullen. De waarheid van kennis wordt bepaald door in hoeverre deze kennis overeenkomt met de echte wereld.

  • Scepticism:

    Scepticisme

Filosofische opvatting die net als de correspondentietheorie het er over eens is dat er een fysieke realiteit bestaat maar denkt niet dat mensen in staat zijn om hiervan betrouwbare kennis te nemen. De grondleggers van deze opvatting zijn Pyrrho van Ellis.

  • Science wars:

    Science wars

Dit is in de filosofie de benaming voor het debat tussen postmodernisten en wetenschappers.

  • Social construction:

    Sociale constructie

Begrip dat door postmodernisten gebruikt wordt om aan te geven dat wetenschappelijke kennis geen objectieve kennis is die de werking van de externe realiteit weergeeft. Wetenschappelijke kennis is een subjectief verhaal vertelt door een subjectieve wetenschapper die niet ontkomt aan zijn eigen cultuur en taal.

  • Verificationism:

    Verificationisme

De opvatting dat een stelling alleen zinvol is als het waarheidsgehalte ervan middels empirische methodes geverifieerd  kan worden. Voor de wetenschap betekent dit dat een (vraag)stelling pas wetenschappelijk is als deze kan worden geverifieerd door objectieve waardevrije observatie.

Is de psychologie een wetenschap? - Chapter 10

  • Critical psychology:

    Kritische psychologie

Beweging in de psychologie die de reguliere psychologie bekritiseert wegens het niet willen inzien dat kennis niet verwijst naar een externe werkelijkheid (idealisme), dat wetenschappelijke kennis niet cumulatief maar bestaat uit verschillende sociale constructen en dat psychologische theorieën en claims een grote impact hebben op de wereld waarin mensen leven.

  • Feminist psychology:

    Feministische psychologie

Beweging in de psychologie die zich richt op het begrijpen van vrouwen. Feministische psychologie is in het bijzonder bezig met de manier waarop vrouwen in de reguliere psychologie behandeld worden.

  • Hermeneutics:

    Hermeneutiek

Benadering in de psychologie die stelt dat het de taak van de psycholoog is om personen te interpreteren en begrijpen op basis van hun persoonlijke en sociaal-culturele geschiedenis (het begrijpen in plaats van het controleren).

  • Humanistic psychology:

    Humanistische psychologie

Psychologische beweging gepromoot door Rogers en Maslow als een tegenreactie op de psychoanalyse en het behaviorisme. Benadrukt dat mensen: menselijk zijn, inherent positief zijn, begiftigd zijn met een vrije wil en leven binnen een sociaal-culturele context.

  • Methodolatry or methodologism:

    Methodolatry of methodologisme

Dit is de neiging van wetenschappers om methodologie te verheerlijken. In dit geval ziet men de focus op methodologie als de enige eis voor wetenschappelijk onderzoek ten koste van theorievorming. In plaats van het zoeken naar een theoretisch framework die alles verbindt, gingen de grondleggers van de psychologie ervan uit dat, zolang ze zich zouden houden aan de regels van de wetenschappelijke methodologie zij zouden bijdragen aan de vooruitgang van psychologie als vakgebied.

  • Postcolonial psychology:

    Postkoloniale psychologie

Beweging in de psychologie die zich buigt over zaken als racisme en de manier waarop binnen een cultuur de dominante groepen andere groepen behandelen.

  • Pseudoscience:

    Pseudo-wetenschap

Tak van wetenschap die pretendeert wetenschappelijk te zijn, maar die op alle essentiële aspecten in strijd is met de wetenschappelijke methode.

  • Unconscious plagiarism:

    Onbewust plagiaat

Term die door Bornstein wordt gebruikt om aan te geven hoe de wetenschappelijke en de hermeneutische benadering in de psychologie elkaar hebben beïnvloed zonder dat beide benaderingen zich daarvan bewust zijn.

Wat is de bijdrage van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmodellen binnen de psychologie? - Chapter 11

  • Bracketing:

    Bracketing

Vereiste voor wetenschappers die kwalitatief onderzoek gaan doen. Zij moeten met een open blik en zonder vooroordelen het fenomeen benaderen.

  • Confounding variable:

    Confounding variable

Variabel waar voorafgaand aan het onderzoek geen rekening mee is gehouden maar uiteindelijk wel veel invloed kan hebben en zelfs de oorzaak kan zijn van het effect wat geobserveerd is.

  • Discourse analysis:

    Discourse analyse

Kwalitatieve onderzoeksmethode die onderzoekt hoe de sociale relaties tussen mensen worden bepaald door de taal die ze spreken.

  • Focus group:

    Focus group

Bij een focusgroep wordt er een groep participanten bij elkaar gezet om over specifieke onderwerpen openlijk te discussiëren. De interactie tijdens de focusgroep tussen de deelnemers kan waardevolle informatie opleveren.

  • Grounded theory:

    Grounded theory

Voorbeeld van een kwalitatieve onderzoeksmethode die probeert te begrijpen wat er in een bepaalde situatie precies gebeurt en probeert op basis van kwalitatieve analyse en inductie op grond van de verzamelde data een theoretisch inzicht over deze situatie te krijgen.

  • Ideographic approach:

    Ideografische methode

Kwalitatief onderzoek is er in de eerste plaats om specifieke situaties te begrijpen, dit houdt wel in dat de conclusies uit kwalitatief onderzoek moeilijk te generaliseren zijn en alleen iets zeggen over dat specifieke fenomeen wat onderzocht is.

  • Illusory correlation:

    Illusoire correlatie

Perceptie van een correlatie tussen gebeurtenissen waarvoor geen onafhankelijk bewijs kan worden gevonden.

  • Interpretative phenomenological analysis:

Kwalitatieve onderzoeksmethode binnen de psychologie die probeert te begrijpen hoe een bepaald fenomeen door alle betrokken personen wordt ervaren.

  • Nomothetic approach:

    Nomothetische methode

Dit is een onderzoek wat er op uit is om universele principes te formuleren die de grenzen van de studie overschrijden.

  • Qualitative research methods:

    Kwalitatieve onderzoeksmethoden

Onderzoeksmethoden die gebaseerd zijn op het begrijpen van verschijnselen in hun historische en sociaal-culturele context. Deze worden geassocieerd met de hermeneutische benadering die gebaseerd is op het leren begrijpen van de betekenis van een situatie.

  • Quantitative imperative:

Bias die gaat over de neiging om alleen meetbare onderwerpen interessant vinden omdat kwantitatieve onderzoeksmethoden numerieke gegevens vereisen.

  • Quantitative research methods:

    Kwantitatieve onderzoeksmethoden

Onderzoeksmethoden op basis van kwantificeerbare gegevens. Kwantitatieve onderzoeksmethoden worden geassocieerd met de natuurwetenschappelijke benadering gebaseerd op het hypothetisch-deductieve model.

  • Semi-structured interview:

    Semi-gestructureerd interview

Dit is een interview waarbij elke geïnterviewde een klein aantal vragen te zien krijgt maar het wel belangrijk is dat de geïnterviewde voor de rest van het antwoord aangemoedigd wordt om vrijuit te spreken. De soort vragen die gebruikt worden zijn open, non-directieve vragen.

Hoe verhouden biologische, psychologische en sociologische invloeden zich binnen de psychologie? - Chapter 12

  • Biopsychosocial model:

    Biopsychosociaal model

Het biopsychosociaal model is een uitbreiding van een medisch model over het menselijk functioneren. In dit model is niet alleen aandacht voor biologische aspecten, maar ook voor psychologische en sociale factoren die mede bepalend zijn voor ziekte en het genezingsproces.

  • Diathesis-stress model:

    Kwetsbaarheid-stressmodel

Het model gaat er van uit dat het individu enerzijds een kwetsbaarheid in zich draagt en dat anderzijds omgevingsfactoren (stressbronnen) een rol spelen. Kwetsbaarheid staat voor de aanleg die iemand heeft voor het ontwikkelen van een psychische stoornis.

De waarschijnlijkheid dat een persoon een psychische stoornis heeft is afhankelijk van de kwetsbaarheid van de persoon (diathese) en de hoeveelheid stress ervaren door de persoon. De grondlegger voor dit model was Bohman.

  • Eugenics:

    Eugenetica

Eugenetica is een sociale filosofie die beweert dat het lot van een natie kan worden verbeterd als de inwoners zich selectiever zouden gaan voortplanten.

  • Evolutionairy psychology:

    Evolutionaire psychologie

Benadering in de psychologie die het menselijk gedrag probeert te begrijpen op basis van natuurlijke selectie en de evolutietheorie.

  • Gate control theory of pain:

    Gate control theory of pain

Theorie over pijnperceptie die ervan uitgaat dat de zenuwsignalen die de pijn transporteren eerst door een soort poort moet voordat zij de hersenen bereiken. Bij deze poort kunnen de pijnsignalen sterker of zwakker worden gemaakt. Theorie geformuleerd door Melzack en Wall (1965).

  • Inclusive fitness:

    Inclusive fitness

Theorie van de evolutionaire biologie waarin het genetische succes van een organisme wordt bepaald door de mate van samenwerking en altruïstisch gedrag.

De theorie suggereert dat altruïsme tussen organismen die een bepaald percentage van genen met elkaar delen ervoor zorgt dat die genen aan volgende generaties worden doorgegeven.

Theorie wordt ook gebruikt binnen evolutionaire psychologie en stelt dat gedrag niet alleen gemotiveerd wordt door het zelf willen overleven, maar ook omdat je wilt dat iedereen die jouw genen deelt ook overleeft. De mate van motivatie hangt af van de mate waarin men aan elkaar gerelateerd is.

  • Instinct:

    Instinct

Een instinct is een aangeboren en vaste respons die automatisch wordt opgewekt door een passende stimulus. Instincten werden aan het begin van de 20e eeuw veel gebruikt bij het verklaren van motivatie.

  • Nature-nurture debate:

    Nature-nurture debat

Debat over wat de bijdragen zijn van genetische en omgevingsfactoren bij de ontwikkeling van (menselijke) eigenschappen

Nature: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg, bijvoorbeeld het genetisch materiaal.

Nurture: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, met name door de leefomgeving.

  • Observational learning:

    Observationeel leren

Dit is als men leert van anderen door hun handelingen en acties te observeren en te kijken of deze acties en handelingen vervolgens beloond of gestraft worden.

  • Parental investment theory:

    Parental investment theory

Deze theorie is ontwikkeld door de Amerikaanse evolutionaire bioloog en sociobioloog Robert L.Trivers rond 1972. In de evolutionaire psychologie probeert men met deze theorie de dynamiek tussen ouders en hun kinderen te verklaren. De theorie stelt dat als één van de ouders, de moeder of de vader, meer tijd dan de ander steekt in de opvoeding, de ouder die meer tijd steekt in de opvoeding kritischer zal zijn over welk persoon met zijn of haar kind een gezin gaat stichten

  • Social darwinisme:

    Sociaal darwinisme

De ideeën van het sociaal darwinisme zijn vooral afkomstig van socioloog Herbert Spencer (1820 - 1903). Sociaal darwinisme werd eind 19e eeuw en begin 20e eeuw vooral verkondigd in Engeland en de VS en stelde dat de samenleving zich verder zou kunnen gaan ontwikkelen als de zwakke medemens zou sterven en de sterken juist zouden opbloeien.

  • Strong social situation:

    Sterke sociale situatie

In sommige sociale situaties gedragen alle mensen zich op dezelfde manier ondanks dat iedereen biologisch van elkaar verschilt en allemaal op een andere manier kennis vergaart. Dit komt omdat de persoonlijke kenmerken waarvan we denken dat deze ons onder controle houden er in bepaalde situaties helemaal niet meer toe doen. (Stanford Prison Experiment)

  • Tit-for-tat strategy:

    Tit-for-tat strategy

     

Strategie uit de evolutionaire psychologie die probeert te verklaren hoe evolutionair gemotiveerde individuen samenwerken op momenten waarin men van elkaar afhankelijk is. Betekent in feite dat mensen de neiging hebben om samen te werken wanneer ze elkaar voor het eerst ontmoeten maar weigeren samen te werken zodra de ander dit ook niet meer doet. Dus je begint met samen te werken en vanaf dan blijf je datgene doen wat de ander ook doet. Blijft de andere persoon samenwerken, dan doe jij dit ook. Stopt de ander met samenwerken dan stop jij ook. Het weigeren om samen te werken blijft doorgaan totdat iemand het patroon verbreekt en diegene voorstelt om weer samen te gaan werken.

Wat is de invloed van de psychologie op de samenleving? - Chapter 13

  • Ethical code of conduct:

    Ethical code of conduct

Is een protocol waarin staat waar een onderzoek op ethische gronden aan moet voldoen voordat het onderzoek mag worden uitgevoerd.

  • Hidden racism:

    Verborgen racisme

Het bevorderen van het eigen ras door middel van niet-opvallende vooroordelen over andere groepen (meestal door het negeren van hun bijdrage). Het racisme zit dus verborgen en valt niet bewust op, maar wordt wel onbewust uitgesproken.

  • Informed consent:

    Informed consent

Centraal principe in de ethiek dat stelt dat mensen alleen kunnen deelnemen aan een studie nadat ze goed zijn geïnformeerd over wat de studie inhoudt en wat er precies gaat gebeuren.

Staat meestal op papier en dit moet vervolgens door de deelnemers ondertekend worden zodat het geheel duidelijk is dat de participant vrijwillig heeft ingestemd om deel te nemen aan het onderzoek.

  • Metaphor:

    Metafoor

Vorm van beeldspraak wat in de wetenschap staat voor het gebruik van een analogie uit een ander gebied wat helpt om een nieuw, complex wetenschappelijk probleem in kaart te brengen door te verwijzen naar een beter begrepen fenomeen.

  • Psychologisation:

    Psychologisering

Woord dat twee verschillende betekenissen heeft. Kan verwijzen naar: (1) het feit dat emotionele banden en persoonlijk welzijn van groot belang zijn in primaire sociale relaties, of (2) Verwijst naar de groeiende invloed van de psychologie op de manier waarop mensen zichzelf zien en interactie hebben met anderen.

  • Stigma:

    Stigma

Een stigma is een brandmerk, schandvlek die aan een bepaalde persoon gekoppeld wordt. Stigma kan ook staan voor een vooroordeel over een bepaald persoon of andere cultuur die leeft onder een bevolking. Goffman (1963) geeft de volgende definitie van een stigma: ‘an attribute that is deeply discrediting and that reduces the bearer from a whole and usual person to a tainted, discounted one’.

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Studiegids bij Historical and conceptual issues in psychology van Brysbaert en Rastle

Samenvattingen en studiehulp bij Historical and conceptual issues in psychology van Brysbaert en Rastle

Inhoudsopgave

Nederlandstalige samenvattingen en studiehulp bij de 2e druk van het boek:

  • Samenvatting bij het boek: Historical and conceptual issues in psychology van Brysbaert en Rastle - 2e druk
  • Begrippenlijst bij het boek: Historical and conceptual issues in psychology van Brysbaert en Rastle - 2e druk
  • TentamenTest bij het boek: Historical and conceptual issues in psychology van Brysbaert en Rastle - 2e druk

Engelstalige samenvattingen en studiehulp bij de 2e druk van het boek:

  • Summary with the book: Historical and conceptual issues in psychology by Brysbaert and Rastle - 2nd edition
  • Glossary with the book: Historical and conceptual issues in psychology by Brysbaert and Rastle - 2nd edition
  • ExamTests with the book: Historical and conceptual issues in psychology by Brysbaert and Rastle - 2nd edition
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
969