Aantekeningen College 3: Succesvol interdisciplinair samenwerken - UU (2023-2024)

Hoorcollege 3

Drie niveaus van verklaringen:

  • Sociaal
  • Psychologisch
  • Biologisch

Biologische verklaringen zijn niet beter. Wetenschap is reductionisme. Je wil iets complex reduceren tot iets begrijpelijks.

  • Perifere zenuwstelsel reguleert de activiteit van de organen in het lichaam
  • Centrale zenuwstelsel reguleert het brein of de spinal cord.

Perifere zenuwstelsel bestaat uit sympatische en parasympatische zenuwstelsel.

  • PS: slaap en spijsvertering
  • S: spannend tentamen

Meetmethoden

  • EEG is een snelle respons
  • fMRI is een langzame respons: dit gaat meer over hersengebieden.

Basisaanname van de rationale sociale neurowetenschappen: Lichaam en geest zijn één.

  • Hartslag heeft invloed op stress, maar stress ook andersom op de hartslag.
  • De oplossing is de combinatie van metingen.
  • Huidgeleiding zakt maar hartslag gaat sterk omhoog. Dat is een actieve manier om met een situatie om te gaan: approach
  • Huidgeleiding stabiel of neemt toe, hartslag neemt af. Dan heb je een vermijdingsgerichte manier om met stress om te gaan. Dat is avoidence.

Andere uitdaging bij interdisciplinair onderzoek is spraakverwarring: jargon.

Methodologische uitdagingen: verliefdheid. Dat in een hersenscan te onderzoeken, dat is best uitdagend.

Voordelen van neurowetenschappelijke methodes:

  • Redelijk objectieve metingen. Toenam in bloeddruk betekent hetzelfde bij andere mensen. ‘’Ben je bang’’, niet.
  • Onbewuste processen kun je meten
  • Vermijden van sociaal-wenselijke responsen
  • Veel  zijn continue metingen. Tijdens een discussie zien we veranderingen. Anders moet je in een vragenlijst vragen ‘’Wat gebeurde er bij u nadat er dit gebeurde?’’
  • Sommige fysiologische methoden hebben klinische relevantie. Gezondheidsuitkomsten.

Als mensen uitgesloten werden bij cyberball:

  • Kreeg je hersenactiviteit net zoals je fysieke pijn hebt
  • Op neurogebied overeenkomstig aan fysieke pijn

Stereotypering van Amodio et al.

  • Shooter bias. Je moet asap schieten op iemand met een wapen en minder snel op iemand zonder een wapen.
  • Er wordt vaker geschoten op zwarte ongewapende mensen.
  • Bij neuroscience zie je error-related negativity.
  • Dat is een piek als mensen iets verkeerd doen.
  • Er was meer error-related negativity als mensen een zwart persoon neerschoten ten onrechte. Dit is wederom effect van sociaal psychologisch proces op een neuropsychologisch proces.

Stereotype threat:

  • Zwarte mensen in USA op intelligentie
  • Vrouwen bij inparkeren.
  • Bloeddruk nam ook toe hier na een psychologisch proces van dreiging.
  • Uitdaging is kunstmatigheid, dit zijn veel labonderzoeken die we doen.
  • Er worden vragen gesteld aan de proefpersonen terwijl ze gekoppeld zijn aan elektroden voor bloeddruk of hartslag.

Pro’s in de lab:

  • Controlled environment
  • Easy to set up
  • Veel universiteitsstudenten die komen naar de onderzoeken in het lab.
    • Dit is geen heterogene onderzoeksgroep
  • Daarom moeten we het veld in gaan!
  • Collecting data wanneer mensen lopen met hun smart watch.
  • Door de webcam heen kunnen we de hartslag meten.

Er is vaak een mismatch tussen wat mensen reporteren in self-studies en questionaires en fysiologisch onderzoek zoals de Cardiovascular Engagement Index. Mensen zijn progressief in hun ideeën, maar als ze iets moeten doen, dan is hun effort lager en minder. Er zit een continuïteit in ontwikkeling: je moet eerst kunnen lopen voor je kunt rennen.

Equifinaliteit vs multifinaliteit

  • Equifinaliteit is verschillende paden kunnen tot dezelfde uitkomst leiden.
  • Multifinaliteit is één risicofactor kunnen verschillende uitkomsten hebben. Een trauma kan leiden tot verschillende uitkomsten.

Normaal gedrag is wat gemiddeld past bij welke leeftijd.

  • Als je driftbuien ook nog op je achtste krijgt, dan is het langdurig.

Classificeren:

  • Efficiëntie, samenvatting (ordenen)
  • Indeling in klassen of clusters.
  • Classificatiesysteem verbetert de communicatie tussen collega’s

ADHD is een ontwikkelingsstoornis.

  • DSM is wel of niet voldoen aan de stoornis.
  • Ontwikkelingspsychologische bril: hoe komt het dat je dit hebt? We gebruiken vragenlijsten hoe angstig iemand precies is.

Bronfenbrenner: interactie met meerdere systemen om een kind heen.

  • Microsysteem: directe omgeving van kinderen. Gezin, leraren en vriendjes met wie kinderen opgroeien.
  • Mesosysteem: interactie tussen de microsystemen van het kind. Interactie tussen ouders en leraren, broers en ouders.
  • Exosysteem: verbindingen die kunnen bestaan tussen twee of meer mensen waarvan er 1 niet van kinderen bevat. Maar hen toch indirect beïnvloedt omdat het een impact heeft op het microsysteem waar ze in leven. Werkplek van de ouders, vrienden van de ouders, land van oorsprong van de ouders.

Deze verschillen kunnen leiden tot psychopathologie.

Kan ook in de persoon liggen:

  • Temperament
  • Selfregulation
  • Selfesteem
  • Coping

Minder zelfcontrole bij kleuters → negatieve uitkomsten voor volwassenen. Meer single parenting. De kans is groter.

Je hebt dus internaliserende en externaliserende problemen.

  • Persoonlijkheid en context zijn niet onafhankelijk van elkaar.

Moderatie of mediatie.

  • Voorbeeld moderatie:
  • Zelfvertrouwen en stress.
  • Meer stress en minder zelfvertrouwen → grotere kans op externaliserende en internaliserende problemen.
  • Voorbeeld mediatie:
  • Zelfregulatie is voorspellend voor psychopathologie. Wordt dit gemedieerd voor negatieve sociale interacties?

Jongeren met minder zelfregulatie zijn gevoeliger voor ontwikkelen psychopathologie. Deels verklaard door negatieve sociale interacties. Ookwel jongeren met probleem zelfregulatie leidde tot meer negatieve sociale interacties. Dat leidde weer tot psychopathologie, internaliserend of externaliserend.

Cruciaal is integratie van de verschillende expertises.

  • Moderatie is een interactie-effect. Gaat over de vraag of een effect verschillend is voor bepaalde groepen.
  • Stress pijltje depressie. Maar misschien geldt dat wel alleen als je van persoonlijkheid ook neurotisch bent.

Mediatie:

  • Door stress ga je aan jezelf twijfelen, daardoor weer depressief.
  • Of stress zorgt voor slaapproblemen en dat je daardoor depressief wordt.
  • En direct een lijntje van stress naar depressie.
Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Studiehulp Identiteit en de diverse mens - UU (2023-2024)

Aantekeningen College 1: Introductie & Identiteit - UU (2023-2024)

Aantekeningen College 1: Introductie & Identiteit - UU (2023-2024)

Hoorcollege 1

Onderwerpen in deze cursus

  • Genderidentiteit → hoe komt die tot stand?
  • Zelfbeeld → het ene persoon heeft veel vertrouwen in zichzelf. Zelfbeeld wordt door hem ook wel zelfvertrouwen genoemd.
  • Laatste punt is angst en veerkracht.

Identiteit:

  • Persoonlijkheidstrekken
  • Waarden
  • Doelen
  • (sociale) rollen
  • Interesses en voorkeuren

Identiteit:

Wie ben ik? Wie wil ik zijn in mijn leven?

  • Subjectief gevoel van de persoon die ik ‘echt’ ben
  • Subjectief gevoel van gelijkheid en continuïteit van zelf over tijd en contexten
  • Interpreteren van en betekenis geven aan  levensgebeurtenissen

Psychosociale benadering:

  • Socioculturele factoren → ben ik moslim of christen?
  • Biologische en psychologische factoren → aangeboren factoren
  • Historische factoren → nu kunnen we een ander gender zijn of homo zijn

Disciplines

  1. Persoonlijkheidspsychologie
  2. OWP
  3. CP
  4. KP
  5. SP

Episodisch en semantisch geheugen als je ouder wordt

  • Episodisch geheugen neemt af (kennis over gebeurtenissen)
  • Het semantische geheugen neemt toe. (kennis over het zelf)

Identiteit

  • Erikson: Als je identity vindt, ontwikkel je fidelity, dan weet je wat je nodig hebt in het leven.
  • Pas een persoonlijkheidsstoornis als het persistent, pervasief en pathologisch is.

Dissociatie:

Psychogene fugue: 

  • Je kan vluchten naar een andere realiteit
  • Dissociatieve identiteitsstoornis

Ego-inflatie: 

  • Grootheidswaanzin
  • Narcistische persoonlijkheidsstoornis

Persoonlijkheid heeft drie lagen volgens McAdams:

  • Trekken
  • Wat je belangrijk vindt of wat je doelen zijn
  • Ga met iemand zitten en diegene vertelt wat diegene ziet als zichzelf. De narratieve persoonlijkheid

Ontwikkelingspsychologie:

  • Als kind heb je al een autobiografisch geheugen
  • Vanaf vroege adolescentie heb je een persoonlijke fabel. Dat je uniek bent. Gevoel om uniek en speciaal te zijn. Er is ook een link met risicogedrag. Ik ben ononverwinnelijk. 
  • ‘’Jullie zullen me nooit begrijpen’’ tegen ouders. Omdat ze denken zo uniek of bijzonder te zijn.
  • Vanaf de latere adolescentie en vroege volwassenheid ontstaat de narratieve identiteit. Dit verschilt van de persoonlijke fabel. Bij de narratieve identiteit kan je ook negatieve eigenschappen zeggen, er wordt context benoemd. Hoe je zo geworden bent zoals je bent.

Exploratie en commitment kan je in een twee bij twee tabel zetten

Diffusion:

  • Geen idee wie je bent, maar ook nog geen aandacht aan besteed.

Foreclosure:

  • kinderen nemen iets aan, papa is arts. Ze heeft zelf nog niet geëxploreerd.

Moratorium:

  • Zit je misschien nu in. Je bent veel aan het uitproberen, maar je hebt nog niets vastgelegd.

Achievement:

  • Dat is het eindstation volgens marcia van je identiteit. Je hebt geëxploreerd en je bent committed.

Je kan daarentegen nog wel twijfelen en terugkomen op je beslissing.

Daarom is er een nieuw model bedacht. Luyckx.

  • Links is formatie van bindingen. Dat is net besproken met wat je wil studeren.
  • Rechts is diepte-exploratie en evaluatie van bindingen.
  • Je bent psychologie gaan studeren, maar je komt erachter welke beroepen je kan doen. Je gaat vakken kiezen en je leert meer over het vakgebied. 
  • Diepte-exploratie gaat goed? Dan krijg je identificatie met bindingen. Tussen deze twee cycli zijn bindingen.
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 2: Diversiteit & Interdisiplinair werken - UU (2023-2024)

Aantekeningen College 2: Diversiteit & Interdisiplinair werken - UU (2023-2024)

Hoorcollege 2

Diversiteit vanuit de persoonlijkheidsleer.

  • Persoonlijkheid is dynamic organization within the individual; of those psychopysical systems that determine his characteristic behavior and thought.

McAdams en Pals:

Lagen en levels van persoonlijkheid:

  • Trekken
  • Motivaties
  • Levensverhalen

Uitleg

  • Trekken is het big5 model
  • Motivaties: wat wil je nou echt met je leven. Wat zijn je doelen?
  • Levensverhalen: hoe ben je geworden hoe je bent. Hoe vertel je over je eigen ontwikkeling.

 

Trekken

  • Trekken onderzoek.
  • Ben jij creatief? Vinden andere mensen jouw sympathiek?
  • Dmv een factoranalyse kan je kijken welke begrippen correleren met elkaar:

BIG5 is dit:

  • OCEAN:
  • Openness
  • Conscientiousness
  • Extraversion
  • Agreeableness
  • Neuroticism

Dan heb je ook de Hexaco factoren: dat is een extra zesde factor: honesty-humility.

  • Hoe eerlijk, bescheiden en authentiek ze zijn.
  • Andere mensen zijn iets sluwer, machiavellistisch (=kunst van de machtspolitiek). Mensen uitspelen tegen elkaar. Hier valt ook narcisme onder.
  • Naast trekken hebben we ook persoonlijkheidstypen. Dit zijn combinaties van eigenschappen.
  • Melancholisch: dan ben je een beetje verdrietig. Het komt van het woord zwarte gal. Die zwarte gal zou dan zorgen voor somberheid.

Bij de Romeinen had je deze typologie al.

4 basic Personality Types:

… persoon:

  • Heel vrolijk

Choleric persoon:

  • geagiteerd, bozig 

Melancholisch persoon:

  • Depressief, somber,

Phlegmatisch persoon:

  • Boeit hem niet zo veel.

Die oude sappenleer is heel oud en zorgt voor een opdeling in soorten persoonlijkheden. Dit is een gevolg van de sappen in het lichaam. Dit is een achterhaald beeld.

Deze theorie is nog steeds invloedrijk.

  • Mensen verschillen in hun ascending reticulair activation system: ARAS systeem.
  • Dit systeem stuurt zintuigelijke informatie naar de hersenen.

Volgens Eysenck zijn extraverte mensen chronisch onderprikkeld. Huh? Maar extraverte personen zijn toch juist actief en met veel dingen bezig?

  • Dat wordt verklaard door Yerkes-Dodson-wet: je hebt altijd een bepaalde drempel aan prikkels nodig.
  • Extraverte mensen zijn onderprikkeld en zijn op zoek naar prikkeling van buiten. 
  • Introverte mensen hebben die prikkels al van nature en kan je dus makkelijker alleen zijn. Dat is de theorie.
     

De tweede laag is de laag van motivaties:

  • Doelen zijn gewoon slagen voor een cursus. 
  • Motief: Ik wil altijd genereus zijn voor andere mensen.
  • Meet je vaak met vragenlijsten, met experimenten of dagboeken.

RIASEC model van John Holland, deze onderzoekt goed je interesses.

  • Realistic, Investigative, Artistic, Social, Enterprising en Conventional.
  • Realistic mensen zijn de doeners, ondernemend.
  • Investigative: Deze mensen denken graag.
  • Artistic zijn meer creatief, kunstzinnig ingesteld.
  • Social: die mensen helpen graag. Doen veel dingen voor anderen
  • Enterprising: die mensen zijn overtuigend van aard en zijn meer economisch.
  • Conventional zijn organiseerders, dingen bij houden excel tabellen etc.

Motieven

Big 3:

De drie drijfveren:

  1. Affiliatie
  2. Prestatie 
  3. Macht

Je weet zelf niet zo goed wat je eigen motivaties zijn. Dat zegt de theorie. Je weet zelf helemaal niet zo goed wat je diep van binnen wilt.

  • Hoe kom je daarachter?
  • Dmv de projectieve techniek. Je
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 3: Succesvol interdisciplinair samenwerken - UU (2023-2024)

Aantekeningen College 3: Succesvol interdisciplinair samenwerken - UU (2023-2024)

Hoorcollege 3

Drie niveaus van verklaringen:

  • Sociaal
  • Psychologisch
  • Biologisch

Biologische verklaringen zijn niet beter. Wetenschap is reductionisme. Je wil iets complex reduceren tot iets begrijpelijks.

  • Perifere zenuwstelsel reguleert de activiteit van de organen in het lichaam
  • Centrale zenuwstelsel reguleert het brein of de spinal cord.

Perifere zenuwstelsel bestaat uit sympatische en parasympatische zenuwstelsel.

  • PS: slaap en spijsvertering
  • S: spannend tentamen

Meetmethoden

  • EEG is een snelle respons
  • fMRI is een langzame respons: dit gaat meer over hersengebieden.

Basisaanname van de rationale sociale neurowetenschappen: Lichaam en geest zijn één.

  • Hartslag heeft invloed op stress, maar stress ook andersom op de hartslag.
  • De oplossing is de combinatie van metingen.
  • Huidgeleiding zakt maar hartslag gaat sterk omhoog. Dat is een actieve manier om met een situatie om te gaan: approach
  • Huidgeleiding stabiel of neemt toe, hartslag neemt af. Dan heb je een vermijdingsgerichte manier om met stress om te gaan. Dat is avoidence.

Andere uitdaging bij interdisciplinair onderzoek is spraakverwarring: jargon.

Methodologische uitdagingen: verliefdheid. Dat in een hersenscan te onderzoeken, dat is best uitdagend.

Voordelen van neurowetenschappelijke methodes:

  • Redelijk objectieve metingen. Toenam in bloeddruk betekent hetzelfde bij andere mensen. ‘’Ben je bang’’, niet.
  • Onbewuste processen kun je meten
  • Vermijden van sociaal-wenselijke responsen
  • Veel  zijn continue metingen. Tijdens een discussie zien we veranderingen. Anders moet je in een vragenlijst vragen ‘’Wat gebeurde er bij u nadat er dit gebeurde?’’
  • Sommige fysiologische methoden hebben klinische relevantie. Gezondheidsuitkomsten.

Als mensen uitgesloten werden bij cyberball:

  • Kreeg je hersenactiviteit net zoals je fysieke pijn hebt
  • Op neurogebied overeenkomstig aan fysieke pijn

Stereotypering van Amodio et al.

  • Shooter bias. Je moet asap schieten op iemand met een wapen en minder snel op iemand zonder een wapen.
  • Er wordt vaker geschoten op zwarte ongewapende mensen.
  • Bij neuroscience zie je error-related negativity.
  • Dat is een piek als mensen iets verkeerd doen.
  • Er was meer error-related negativity als mensen een zwart persoon neerschoten ten onrechte. Dit is wederom effect van sociaal psychologisch proces op een neuropsychologisch proces.

Stereotype threat:

  • Zwarte mensen in USA op intelligentie
  • Vrouwen bij inparkeren.
  • Bloeddruk nam ook toe hier na een psychologisch proces van dreiging.
  • Uitdaging is kunstmatigheid, dit zijn veel labonderzoeken die we doen.
  • Er worden vragen gesteld aan de proefpersonen terwijl ze gekoppeld zijn aan elektroden voor bloeddruk of hartslag.

Pro’s in de lab:

  • Controlled environment
  • Easy to set up
  • Veel universiteitsstudenten die komen naar de onderzoeken in het lab.
    • Dit is geen heterogene onderzoeksgroep
  • Daarom moeten we het veld in gaan!
  • Collecting data wanneer mensen lopen met hun smart watch.
  • Door de webcam heen kunnen we de hartslag meten.

Er is vaak een mismatch tussen wat mensen reporteren in self-studies en questionaires en fysiologisch onderzoek zoals de Cardiovascular Engagement Index. Mensen zijn progressief in hun ideeën, maar als ze iets moeten doen, dan is hun effort lager en minder. Er zit een continuïteit in ontwikkeling: je moet eerst kunnen lopen voor je

.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 4: Genderidentiteit 1 (OP & SP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Aantekeningen College 4: Genderidentiteit 1 (OP & SP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Hoorcollege 4

Gender is een identiteit

  • Tussen je benen zit je sekse.
  • Dan in het brein zit je genderidentiteit: hoe jij je identificeert. We kunnen niet alles labelen.
  • Je hart: daar zit je seksuele oriëntatie.
  • Aseksueel is een seksuele oriëntatie.
  • Je hebt ook romantische oriëntatie.
  • Dan heb je tot slot sexual behavior.
  • Dit zijn allemaal gender rollen, deze zijn gebouwd door de maatschappij, niet door het individu.
  • Al deze oriëntaties en sekses, zijn onafhankelijk van elkaar.
  • Mensen kunnen bewegen over deze spectra. Het staat niet vast.

Je gender identiteit in je brein gaat van vrouw tot man. Daartussen zitten de non-binaire mensen die beschouwen zichzelf als geen man en geen vrouw. Genderexpressie: een man kan zich uitten als vrouw. Maar is wel een man. Sekse is hoe je geboren bent: van man tot vrouw. Sexuele oriëntatie: in het midden staat nu biseksueel, maar je hebt nog veel meer.

Cis en trans

  • Cisgender, geboren als man en je uit je ook als man. Gender identity matches birth sex.
  • Transgender, geboren in een ander lichaam. Gender identity does not match birth sex.

Hoe voeden we onze kinderen nu op?

  • We leren onze kinderen automatisch al genderrollen aan.
  • Bij HEMA heb je een Non-Gendered Kids department

Gender

  • Gender-identity is iets persoonlijks.
  • Gender-role sterotypes (standards) deze zijn niet gerelateerd aan het individu, deze zijn afhankelijk van de maatschappij waar je in leeft. Deze verschillen veel tussen culturen.
  • In sommige culturen lopen mannen hand in hand omdat ze vrienden zijn.
  • Gender-typed behaviors is ook gerelateerd aan het individu. Neiging van jongens om de gedragingen van mannen na te doen en te associëren met hun eigen gender.

Hoe komt gender tot stand?

Social-Learning Theory:

  • Jongens komen erachter dat jongens met auto’s spelen en meisjes met poppen. Ze imiteren ook de same-sex parent en de same-sex peers.
  • Jongens spelen voetbal op het schoolplein en de meiden doen volleybal.
  • Ouders leren dit hun kinderen aan

2. Cognitive-Developmental Theory

  • Eerst identificeren ze zich als een bepaald gender. Na het labelen dan gaan de kinderen deze genderrollen meer nadoen.
  • Er is wat kritiek op deze theorie. Er is genderspecifiek gedrag voor de identificatie vgm.
  • Volgens Kohlberg maken kinderen tot 18 maanden meer fouten in gender labeling.
  • Volgens Kohlberg na de leeftijd van 2-3 jaar kunnen we jongens, meisjes, mannen en vrouwen onderscheiden. Daarna kunnen kinderen zich identificeren als jongen of meisje.
  • Daarna hebben ze ook voorkeur voor same-gender peers

3-4 jaar

  • Hier is gender stability. Gender is fixed en irreversible.
  • Dat is het geloof in deze fase. Hier worden gender stereotypes meer present. 

5-7 jaar

  • Van 5-7 jaar geldt: als de jongen met de pop speelt. Hij weet dat hij nog steeds een jongen is, maar hij speelt gewoon met een pop. Nu is er cognitieve consistentie. 
  • Ongeacht kleding en voorkeuren, hij is nog steeds een jongen. Er is kennis bij deze jongen dat hij nog steeds een jongen. Je zou minder gender-segregatie verwachten.
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 5: Genderidentiteit 2 (PF & KP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Aantekeningen College 5: Genderidentiteit 2 (PF & KP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Hoorcollege 5

Het brein: nature vs nurture. Het eeuwige debat.

Zit er een verschil tussen het mannelijke en het vrouwelijke brein?

  • Enige verschil zowat is dat het mannelijke brein iets groter is.
  • Putamen is het reward systeem
  • amygdala is het angstsysteem.
  • Conclusie:
  • Mannenbrein is groter
  • Overige verschillen zijn verwaarloosbaar.
  • Hersenvolume is nog nooit aan functionaliteit gekoppeld.

Hirnstein & Hausmann:

  • Een klein verschil in de amygdala kan een groot verschil zijn in emotioneel geheugen
  • De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet triviaal, omdat het brein keer op keer dezelfde soort informatie verwerkt. Dit kan grote gevolgen hebben.

Maar: kleine verschillen zijn niet triviaal

  • Cortisol is het eindproduct van stress. Dus eerst ben je gestresst, daarna komt cortisol in de bloedbaan. Cortisol zorgt juist voor verlaging van de stress om je weer terug te brengen in een homeostase. Zorgt er ook voor dat je alerter bent voor de volgende keer.
  • Cortisol kan dus opbouwen en kan zorgen voor extreme angst-anticipatie en -generalisatie.
  • Piek in de baarmoeder voor de geslachtsdelen ontwikkelen.
  • De tweede piek gebeurt in de adolescentie.
  • Het is dus een positief effect → je wil door testosteron meer confrontatie aangaan.
  • Testosteron vermindert de sterkte van de verbinding tussen de amygdala en de OFC. Dit is het laatste gebied dat ontwikkelt in deze fase.
  • Sekse hormoon testosteron interacteert met het stresshormoon. En het stresssysteem heeft veel invloed op het ontwikkelen van persoonlijkheidsstoornissen.

ASPD 

  • Meer bij mannen
  • Meestal gevolg van jeugdtrauma
  • Impulsiviteit en emotieregulatie problematiek

Borderline

  • Meer gediagnosticeerd bij vrouwen
  • Hebben dezelfde onderliggende mechanismen
  • Veel overlap, maar ook veel verschillen op gebied van sekse
  • Vrouwen hebben niet de surge van testosteron. Zij hebben dus minder inhibitie van cortisol.
  • Dus kleine verschillen in het brein kunnen grote gevolgen hebben op gedrag.

Dit is een voorbeeld hoe biologie, psychologie en sociale context ons gedrag vormgeven: Sociale en affectieve neurowetenschappen.

Psychopathologie binnen de seks:
Het afwijken van de norm

  • Veel mensen die als transgender worden bestempeld, identificeren zich niet zo.
  • Vandaar de term gender-nonconforme personen.
  • Genderdysforie is opgenomen in de DSM-5.
  • Moet genderdysforie wel beschouwd worden als psychische stoornis?
  • Hij staat in de DSM-5. Hij staat niet in de ICD-11.

ICD wordt vaak in de medische wereld gebruikt. Als iets gediagnosticeerd kan worden, kan het vergoed worden door de zorg. Het maakt de toegang tot de zorg makkelijker. Reden om het niet te doen: het leidt erg tot stigmatisering.

Gender Minority stress model

  • Minderheidsgroepen worden blootgesteld aan specifieke stressoren. Dit is extra stress bovenop de dagelijkse stress.
  • Dit geldt ook voor etnische minderheden.
  • Non-affirmation of Gender Identity: trans-vrouw die wordt aangesproken met ‘hij’.
  • Dit is een van de distale feitelijke en observeerbare factoren die direct invloed hebben op de mentale gesteldheid.

Gebeurtenissen

  • Proximale: wat die gebeurtenissen binnen een persoon voor effect hebben.
  • Internalizing: je betrekt uiteindelijk de haat op jezelf.
  • Concealment is het verhullen van de eigen identiteit.

Verbondenheid met de community en pride zijn twee resilience

.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 6: Zelfbeeld 1 (OP & KP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Aantekeningen College 6: Zelfbeeld 1 (OP & KP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Hoorcollege 6

Ontwikkelingspsychologie:

  • Uniek: over onszelf na te denken, over onszelf te reflecteren.
  • We hebben een neiging om over onszelf na te denken en te oordelen, dat heet zelfbeeld.
  • Het eerste woord dat we leren is ‘ik’. We leven in een cultuur waarbij het zelfbewustzijn hoog op waarde wordt geschat.
  • Waarom is denken over ‘’het zelf’’ gemeengoed geworden? Het wordt overal gebruikt.

Zelfwaardering is geen gevolg meer van positief functioneren, maar een oorzaak geworden.

  • James (1890) maakte een klassiek onderscheid tussen het I-self (zelf als subject) en het me-self (zelf als object_
  • I self neemt waar en handelt, is actief 
  • Me-self datgene wat waargenomen wordt
  • Het I-self neemt het me-self waar.

Het is daadwerkelijk een oordeel, dan spreken we pas van zelfwaardering.

  • Het is hoe positief denk je over jezelf: Congitieve component
  • Maar ook hoe positief voel je je over jezelf: affectieve component
  • Zelfbeeld bevat alle kennis en ideeën die we hebben over onszelf.
  • Zelfvertrouwen = self-efficacy. Mate waarin mensen denken de taken waar ze voor staan, tot een goed einde kunnen brengen.
  • Zelfcompassie = self-compassion. De mate waarin we geneigd zijn om goed voor onszelf te zorgen. Sommige mensen zijn geneigd hard over zichzelf te oordelen, anderen zijn juist ondersteunend naar henzelf.

Waarom hebben we een zelfbeeld?

  • Niet helemaal bekend, maar er zijn wel ideeën over:
  • Het heeft een evolutionair voordeel
  • Op basis van onze kennis over onszelf, kunnen we een eigen bijdrage leveren aan de groep.

Zelfontwikkeling 0-2 jaar

  • Zelfherkenning (15-20 maanden) is teken van bewustzijn van ‘zelf’.
  • Begint dat kinderen merken dat ze invloed kunnen uitoefenen op hun omgeving, denk aan de bal boven de wieg. Het bewijs is de rouge task.
  • Zelfherkenning: mirror recognition task (rouge task)

Vanaf het moment dat bewustzijn van ‘zelf’ aanwezig is, ontstaan zelfbewuste emoties

  • Schaamte
  • Schuld
  • Trots
  • Anderen vormen ook een beeld van jou

Zelfontwikkeling in de peutertijd

  • Ik ben 3, ik woon in een heel groot huis, ik ben sterk en hou van pizza.
  • Concrete kenmerken: vaardigheden, bezittingen en voorkeuren
  • Zelfoverschatting
  • Kunnen niet goed onderscheid maken tussen hun ideal self (wat ze willen zijn) en de actual self (de persoon die ze echt zijn)

Heeft zelfoverschatting nut?

  • Het stelt kinderen in staat om te exploreren en uitdagende taken aan te gaan
  • Het heeft dus wel nut

Zelfontwikkeling vroeg tot midden kindertijd

  • Ik kan goed sporten (dit is anders dan hard rennen: het is al meer gegeneraliseerd), ik heb best veel vrienden, ik ben eigenlijk goed in heel veel dingen.
  • Betere generalisatie
  • Nog steeds zelfoverschatting

Zelfontwikkeling midden tot late kindertijd

  • Ik ben 9, mijn vrienden vinden me aardig, anderen minder. Ik ben best goed in taal, maar minder in rekenen.
  • Meer realistisch en genuanceerd (geen overschatting)
  • Globaal oordeel over het zelf = voorwaarde voor zelfwaardering

Zelfontwikkeling vroege adolescentie

  • Ik zit net op de middelbare, bij mijn vrienden ben ik druk, maar bij mijn ouders ben ik down. Soms zeg
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 7: Zelfbeeld 2 (PF & SP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Aantekeningen College 7: Zelfbeeld 2 (PF & SP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Hoorcollege 7

Psychologische functieleer: 

  • Wikipedia zegt een subdiscipline die zich richt op functies van de hersenen en de relatie met gedrag.
  • Het wil inzicht krijgen in mechanismen.
  • Aandacht, leren, geheugen en beslisvorming, taal, motoriek, motivatie en emoties en bewustzijn.
  • PF heeft vaak goed gecontroleerde experimenten. Gebruikt vaak fysiologische maten, eyetracking.

Het is nu mogelijk om te kijken in de hersenen van levende mensen.

  • Dmv Magnetic Resonance Imaging (MRI) → dit is een revolutie.
  • Vaak worden MRI en fMRI (functionele MRI) door elkaar gehaald.
  • MRI maak je 5-10 minuten.
  • Dat is veels te lang om te kijken naar fysiologische processen. fMRI maakt heel snel heel veel foto’s.
  • Je meet hier het BOLD signaal. Dat geeft wisselingen in het zuurstofpercentage aan. Dan kan je dus zien waar de activiteit in de neuronen zit.

Hoe kan je weten waar het zelfbeeld zit in de hersenen. hoe onderzoek je zelfbeeld in de scanner?

  • Kelley et al. toonde termen zoals self en dependable en dan moesten de deelnemers aangeven of dat bij hen van toepassing was.
  • De mediale frontale cortex is meer actief als je over jezelf nadenkt, dan als je over een ander nadenkt.
  • Corpus callosum is de balk tussen je linker en je rechter hersenhelft.

ACC

  • De mOFC is de ventromediale cortex

Meta-analyse is je vergelijkt ze op analytische basis. Review is je bekijkt gewoon meerdere studies, zonder analyse.

Zelfbeeld in de hersenen

  • Als jij positief beoordeeld wordt door iemand anders, dan activeer je de nucleus accumbens en de mediale prefrontale cortex.
  • Hoe meer verbinding van nucleus accumbens met mediale prefrontale cortex, hoe meer tevreden je over jezelf bent.
  • Nucleus accumbens is het beloningssysteem.
  • VTA: hier wordt het meeste van onze dopamine aangemaakt.
  • De signalen worden doorgestuurd naar het ventrale striatum, de nucleus accumbens. Dit gebied is gevoelig voor verslaving.

Mediale prefrontale cortex (vmPFC)

  • sgACC
  • pgACC

Hersenexperiment bij een aap

  • Aap heeft elektrode in VTA: waar je dopamine aangemaakt wordt.
  • Aap ziet lichtjes en daar krijgt hij een stimulus bij.
  • Als hij de juiste kleur indrukt, krijgt hij een druppel sinaasappelsap.
  • Zodra de aap de link legt en het heeft geleerd. Als hij dan het blauwe lampje ziet, gaan de dopamineneuronen alweer aan.
  • Op het moment dat hij de sinaasappelsap krijgt, gebeurt er niet per se iets meer met de dopamine neuronen.
  • Dopamine neuronen rekenen niet op de neuronen, maar op de reward prediction error.
  • Kan ook dat hij een blauw lampje ziet. De verwachting is 1. Maar hij krijgt niets.
  • Dus dan is het -1. Dan vertragen de dopamine neuronen.
  • De aap leert de waarde van het blauwe lichtje.
  • Dus RPE = 1.
  • Dan verwacht je de volgende keer meer. Dan pas je je verwachting aan.
  • Als je niet krijgt wat je wil, dan stel je je verachting weer bij. Dan verwacht je minder de volgende keer.
  • Dit is onderzocht op het gebied van zelfwaardering.

De sociale feedback is een soort beloning.

vmPFC, pgACC is belangrijk voor

.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 8: Individuele verschillen in angst & veerkracht 1 (OP & KP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Aantekeningen College 8: Individuele verschillen in angst & veerkracht 1 (OP & KP) - Universiteit Utrecht (2023-2024)

Hoorcollege 8

Angst en veerkracht, perspectief van de persoonlijkheidsleer

  • Hoort bij de persoonlijkheidstrek neuroticisme.
  • State angst: je bent op een bepaald moment angstig. Je schrikt van een auto even, dan ben je even bang.
  • Trait bang: Angst gebaseerd op individuele verschillen.
  • Stabiel level van angst bij iemand is neuroticisme.

Trek neuroticisme bestaat uit drie facetten:

  • Een daarvan is de neiging van een persoon om angstig te zijn.

Mensen die hoog scoren op neuroticisme hebben de neiging om meer ontevreden te zijn op het gebied van relaties.

Waarom hebben we dan überhaupt dat niveau van neuroticisme?

  • Neuroticisme is een gevoeligheid van het behavioral inhibition system. Het is goed voor je overleving. 

Persoonlijkheid is erfelijk. De helft is genetisch, de andere helft heeft te maken met je omgeving. 

  • Het is vooral de omgeving die niets met je ouders te maken heeft, de omgeving van jouw unieke ervaring om je heen: vrienden, school. Dit geldt voor de eigenschap neuroticisme.
  • Vrouwen zijn over het algemeen iets meer neuroticisme.
  • De stabiliteit in neuroticisme stijgt tot de leeftijd van 30 jaar.

Je hebt 3 type mensen: Veerkrachtig type, overcontrolerend type en een ondercontrolerend type. Veerkrachtig scoort laag op neuroticisme.

Soorten hechtingsstijlen

  • Secure attachment
  • Avoidant attachment
  • Disordered attachment
  • Ambivalent attachment

Uitleg

  • Secure: kinderen die weinig vermijding vertonen. Vind het fijn bij de moeder te zijn. Als de moeder weggaat, zijn ze even verdrietig, maar het kind laat zich ook weer goed geruststellen. Weinig vermijding, weinig angst.
  • Avoidant: Veel vermijding
  • Ambivalent: Veel angst bij de kinderen. Op hun hoede bij vreemden.
  • Disordered is angst en vermijding

Veerkracht is een combinatie van twee dingen:

  • Hoeveel stress en uitdaging heeft het individu. Hoeveel komt er op een persoon af.
  • Functioneren blijft goed of herstelt zich (snel)

Iemand die niet veerkrachtig is, blijft piekeren over zijn schulden.

  • Een veerkrachtig persoon heeft te maken met tegenslag. Maar het functioneren blijft goed: dan ben je resilient.
  • Maladaptive is niet goed voor het individu, die wordt angstig of depressief.
  • Ondanks dat het goed gaat extern, maar intern niet. Dan ben je highly vulnerable.

Een risicofactor is een voorspeller van problemen in het functioneren, bijvoorbeeld stress. Een hulpbron (voordeel/asset) is een voorspeller van goed functioneren, bijvoorbeeld planmatigheid.

Verschillende factoren

  • Hulpbron: je gaat wekelijks bij je vrienden langs gewoon, dat is leuk en fijn.
  • Protectieve factor: Je kan naar je vrienden bij een relatiebreuk.
  • Een kwetsbaarheidsfactor maakt iemand gevoeliger voor tegenslag. En stress is echt een factor die er dan is vgm.
  • Slecht kunnen copen is een kwetsbaarheidsfactor: ‘’Ik vind nooit meer een partner, ik blijf voor altijd single.’’

Neuroticisme: lage score op Neuroticisme. Hoge score op de andere Big5-waarden. Angst is het gevolg van verstoorde hechting in de vroege ontwikkeling.

Informatieverwerking heeft individuele verschillen over mensen.

  • Je ziet tijdens je presentatie iemand op z’n mobiel zitten. Dan kan je twee dingen denken:
  • oh hij vindt me vast saai,
  • of o misschien zoekt hij iets op
.....read more
Access: 
Public
Aantekeningen College 9: Individuele verschillen in angst & veerkracht 2 (PF & SP) - Universiteit Utrecht (2023 - 2024)

Aantekeningen College 9: Individuele verschillen in angst & veerkracht 2 (PF & SP) - Universiteit Utrecht (2023 - 2024)

Hoorcollege 9

Veel mensen die in het dagelijks leven angstklachten ontwikkelen.

  • Genetisch perspectief
  • Invloed van leren
  • Rol van het brein
  • Genetica van het leren

Angst

  • Angst is erfelijk
  • Erfelijkheid is niet subtypespecifiek. Je hebt een heel scala aan angststoornissen.
  • Als een ouder een angsstoornis heeft, dan is het ontwikkelen van EEN angststoornis bij het kind verhoogd.
  • Niet 1 gen dat het risico op angst aanwijst: Geen eenvoudig Mendeliaans model.
  • Bepaalde gevoeligheid zit in de genen, de omgeving bepaalt dan wat voor stoornis ontwikkeld wordt.
  • PTSS is een stoornis die gen x omgeving interactie kent

Genoomstudies:

  • Er zit heel veel heterogeniteit in cases en controles.
  • Er zijn geen nieuwe hits in het genoom die leiden tot nieuwe behandelingen.
  • Genetisch polymorfisme, genetische variant die vaak voorkomt.
  • Mensen met een S-allel scoren gemiddeld hoger op neuroticisme dan mensen met een L-allel.
  • Het transporteiwit zorgt voor heropname van serotonine na afgifte.
  • Deze transporter is een belangrijk target van belangrijke klasse angstremmers: De SSRI’s.

Angstconditionering

  • CS+ is de geconditioneerde stimulus.
  • CS-  is vgm de ongeconditioneerde stimulus.
  • Dus je leert door associatief leren: klassieke conditionering.
  • Veel mensen zijn bang voor spinnen: ja ik weet dat nog, ik ben vroeger een keer gebeten door een spin. Dus echt die conditionering ontbreekt vaak.
  • Kan ook door sociaal of plaatsvervangend (‘vicarious’) leren. Kinderen leren door hun ouders o.a.

Extinctie van angst in experimentvorm

  • CS+, de geconditioneerde stimulus, wordt een aantal keer aangeboden bij extinctie van de angst. Zonder de ongeconditioneerde stimulus (de bliksem). Terugkijken.
  • Na extinctie komt die oorspronkelijk geconditioneerde angst heel makkelijk terug.
  • Als je alleen de ongeconditioneerde stimulus tegenkomt, angst komt weer terug omdat je eraan herinnerd wordt.

Cognitieve gedragstherapie (CGT)

  • CGT: hoe dooft angst nou uit?
  • Gemiddeld genomen vertonen mensen met een angststoornis een sterkere reactie op de CS+, maar met name in de extinctie fase.
  • Kunnen niet goed onderscheid maken in stimuli die een dreiging vormen tov stimuli die dat niet doen.
  • Bij een blauw gezicht werd er een ongeconditioneerde stimulus: een schok gegeven.

Verschillende groepen mensen in het angstexperiment (met de blauwe gezichten)

  • Pre-acquisitie: voor de angst
  • Uninstructed ACQ is zonder iets te zeggen kwam de schok of schreeuw
  • Instructed: ‘’Misschien had je het al door, maar er komt een schok.
  • Enzovoort bij extinction.
  • Sommigen komen dus niet goed van de angst af

Amygdala en andere hersenstructuren

  • Amygdala zorgt voor de activatie van defensieve systemen. Hogere arousal, hogere hartslag, enzovoort.
  • Amygdala is onderdeel van het limbisch systeem. Ligt voor de hippocampus en links en rechts in het brein.
  • We zien een hele sterke reactie in de amygdala als mensen met een angstoornis voor spinnen een spin zien, in vergelijking met iemand die niet bang is voor spinnen.
  • De ventromediale Prefrontale cortex wordt heel erg geactiveerd na exposure van de angststimulus. Dit is een neuraal mechanisme dat zorgt voor het uitdoven van de angst.
  • Proefpersonen met een dikkere hersenschors in de vmPFC lieten sterkere extinctie van angst zien.
  • De
.....read more
Access: 
Public
Follow the author: Hugo
More contributions of WorldSupporter author: Hugo:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
730