Bulletsamenvattingen per hoofdstuk bij de 3e druk van Children: Rights and Childhood van Archard - Chapter


Wat zijn de opvattingen over kinderen van John Locke? - BulletPoints 1

  • John Locke (1632 – 1704) was één van de meest invloedrijke personen in de geschiedenis van de Engelse filosofie. Hij wordt gezien als voorvader van de empirische en analytische traditie van de filosofie en als ‘vader’ van het Engels liberalisme. Locke schreef, net zoals veel filosofische schrijvers in die tijd, over kinderen vanuit verschillende perspectieven. Zo werden kinderen onder andere gezien als toekomstige burgers, ontvangers van een ideale opvoeding, lege bladen beschreven door ervaring en jonge, onvolmaakte redenaars. Hij was ook een van de eersten die zich bezighield met de noodzaak van kindgericht onderwijs. 
  • Lockes visie op kinderen: -  Kinderen zijn nog niet volledig rationeel. - Educatie heeft als doel: het bereiken van redelijkheid of logisch denken. - Het bereiken van redelijkheid en het verwerven van kennis is kenmerkend voor de ontwikkeling van kind tot volwassene. - De afwezigheid van gezond verstand of redelijkheid maakt kinderen ongeschikt voor volwassen burgerschap, en rechtvaardigt de afhankelijkheid van hun ouders.

  • De leidende draad in Lockes visie is de nadruk op het verwerven van vermogens en bevoegdheden in plaats van het verwerven van discrete kennis of vaststaande principes. Het verwerven van vermogens en bevoegdheden gebeurt simpelweg door deze uit te oefenen.
    Het kind heeft niet de mogelijkheid om gelijk te zijn aan een volwassene als het gaat om kennis en rationaliteit/morele kennis. Volgens Locke komt dit doordat al deze aspecten nog toenemend zijn, een kind weet hier oorspronkelijk niets vanaf, want alles komt uit ervaring en daarna redeneren op basis van deze ervaringen.

  • Elk kind kon volgens Locke deugdelijk worden opgevoed en dit was noodzakelijk om van kinderen volwassen staatsburgers te maken. Deugdelijkheid lag volgens hem in het vermogen van het kind, waarbij passies en verlangens moesten worden gereguleerd met ratio, maar moest nog worden aangeleerd door educatie en socialisatie.
    De beste manier om dit te doen is door kinderen in situaties te plaatsen die het uitoefenen van slechte karaktertrekken zouden ontmoedigen. Situaties die slecht gedrag zouden aanmoedigen moeten worden vermeden. Essentieel is het ontwikkelen van de vermogens tot moreel redeneren in plaats van het simpelweg aanleren van regels.

  • Een ouder heeft geen recht op het kind omdat het zijn/haar bezit zou zijn, maar moet zich ook echt als goede voogd gedragen. Volgens Locke is elk kind een creatie van God. Wel verdedigde Locke de arbeidstheorie van bezitsverwerving: een individu bezit datgene wat hij/zij zelf heeft gemaakt. Een kind is wel geproduceerd door de ouders, maar het wezenlijke verschil is dat het hierbij gaat om een menselijk leven. In een menselijk leven ben je in het bezit van rechten en vrijheid en zelfbeschikking.

  • Politieke autoriteit is volgens Locke gefundeerd op de toestemming van de individuen op wie de macht wordt uitgeoefend. De overheid behoudt alleen legitimiteit als de rechten van de burgers beschermd worden. Locke denkt niet dat kinderen totaal geen rechten hebben en ook niet dat ouders absolute macht hebben over hun kinderen. Kinderen hebben alleen nog geen ratio en daardoor ook nog geen vrijheid, dus ouders zijn gerechtvaardigd en hebben zelfs eigenlijk de plicht om eerst voor hun kinderen te beslissen - daar hebben de kinderen ook recht op.

Wat zijn de concepten van de kindertijd? - BulletPoints 2

  • Als je de definitie van een kind wil weten, is het belangrijk om naar VN-Verdrag inzake de rechten van het kind te kijken. Artikel 1 van dit Verdrag zegt dat een kind inhoudt dat je jonger bent dan 18, tenzij de wet die van toepassing is al eerder volwassenheid toekent. Kinderen hebben deels andere rechten dan volwassenen maar ook deels dezelfde die bijvoorbeeld in de Universele Verklaring van Mensenrechten uit 1948 naar voren komen. Maar wanneer begint de kindertijd? En hebben kinderen al rechten voor ze geboren zijn? Er zijn eigenlijk drie soorten gevoelens over het "ongeboren kind": 

    - De eerste gaat het om wat er echt bestaat voor de geboorte, namelijk het wezen in utero. Dit wezen heeft dan dezelfde morele status als het geboren kind, en abortus is dan bijvoorbeeld even erg als een kind na de geboorte doden. 

    - Bij het tweede idee gaat het ook om het wezen in utero, maar gaat het om consequenties voor het toekomstige kind. Dus een rokende moeder wordt dan als slecht gezien omdat het het toekomstige kind beschadigt. Het gaat dus meer om het beschermen van het toekomstige kind dan om het beschermen van het wezen in utero, waar het bij de eerste meer direct om gaat.

    - En bij de derde gaat het om het "mogelijke" kind, eentje die gaat bestaan als hij geboren wordt. En vanuit dit idee wordt vaak gedacht dat als het nieuwe leven maar over het algemeen beter is, ook al is het maar een klein beetje beter, dan niet bestaan, dan is er niks fout. Maar sommigen geloven dat een kind toch wel meer verdient dan alleen een leven dat in elk geval beter is dan niet bestaan. Daarom is Feinberg gekomen met het idee dat elk toekomstig kind een "geboorterecht" heeft: het recht op het kunnen genieten van verschillende voordelen tijdens het leven. 

  • De algemene stelling in Ariés boek is: alleen in moderne tijden kan een goed begrip van de kindertijd worden bereikt.

  • Volgens Ariès bestond het idee van de kindertijd niet in de middeleeuwen. In de huidige maatschappij is men wel bewust van de kindertijd. De 15e, 16e en vooral 17e eeuw waren cruciale perioden bij deze verandering. Het niet bewust zijn van de kindertijd vroeger, bleek volgens Ariès uit het volgende: individuen onder de 7 jaar oud werden gezien als kinderen. Hoewel zij werden gezien als kwetsbaar en fragiel, waren ouders over het algemeen onverschillig en gingen ze nonchalant om met de dood van een kind. Boven de 7 jaar werd iemand gewoon gezien als een andere, hoewel wat kleinere, volwassene. 

  • Kritiek op de stelling van Ariès: 1. De kracht van het bewijs is betwistbaar. - Critici suggereren alternatieve interpretaties van het bewijs. Bovendien is er ook bewijs gevonden tegen de stelling. - De stelling staat bekend om de tegenstrijdigheden. De moderne neiging om bezorgd te zijn over je baby leidde niet tot een duidelijke daling van de kindersterfte, terwijl de hoge kindersterfte volgens Ariès kwam door onverschilligheid van de ouders. - De stelling is chronologisch gezien onnauwkeurig. Het ontstaan van een schoolsysteem wordt gezien als gevolg van het bewust zijn van de kindertijd, terwijl het ook gezien kan worden als een voorwaarde voor het ontstaan van dit bewustzijn. 2. Ariès kent een waarde toe aan gebeurtenissen. Hij maakt gebruikt van ‘presentisme’, wat wil zeggen dat hij het verleden interpreteert aan de hand van huidige opvattingen. - Volgens Ariès ontbrak er een concept van kindertijd. Wat er echter werkelijk ontbrak was ons concept van kindertijd. -Ariès doet de aanname dat het moderne concept van kindertijd juist is.

  • Ariès heeft het in zijn stelling over ‘moderniteit’. De moderne tijd werd altijd gezien als het industriële en kapitalistische tijdperk. Ook werd het geassocieerd met intellectuele en culturele vooruitgang. In de tweede helft van de 19e eeuw begonnen sommigen liever te spreken van postmoderniteit omdat ze sceptisch werden over de vermeende successen van moderniteit. Ariès ziet moderniteit als het eindpunt van een lange weg naar morele verlichting. Het heden is het einde en hoogste doel van de geschiedenis. Maar het woord modern zorgt soms voor misverstanden en wordt soms bijvoorbeeld ook gebruikt om verschil tussen westerse en niet-westerse ideeën aan te geven. Maar eigenlijk zou modern moeten weergeven dat het nieuwe, andere ideeën zijn, niet per se betere zoals vaak wordt aangenomen, en niet altijd westers. 

  • Sommigen hebben beweerd dat de kindertijd een sociale constructie is. Deze visie is erg invloedrijk geweest bij het ontstaan van de jeugdsociologie. Deze bewering steunt op het contrast tussen het biologische of natuurlijke aan de ene kant, en het culturele, kunstmatige of sociale aan de andere kant, wat te maken heeft met menselijke activiteit. Sommigen zeggen zelfs dat deze niet echt bestaan, maar dit ligt genuanceerd. De onvolwassenheid van kinderen is een natuurlijk gegeven, net zoals bijvoorbeeld de sekse. De kindertijd is echter geen natuurlijk fenomeen, het is een ‘sociale constructie’, net als bijvoorbeeld gender.

    Kritiek: - Het zou een fout zijn om het biologische of het natuurlijke te zien als een groep onveranderlijke feiten. - Biologische factoren kunnen veranderen door de tijd heen en tussen verschillende culturen. Kinderen zijn nu bijvoorbeeld minder onvolwassen dan vroeger, de puberteit treedt eerder in. -Het gevaar dat het één het ander uitsluit: ‘De kindertijd is geen biologisch fenomeen, maar een sociale constructie.’ Het bestaat echter uit beide. Een ander gevaar hiervan is idealisme (een ideaalbeeld hebben). Sociaal constructionisme onderschat een belangrijk, maar simpel punt, namelijk dat we kindertijd op verschillende manieren (kunnen) begrijpen.

  • Het onderscheid tussen concept en opvatting werd gemaakt door Rawl. Het concept van kindertijd stelt dat kinderen worden onderscheiden van volwassenen met betrekking tot een aantal niet-gespecificeerde eigenschappen. Een opvatting van kindertijd is een specificatie (nauwkeurige beschrijving) van deze eigenschappen, en deze kunnen verschillen per cultuur of tijd en wat dan ook.

  • Rousseau verdedigt in de eerste plaats het begrijpen en de waarde van het hebben van een concept van kindertijd: het erkennen van het kind als kind. In de tweede plaats heeft Rousseau een bepaalde opvatting over het kind. Hij ziet het kind namelijk als moreel onschuldig en dicht bij de natuur. Volgens hem verdient het kind vrijheid om zichzelf te uiten, maar wordt dit standaard bedorven door sociale tussenkomsten.

  • Er zijn drie belangrijke aspecten waarin opvattingen over de kindertijd kunnen verschillen, namelijk: De grens: het punt waar de kindertijd (begint en) ophoudt. Waar ligt de grens tussen kindertijd en volwassenheid? In veel culturen wordt hier een bepaalde leeftijd voor gegeven. De dimensies: de kindertijd kan op verschillende manieren worden gezien. Er zijn meerdere punten waar verschillen te ontdekken zijn tussen kinderen en volwassenen. Voorbeelden: moraliteit, verantwoordelijkheid, voortplanting, zelfredzaamheid. De divisies: de periode van geboorte tot volwassenheid kan weer worden onderverdeeld in een aantal verschillende periodes en de categorie ‘kindertijd’ kan verschillende relaties hebben tot elke periode. De ene cultuur hecht een andere waarde aan een bepaalde periode dan de andere cultuur. De Romeinse wet onderscheidde bijvoorbeeld drie leeftijdsperioden in de kindertijd: infantia (kinderen konden niet praten), tutela impuberes (kinderen hadden een mentor nodig voorafgaand aan de puberteit) en cura minoris (na de puberteit, kinderen vereisten nog zorg).

Wat zijn moderne opvattingen over de kindertijd? - BulletPoints 3

  • Het meest belangrijke kenmerk van de opvattingen in het moderne, westerse tijdperk is dat het kind afzondering verdient van de wereld van volwassenen. Er is een duidelijk onderscheid tussen het gedrag dat wordt verwacht van kinderen en het gedrag dat wordt verwacht van volwassenen. Andere culturen erkennen ook verschillen tussen kinderen en volwassenen, maar op een minder drastische en duidelijke wijze dan dat wordt gevonden door de moderne westerse opvatting. De moderne opvatting ziet een kind bijvoorbeeld als iemand die speelt, werken is voor volwassenen en eigenlijk het tegenovergestelde hiervan. Niet-Westerse samenlevingen zien werk en spel soms niet als duidelijke tegenstellingen.
  • Uitgangspunten van het ontwikkelingsmodel: 

    - 1. Teleologie. Het model is teleologisch. Dat wil zeggen dat het veronderstelt dat er een eind (of telos) zal worden bereikt. In dit geval is het eindpunt de staat van volwassenheid. De norm voor het bereiken van volwassenheid hangt af van de ontwikkelingstheorie. De twee meest invloedrijke theorieën zijn die van Freud en die van Piaget. - Freud: een volwassene is iemand wiens seksuele verlangen genitaal en heteroseksueel is. Abnormaal gedrag bij volwassenen komt volgens hem voort uit problemen bij het doorkomen van een ontwikkelingsfase in de kindertijd. De ontwikkeling bestaat uit een rechtlijnige progressie. Elke fase is een kwalitatieve verbetering van de vorige. Volwassenheid verschilt niet van de kindertijd in de kwantiteit van vaardigheden, maar in kwaliteit. - Piaget: een volwassene heeft de capaciteit tot formele operaties. Dit betekent dat hij/zij abstract en hypothetisch kan denken. -Kohlberg: verschillende fasen van moreel redeneren. De fasen lopen van het vermijden van straf en het gehoorzamen aan autoriteit, tot het hanteren van universele ethische principes.

     2. Noodzaak. Het is noodzakelijk om door elke fase van het ontwikkelingsmodel te gaan om progressie te maken. Dit ondersteunt het idee van een continue ontwikkeling. Hoewel elke fase staat voor bepaalde kenmerkende kwalitatieve verbeteringen, zijn er geen abrupte onderbrekingen in de voortgang van kind naar volwassene.

    3. Endogeniteit (‘zelf ontstaan’). Ontwikkeling gebeurt op eigen beweegkracht van het kind. Kritiek op Freud en Piaget is dat zij geen rekening houden met de invloed van de sociale context bij de ontwikkeling. Ingebouwde structuren van een kind zorgen voor ontwikkeling. Door het aanpassen aan de omgeving maakt een kind progressie.

  • Volwassenheid kan op twee manieren gezien worden: als een bereikte staat waarbij je de (inferieure?) kindertijd achter je laat (Westerse opvatting), of als een proces dat altijd voortduurt en waarbij de kindertijd niet per se achter je gelaten wordt (oriëntaalse opvatting).

  • In het christendom worden kinderen gezien als het dichtst bij God, terwijl volwassenen het verst van hem af staan. Kinderen bezitten een zuiverheid en onschuld omdat ze nog maar net op de wereld zijn. Opgroeien is een onvermijdelijke achteruitgang van deze oorspronkelijke perfectie. Maar, de onschuld van de kinderen is natuurlijk gebaseerd op onwetendheid, dus het is eigenlijk "lege onschuld". Toch geloven sommigen dat om echt puur te zijn je terug moet naar de staat van de kindertijd. Hiertegenover staat het puritanisme, vooral de calvinistische vorm, uit de 17e en 18e eeuw. Volgens het puritanisme werd een kind geboren met zonden. Kinderen zouden van nature geneigd zijn tot slechtheid. Alleen een strenge disciplinaire opvoeding zou dit kunnen corrigeren.

Wat kan ik leren over de morele rechten van kinderen? - BulletPoints 4

  • Er zijn twee theorieën die gaan over wat het inhoudt om een rechtenhouder te zijn: - De wil- of keuzetheorie: een recht is de beschermde uitoefening van een keuze. In dit geval hebben alleen degenen die in staat zijn tot het uitoefenen van keuzes rechten. Volgens deze theorie zouden kinderen dan geen rechten moeten hebben, want ze kunnen geen rechtenhouder zijn omdat ze nog niet goed genoeg keuzes kunnen maken. - De belangentheorie: een recht is de bescherming van een zwaarwegend belang. In dit geval heeft iedereen met een zwaarwegend belang rechten. Dit zou dus inhouden dat kinderen ook rechtenhouders zijn, want ook zij hebben zwaarwegende belangen.

  • Joel Feinberg onderscheidde: - A rechten: alleen voor volwassenen. - A-C rechten: voor zowel volwassenen als kinderen. - C rechten: alleen voor kinderen.

  • Er wordt vaak gedacht dat de A rechten vooral gaan over vrijheidsrechten, en de A-C rechten vooral over welzijnsrechten. Vrijheidsrechten zijn rechten voor het uitoefenen van je vrijheid, bijvoorbeeld religie en vrijheid van meningsuiting. Welzijnsrechten zijn rechten die belangrijke elementen van je welzijn beschermen, bijvoorbeeld gezondheid en de mogelijkheid tot werken.

  • Het lijkt of er ook C rechten bestaan, zoals dat kinderen niet mogen worden werken of worden uitgebuit met werk, en het recht op spelen dat bij volwassenen niet echt lijkt te bestaan. Matthew Liao hamert er ook op dat kinderen het recht hebben om liefde te krijgen. C rechten kunnen worden gezien vanuit twee perspectieven: als in het bezit van kinderen voor zover zij kinderen zijn, of als in het bezit van kinderen voor zover zij zich tot volwassenen zullen ontwikkelen. Is het laatste het geval, dan zullen de rechten in het bezit komen van de toekomstige volwassene die het kind uiteindelijk zal worden (Feinberg noemde dit A-rights-in-trust, Eekelaar noemde het ontwikkelingsrechten). Een kind dat bijvoorbeeld goede gezondheidszorg krijgt, zal hier later profijt van hebben.

Wat is het onderscheid tussen bevrijding of bewaking door kinderrechten? - BulletPoints 5

  • Belangrijke stellingen van deze kinder-liberationisten: - Het moderne scheiden van de wereld van volwassenen en kinderen is een onterechte en onderdrukkende discriminatie. - Deze scheiding gaat gepaard met en wordt versterkt door een onjuiste ideologie van ‘kinderlijkheid’. - Kinderen hebben recht op dezelfde rechten en privileges als volwassenen.

  • Farson en Holt doen een aanval op de ‘incompetentie stelling’. Deze stelling houdt in dat kinderen terecht worden uitgesloten van rechten, omdat ze in bepaalde opzichten nog geen vermogens hebben. Soms is competentie volgens hen niet het probleem. Farson beweert bijvoorbeeld dat kinderen het recht zouden moeten hebben om te stemmen, omdat ze simpelweg leden van de maatschappij zijn die worden beïnvloed door de gekozen regering. Maar zelfs als competentie wel het probleem is, dan is het niet eerlijk om aan te nemen dat competentie direct gerelateerd is aan leeftijd. Volwassenen kunnen op bepaalde gebieden net zo goed nog onbekwaam zijn.

  • De essentie van het betoog van de kinder-liberationisten, is dat het fout is om kinderen als incompetent te bestempelen, zelfs als een bepaalde vaardigheid terecht een cruciaal criterium is voor het krijgen van bepaalde volwassen rechten. Volgens Holt en Farson is de onschuld en incompetentie van kinderen geen biologisch feit, maar iets waar volwassenen behoefte aan hebben, een ideologische constructie. Volwassenen willen bijvoorbeeld dat een kind hulpeloos is, zodat ze het kunnen helpen.
    Deze ideologie is zelf-bevestigend: kinderen worden verondersteld niet in staat te zijn tot het maken van keuzes voor zichzelf en daarom wordt de kans om te laten zien dat ze dit wel zouden kunnen hen ontzegd.

  • Problemen met de stelling van de liberationisten zijn dat de argumenten niet duidelijk in overeenstemming met elkaar en niet goed onderbouwd zijn:

  1. Soms gebruikt men het argument dat de overwegingen die gemaakt worden bij het toekennen van rechten voor volwassenen ook op kinderen van toepassing zijn. Soms gebruikt men juist het argument dat kinderen een bepaald recht moeten hebben, net als volwassen, om redenen die te maken hebben met hun kind-zijn. En misschien worden kinderen dan wel onderschat in wat ze kunnen, maar dit betekent niet direct dat ze precies hetzelfde kunnen als volwassenen. De voorgenoemde stellingen geven misschien wel aan dat kinderen worden onderschat maar tonen niet aan dat kinderen dus wel gelijke competenties hebben. 
  2. Rechten zouden moeten gelden voor elk jong kind dat geen baby meer is. Een baby is namelijk duidelijk nog onvermogend, dat geven zelfs Farson en co ook toe. Maar waar moet de grens getrokken worden tussen baby en jong kind? Wanneer tellen rechten wel? 
  3. Zelfbeschikking wordt gezien als fundamenteel recht van alle kinderen. Het is echter duidelijk dat erg jonge kinderen niet gelijk zijn aan anderen in hun recht om zelf alles te bepalen, en dat hun verzorgers het dan overnemen.
  4. Sommige liberationisten zeggen dat kinderen de rechten alleen hebben als ze die willen toepassen. Dit verklaart voor hen waarom jonge kinderen niet echt die rechten hebben, want die hebben nog geen interesse om ze toe te passen. Maar deze stelling is ook een beetje vaag, want kiezen om een recht te hebben en kiezen om een recht toe te passen is iets anders. Iemand kan een recht willen hebben, maar het niet zelf willen uitvoeren. Een kind van wie de verzorger zorgt dat de rechten nageleefd worden is hier een voorbeeld van.
  5. Het is waarschijnlijk dat ook oudere kinderen geen interesse hebben in het uitoefenen van de rechten die hen worden aangeboden. Dus hoe kunnen kinderrechten dan eigenlijk ontstaan, als kinderen die interesse niet hebben, en er vanuit wordt gegaan dat een kind rechten krijgt als het interesse toont?
  6. Wel interesse hebben in het uitoefenen van een recht betekent niet dat een kind hier ook toe in staat is of dat het wenselijk is dat het kind dit doet.
  • Volgens Farson is het recht tot zelfbeschikking de kern van de bevrijding van kinderen.
    Hier tegenover staat de verzorgers-stelling. Deze stelling geeft aan waarom kinderen niet zelfstandig beslissingen zouden moeten nemen en hoe hun vertegenwoordigers (o.a. verzorgers) begeleid zouden moeten worden bij het maken van keuzes voor hen. Zelfbeschikking is te belangrijk vinden zij om aan kinderen zelf overgelaten te worden.

  • Als mensen zelf geen rationele keuzes kunnen maken, zoals zwaar gehandicapten of mensen met hersenschade, dan zijn anderen gerechtvaardigd om dit voor hen te doen. Dit wordt ook wel aangeduid met paternalisme. Ook voor kinderen mag dit gedaan worden: zij hebben nog niet voldoende cognitieve
    vaardigheden en zijn vatbaar voor emotionele instabiliteit, waardoor hun beslissingen impulsief en variërend kunnen zijn.

  • Problemen met de verzorgers-stelling: - Kinderen worden als één groep gezien bij het ontzeggen van het zelfbeschikkingsrecht, terwijl elk geval individueel zou moeten worden beschouwd, anders is het wellicht niet eerlijk. Dit geldt eigenlijk ook voor volwassenen. - De stelling geeft aan dat volwassenen ook wel foute keuzes maken en dat dit niet erg is. Waarom zouden kinderen niet dezelfde vrijheid mogen hebben om fouten te maken? Maar, kinderen maken wel andere soorten fouten, en wellicht meer beschadigende. Maar daar kan toch weer tegenin gebracht woden dat volwassenen dit toch ook echt kunnen doen, en deze fouten kunnen ook door steun van volwassenen kunnen worden voorkomen waarbij het kind voor de rest toch nog "vrij" blijft. - Het belang van het kind als ‘toekomstige volwassene’ moet altijd beschermd worden, maar het is onduidelijk hoe dit precies moet gebeuren en wat dan de rol van verzorgers moet zijn.  

  • Een goede vertegenwoordiger moet zich bewust zijn van de bijzondere, specifieke aard van het kind maar ook de ‘open toekomst’ van het kind veiligstellen en dit is een lastige balans. Het is niet helemaal duidelijk wat volgens de verzorgers-stelling nou echt de ideale opvoeding is en hoe er het beste omgegaan kan worden met de zelfbeschikking.

Wat heeft willekeur en incompentie te maken met kinderrechten? - BulletPoints 6

  • Volgens kinder-liberationisten zou het toekennen van rechten op basis van alleen de leeftijd oneerlijk zijn. Dit zou moreel gezien willekeurig en onrechtvaardig zijn. Het wel of niet toekennen van rechten wordt gelukkig niet alleen op leeftijd gebaseerd, maar op basis van de veronderstelde relatie tussen leeftijd en bepaalde vaardigheden. Een paar verschillende relevante concepten:  
  1. ‘Willekeur van een bepaalde leeftijd’. Met de ‘willekeur van een bepaalde leeftijd’ wordt bedoeld dat iemand van de ene op de andere dag plotseling bepaalde rechten verwerft als gevolg van een andere leeftijd. Vanaf de dag dat iemand 18 wordt, heeft hij/zij bijvoorbeeld opeens stemrecht. Er wordt een grenslijn getrokken. Vooral als de maatschappij een rechtssysteem heeft ontwikkeld is dit nodig. Volgens ontwikkelingstheorieën zijn er verschillende stadia te onderscheiden in de ontwikkeling van een mens, met in elk stadium kenmerkende kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen. Vanuit deze visie is het meer begrijpelijk dat de menselijke groei in verschillende denkbeeldige perioden wordt verdeeld voor het toekennen van rechten. 
  2. ‘Onbetrouwbaarheid van correlatie naar leeftijd’. De term ‘willekeur van een bepaalde leeftijd’ moet onderscheiden blijven van een ander kritiekpunt, namelijk de ‘onbetrouwbaarheid van correlatie naar leeftijd’. Iemand van 17,5 jaar oud kan bijvoorbeeld competenties hebben die een persoon van 18,5 jaar oud (nog) niet heeft. Het gebruik van de 18-jarige leeftijd als overgangspunt is dan dus oneerlijk. Maar hoewel er enige willekeur in deze grenzen zit, is dit de prijs die betaald moet worden voor de voordelen van duidelijke, belangrijke divisies.
  3. ‘Voorkeur voor een competentietest’. Tot slot is er nog de ‘voorkeur voor een competentietest’. Competentie of incompetentie is relevanter voor het wel of niet bezitten van rechten dan leeftijd. Het zou dus eerlijker zijn als rechten zouden worden toegekend als iemand bepaalde competenties laat zien, dan wanneer iemand een bepaalde leeftijd heeft bereikt. De betreffende competentie zou moeten worden gemeten door middel van een geschikte test. Het gebruik van een competentietest mag geen grotere nadelen hebben dan het gebruik van leeftijd als criterium. In dit opzicht slaagt de competentietest niet, want: - Het is waarschijnlijk onbetaalbaar en moeilijk om de test toe te passen op alle gebieden of competenties die van belang zijn. - Er is een groot risico op corruptie, uitbuiting, bedrog en machtsmisbruik, vooral als de beloning hoog is als je de test haalt. - Over leeftijd kan er een objectieve overeenstemming zijn. Over competenties is dat niet het geval. Ook zijn competentietesten vatbaar voor culturele bias (vertekening). - Het gebruik van leeftijd als criterium veroorzaakt stabiele verwachtingen van mensen. Ze weten precies wanneer ze in aanmerking komen voor een bepaald recht. Het kan verontrustend zijn om niet te weten of en wanneer je een bepaald recht zult krijgen.
  • Volgens velen zijn normale, geestelijk gezonde volwassenen in staat om verstandige keuzes te maken over hun leven, ook wel rationele zelfstandigheid genoemd, terwijl kinderen deze capaciteit missen. Rationele autonomie bevat in elk geval drie componenten: rationaliteit, volwassenheid/rijpheid en onafhankelijkheid. 

  • Rationaliteit kan worden gedefinieerd als het vormen van over het algemeen betrouwbare opvattingen over iemands omgeving, het hebben van relatief stabiele wensen en te kiezen (op grond van deze opvattingen en wensen) tussen verschillende mogelijke handelingen. 

  • Onder invloed van de Westerse liberale filosofie zijn we gaan denken over volwassenen als zelfbewust, behoedzaam en strevend naar hun doelen op een rationele manier. Grote nadruk ligt op overleg, reflectie en bewustzijn van je doelen. We moeten in staat zijn om onze eigen keuzes te maken, omdat en voor zover we weten wat we met ons leven doen, waarom we dat doen en hoe we dat moeten doorzetten. Dit model is onderworpen aan kritiek: mensen zijn sociale, biologische en historische wezens die zo gevormd zijn door omstandigheden die buiten hun controle liggen. Ook lijkt dit model moeilijke competentiecriteria op te leggen voor het uitoefenen van bepaalde zelfbeschikkingsrechten.

Wat zijn de nadelen/misstanden van kinderrechten? - BulletPoints 7

  • Kritiekpunten wat betreft rechten van kinderen: - Rechten hebben een alles-of-niets karakter. Dit verscherpt de scheiding tussen volwassenheid en kindertijd. - Praten in termen van rechten is moreel verarmd en verwaarloost een alternatieve ethische kijk op de wereld, namelijk dat de liefdevolle, wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen ouder en kind van uitzonderlijk belang is. - Het toeschrijven van rechten aan kinderen berust op een misverstand over zowel rechten als over de aard van het kind.

  • Verdedigers van de integratie van rechten in morele theorie beweren dat het zorgt voor een moreel betere wereld als mensen hun morele wensen kunnen uitdrukken in rechten. Zij maken onderscheid tussen twee werelden. De eerste is een wereld waarin de inwoners op natuurlijke wijze een aangename behandeling van elkaar kunnen verwachten. De tweede is een wereld waarin dit ook geldt, alleen komt de aangename behandeling van elkaar dan voort uit de rechten die iedereen bezit. De verdedigers van rechten beweren dat de tweede de voorkeur heeft. In het bezit zijn van een recht betekent namelijk dat je in een positie bent waarin je over jezelf kan nadenken en over jezelf in relatie tot anderen, in positief opzicht. Geen rechten hebben betekent dat je afhankelijk bent van anderen.

  • Tegenover de verdedigers staan de critici van rechten, die negatief denken over de ‘rechtenwereld’. Zij laten zien dat er een contrast is. Rechten worden gerepresenteerd als deel van een algemene moraal waarin de maatschappij wordt gezien als een vereniging met onafhankelijke, zelfstandige en egoïstische individuen. Daarmee strijdig is het begrip van de maatschappij als iets waarbij de nadruk ligt op eenheid, onderlinge afhankelijkheid en affectieve banden. 

  • Critici van rechten voor kinderen beargumenteren dat gezinsrelaties gebaseerd kunnen zijn op wederzijdse genegenheid of op het bestaan van rechten en plichten, maar niet op allebei. De twee vormen sluiten elkaar dus uit en omdat er een voorkeur is voor wederzijdse genegenheid en liefde, zouden kinderen geen rechten moeten hebben, want deze zouden dat namelijk verpesten.

  • Het bezitten van een recht betekent dat je in de positie bent om dit recht uit te oefenen en te doen gelden op het geschikte moment. In dit opzicht is het bezitten van rechten wél verenigbaar met liefde. Als het kind rechten heeft tegenover de ouders wil dit niet zeggen dat er vanuit wordt gegaan dat er geen ouderlijke liefde is. Rechten zijn alleen bedoeld om het kind zekerheid te geven op minimale zorg als deze liefde zou ontbreken.

  • Perfecte verplichtingen: wat we verplicht zijn en aan welke kinderen we dit verplicht zijn is volledige gespecificeerd. Het is bijvoorbeeld een perfecte verplichting om een kind niet te misbruiken. Imperfecte verplichtingen: verplichtingen waarvan de bedoeling en omvang onduidelijk is. We hebben deze verplichtingen, maar kunnen deze niet toepassen op alle kinderen. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om voor alle kinderen te zorgen. Ook is datgene wat we verplicht zijn aan een kind afhankelijk van de context. Als je bijvoorbeeld weet dat een kind misbruikt wordt, moet je er iets aan doen. Wat je er echter aan doet hangt af van de omstandigheden.

  • Rechten komen overeen met perfecte verplichtingen. Met imperfecte verplichtingen is dit echter niet het geval. Het uitvoeren van imperfecte verplichtingen gaat om hoe we voor kinderen zorgen. Niet alles wat ouders moreel gezien voor hun kinderen moeten doen is een wettelijke eis. Het is dan een fout om over kinderen te denken in termen van rechten, want het gaat juist ook vooral om de imperfecte verplichtingen.

Wat kan ik leren over het Verdrag inzake de Rechten van het Kind? - BulletPoints 8

  • Hoewel het Verdrag inzake de Rechten van het Kind een ontzettend belangrijk en invloedrijk document is, zijn er nog steeds ook andere documenten die weer andere en verschillende rechten aan kinderen toebedienen. Toch is het Verdrag wel echt het startpunt. Het is het meest geratificeerde (dus ondertekende) instrument van de internationale wet, dus het wordt in de meeste landen toegepast. Het beïnvloedt ook zwaar hoe veel mensen, ook in de regering en dergelijke, kinderrechten zien. Het Verdrag legt ook duidelijke verplichtingen op, waardoor het kan worden gemerkt en gestraft als dit niet wordt nagekomen. En sinds het Verdrag er is, gaat het veel beter met kinderen in de wereld - sterfte onder kinderen is bijvoorbeeld teruggedrongen, net zoals kinderarbeid. Van het Verdrag word ook gedacht dat het accuraat de belangrijke rechten voor kinderen weergeeft, voor alle kinderen in de wereld. En tot slot reikt het Verdrag verder - het zorgt ook voor andere belangrijke internationale verbintenissen omtrent dit onderwerp. Zelfs als je filosofisch gezien sceptisch bent over het Verdrag en over kinderrechten, wordt het Verdrag nog wel vaak aangemoedigd, om politieke redenen.

  • Ondanks al het bovenstaande is toch de praktische en wettelijke impact van het Verdrag nog steeds beperkt. Kinderrechten worden over de hele wereld nog steeds systematisch misbruikt. En het Verdrag heeft nog niet in alle landen (genoeg) impact gehad op de binnenlandse, dus nationale wetgeving. Een belangrijke oorzaak hiervan is de afwezigheid van een internationale rechtbank die het niet nakomen van het Verdrag kan berechten, en hiermee de rechten kan beschermen. Mocht het Verdrag meer in binnenlandse wetgeving naar voren komen, kan het ook in het binnenland goed worden berecht en dit zou een grote stap voorwaarts zijn. Dan kan ook strenger in de gaten gehouden dat er rapporten worden ingestuurd over hoe het met de kinderrechten gaat, want ook dit gebeurt nu nog te weinig of niet goed genoeg in alle landen.

  • De kinderrechten in het Verdrag kunnen worden opgesplitst in drie categorieeën: voorziening (zoals dat het kind moet worden voorzien in goede zorg bij ziekte), bescherming (bijv. het kind mag niet misbruikt worden), en participatie (bijv. het kind heeft vrijheid van meningsuiting). 

  • De belangrijkste artikelen van het CRC zijn Artikel 3 en Artikel 12. Deze gaan over in de eerste plaats het handelen in het beste belang van het kind, en in de tweede plaats ook de stem van het kind meenemen. Soms is het niet altijd duidelijk wat het beste voor het kind is, is het lastig te bepalen of zijn er meningsverschillen over. Het kan dus best ingewikkeld zijn en soms komt hier zelfs de rechter aan te pas. Dit is volgens sommigen niet altijd wenselijk, want sommigen vinden dat rechters de uiteindelijke beslissingen niet zouden moeten maken. Maar wie zegt dat rechters dat niet beter kunnen dan ouders of maatschappelijk werkers? Daarnaast zeggen sommigen dat rechters willekeurig beslissen. Maar als dat zo is, is dat voor alles waar een rechter aan te pas komt en niet alleen voor zaken met kinderen. Daarnaast is dit bij andere mensen ook zo, en staan rechterlijke bepalingen nog onder serieus, kritisch en goed geregeld toezicht. Dit haalt ook de bewering dat rechters wellicht vooroordelen hebben onderuit, want dit geldt ook voor andere mensen en hier is dus controle bij. Hoewel het "beste belang" principe lastig blijft, is het wel essentieel, want het neemt het kind mee. 

  • Het Verdrag is dus over de hele wereld verspreid en vrij universeel, maar toch moet rekening worden gehouden met dat er verschillen kunnen zijn tussen culturen, qua mening maar ook qua hoe haalbaar het is om alle rechten goed na te leven.

  • Artikel 12.1 gaat over de mening van het kind. Het VRK stelt dat een kind zijn/haar eigen mening moet kunnen uiten. Het kind heeft een stem die gehoord moet worden. Deze stelling is de kern van het invloedrijke idee van "Gillick competence": een minderjarige die volwassen genoeg is heeft het recht om te bepalen, vooral wat betreft medische procedures, wat wel en niet mag gebeuren. Hoe dichter het kind bij de status volwassene komt, hoe serieuzer de mening genomen moet worden. Aan dit recht zijn twee voorwaarden verbonden: 1. Capaciteit: het kind moet in staat zijn om zijn/haar mening te uiten over alle zaken die van invloed zijn op hem/haar. 2. Weging: hoeveel de mening van kinderen meetelt, is in verhouding met hun leeftijd en vooral ‘volwassenheid’. Verzorgers van kinderen moeten erkennen dat kinderen van verschillende leeftijden verschillende vaardigheden hebben om te begrijpen wat er speelt in hun leven en hier ook op inspelen.

  • Artikel 3.1 is in essentie paternalistisch. Dat wil zeggen dat de volwassene beslissingen neemt voor/over het kind. Het artikel deelt dit kenmerk met andere artikelen die gezien kunnen worden als ‘beschermend’. Artikel 12.1 daarentegen is anti-paternalistisch en geeft het kind een eigen stem. Dit kenmerk komt overeen met andere artikelen die gezien kunnen worden als ‘participerend’. Er is niet echt een hiërarchie in het Verdrag, waardoor het niet altijd duidelijk is wat leidend is. 

  • Eekelaars notie van "dynamische zelfbeschikking" probeert de spanning tussen de bedoelingen van de twee artikelen te verzachten. Hij zegt ook dat de mening van het kind alleen bepalend kan zijn als het kind competent genoeg is. Bij het incompetente kind wordt er op verschillende manieren gehandeld: - Allereerst is het belangrijk dat er wordt gehandeld naar Feinberg's idee van een open toekomst. Dus, er wordt gehandeld om een kind een toekomst te laten hebben met open mogelijkheden, waardoor het uiteindelijk zelf keuze heeft. - De volwassene moet kijken naar het specifieke kind en de ontwikkelende persoonlijkheid van het kind bij het nemen van beslissingen. - Het proces van zelfbeschikking is dynamisch, want het is gevoelig voor het proces van ontwikkeling, en dus het continu veranderende kind.

Wat voor rol speelt de wet bij het bepalen en naleven van kinderrechten? - BulletPoints 9

  • De centrale vraag is vanaf welke leeftijd een kind strafrechtelijke aansprakelijkheid heeft. Van belang is consistentie. De vastgestelde leeftijd in een bepaalde wettelijke zaak, en de redenen die hiervoor worden gegeven, moeten overeen komen met de vastgestelde leeftijd in elke andere zaak. Ook moet de vastgestelde leeftijd overeenkomen met het verwachte competentieniveau van het kind. Het vaststellen van een leeftijd wordt niet enkel en alleen bepaald door overwegingen over de capaciteit van het kind. Een andere zeer belangrijke factor is het belang van het kind en andere partijen. Als een kind van 10 bijvoorbeeld in staat is om te getuigen in een rechtszaak, moet er ook gekeken worden of dit niet schadelijk is voor het kind en welk belang de verdachte erbij heeft.

  • Centraal in de Westerse rechtsspraak staat het idee dat criminele aansprakelijkheid (straf mogen krijgen voor een misdaad) twee aspecten vereist met betrekking tot de misdaad: - De actus reus: het uitvoeren van een handeling die in wet als strafbaar feit wordt gezien. - De mens rea: de intentie, motivatie en houding van de verdachte. Hele jonge kinderen worden in de Westerse wet gewoonlijk verondersteld doli incapax te zijn: niet in staat tot het plegen van een misdaadDit is standaard zo als ze echt jong zijn, vanaf een wat oudere leeftijd kan soms ook worden aangetoond dat ze wel wisten dat ze fout zaten en er iets aan hadden kunnen doen en dan worden ze wel echt verantwoordelijk gehouden.

  • Het welzijnsmodel richt zich op de behoeften van het kind en ziet deze als de bron van zijn/haar wandaden. Bij fouten moet het kind niet gestraft worden, maar behandeld. Er moet gezorgd worden voor eerherstel en hervorming van het kind. Het rechtvaardigheidsmodel richt zich op de daden van het kind, waarbij wandaden gestraft moeten worden. Het kind moet gestraft worden, niet hervormd.

Wat houdt stemrecht en seksuele keuze van kinderen in? - BulletPoints 10

  • De centrale vraag is of de redenen om volwassenen stemrecht toe te kennen zodanig zijn dat kinderen terecht dit stemrecht ontzegd kan worden. Verdedigers van de huidige situatie (dat kinderen geen stemrecht hebben) wijzen op de competentie die vereist is om te stemmen en die volwassenen wel bezitten, maar kinderen niet. De competentie die hiermee bedoeld wordt is de capaciteit om rationele beslissingen te maken over partijen aan de hand van beschikbare informatie hierover.  Dit is de reden dat mentaal gestoorden vaak niet mogen stemmen. Tegenstanders van de huidige situatie wijzen op het fundamentele principe van democratie, namelijk dat iedereen die belang heeft bij en beïnvloed wordt door de wetten van een land het recht hebben om deel te nemen aan de verkiezingen. Echter:
  1. Behalve kinderen zijn er nog ontzettend veel andere groepen die beïnvloed worden door de wetten, maar die niet het recht hebben om te stemmen. Bijvoorbeeld buitenlanders die slechts tijdelijk in een ander land wonen, foetussen en zelfs dieren.
  2. Bij het stemmen wordt aangenomen dat iemand zijn/haar eigen belangen wil en kan beschermen of verbeteren. Daarvoor is nodig dat je weet wat je belangen zijn en welke partij hier het meeste rekening mee houdt. Kinderen moeten hiertoe in staat zijn voordat ze het stemrecht verdienen.
  3. Er is een verschil tussen beïnvloed worden door de wet of onderworpen worden aan de wet. Erdoor beïnvloed worden betekent dat je slechter of beter af bent met een bepaalde wet. Eraan onderworpen worden betekent dat je zelf verantwoordelijk gesteld kan worden voor je acties en gestraft kan worden voor misdaden. Kinderen onder de leeftijd van wettelijke aansprakelijkheid worden wel door de wet beïnvloed, maar er niet aan onderworpen.
  • De vaardigheid die vereist is voor een kiezer is minimale rationaliteit en hiermee het maken van een keuze tussen verschillende alternatieven.
  • Een ideale kiezer bekijkt de relevante kwesties vanuit verschillende perspectieven en kiest wat het beste is voor de gehele gemeenschap, niet alleen voor hem- of haarzelf. Wat hierbij is vereist, is niet alleen minimale rationaliteit, maar ook intelligentie en kennis. Een goede kiezer moet ook verantwoordelijkheid en een zekere volwassenheid bezitten en laat zich niet beïnvloeden door anderen. Hij/zij moet altijd stemmen op grond van de principes, niet op grond van irrelevante factoren zoals het uiterlijk van een kandidaat. De volwassenheid, gekenmerkt door bijvoorbeeld de leeftijd van 18 jaar, wordt gezien als drempelwaarde voor bovenstaande vaardigheden. Voorstanders van het stemrecht voor kinderen kunnen echter meteen wijzen op de onverantwoordelijkheid en onvolwassenheid van volwassenen bij het stemmen. Mensen kijken bijvoorbeeld naar het uiterlijk van de kandidaten of naar wie er bovenaan de lijst staat. Dus volwassenen zijn niet per se altijd wél competent.

  • In het geval van seksuele keuze houdt het zelfbeschikkingsrecht in dat iemand in staat moet zijn zichzelf seksueel te uiten en zelf te kiezen met wie, wanneer en hoe. Dat kinderen op gegeven moment seksuele wezens worden zegt nog niet dat ze dan ook recht van seksuele zelfbeschikking mogen/kunnen hebben. Het ontdekken en voorkomen van seksueel misbruik van kinderen is iets om je dringend zorgen over te maken. Het belangrijkste aspect van het zelfbeschikkingsrecht als het gaat om seksuele keuze is het wel of niet toestaan van seksuele handelingen. Een kind kan dit nog niet, omdat het niet genoeg weet wat het inhoudt. Kennis over seksuele handelingen moet nog aangeleerd worden. Toch zijn kinderen vaak al wel eerder bezig met/aan het nadenken over seks dan hun ouders/verzorgers denken.

  • Om in te stemmen met het hebben van geslachtsgemeenschap moet iemand weten wat het inhoudt en er fysiek toe in staat zijn. Een andere voorwaarde is dat iemand voldoende gevorderd is in de ‘volwassenheid van vermogens’ (J.S. Mill). Dit houdt in: een zekere mate van cognitieve ontwikkeling hebben en weloverwogen beslissingen kunnen maken. Het idee komt overeen met de in een eerder hoofdstuk genoemde "Gillick competentie". 

  • Een huidige visie is dat er een leeftijd wordt vastgesteld waarop seksuele toestemming kan worden gegeven, bijvoorbeeld 14 jaar. Maar met de voorwaarde dat het nog steeds verboden is als iemand die ouder is dan 14 maar jonger dan bijvoorbeeld 18, seks heeft met een (veel) ouder iemand of met iemand waarbij er machtverschil is, bijvoorbeeld een leraar. Dit maakt het oké voor twee 14-jarigen om seks te hebben maar niet tussen een 14-jarige en 25-jarige bijvoorbeeld, of tussen een 14-jarige met een leraar. Dit soort voorwaarden zorgen ervoor dat de leeftijd nu wordt verlaagd, bijvoorbeeld in Nederland is het nu 12. In Nederland kan er wel een vervolging komen als geslachtsgemeenschap tussen kinderen van 12 tot 16 jaar wordt aangeklaagd door één van beide partijen, een ouder of een kinderwelzijnsorganisatie.

Hoe verhouden de rechten tot opvoeden en kinderen dragen zich tegenover elkaar? - BulletPoints 11

  • Verdragen van mensenrechten hebben een recht erkend voor volwassenen om een gezin te stichten. Er is geen algemeen recht op het hebben van kinderen. Als dit wel zo zou zijn, dan zou een stel dat onvruchtbaar is het recht hebben op kinderen van een ander. Als deze ouders toestaan dat hun kind geadopteerd wordt is dat mogelijk, maar anders natuurlijk niet.

  • Bij het krijgen van een kind moet rekening worden gehouden met een aantal voorwaarden. Het kind moet bijvoorbeeld goede zorg kunnen krijgen. Er is een verschil tussen ouderlijke verplichtingen, namelijk dat je als ouder moet zorgen dat je kind een goed leven krijgt, en ouderlijke verantwoordelijkheden, namelijk het uiteindelijke echte verzorgen van het kind.

  • Er zijn vier soorten argumenten die de stelling ondersteunen dat biologische ouders het recht moeten hebben om hun eigen kinderen op te voeden: het 'eigendoms' argument, het 'bloedbanden' argument, het 'belangen' argument en het 'minst schadelijke alternatief' argument.

  • De prioriteitsstelling houdt in dat elk recht om op te voeden voortvloeit uit en beperkt wordt door de plicht om het kind te verzekeren van goede verzorging.

  • Er kunnen twee soorten ouderschap worden onderscheiden: - Biologisch ouderschap: er is een bloedband tussen ouder en kind. - Moreel ouderschap: een ouder geeft het kind voortdurende zorg en liefde, met het geven van de best mogelijke opvoeding als doel. Biologisch ouderschap is geen garantie voor moreel ouderschap (denk aan kindermishandeling door ouders).

  •  Al met al lijkt het wel zo te zijn dat de biologische ouders over het algemeen ook morele ouders zullen zijn die het beste willen voor hun kind en daarnaar handelen. Ouder en kind hebben vaak een natuurlijke, sterke neiging om samen te blijven. Toch moet er niet worden aangenomen dat biologische ouders het recht hebben om op te voeden, puur omdat ze biologisch de ouders zijn: soms is dit niet terecht.

Wat is de rol van het gezin en de staat bij het naleven van kinderrechten? - BulletPoints 12

  • De liberale standaard beschrijft de juiste verhoudingen tussen staat, gezin en kinderen. Het bevat drie elementen: 1. Er is een verplichting om de belangen van het kind voor te laten gaan. 2. Ouders hebben, onder normale omstandigheden, het recht op autonomie (kinderen opvoeden zoals zij vinden dat goed is) en privacy (geen ongewenste bemoeienis met het gezin). 3. Er is een duidelijke grens waarbij interventie door de staat wel toegestaan is, bijvoorbeeld bij een gezinssituatie die schadelijk is voor het kind.

  • Veronderstellingen van de liberale standaard met betrekking tot de staat: - De staat bekommert zich om het welzijn van kinderen. - De staat laat de verzorging en opvoeding aan ouders over, gedraagt zich in de eerste plaats niet als verzorger. - De staat gaat uit van een maatschappelijke rol in het beschermen van kinderen. Deze rol wordt beperkt door de privéruimte van het gezin. - De staat kan neutraal en onpartijdig handelen om de belangen van alle kinderen te bevorderen.

  • Er zijn verschillende manieren waarop de staat het gezin en de rollen binnen het gezin beïnvloedt en die de suggestie wekken dat inderdaad het onderscheid tussen een "publieke" staat en "private" familie fout is:

1. Allereerst is het onderscheid tussen "publiek" en "privaat" niet iets wat ooit is bepaald en sindsdien constant is gebleven. Door de tijd heen is het veranderd en beïnvloed.

2. De familie is niet zo "privaat" als wordt gedacht, het is geen niet-politiek iets, want zoals feministen hebben aangekaart zijn er in het gezin ook bijvoorbeeld stereotypes. Door de zogenaamde privaatheid van familie kunnen deze rollen en relaties alleen maar door blijven gaan en worden verborgen.

3. De staat bekrachtigt een sociale, economische en wettelijke achtergrond die deze verschillende rollen in de familie support.

4. De staat bekrachtigt ook inter-familiale patronen van gedrag door ze bijvoorbeeld vrij te stellen van normale wettelijke processen. Bijvoorbeeld dat een ouder soms zijn kind hard kan en mag straffen zonder aangeklaagd te worden.

  • Ongelijkheid tussen en binnen gezinnen houdt sociale ongelijkheid in stand. Dit komt doordat ouders genen en materiële zaken doorgeven aan hun kinderen, maar ook hoe zij met dingen omgaan. Indirect zorgt dit voor een meer of minder gunstige opvoeding en educatie. Het is een punt van discussie in hoeverre de staat hierin moet interveniëren, want de autonomie van families is natuurlijk ook belangrijk, maar je wil ook dat een kind goed opgroeit en gelijkheid kent. Natuurlijk heeft het bestaan van een gezin en van familie ook juist heel fijne effecten.

  • Volgens de liberale standaard is het wenselijk dat kinderen worden opgevoed in gezinnen, meest waarschijnlijk bij hun biologische ouders, en vereist de opvoeding privacy en ouderlijke autonomie. Hedendaags kunnen families allerlei vormen aannemen. 

  • Het gezin wordt door velen ook juist gezien als een veilige haven in een onveilige, vreemde wereld. De twee verschillende dingen zouden elkaar dan juist een soort van nodig hebben. De contrasten tussen familie en de rest van de wereld moeten niet worden overschat maar ook niet onderschat.

Wat houden ouderlijke rechten op privacy en autonomie in? - BulletPoints 13

  • De liberale standaard schrijft een individualistische opvoeding voor. Dit houdt in dat de opvoeding van kinderen wordt overgelaten aan de ouders. Alleen wanneer het kind risico loopt, grijpt de staat in. Dit kan zijn bij sociale ongelijkheid, maar de maatregelen zijn veel belangrijker en ernstiger als het gaat om directe bescherming van een kind, bijvoorbeeld tegen mishandeling. Tegenover het individualisme staat het collectivisme, waarbij de staat of maatschappij in meer of mindere mate een verantwoordelijkheid draagt voor de opvoeding van kinderen. Een extreem voorbeeld hiervan zijn kibboetsen. Het belangrijkste argument voor de individualistische, liberale standaard, is het recht op privacy en autonomie dat de ouders hebben. Privacy en autonomie lijken echt samen te gaan. Het zijn eigenlijk rechten van de ouders, en ze impliceren dat kinderen bepaalde rechten missen - zoals zelf over hun opvoeden beslissen of buitenstanders hierbij betrekken. Maar het zijn geen "absolute" rechten want als het kind echt risico loopt wordt er alsnog ingegrepen.

  • Liberalen lijken het schenden van gezinsprivacy pas toe te staan nadat er een reden is om te geloven dat het kind schade wordt toegebracht, niet om vast te stellen of er sprake is van misbruik, mishandeling of verwaarlozing. Als een slechte behandeling van het kind openbaar is gemaakt, dan is het probleem serieus genoeg om er maatregelen tegen te nemen die tegen het recht van privacy ingaan. Een argument tegen deze stelling van de liberalen is dat schade die kinderen berokkend wordt niet altijd openlijk zichtbaar hoeft te zijn, maar wel een serieus probleem is. Een voorbeeld hiervan is misbruik. Er zijn manieren om hier toch zicht op te houden die haalbaar lijken, bijvoorbeeld een keer per jaar op een onverwachts moment een huisbezoek. Recht op privacy lijkt tenslotte toch iets minder waard dan het recht van kinderen om niet mishandeld of misbruikt te worden. En dit laat genoeg ruimte over voor ouderlijke autonomie. Ouderlijke autonomie wordt alleen aangetast wanneer beslissingen worden genomen door anderen over de verdere opvoeding van het kind, bijvoorbeeld door de kinderbescherming.

  • Het recht op autonomie is hetzelfde als het recht op opvoeden, waarbij ouders of verzorgers keuzes kunnen maken voor het kind. Naast de eerdere argumenten en visies die al zijn besproken, zoals onder andere de "verzorgersstelling" en de liberalen, zijn er nog twee overwegingen die relevant zijn voor het recht op opvoeden.

  1. Een kind heeft voordeel van een stabiele opvoeding. De aanname dat een kind in eerste instantie bij de biologische ouders moet worden opgevoed, kan worden uitgebreid naar de aanname dat het kind bij hen moet blijven. Als het kind er toch belang bij heeft om bij de ouders weggehaald te worden, moet er zo snel mogelijk een alternatief worden gevonden dat het kind een langdurige en stabiele opvoeding kan bieden.

  2. Volwassenen hebben verschillende levensstijlen, waardoor de opvoeding sterk kan verschillen. Volgens de liberalen moet ieders persoonlijke leefstijl getolereerd worden. Als ouders het recht hebben om hun kinderen op te voeden, dan volgt daaruit automatisch de overdracht van hun leefstijl, normen, waarden en opvattingen. Dit gebeurt op verschillende manieren: - Ouders delen hun leven met hun kinderen. - Kinderen identificeren zich met de belangrijke volwassenen, zoals ouders, in hun leven en volgen hun voorbeeld. - Ouders willen dat hun opvattingen en waarden worden voortgezet. Kinderen worden gezien als middel om dit te doen. Liberalen vinden dit acceptabel, zolang het niet ten koste gaat van het zelfbeschikkingsrecht van het kind. Het kind moet nog een toekomst hebben vol mogelijkheden als hij/zij de volwassenheid bereikt.

Wat is de invloed van het collectivisme op kinderrechten? - BulletPoints 14

  • De meest bekende verdediging voor de visie dat de staat directe controle moet hebben over de opvoeding van kinderen, is die van Plato. In de Republic beweert hij dat de heersers van zijn ideale samenleving geen gezin moeten hebben en dat de opvoeding van kinderen collectief moet gebeuren. Hij geeft drie redenen voor deze stelling:

  1. Het reguleren van het huwelijk en de opvoeding gebeurt ter verbetering van het menselijk ras (eugenetica). Hierdoor kan de volmaakbaarheid van de heersers worden gegarandeerd. Om bevolking zo ‘goed’ mogelijk te laten zijn, moeten er zoveel mogelijk relaties zijn tussen de hogere klassen van beide seksen en zo min mogelijk tussen de lagere klassen. Bovendien moet alleen het nageslacht van de hogere groep behouden blijven.
  2. Ook vrouwen kunnen een staatsberoep uitvoeren en heersen. Volgens Plato zijn mannen en vrouwen in gelijke mate geschikt hiervoor. Mannen en vrouwen zijn in zekere mate gelijk en het opvoeden van kinderen moet dus niet uitsluitend een vrouwentaak zijn.
  3. Een collectieve opvoeding creëert verbintenis en eenheid binnen een gemeenschap. Het vormt als het ware één grote familie. Dit is de belangrijkste van de drie redenen. Plato wil eigenlijk dat iedereen een grote familie is en dus niet bepaalde kinderen bepaalde ouders hebben, omdat iedereen "samen" is. Hij ziet ook het baren van kinderen als iets dat voor de staat, voor de gemeenschap, is. 
  • De belangrijkste reden die Plato geeft voor het collectief opvoeden is om eenheid te garanderen. Dit idee heeft de meeste kritiek opgeleverd, onder andere van Aristoteles. Volgens Aristoteles is een politieke gemeenschap een vereniging van verschillende, van elkaar afhankelijke individuen. Echter, Plato lijkt te bedoelen dat alle verschillen moeten verdwijnen en dat elke onderscheidende identiteit moet worden uitgewist in naam van één enkele identiteit, namelijk de staat. Volgens Aristoteles is de eenheid die Plato bedoelt in een gemeenschap gedoemd te mislukken. Om een goed functionerende, zelfvoorzienende gemeenschap te creëren moeten mensen zich van elkaar onderscheiden en elkaar ondersteunen.

  • Relevanter is echter Aristoteles’ tweede kritiekpunt. Plato veronderstelt dat gevoelens van gehechtheid binnen een gezin kunnen worden omgezet naar gevoelens van loyaliteit voor de gehele staat. Aristoteles beweert dat zulke gevoelens tegenover de staat niet hetzelfde zijn als uitvergrote gevoelens voor gezinsleden, maar dat de gevoelens juist verzwakt of verwaterd zijn. Verwantschapsbanden kunnen niet blijven voortbestaan wanneer ze zich uit moeten breiden over een hele samenleving. Aristoteles maakt twee opmerkingen die zijn argument ondersteunen: - Grootte. 5000 leden was volgens Plato de grootte voor de ideale gemeenschap. Aristoteles beweerde dat iedereen de anderen van gezicht moet kennen en dat een gemeenschap van meer dan 100.000 leden uitgesloten moet worden. Het gevoel iedereen te kennen in een gemeenschap is volgens Aristoteles in de moderne natie-staat niet mogelijk. - Gevoelens. Je kunt niet zorgen voor datgene waar je niet van houdt. Het is moeilijk om van iedereen uit de gemeenschap te houden als je er, behalve het behoren tot de staat, geen overeenkomsten mee hebt.

  • Een manier om te bepalen of een kind eigenlijk überhaupt geboren mag worden en aan welke ouders het moet worden toegewezen is door middel van het verlenen van een licentie (vergunning).
    Een licentie voor ouders is de toestemming om een kind te dragen en op te voeden. Je zou ook eventueel een licentie kunnen overwegen voor alleen het dragen van een kind of alleen het opvoeden (in zekere zin wordt bij adoptie bijvoorbeeld al streng gekeken naar de mensen die dit willen). Het verlenen van licenties aan ouders lijkt een schandelijke zaak. Er zijn echter wat redenen voor die in overweging genomen moeten worden:

De maatschappij vereist al vergunningen voor verschillende activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor anderen als degene die de activiteit uitvoert niet bekwaam genoeg is, zoals bij autorijden. Het ouderschap zou ook gezien kunnen worden als zo’n activiteit. / Op dit moment krijgen sommige ouders te maken met vergunningen, bijvoorbeeld bij een adoptie. De ouders worden geobserveerd om te kijken of ze geschikt zijn. Het kan als oneerlijk gezien worden dat dit niet het geval is bij alle ouders. / Er bestaat de algemene opvatting dat ouders geen toestemming van de staat nodig hebben om hun eigen kinderen op te voeden. Maar hiermee wordt gezegd dat ouders het recht hebben om een kind op te voeden, en juist dat is hetgene wat wordt betwist.

  • Er zijn ook bezwaren tegen het licentie verlenen aan ouders. Bij de meest fundamentele, namelijk dat biologische ouders het recht hebben hun eigen kinderen op te voeden, blijkt er een gebrek te zijn aan onderbouwing. Het is niet zo dat biologische ouders ook van nature goede ouders zijn en hierdoor niet hoeven te laten zien dat ze bekwaam zijn. Er zijn vier andere, praktische bezwaren:

  1. Er kan geen aanvaardbare standaard worden ontwikkeld wat betreft het bepalen van bekwaamheid van de ouders. Niet iedereen is het erover eens wat er verstaan wordt onder ‘goed’ of ‘slecht’ ouderschap. En zelfs als men het wel eens is, dan moet er bepaald worden of de ouders bekwaam zijn voordat het kind geboren wordt om een licentie te kunnen verlenen. Dit is niet mogelijk. Je kunt bijvoorbeeld niet goed voorspellen of een ouder het kind later zal gaan mishandelen of misbruiken. Bovendien kan de focus op de individuele ouder ertoe leiden dat er geen rekening meer wordt gehouden met andere factoren die van invloed zijn, zoals de economische en sociale positie van de ouder.
  2. Het eerlijke en efficiënte administratie van alle licenties is niet haalbaar.Er zullen bijvoorbeeld onbedoelde fouten bij gemaakt worden, waardoor aan de verkeerde mensen een licentie wordt verleend of juist ontzegd.
  3. Het is ontzettend moeilijk om strafmaatregelen te nemen in het geval dat mensen zich niet houden aan de regels. Het is onethisch en onaanvaardbaar om een vrouw bijvoorbeeld te dwingen tot abortus als ze geen licentie heeft. De enige optie is dan om het kind bij de ouder(s) weg te halen zodra het geboren is.
  4. Het doel dat men wil bereiken met het licentie verlenen aan ouders, namelijk zorgen dat ‘slechte’ ouders geen recht hebben op het opvoeden van een kind, kan ook bereikt worden op een minder bezwaarlijke manier. Het grootste deel van de ‘slechte’ ouders (die hun kind bijvoorbeeld misbruiken of mishandelen) komt nu ook al onder de aandacht van overheidsinstellingen. Bovendien is een licentie verlenen niet voldoende. Er kunnen altijd ontwikkelingen zijn waardoor het gedrag van de ouder verandert, wat betekent dat ouders eigenlijk altijd in de gaten gehouden moeten worden. Toezicht houden is het belangrijkst.

Hoe kunnen we omgaan met het probleem van kindermishandeling? - BulletPoints 15

  • De term kindermishandeling kan op meerdere manieren worden opgevat: - Volgens het conceptueel expansionisme zijn er steeds meer soorten slechte daden die onder ‘kindermishandeling’ vallen. De term breidt zich steeds verder uit. Degenen die het niet eens zijn met het expansionisme, kunnen ‘kindermishandeling’ op twee andere manieren bekijken: 1. - De term ‘kindermishandeling’ wordt verworpen en er wordt gesproken over een reeks schadelijke handelingen waar kinderen mee te maken kunnen krijgen. 2. - Er wordt een orthodoxe, nauwkeurige definitie gegeven voor kindermishandeling, waarbij geen mogelijkheid is voor uitbreiding van de term. Dit is het conceptueel conservatisme.

  • De twee belangrijke concepten die horen bij de definitie van mishandeling zijn ‘schade’ (die wordt toegebracht aan kinderen) en ‘verantwoordelijkheid’ voor deze schade.

  • Er is een orthodoxe definitie van kindermishandeling die uit vier subcategorieën bestaat. Voor elke categorie wordt een aparte definitie gegeven. De categorieën zijn: - Fysieke mishandeling. - Fysiek negeren/verwaarlozen. - Seksueel misbruik. - Emotionele mishandeling (in vijf vormen: afwijzen, isoleren, terroriseren, negeren, en corrumperen). 

  • Moreel relativisme betekent dat er geaccepteerd wordt dat elke cultuur andere standpunten en waarden heeft. Er zijn geen universele morele waarheden. Toch zijn er grenzen aan wat mag want een kind zwaar mishandelen mag natuurlijk niet geaccepteerd worden ook al hoort het bij de cultuur. Een etnocentrisch standpunt houdt in dat je een andere cultuur beoordeelt aan de hand van normen, waarden en gewoontes van je eigen cultuur. Dus snel dingen van andere culturen afkeurt omdat je je eigen cultuur gewend bent.

  • Het ‘schade principe’ van J.S. Mill houdt in dat de vrijheid van een individu alleen beperkt mag worden om het toebrengen van schade aan anderen te voorkomen.

  • Een minimale standaard voor de opvoeding van kinderen zou de volgende elementen moeten bevatten: de juiste mogelijkheden voor fysieke en cognitieve ontwikkeling, een gezonde omgeving met toegang tot gezondheidszorg indien nodig en een stabiele, liefdevolle relatie met de verzorgers.

  • De maatschappij heeft invloed op de omstandigheden van kinderen op verschillende niveaus: Sociaaleconomisch: de sociaaleconomische positie heeft invloed op de vooruitzichten van een kind, op de mogelijkheden die het kind heeft. / Politiek en juridisch: de maatschappij bepaalt of kinderen in staat zijn om te stemmen en of ze verantwoordelijk gehouden moeten worden voor hun misdaden. Ook zorgt de maatschappij voor voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg. / Cultureel of ideologisch: kinderen worden op een bepaalde manier gekarakteriseerd. Er wordt een bepaalde waarde gehecht aan de kindertijd en kinderen worden op verschillende manieren van volwassenen onderscheiden. / Interventie: de maatschappij beschermt kinderen door in te grijpen wanneer schade aan hen wordt toegebracht door de ouders of verzorgers.

Wat is de conclusie - een bescheiden collectivistisch voorstel? - BulletPoints 16

  • Er zijn drie belangrijke waarden die ons denken over de kindertijd bepalen: gelijkheid, democratie en collectivisme.

  • Een bescheiden collectivisme bestaat uit een streven naar gelijkheid en naar democratische en collectivistische waarden. Bovendien omvat het de volbrenging van vier doelen: 

  1. Uitgaan van een collectieve verantwoordelijkheid voor kinderverzorging.
  2. Een verspreiding van ouderschap.
  3. Een gezamenlijke waardering wat betreft kinderen.
  4. Een aanzienlijke uitbreiding van kinderrechten.
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Social Science Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.