TentamenTests bij Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: Een planmatige aanpak van Brug e.a. - 9e druk

Hoe bevorderen we gezond gedrag op een planmatige manier? - TentamenTests 1

 

MC-vragen

Vraag 1

Mensen eten te weinig vette vis, omdat ze dat te duur vinden. In welke fase van het model van planmatige gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering hoort deze bevinding?

  1. Analyse van de gezondheidsproblemen.
  2. Analyse van gedrag.
  3. Analyse van determinanten van gedrag.

Vraag 2

In Nederland is een passagier in een auto verplicht een autogordel te dragen. Onder welke categorie van preventie valt deze regel?

  1. Gezondheidsbescherming.
  2. Gezondheidsbevordering.
  3. Ziektepreventie.

Vraag 3

Onderstaande beweringen hebben betrekking op screening. Welke van onderstaande beweringen is juist?

  1. Opportunistische (ongeorganiseerde) screening is in Nederland verboden.
  2. De gescreende populatie heeft een laag risico op het krijgen van de ziekte.
  3. Screening heeft als doelstelling de ziektelast van de populatie te verlagen.

Vraag 4

Tegen welke ziektes wordt in Nederland binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) voor het 9de levensjaar gevaccineerd?

  1. Difterie, kinkhoest, tetanus en polio.
  2. Meningitis C en Hib.
  3. Beide hierboven genoemde antwoorden zijn juist.

Vraag 5

Karel is erg gespannen, omdat hij heeft een voldoende nodig voor zijn verslag. Hij weet dat er veel taalfouten in staan. Piet geeft feedback op het verslag van Karel. Welke vorm van steun geeft Piet?

  1. Emotionele steun.
  2. Informationele steun.
  3. Instrumentele steun.

Vraag 6

Er bestaan meerdere definities van het begrip gezondheid. Een belangrijke is de definitie van de WHO uit 1948. Deze definitie luidt als volgt:

  1. Health is the capcity to accomplish complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease.
  2. Health is a state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease.
  3. Health is a resource for everyday life, not the objective of living. Health is a positive concept emphasizing social and personal resources, as well as physical capacities.

Vraag 7

Wat is een vorm van secundaire preventie?

  1. Een vetbeperkt dieet bij hypercholesterolfemie.
  2. Schoonmaakmiddelen buiten het bereik van kinderen bewaren.
  3. Screening op chlamydia.

Open vragen

Vraag 1

De ontwikkeling van gezondheidsbevorderingsprogramma’s kent een aantal fasen. Welke fasen zijn dit? Geef van elke fase een korte beschrijving.

Vraag 2

Universele preventie heeft als doel om ziekte te voorkomen door het wegnemen van de oorzaak, waarbij een gezonde populatie de doelgroep is. Bedenk een preventieve aanpak van jeugdige verkeersslachtoffers waarbij rekening gehouden wordt met de ‘gastheer’ (de kinderen), de ‘vector’ (de fiets) en de omgeving.

Vraag 3

Het PRECEDE-PROCEED model verdeelt determinanten van gedrag onder in de categorieën genetica, gedrag en omgeving. Is dit juist of onjuist? Leg uit waarom.

Vraag 4

De PRECEDE fase vindt plaats voorafgaand aan invoering van een gezondheidsprogramma. Juist of onjuist? Leg uit waarom.

Vraag 5

"De kosten van angststoornissen bedragen jaarlijks ongeveer 275 miljoen euro." Deze bevinding is afkomstig uit de analyse van gedrag. Juist of onjuist? Leg uit waarom.

Vraag 6

Hoger opgeleide ouders van jonge kinderen maken minder goed gebruik van traphekjes dan lager opgeleide ouders. Dit gegeven is afkomstig uit de gedragsdiagnose van het PRECEDE-PROCEED model. Juist of onjuist? Leg uit waarom.

Vraag 7

Het Precede-Proceed Model onderscheidt predisposing, reinforcing en enabling factors. Een voorbeeld van een enabling factor met betrekking tot verantwoord zongedrag is de beschikbaarheid van zonnebrandcrème. Juist of onjuist? Leg uit waarom.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. C. Analyse van determinanten van gedrag.

  2. A. Gezondheidsbescherming.

  3. B. De gescreende populatie heeft een laag risico op het krijgen van de ziekte.

  4. C. Beide hierboven genoemde antwoorden zijn juist.

  5. B. Informationele steun.

  6. B. Health is a state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease.

  7. C. Screening op chlamydia.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

De eerste fase is de diagnose fase, waarin het gezondheidsprobleem, de consequenties en de behoeften worden geïdentificeerd en bepaald. De tweede fase is de programma ontwikkeling fase, waarin concrete activiteiten aan de hand van het programma worden ontwikkeld: netwerk creëren, selectie van interventie strategieën, bepalen van bronnen en het formuleren van een plan. De derde fase is de implementatie fase, waarin de geplande programma activiteiten tot uitvoer worden gebracht. De vierde en laatste fase is de evaluatie fase, waarin het succes / effect van het uitgevoerde plan wordt bepaald (effect- en proces evaluatie).

Vraag 2

Een preventieve aanpak van jeugdige verkeersslachtoffers is het aanleggen van aparte fietspaden, stoplichten en klaarovers, waardoor de kinderen niet in contact kunnen komen met bijvoorbeeld auto’s en vrachtwagens.

Vraag 3

Onjuist: Het PP model staat voor predisposing (redenen), reinforcing (bekrachtigers), en enabling (mogelijkheden) factoren.

Vraag 4

Juist: Het eerste deel van het PP model is bedoeld om tot de juiste theorieën en methoden te komen om gezondheidsgedrag te beïnvloeden. Social assesment, epidemiological assesment, educational-ecological assesment, en administratievepolicy assesment en intervention alignment zijn er onderdeel van.

Vraag 5

Onjuist: Kosten van een ziekte valt onder analyse van gezondheid.

Vraag 6

Juist: Het gebruik van traphekjes valt onder gedrag en beïnvloedt het gezondheidsprobleem, namelijk ongevallen met kinderen. Waar dit gedrag meer/minder voorkomt is specifiekere informatie over het gedrag. Waarom mensen wel/niet traphekjes gebruiken valt onder de determinanten analyse.

Vraag 7

Juist: Een anabling factor stelt mensen in staat gewenst gedrag om te zetten in daadwerkelijk gedrag.

Hoe analyseren we de volksgezondheid? - TentamenTests 2

 

MC-vragen

Vraag 1

Welke bewering is juist?

  1. Bij het berekenen van de DALY telt een jaar in ongezondheid zwaarder dan een verloren levensjaar.
  2. Het aantal verloren levensjaren door een ziekte is per definitie altijd groter of gelijk aan de DALY’s voor die ziekte.
  3. De DALY kan gebruikt worden om de ziektelast van verschillende ziekten met elkaar te vergelijken.

Vraag 2

Wat is geen samengestelde volksgezondheidsmaat?

  1. Ervaren gezondheid.
  2. Levensverwachting in goed ervaren gezondheid.
  3. Verlies aan gezonde levensjaren.

Vraag 3

De term ‘social mobility’ past het beste bij:

  1. Levensloop verklaringen van ongelijkheid in gezondheid.
  2. Neo-materialistische verklaringen van ongelijkheid in gezondheid.
  3. Psychosociale verklaringen van ongelijkheid in gezondheid.

Vraag 4

Welke stelling is juist?

  1. Het biomedisch model en het sociale model van gezondheid hebben een focus op ziekte.
  2. Het biomedisch model van gezondheid legt de focus op ziekte, het sociale model niet.
  3. Het sociale model van gezondheid legt de focus op ziekte, het biomedisch model niet.

Vraag 5

Om de impact van een ziekte op de volksgezondheid te bepalen, zijn er verschillende maten. Welke maat wordt gebruikt voor het bepalen van de impact?

  1. Prevalentie.
  2. Relatief risico.
  3. Verloren levensjaren.

Vraag 6

Het biomedische, het sociale en het biopsychosociale model zijn modellen van gezondheid en ziekte. Welke uitspraak is juist?

  1. In het biomedisch model staat gezondheid gelijk aan afwezigheid van objectiveerbare ziekte.
  2. In het biopsychosociale model hebben lichaam en geest beiden afzonderlijk een invloed op ziek zijn.
  3. Van deze modellen komt het biomedisch model het dichts in de buurt van de WHO-definitie voor gezondheid.

Vraag 7

Groweg bestaan er twee soorten vragenlijsten (de generieke en de ziekte specifieke vragenlijst) die kwaliteit van leven meten. De WHO Quality of Life vragenlijst is een voorbeeld van een ...

  1. Generieke vragenlijst.
  2. Ziekte specifieke vragenlijst.
  3. Zowel A en B zijn onjuist.

Vraag 8

Welke uitspraak over demografische transitie is juist?

  1. In de afgelopen 150 jaar is de levensverwachting slechts met enkele jaren toegenomen. Eerst daalde het sterftecijfer, daarna het geboortecijfer.
  2. In de afgelopen 150 jaar is de levensverwachting verdubbeld. Eerst daalde het geboortcijfer, en daarna het sterftecijfer.
  3. In de afgelopen 150 jaar is de levensverwachtig verdubbeld. Eerst daalde het sterftecijfer, daarna het geboortecijfer.

Vraag 9

Welke bewering is juist?

  1. DALY's staat voor het aantal gezonde levensjaren dat een populatie verliest door ziekten.
  2. Met de demografische transitie wordt de verschuiving van het doodsoorzakenpatroon bedoeld.
  3. Verloren levensjaren is ene maat om ziektelast uit te drukken.

Vraag 10

Welke stelling is juist?

  1. De levensverwachting neemt sterker toe in de vier grote steden dan in de rest van Nederland.
  2. Door het vertrek van hoger opgeleiden en mensen met een bovengemiddeld inkomen uit de stad, is het sterftecijfer in de steden hoger dan het Nederlands gemiddelde.
  3. De komst van grote groepen allochtonen naar de grote steden hebben de levensverwachtig in die steden negatief beïnvloed.

Vraag 11

Welke stelling is juist?

  1. De meest langdurige aandoeningen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
  2. Ziekten met hogere sterftekansen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
  3. Sterftecijfers zijn in het algemeen hoger onder vrouwen dan onder mannen.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. C. De DALY kan gebruikt worden om de ziektelast van verschillende ziekten met elkaar te vergelijken.

  2. A. Ervaren gezondheid.

  3. A. Levensloop verklaringen van ongelijkheid in gezondheid.

  4. A. Het biomedisch model en het sociale model van gezondheid hebben een focus op ziekte.

  5. C. Verloren levensjaren.

  6. A. In het biomedisch model staat gezondheid gelijk aan afwezigheid van objectiveerbare ziekte.

  7. A. Generieke vragenlijst.

  8. C. In de afgelopen 150 jaar is de levensverwachtig verdubbeld. Eerst daalde het sterftecijfer, daarna het geboortecijfer.

  9. A. DALY's staat voor het aantal gezonde levensjaren dat een populatie verliest door ziekten.

  10. B. Door het vertrek van hoger opgeleiden en mensen met een bovengemiddeld inkomen uit de stad, is het sterftecijfer in de steden hoger dan het Nederlands gemiddelde.

  11. A. De meest langdurige aandoeningen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.

Hoe analyseren we het gedrag van de bevolking? - TentamenTests 3

 

MC-vragen

Vraag 1

‘De beschikbaarheid van condoomautomaten moet in de komende 2 jaar met 20% vergroot worden.’ Van welk soort doel is deze doelstelling een voorbeeld?

  1. Omgevingsdoel (environmental objective).
  2. Gezondheidsdoel (health objective).
  3. Interventie doel (intervention objective).

Vraag 2

Bij welke fase hoort de volgende stelling: Ongevallen met kinderen in huis kunnen voorkomen worden door bijvoorbeeld traphekjes te plaatsen en te gebruiken.

  1. Analyse van determinanten van gedrag.
  2. Analyse van gedrag en omgeving.
  3. Analyse van de volksgezondheid.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Omgevingsdoel (environmental objective).

Vraag 2

B. Analyse van gedrag en omgeving.

Wat zijn determinanten van het gedrag van de bevolking? - TentamenTests 4

 

MC-vragen

Vraag 1

Deze vraag gaat over leertheorieën. Welk antwoord is juist?

  1. De geconditioneerde respons zal ook optreden naarmate de aangeboden stimulus sterke overeenkomsten heeft met de geconditioneerde stimulus. Dit is habituatie.
  2. Specifieke typen van de geconditioneerde stimulus leiden tot een geconditioneerde respons, terwijl dit bij andere typen van de geconditioneerde stimulus niet het geval is. Dit is extinctie.
  3. Klassiek conditioneren gaat om het aanleren van een associatie tussen twee stimuli. Dit is stimulus-substitutie.

Vraag 2

Welke stelling beschrijft de gedragsdeterminant morele verplichting?

  1. Kees houdt zich altijd netjes aan de maximumsnelheid als zijn kinderen ook in de auto zitten. Hij moet er niet aan denken wat er kan gebeuren als ze door roekeloos rijden een ongeluk krijgen.
  2. Kees drinkt weinig alcohol, alleen in het weekend een glaasje of twee. Hij wil namelijk graag het goede voorbeeld geven aan zijn kinderen.
  3. Kees gebruikt altijd zonnebrandcrème op het strand, omdat hij zich hiertoe verplicht voelt door zijn partner.

Vraag 3

Het model van Dahlgren en Whitehead onderscheidt vijf groepen determinanten van gezondheid. De sociaal-economische status valt onder:

  1. De algemene sociaal economische, culturele en omgevingsfactoren.
  2. De leef- en werkomstandigheden.
  3. De persoonlijke leefstijl factoren.

Vraag 4

Autorijden leer je stap voor stap met feedback van je rijinstructeur. Je leert zo vaardigheden, maar dergelijke lessen hebben in het bijzonder ook invloed op een belangrijke determinant van gedrag. Op welke determinant?

  1. Attitude.
  2. Eigen-effectiviteit.
  3. Kennis.

Vraag 5

In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen sociale invloed: conformiteit, gehoorzaamheid en compliance. Welke omschrijving past het beste bij compliance?

  1. Er is sprake van compliance wanneer iemand zijn gedrag verandert als gevolg van impliciete of expliciete sociale druk.
  2. Er is sprake van compliance wanneer iemand van een autoriteit de opdracht krijgt om iets te doen.
  3. Er is sprake van compliance wanneer iemand het verzoek krijgt om iets te doen.

Vraag 6

De emotionele ervaring is het resultaat van de interpretatie van lichamelijke responsen in een bepaalde context van situationele cues. Welke theorie beschrijft emotie op deze manier?

  1. Cannon-Bard theorie.
  2. James-Lange theorie.
  3. Schachter-Singer theorie.

Vraag 7

Het PRECEDE-PROCEED model verdeelt determinanten van gedrag onder in drie categorieën. Welke categorieën zijn dit?

  1. Beleid, regelgeving en organisatie.
  2. Genetica, gedrag en omgeving.
  3. Redenen, bekrachtigers en mogelijkheden.

Vraag 8

Er zijn verschillende modellen om gezondheid te verklaren. Een belangrijk punt van kritiek op één van de modellen voor gezondheid, is dat deze benadering leidt to een medicalisering van de maatschappij. Op wek model wordt deze kritiek gegeven?

  1. Biomedisch model.
  2. Biopsychosociale model.
  3. Sociaal model.

Vraag 9

Een vrouw heeft door haar reuma dikwijls pijn. Ze functioneert op haar werk prima. Welk antwoord is juist?

  1. De vrouw is objectief en sociaal ziek.
  2. De vrouw is subjectief en niet sociaal ziek.
  3. De vrouw is subjectief en sociaal ziek.

Vraag 10

Habituatie en dishabituatie zijn begrippen uit de leertheorieën. Wat is de functie van dishabituatie?

  1. Dishabituatie zorgt ervoor dat je bekende stimuli kunt negeren.
  2. Dishabituatie zorgt ervoor dat je onbekende stimuli kunt herkennen.
  3. Dishabituatie zorgt ervoor dat je onbekende stimuli kunt negeren.

Vraag 11

"Ik denk niet dat het doen van borstzelfonderzoek helpt om borstkanker vroegtijdig op te sporen". Waar is dit een voorbeeld van?

  1. Dit is een voorbeeld van de determinant attitude.
  2. Dit is een voorbeeld van de determinant eigen-effectiviteit.
  3. Dit is een voorbeeld van de determinant motivatie.

Vraag 12

Het ANGELO-raamwerk maakt onderscheidt tussen verschillende typen omgeving. Welk voorbeeld hoort bij het type 'politieke omgeving'?

  1. Catootje moet van moeder Jans een helm te dragen als ze gaat fietsen.
  2. In Nederland is het wettelijk verplicht om een autogordel te dragen.
  3. Zowel voorbeeld A als B horen tot de politieke omgeving.

Vraag 13

Jans vertelt dat Hans van haar verwacht dat zij dagelijks 2 stukken fruit eet. Deze beschrijving geeft een determinant van het gedrag van Jans weer. Welke?

  1. Descriptieve norm.
  2. Morele norm.
  3. Subjectieve norm.

Vraag 14

Welke omschrijving is een voorbeeld van de gedragsdeterminant eigen-effectiviteit?

  1. Jan denkt niet dat het effectief is voor zijn gezondheid om twee keer per week te gaan sporten.
  2. Jan twijfelt of het hem wel zal lukken om twee keer per week te sporten.
  3. Jan vindt de meeste sporten niet leuk om te doen.

Open vragen

Vraag 1

"Ik denk niet dat het doen van borstzelfonderzoek helpt om borstkanker vroegtijdig op te sporen”. Dit is een voorbeeld van de determinant eigen-effectiviteit. Juist of onjuist?

Vraag 2

"Hoe moeilijk/makkelijk vindt u het om dagelijks 30 minuten te bewegen?" Deze vraag meet de 'magnitutde' van de eigen-effectiviteitsverwachting. Juist of onjuist?

Vraag 3

De sterke (strength) dimesnie van eigen-effectiviteit refereert naar de mate waarin men zelfvertrouwen heeft over het kunnen vertonen van bepaald gedrag. Juist of onjuist?

Vraag 4

"Het ANGELO-model maakt onderscheidt tussen de micro- en macro- omgeving." De school is een voorbeeld van macro-omgeving. Juist of onjuist?

Vraag 5

De beschikbaarheid van fruit in huis valt in de ANGELO-matrix in de cel fysieke omgeving micro-omgeving. Juist of onjuist?

Vraag 6

Ethische beliefs maken deel uit van de attitudestructuur die iemand heeft ten aanzien van een bepaald gedrag. Juist of onjuist?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

C. Klassiek conditioneren gaat om het aanleren van een associatie tussen twee stimuli. Dit is stimulus-substitutie.

Vraag 2

B. Kees drinkt weinig alcohol, alleen in het weekend een glaasje of twee. Hij wil namelijk graag het goede voorbeeld geven aan zijn kinderen.

Vraag 3

B. De leef- en werkomstandigheden.

Vraag 4

B. Eigen-effectiviteit.

Vraag 5

C. Er is sprake van compliance wanneer iemand het verzoek krijgt om iets te doen.

Vraag 6

C. Schachter-Singer theorie.

Vraag 7

C. Redenen, bekrachtigers en mogelijkheden.

Vraag 8

C. Sociaal model.

Vraag 9

B. De vrouw is subjectief en niet sociaal ziek.

Vraag 10

B. Dishabituatie zorgt ervoor dat je onbekende stimuli kunt herkennen.

Vraag 11

A. Dit is een voorbeeld van de determinant attitude.

Vraag 12

C. Zowel voorbeeld A als B horen tot de politieke omgeving.

Vraag 13

C. Subjectieve norm.

Vraag 14

B. Jan twijfelt of het hem wel zal lukken om twee keer per week te sporten.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Onjuist: Eigen effectiviteit is: ben ik capabel om het gedrag uit te voeren. Het is een uitkomstverwachting (van belief, onderdeel attitude).

Vraag 2

Juist: Magnitude is de (grootte, belang) inschatting van de moeilijkheid van de vaardigheid.

Vraag 3

Juist: Strenght (sterkte) is de mate van zelfvertrouwen. Generality (algemeenheid) is hoe je verwacht dat je problemen hebt bij het gedrag in verschillende situaties.

Vraag 4

Onjuist: De school staat dichtbij het individu, en valt dus in de micro-omgeving.

Vraag 5

Juist: Fysieke omgeving is de beschikbaarheid van spullen.

Vraag 6

Juist: Attitudes zijn gebaseerd op beliefs. Een voorbeeld van een ethische belief: ‘roken bij kleine kinderen kan ik niet maken’.

Hoe worden interventies ontwikkeld? - TentamenTests 5

 

MC-vragen

Vraag 1

Kinderen zijn een belangrijke doelgroep voor interventies ter bevordering van gezonde voeding, bewegen en de aanpak van overgewicht. Gezondheidsvoorlichters zien scholen als de ideale plek om kinderen te bereiken. De directeur van de school van Catootje vindt het goed dat zijn school meedoet aan dergelijke interventies en stemt in met een verzoek tot deelname. Zijn leerkrachten hebben het te druk met taal en rekenen en zien het niet zitten om deze interventie daadwerkelijk uit te voeren. Welke fase van het PRECEDE-PROCEED model zou deze omstandigheden aan het licht moeten brengen?

  1. Fase 1: social assessment.
  2. Fase 4: administrative and policy assessment.
  3. Fase 5: implementation.

Vraag 2

Kwaliteit van leven is een onderdeel van het PRECE-PROCEED model dat beschreven wordt in welke fase van het model?

  1. Fase 1: social assessment.
  2. Fase 2: epidemiological assessment.
  3. Fase 3: educational and ecological assessment.

Open vragen

Vraag 1

Binnen 5 jaar is de incidentie van COPD met 5% afgenomen. Dit is een voorbeeld van een gedragsdoel. Juist of onjuist?

Vraag 2

Na het ontwikkelen van een gezondheidsprogramma wordt het geïmplementeerd en geëvalueerd. Deze 2 stappen zijn onderdeel van de PROCEED fase. Waar of niet waar?

Vraag 3

Impact-evaluatie bekijkt of de interventie is geïmplementeerd volgens plan. Waar of niet waar?

Vraag 4

Kwaliteit van leven is zowel het startpunt als eindpunt van planmatige gezondheidsbevordering. Waar of niet waar?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

B. Fase 4: administrative and policy assessment.

Vraag 2

A. Fase 1: social assessment.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Onjuist: Het is een gezondheidsdoel (epidemiological assesment, fase 2a: analyse volksgezondheid).

Vraag 2

Juist.

Vraag 3

Niet waar: impact evaluatie is het meten of de subdoelstellingen zijn behaald. Uitkomst-evaluatie is het meten of de hoofddoelstellingen zijn behaald. Procesevaluatie is het meten of de interventie is uitgevoerd zoals bedoeld en de beoogde doelgroep bereikt heeft.

Vraag 4

Waar.

Welke theorieën en methodieken van verandering zijn er? - TentamenTests 6

 

MC-vragen

Vraag 1

Als Catootje haar kamer netjes heeft opgeruimd, zal Jeroen het vervelende klusje, het konijnenhok schoonmaken, van Catootje overnemen. Wat is juist?

  1. Dit is een vorm van negatief bekrachtigen.
  2. Dit is een vorm van positief bekrachtigen.
  3. Dit is een vorm van positief straffen.

Vraag 2

Wat is 'social capital'?

  1. De sociaal-economische status van een groep of land.
  2. De sociaal-economische status van een individu.
  3. Een middel om toegang te krijgen tot goederen en diensten en een netwerk van relaties met individuen en instanties.

Vraag 3

Waterhuishouding en sanitaire omstandigheden vallen in het model van Dahlgren en Whitehead in de groep:

  1. Algemene socio-economische, culturele en omgevingsfactoren.
  2. Individuele leefstijl factoren.
  3. Leef- en werkomstandigheden.

Vraag 4

UR is de unconditioned response, CR is de conditioned response, CS is de conditioned stimulus en US is de unconditioned stimulus. Welk van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Voordat conditionering plaatsvindt, volgt de CR op de US.
  2. Voordat conditionering plaatsvindt, volgt de UR op de US.
  3. Voordat conditionering plaatsvindt, volgt er geen reactie op een CS.

Vraag 5

Er bestaat een vorm van leren waarbij je iemand gedrag aanleert door het systematisch opbouwen van deelhandelingen waarop steeds een beloning volgt. Hoe wordt deze vorm van leren genoemd?

  1. Extinctie.
  2. Generalisatie.
  3. Shaping.

Vraag 6

Belonen is belangrijk bij het aanleren en in stand houden van gedrag. Jans wil haar dochter Karlijn leren om elke dag de tafel te dekken. Karlijn krijgt elke week op zaterdag een snoepje van haar moeder als ze iedere dag de tafel netjes heeft gedekt. Welk bekrachtigingsschema wordt hier gebruikt?

  1. Fixed-interval schema
  2. Fixed-ratio schema
  3. Variable-interval schema

Vraag 7

Conditioneringsprincipes hebben hun beperkingen. Wat is juist?

  1. Klassiek conditioneren is controversieel, omdat mensen niet puur reflexmatig handelen op stimuli in onze omgeving.
  2. Operant conditoneren is controversieel, omdat mensen niet alleen maar dingen doen omdat ze er voordeel van hebben.
  3. Zowel A als B is juist.

Vraag 8

Welke wetenschapper heeft zich niet bezig gehouden met operant conditioneren?

  1. Pavlov.
  2. Skinner.
  3. Thorndike.

Vraag 9

Gezichtsexpressies bepalen mede hoe we ons emotioneel voelen. Dit feit hoort bij:

  1. Facial feedback hypothesis.
  2. Feeling rules.
  3. Visceral perception.

Vraag 10

Wat zijn 'emotional responses'?

  1. Cognitive appraisal, subjective experiene en internal bodily changes.
  2. Cognitive appraisal, thought-action tendencies en subjective experience
  3. Thought-action tendencies, subjective experience en internal bodily changes

Vraag 11

Het emotionele proces bestaatuit 6 componenten. Welk antwoord is geen component van het emotionele proces?

  1. Cognitive appraisal.
  2. Gezichtuitdrukkingen.
  3. Persoon-omgevings relaties.

Vraag 12

Op het moment dat een emotie afneemt, treedt het enrgie-besparende systeem van ons zenuwstelsel in werking. Hoe heet dit zenuwstelsel?

  1. Het parasympatische zenuwstelsel.
  2. Het somatische zenuwstelsel.
  3. Het sympatische zenuwstelsel.

Vraag 13

Mensen gebruiken verschillende cognitieve en gedragsmatige strategieën om zichzelf beter te voelen als ze een probleem ervaren. Aan iets leuks denken is een ...

  1. Cognitieve strategie, gericht op afname betrokkenheid.
  2. Cognitieve strategie, gericht op bewerkstelligen van afleiding.
  3. Gedragsmatige strategie, gericht op bewerkstelligen van afleiding.

Vraag 14

Wat is de fundamentale attributiefout?

  1. Het proces waarbij de kracht van individuele eigneschappen wordt overschat en de kracht van situationele factoren wordt onderschat.
  2. Het proces waarbij groepssituaties het gevoel van persoonlijke identitieit van mensen verlaagt.
  3. Het proces waaribj mensen minder geneigd zijn om te helpen als er ook anderen aanwezig zijn.

Vraag 15

Welk van de onderstaande stellingen is onjuist?

  1. Ambiguïteit van de situatie is een belangrijke verklaring van deindividualisatie.
  2. De mate van gehoorzaamheid is onder andere afhankelijk van de facotr sociale norm.
  3. In het lijnstukken-experiment van Asch werd meerderheidsinvloed aangetoond.

Vraag 16

Welke term speelt geen rol in de processen die het omstandersfenomeen verklaren?

  1. Ambiguïteit.
  2. Anonimiteit.
  3. Verantwoordelijkheid.

Vraag 17

Milgram deed onderzoek naar gehoorzaamheid. Er zijn verschillende factoren van invloed op de mate van gehoorzaamheid bij proefpersonen in de experimenten van Milgram. Welk van de onderstaande factoren is niet van invloed op gehoorzaamheid?

  1. Aanwezigheid van autoriteit.
  2. Ambiguïteit van de situatie.
  3. De afstand tot de proefpersoon.

Vraag 18

Jens is overspannen en krijgt een bloemetje van Karlijn ter bemoediging. Welk type sociale steun krijgt Jens?

  1. Emotionele steun.
  2. Informationele steun.
  3. Instrumentele steun.

Vraag 19

Ernstige tentamenstress kan leiden tot concentratieproblemen, snel afgeleid raken en problemen hebben met concentreren. Deze cognitieve beperkingen hebben volgens de literatuur bepaalde oorzaken, welke hoort hier niet bij?

  1. Afleidende gedachten.
  2. Cognitieve dissonantie.
  3. Emotionele arousal.

Vraag 20

Welke stelling is juist?

  1. Mensen maken een complexe taak beter in het bijzijn van anderen.
  2. Mensen willen graag consistent zijn.
  3. Mensen zijn geneigd om de kracht van individuele eigenschappen te onderschatten.

Vraag 21

Stelling I: Controleerbare gebeurtenissen leiden tot meer stress dan oncontroleerbare gebeurtenissen. Stelling II: Voorspelbare gebeurtenissen leidne tot minder stress dan onvoorspelbare gebeurtenissen.

  1. Stelling I is juist.
  2. Stelling II is juist.
  3. De stellingen zijn allebei juist.

Vraag 22

Welke theorie besteedt veel aandacht aan het volgende principe: 'Door observeren kun je leren'?

  1. Theorie van gepland gedrag.
  2. Sociaal-cognitieve theorie.
  3. Sociaal-culturele theorie.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Dit is een vorm van negatief bekrachtigen.

Vraag 2

C. Een middel om toegang te krijgen tot goederen en diensten en een netwerk van relaties met individuen en instanties.

Vraag 3

C. Leef- en werkomstandigheden.

Vraag 4

A. Voordat conditionering plaatsvindt, volgt de CR op de US.

Vraag 5

C. Shaping

Vraag 6

A. Fixed-interval schema

Vraag 7

C. Zowel A en B is juist.

Vraag 8

A. Pavlov.

Vraag 9

A. Facial feedback hypothesis.

Vraag 10

C. Thought-action tendencies, subjective experience en internal bodily changes.

Vraag 11

C. Persoon-omgevings relaties.

Vraag 12

A. Het parasympatische zenuwstelsel.

Vraag 13

B. Cognitieve strategie, gericht op bewerkstelligen van afleiding.

Vraag 14

A. Het proces waarbij de kracht van individuele eigneschappen wordt overschat en de kracht van situationele factoren wordt onderschat.

Vraag 15

A. Ambiguïteit van de situatie is een belangrijke verklaring van deindividualisatie.

Vraag 16

B. Anonimiteit.

Vraag 17

B. Ambiguïteit van de situatie.

Vraag 18

A. Emotionele steun.

Vraag 19

B. Cognitieve dissonantie.

Vraag 20

B. Mensen willen graag consistent zijn.

Vraag 21

B. Stelling II is juist

Vraag 22

B. Sociaal-cognitieve theorie.

Hoe worden effectieve interventies geïmplementeerd in de praktijk? - TentamenTests 7

 

MC-vragen

Vraag 1

Jans is van plan twee ker per week te gaan sporten. Welke bewering is juist?

  1. Jans heeft een positieve intentie om te gaan sporten.
  2. Jans vindt het leuk om te gaan sporten.
  3. Zowel A als B zijn juist.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Jans heeft een positieve intentie om te gaan sporten.

Wat houdt de community benadering in gezondheidsvoorlichting in? - TentamenTests 8

 

MC-vragen

Vraag 1

De rol van de omgeving wordt steeds belangrijker gevonden als oorzaak van ongezond gedrag en ongezondheid. Welke bewering is juist?

  1. Lalonde gaf in zijn model aan dat de omgeving van een groter belang was voor de gezondheid dan het gedrag van burgers.
  2. Het model van van Dahlgren en Whitehead uit 1991 was revolutionair te noemen, omdat zij voor het eerste het belang van omgevingsfactoren op de gezondheid beschreven.
  3. Volgens het ANGELO model is een obesogene omgeving een omgeving waarin het te makkelijk is om te veel te eten en/of te weinig te bewegen.

Vraag 2

Lees de volgende informatie over hypothetische interventiemogelijkheden om de sociaaleconomische gezondheidsverschillen in ons land te verkleinen. Welke van de maatregelen zal naar verwachting het meest succesvol zijn in het verkleinen van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen?

  1. Structureel gratis beweeggroepen aanbieden om beweeggedrag in lagere inkomensgroepen te stimuleren.
  2. Een landelijke informatiecampagne over de positieve gevolgen van bewegen in de vorm van posters bij huisartsen.
  3. Mensen stimuleren tot bewegen door visueel aantrekkelijke folders uit te delen via fysiotherapeuten.

Vraag 3

Sociaaleconomische gezondheidsverschillen (SEGV) vormen een van de belangrijkste uitdagingen voor de public health. Er zijn 4 aangrijpingspunten voor interventies om SEGV te verkleinen. Hieronder staan voorbeelden. Welk antwoord is niet juist?

  1. Verkleinen van inkomensverschillen en chronisch zieken een goede uitkering bieden.
  2. Chronisch zieken een goede uitkering bieden en het bestrijden van sigaretten roken onder laag opgeleiden.
  3. Verkleinen van inkomensverschillen en lagere sociaaleconomische groepen minder gebruik laten maken van eerstelijnsgezondheidszorg.

Vraag 4

Binnen de public health wordt steeds meer belang gehecht aan de rvaringen en meningen van de leek. De zogenaamde 'Healthy Cities' projecten zijn voorbeelden van gezondheidsinterventies waarin initiatieven worden ondernomen om de burger te betrekken. Op welk model zijn deze interventies gebaseerd?

  1. Het biopsychosociale model.
  2. het salutogene model.
  3. Het sociaal model.

Vraag 5

Lalonde publiceerde in 1974 een rapport en introduceerde het Health Field Concept. Dit zorgde voor een verandering in paradigma door te stellen dat gezondheid meer was dan gezondheidszorg. Welke bewering is juist?

  1. In het Health Field Concept was geen plaats meer voor gezondheidszorg.
  2. Het Health Field Concept erkende het belang van de menselijke biologie en genetica voor gezondheid.
  3. Lalonde legde in zijn rapport geen nadruk meer op leefstijl van het individu en gedragsverandering.

Vraag 6

Werknemers met een gezondheidsprobleem hebben een grotere kans om werkloos te worden, en werklozen met een slechtere gezondheid een kleinere kans om weer aan het werk te komen. Hoe heet dit effect?

  1. Labour market effect.
  2. Healthy worker effect.
  3. Unemployment effect.

Vraag 7

Etnische verschillen in gezondheid kunnen verklaard worden door selectieve en causale processen. Wat is een voorbeeld van een selectie proces?

  1. Ernstig zieke migranten keren dikwijls terug naar hun land van herkomst om daar te sterven.
  2. Het percentage rokers onder Turkse mannen is hoger dan het percentage rokers onder autochtone mannen.
  3. Werkloosheid is ongunstiger onder allochtonen dan onder autochtonen.

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

C. Volgens het ANGELO model is een obesogene omgeving een omgeving waarin het te makkelijk is om te veel te eten en/of te weinig te bewegen.

Vraag 2

A. Structureel gratis beweeggroepen aanbieden om beweeggedrag in lagere inkomensgroepen te stimuleren.

Vraag 3

C. Verkleinen van inkomensverschillen en lagere sociaaleconomische groepen minder gebruik laten maken van eerstelijnsgezondheidszorg.

Vraag 4

C. Sociaal model.

Vraag 5

B. Het Health Field Concept erkende het belang van de menselijke biologie en genetica voor gezondheid.

Vraag 6

B. Healthy worker effect.

Vraag 7

A. Ernstig zieke migranten keren dikwijls terug naar hun land van herkomst om daar te sterven.

Hoe worden interventies geëvalueerd? - TentamenTests 9

 

MC-vragen

Vraag 1

Het is van belang om gezondheidsbevorderende interventies te evalueren. Volgens het PRECEDE-PROCEED model kan de evaluatie gericht worden op verschillende aspecten. Welk type evaluatie bekijkt of de interventie is geïmplementeerd volgens het plan.

  1. De impact evaluatie.
  2. De outcome evaluatie.
  3. De proces evaluatie.

Open vragen

Vraag 1

Leg uit of het verlagen van de testdrempel leidt tot een lagere of een hogere voorspellende waarde. Betrek in je antwoord de begrippen ‘sensitiviteit’ en ‘fout- positieven’.

Antwoordindicatie MC-vragen

1. C. De proces evaluatie.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Het verlagen van de testdrempel leidt tot een lagere voorspellende waarde – en een lagere sensitiviteit, omdat meer mensen dan worden doorverwezen. Hierdoor zullen er ook meer fout-positieve screeningsuitslagen zijn.

Op welke manier is opvoeding een determinant van het gedrag van kinderen? - TentamenTests 10

 

MC-vragen

Vraag 1

Wat is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen voor kinderen?

  1. Zeven dagen per week minstens 30 minuten matige intensieve activiteiten vanaf 4 MET.
  2. Zeven dagen per week minstens 60 minuten matige intensieve activiteiten van vanaf 4 MET.
  3. Zeven dagen per week minstens 60 minuten matige intensieve activiteiten van vanaf 5 MET.

Vraag 2

Tot welke categorie van belastende factoren behoort een ‘autoritaire leidinggevende’?

  1. Arbeidsinhoud.
  2. Arbeidsomstandigheden.
  3. Arbeidsverhoudingen.

Vraag 3

Als een werknemer solliciteert naar een baan met bijzondere functie-eisen, dan volgt...

  1. Een aanstellingskeuring, maar later niet nog een intredeonderzoek.
  2. Nooit een aanstellingskeuring, maar later wellicht wel een intredeonderzoek.
  3. Een aanstellingskeuring, en later wellicht ook een intredeonderzoek.

Vraag 4

Wat is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen?

  1. Minimaal vijf dagen per week minstens 30 minuten matige intensieve activiteiten van 3-4 MET.
  2. Minimaal vijf dagen per week minstens 30 minuten matige intensieve activiteiten van 4-6,5 MET.
  3. Minimaal zeven dagen per week minstens 20 minuten matige intensieve activiteiten van 4-6,5 MET.

Vraag 5

Jens is te dik. Om af te vallen houdt hij bij wat hij eet. Welke techniek gebruikt Jens?

  1. Control over eating.
  2. Controlling self-task.
  3. Self-monitoring.

Vraag 6

Wat is de beste methode om de voedselinname van een individu te beperken?

  1. Dagboek.
  2. Interview.
  3. Vragenlijst.

Vraag 7

Oorzaken van ongezond gedrag zijn divers. Welke bewering is juist?

  1. De Nederlandse gewoonte om de dag te beginnen met een ontbijt vormt een risicofactor voor het ontwikkelen van obesitas.
  2. Intensieve activiteit is te preferen boven matige activiteit als het gaat om gewichtsverlies, dit ondanks het verhoogde risico op blessures.
  3. Niet alleen is de laatste jaren een toename geweest in producten die in super-size variant aangeboden worden, ook zijn standaard porties van bijvoorbeeld frisdrank en fast-foodmaaltijden groter geworden.

Vraag 8

Welke stelling is juist?

  1. Fear appeals zijn succesvol om jongeren te overtuigen zich in te smeren tegen de zon.
  2. Investeren in het bepalen van startkwalificaties door schoolverlaters is een mogelijkheid om sociaal-economische gezondheidsverschillen te verkleinen.
  3. Streng lijnen is een effectieve strategie om obesitas langdurig aan te pakken.

Antwoordindicatie MC-vragen

1. C. Zeven dagen per week minstens 60 minuten matige intensieve activiteiten van vanaf 5 MET.

2. C. Arbeidsverhoudingen.

3. C. Een aanstellingskeuring, en later wellicht ook een intredeonderzoek.

4. B. Minimaal vijf dagen per week minstens 30 minuten matige intensieve activiteiten van 4-6,5 MET.

5. C. Self-monitoring.

6. A. Dagboek.

7. C. Niet alleen is de laatste jaren een toename geweest in producten die in super-size variant aangeboden worden, ook zijn standaard porties vna bijvoorbeeld frisdrank en fast-foodmaaltijden groter geworden.

8. B. Investeren in het bepalen van startkwalificaties door schoolverlaters is een mogelijkheid om sociaal-economische gezondheidsverschillen te verkleinen.

Wat is de planmatige ontwikkeling achter een advies op maat? - TentamenTests 11

 

MC-vragen

Vraag 1

U geeft een 60 jarige man, zonder bekende aandoeningen, advies met betrekking tot een gezonde leefstijl. Welke van de onderstaande adviezen is juist voor deze man?

  1. Deze man moet tenminste twee keer per week vette vis eten.
  2. Deze man moet tenminste 300 gram groente en 2 stuks fruit per dag eten.
  3. Deze man moet tenminste 5 dagen per week, gedurende 30 minuten wandelen.

Vraag 2

Een man weet dat hij een verhoogde bloeddruk heeft. Hij voelt zich echter goed, maar functioneert slecht. Welk antwoord is juist?

  1. De man is objectief en sociaal ziek.
  2. De man is subjectief en sociaal ziek.
  3. De man is objectief en subjectief ziek.

Open vragen

Vraag 1

Leg uit wat bedoeld wordt met het ethische principe ‘niet schaden’. Gebruik hiervoor onderstaande casus: Mevr. De Vries is 35 jaar en heeft ernstig overgewicht. Ze komt bij de huisarts met een te hoog cholesterol. De huisarts merkt op dat de patiënt erg ongezond eet (hoge verzadigde vet-inname). De huisarts adviseert mevr. De Vries dringend om geen fast- food meer te eten.

Vraag 2

De belangrijkste strategie van Advies op Maat is het personaliseren van de adviezen. Waar of niet waar? Leg uit waarom.

Vraag 3

Advies- op- maat is een goede keuze als interventiekanaal als de verschillen in determinanten van gedrag binnen de doelgroep groot is. Waar of niet waar? Leg uit waarom.

Antwoordindicatie MC-vragen

1. C. Deze man moet tenminste 5 dagen per week, gedurende 30 minuten wandelen.

2. A. De man is objectief en sociaal ziek.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Niet schaden: Promoten van het niet meer fast-food eten kan het contact met de huisarts verstoren. (Bij screening – in college voorbeeld cystic fibrosis – betekent dit principe dat fout-negatieve tests voorkomen en dat leven met de kennis dat je ziek wordt ook moeilijk kan zijn, en dat er na het screenen nog meer tests nodig zijn om de diagnose te stellen).

Vraag 2

Onjuist: Het belangrijkste doel is inhoudmatching.

Vraag 3

Juist: Door massa media krijgt iedereen dezelfde boodschap. Een advies op maat is een persoonlijk advies.

Hoe zorgen we dat mensen stoppen met roken? - TentamenTests 12

 

MC-vragen

Vraag 1

Je weet dat roken slecht is, maar je blijft roken. Je praat dit voor jezelf goed, omdat je kent mensen die al rokend en zonder veel problemen 90 zijn geworden. Dit voorbeeld is een gevolg van:

  1. Cognitieve dissonantie.
  2. Dispositionele attributie.
  3. Minderheidsinvloed.

Vraag 2

Er zijn verschillen in gezondheidsindicatoren tussen laag- en hoogopgeleiden. Welk verschil is niet juist?

  1. Lagere opleidingsgroepen bezoeken de huisarts vaker dan hoger opgeleiden.
  2. Lagere opleidingsgroepen ervaren hun gezondheid minder goed dan hogere opleidingsgroepen.
  3. Lagere opleidingsgroepen hebben vaker kanker dan hogere opleidingsgroepen.

Open vragen

Vraag 1

In het model van determinanten van (on)gezond gedrag zijn 4 psychologische determinanten beschreven. Noem de 4 determinanten en licht deze toe aan de hand van ‘stoppen met roken’.

Antwoordindicatie MC-vragen

1. A. Cognitieve dissonantie.

2. C. Lagere opleidingsgroepen hebben vaker kanker dan hogere opleidingsgroepen.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

1. Attitude: Vind ik roken goed/slecht voor mijn gezondheid?

2. Sociale invloeden: Wie kan mij helpen? Wellicht samen met iemand stoppen? Partner? Moet ik mijn huisarts inlichten? Roken mijn vrienden? Vind ik het daaorom moeilijk?

3. Persoonlijke norm: Vind ik het oke om in de buurt van kinderen te roken? (– extra stimulans om te stoppen met roken)

4. Ervaren controle: Zijn er eerdere pogingen van stoppen met roken mislukt? Waren er eerder postieve/negatieve ervaringen met het veranderen van leefstijlgedrag?

Hoe werkt de preventiemethode Alles Onder Controle? - TentamenTests 13

 

MC-vragen

Vraag 1

Een post-traumatische stress stoornis is:

  1. Een set ernstige, aan angst gerelateerde symptomen.
  2. Een set ernstige, aan apathie gerelateerde symptomen.
  3. Een set ernstige, aan boosheid gerelateerde symptomen.

Vraag 2

In welke situatie is er sprake van chronisch intermitterende stress?

  1. Een patient met reuma.
  2. Een strandwacht bij een redding van een in de problemen geraakte kitesurfer.
  3. Een toerist die ruzie heeft met de fotograaf in de dierentuin.

Vraag 3

Welke stelling is juist?

  1. Type A personen zijn onder andere competitief en prestatiegericht en daardoor minder vatbaar voor stress.
  2. Volgens het General Adaptation Syndrome zullen alle organismen in hun stress-reactie dezelfde fasen doorlopen.
  3. Voorspelbare gebeurtenissen leiden doorgaans tot meer stress dan onvoorspelbare gebeurtenissen.

Antwoordindicatie MC-vragen

1. A. Een set ernstige, aan angst gerelateerde symptomen.

2. B. Een strandwacht bij een redding van een in de problemen geraakte kitesurfer.

3. B. Volgens het General Adaptation Syndrome zullen alle organismen in hun stress-reactie dezelfde fasen doorlopen.

 

Image

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters
Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2163 1