Boeksamenvatting Critical Thinking van Moore, Parker - 12e druk
- 1218 keer gelezen
Woorden kunnen veel overtuigingskracht hebben (‘rhetorical force/ emotive meaning’). Ze kunnen beelden, gevoelens en emoties bij ons oproepen. Goede sprekers passen een aantal technieken toe die ons aanspreken en overtuigen met behulp van retoriek.
Retoriek (‘rhetoric’) gaat over het onderzoek naar overtuigend schrijven. We kunnen bijvoorbeeld op verschillende manieren een stuk schrijven dat de Hamas-leden afschilderd als vrijheidsstrijders of juist als terroristen. Er is natuurlijk niets mis mee wanneer iemand anderen ergens van probeert overtuigen. Het is echter wel belangrijk om kritisch te denken en dus onderscheid te maken tussen argumenten en retoriek. Retoriek zou niets moeten toevoegen aan de geloofwaardigheid van een bewering, omdat het bij retoriek niet om inhoudelijke argumenten gaat. Bij retoriek wordt er vaak gebruik gemaakt van ‘rhetorical devices’. Dit zijn overtuigingsmethodes die soms door retoriek ingezet wordt.
Retorische methoden zijn onder te verdelen in verschillende groepen methoden. De eerste groep bestaat gebruikelijk uit enkele woorden of korte zinnen die positief of negatief zijn. Zij worden ook wel ‘slanters’ genoemd. Voorbeelden zijn eufemisme en dysfemisme en weaselers. De tweede groep methoden is afhankelijk van ongewettigde assumpties. Voorbeelden zijn stereotypen, innuendo en geladen vragen. De derde groep bestaan uit methoden die te maken hebben met humor. Groep 4 bestaat uit methoden die gebruik maken van definities, verklaringen en analogieën. Voorbeelden zijn retorische analogieën en retorische definities.
Een eufemisme wordt gebruikt om iets als positief of neutraal uit te drukken in plaats van negatief. Een voorbeeld is dat de eigenaar van een winkel waar tweedehandskleding wordt verkocht, het heeft over ‘kleding met een geschiedenis’ in plaats van kleding waar een ander al heel vaak in heeft rondgelopen. Een dysfemisme is het tegenovergestelde van een eufemisme. Een dysfemisme wordt dus gebruikt om een negatief gevoel bij iemand op te roepen. ‘Vrijheidsstrijder’ is een eufemisme, terwijl termen als ‘rebel’ en ‘terrorist’ dysfemisme zijn.
Een ‘weaseler’ is een taalkundige methode waarmee je een onderwerp kunt afdekken. Er wordt bijvoorbeeld gebruik van gemaakt door het aan een bewering toe te voegen. Het zorgt er namelijk voor dat de bewering niet bekritiseerd kan worden.
Een voorbeeld is een reclamespotje dat over kauwgom zonder suiker gaat. In het reclamespotje wordt beweerd dat drie van de vier tandartsen uit een onderzoek aan klanten die kauwgom gebruiken aanraden om kauwgom zonder suiker te gebruiken. Er wordt in een dergelijke zin gebruikgemaakt van twee ‘weaselers’. De eerste weaseler is ‘de tandartsen uit het onderzoek’. Welk onderzoek? Zijn deze tandartsen random gekozen of hadden ze al een positieve houding ten opzichte van kauwgom zonder suiker? De tweede weaseler is ‘aan klanten die kauwgom gebruiken’. In het reclamespotje wordt dus niet beweerd dat de tandartsen vinden dat het kauwen van kauwgom zonder suiker goed is voor de tanden. Er wordt alleen gezegd dat kauwgom zonder suiker wordt aangeraden aan mensen die al kauwgom gebruiken. Het is als het ware een uitweg voor de schrijver – als er kritiek komt kan de schrijver direct claimen dat er niks gezegd is over het goed zijn van tanden, in dit voorbeeld.
‘Downplaying’ is een methode om iets of iemand minder belangrijk te laten lijken. Stereotypen, retorische vergelijkingen, retorische verklaringen en innuendo kunnen allemaal gebruikt worden om iets of iemand minder belangrijk te doen lijken. Een voorbeeld is: ‘Let maar niet op wat docent X zegt, hij is toch maar een socialist’. ‘Toch maar’ is in dit voorbeeld een ‘downplayer’. Vaak worden aanhalingstekens ook gebruikt als downplayers. Voorbeeld; ‘Zij heeft haar “diploma” online gehaald.’ Het feit dat diploma tussen aanhalingstekens staat mindert de waarde die eraan gehecht wordt.
Een stereotype is een oordeel over een groep mensen, dat gebaseerd is op weinig of geen bewijs. Het is een manier van generaliseren. Voorbeelden zijn: ‘Vrouwen zijn emotioneel’, ‘mannen zijn ongevoelig’ en ‘lesbiennes haten mannen’. Stereotypes kunnen beide positief of negatief zijn, wat vaak afhangt van het standpunt van degene die het stereotype uit. Positieve stereotypes kunne gebruikt worden om iets negatiefs te verbloemen en een negatief stereotype kan gebruikt worden om een goed iets van iemand naar beneden te halen.
Bij ‘innuendo’ wil iemand een punt overbrengen zonder dit punt expliciet te benoemen. Dit kan met een woordkeuze die iets onuitgesproken insinueert.
Voorbeeld:
Piet: Vertelde Hans de waarheid?
Jan: Ja, deze keer wel.
In dit geval zegt Jan niet dat Hans op andere momenten wel vaak liegt, maar hij bedoelde het wel. Door de woordkeuze kunnen wij dat opmaken.
Twee vormen van innuendo’s zijn paralipsis (‘significant mention’) en beladen vragen.
Van sarcasme of ‘horse laugh’ is er sprake wanneer iemand een gebeurtenis of een persoon belachelijk probeert te maken door deze bijvoorbeeld uit te lachen.
Van een hyperbool is sprake wanneer iets uitdrukkelijk overdreven wordt. Een voorbeeld is dat voor strenge ouders de term ‘fascisten’ wordt gebruikt, of dat de ruzie tussen twee mensen omschreven wordt als ‘de derde wereldoorlog’ die uitbreekt. Een hyperbool is vaak verwerkt in een dysfemisme, een horse laugh of een retorische vergelijking.
Retorische analogieën komen voor wanneer twee dingen worden vergeleken, zodat één van die dingen er beter of slechter uit gaat zien. Bij het beoordelen van vergelijkingen is het belangrijk om stil te staan bij de volgende vragen:
Je moet je met analogieën altijd afvragen of de vergelijking wel logisch is en waarom iemand dingen zo tegen over elkaar zou stellen. Analogieën zijn super subjectief, als men een kat met een muis vergelijkt lijkt de kat heel gevaarlijk, als men vervolgens een kat met een tijger vergelijkt lijkt de kat heel lief. Het is heel makkelijk om door een analogie misleid te worden.
Normale definities worden gegeven om de betekenis van woorden te verduidelijken. Retorische definities zijn emotiegericht en proberen een bepaalde houding uit te lokken. Een voorbeeld is abortus definiëren als het vermoorden van het ongeboren kind. Retorische verklaringen zijn verklaringen die bepaalde emoties oproepen.
Van een bewijsvervanger (‘proof surrogate’) is sprake wanneer iemand zegt dat een bewering door een instantie of een expert gedaan is, terwijl deze bewering niet specifiek wordt geciteerd. Het blijft dus onduidelijk waar de bewering precies vandaan komt. Voorbeelden hiervan zijn; ‘een gerespecteerde bron vertelt’, of ‘experts zeggen dat’.
De techniek van herhaling, waarbij simpelweg de hele tijd hetzelfde punt wordt gemaakt, wordt wereldwijd gebruikt. Deze methode zorgt ervoor dat wij iets gaan geloven, louter omdat wij het zo vaak hebben gehoord.
Door het gebruik van allerlei computerprogramma’s is het tegenwoordig mogelijk om foto’s te veranderen. Door gezichtsuitdrukkingen en belichting op foto’s te manipuleren, kunnen foto’s bepaalde gevoelens oproepen. Misleidende beelden en foto’s kunnen het resultaat zijn van het volgende:
‘Demagogues’ gebruiken een extreme vorm van retorica om foutieve ideeën te verspreiden en om macht te krijgen over mensen. Vier retorische technieken die hierbij worden gebruik zijn
Wat is retoriek?
In welke groepen zijn retorische methoden onder te verdelen?
Wat is het verschil tussen een eufemisme en een dysfemisme?
a. Wat zijn demagogues?
b. Noem vier technieken die demagogues gebruiken.
Retoriek gaat over het onderzoek naar overtuigend schrijven.
Retorische methoden zijn onder te verdelen in vier groepen. De eerste groep bestaat gebruikelijk uit enkele woorden of korte frases die positief of negatief zijn; slanters genoemd. De tweede groep methoden zijn afhankelijk van ongewettigde assumpties. De derde groep bestaan uit methoden die te maken hebben met humor. Groep 4 bestaat uit methoden die gebruik maken van definities, verklaringen en analogieën.
Een eufemisme wordt gebruikt om iets als positief of neutraal uit te drukken in plaats van negatief. Een dysfemisme is het tegenovergestelde van een eufemisme en wordt dus gebruikt om een negatief gevoel bij iemand op te roepen.
a. Demagogues’ gebruiken een extreme vorm van retorica om foutieve ideeën te verspreiden en om macht te krijgen over mensen.
b. Vier technieken die demagogues gebruiken zijn otherizing, demonizing, het versterken van xenofobie en fear and hate mongering.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Samenvatting 2019 van Critical Thinking, 12e druk
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1880 |
Add new contribution