Oefenmaterialen Bestuursprocesrecht - UL
- 2856 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Wat wordt bedoeld als men het heeft over "ongelijkheidscompensatie" in het bestuursprocesrecht en geef één voorbeeld van hoe de bestuursrechter hier uitvoering aan geeft?
Leg aan een leek uit wat ermee wordt bedoeld dat termijnen van bezwaar en beroep worden beschouwd als van 'openbare orde'. Besteed daarbij ook aandacht aan de vraag waarom deze termijnen van openbare orde zijn.
Bezwaar en administratief beroep hebben beide rechtsbescherming als functie. Administratief beroep heeft daarnaast nog een andere functie die bezwaar niet heeft. Welke is dat en wat houdt deze functie in?
De heroverweging in bezwaar mag in beginsel niet leiden tot een verslechtering van de rechtspositie van de geadresseerde van het primaire besluit. Hoe wordt dit uitgangspunt ook wel genoemd en uit welk wetsartikel wordt dit uitgangspunt afgeleid? Noem één situatie waarin de heroverweging in bezwaar toch kan leiden tot een achteruitgang voor de geadresseerde van het primaire besluit.
Welk beginsel wordt toegepast om te beoordelen of nieuwe gronden die na het verstrijken van de beroepstermijn worden ingediend, nog bij de procedure kunnen worden betrokken? Noem minimaal drie elementen die de bestuursrechter bij de te maken afweging betrekt?
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) legt op grond van artikel 56 van de Mededingingswet een
Stel dat de voorwaarden voor studiefinanciering in de Wsf 2000 met ingang van 1 januari 2016 zijn aangescherpt, waardoor u minder snel een studiebeurs voor uitwonende studenten kunt krijgen.
U vraagt op 5 januari 2016 een uitwonendenbeurs aan. Bij besluit van 25 januari 2016, verzonden op dezelfde datum, wordt de beurs geweigerd omdat u niet aan de (nieuwe) criteria voldoet. Wat is de laatste dag waarop u bezwaar kunt maken?
Uw bezwaar wordt ongegrond verklaard. Omdat u geen uitwonende beurs krijgt, begint uw financiële situatie nijpend te worden. U wilt daarom snel duidelijkheid en een voorlopige voorziening aanvragen. Wat moet u doen om de voorlopige voorziening in te kunnen stellen, wat verzoekt u en hoe groot acht u de kans dat de bestuursrechter de voorziening treft?
U zou uw beroepsgrond met bewijsstukken kunnen onderbouwen, maar dat kost nog wel wat tijd. U doet een bewijsaanbod en vraagt de rechter u in de gelegenheid te stellen het nadere bewijs te leveren. Hoe beoordeelt u die strategie?
Drie weken voor de zitting bemerkt u dat u alleen gronden tegen de boete heeft gericht, maar niet tegen de terugvordering van de teveel betaalde studiefinanciering. Kunt u alsnog een grond tegen de terugvordering richten?
U heeft de rechtbank overtuigd. De bestuursrechter is van oordeel dat u op uw geregistreerde adres woont en dat de bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd. Is het voor de bestuursrechter mogelijk om het geschil finaal te beslechten? Zo ja, noem de meest voor de hand liggende wijze. Zo nee, motiveer waarom niet bestuurlijke boete op. Beschrijf de rechtsbeschermingsprocedure tot in hoogste instantie.
Het Amerikaanse "all-in-speelparadijs” Chuck E. Cheese, B.V. (hierna: Chuck E. Cheese) heeft in 2016 besloten om zich te vestigen in Breda. Chuck E. Cheese exploiteert speelparken waar kinderen van alle leeftijden zich binnen en buiten kunnen vermaken. Op het terrein van dit recreatiepark bevindt zich een gebouw met horecavoorzieningen en een aangrenzend terras. Bij de entreeprijs zijn eten en drinken inbegrepen. Ingevolge de Algemene plaatselijke verordening Breda 2014 (hierna: APV) is voor het exploiteren van een horecabedrijf een vergunning van de burgemeester vereist. Op 11 april 2016 heeft Chuck E. Cheese, een vergunning aangevraagd, welke aanvraag bij besluit van 15 september 2016 is toegewezen. Dit besluit is genomen met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De stichting Buitenspelen in Breda (hierna: stichting) stelt dat Chuck E. Cheese geluidsoverlast veroorzaakt. De stichting is eigenaar van een speelpark tegenover Chuck E. Cheese en organiseert wekelijks activiteiten waarbij kinderen buiten kunnen spelen.
In juni 2016 heeft de stichting haar zienswijze over de aangevraagde vergunning naar voren gebracht. Daarin betoogt zij dat Chuck E. Cheese geluidsoverlast kan veroorzaken. Op 1 oktober 2016 beseft de stichting dat het terras van Chuck E. Cheese niet in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Kan de stichting dit argument aanvoeren in een bezwaarschrift tegen het besluit van 15 september 2016?
De stichting betoogt in beroep dat het besluit vernietigd moet worden wegens strijd met de APV omdat op grond van de verleende vergunning teveel bezoekers kunnen worden toegelaten in het speelparadijs. Dit zou de veiligheid van de bezoekers in gevaar brengen. Kan deze grond tot vernietiging van het besluit leiden?
Moet de stichting rechtsmiddelen aanwenden tegen dit nieuwe besluit?
De stichting wil graag dat ook de grond over de geluidsoverlast in hoger beroep wordt besproken. Hoe kan zij dat bereiken?
Tijdens het onderwijs heeft u aan de hand van literatuur van Schlössels&Zijlstra de verschillen in de rechtspraak van de CRvB en de ABRvS bestudeerd over de manier waarop de bestuursrechter een besluit moet toetsen op een herhaalde aanvraag, dan wel een verzoek om terug te komen van een in rechte onaantastbaar besluit.
Op 23 november 2016 heeft de ABRvS uitspraak gedaan en is zij "omgegaan" en teruggekomen van de door Schlössels&Zijlstra beschreven rechtspraak. De dragende overwegingen van deze uitspraak (met zaaknummer 201502095/1/A3) treft u hieronder aan. Bestudeer deze overwegingen en schrijf vervolgens een betoog waarin u - aangeeft wat het verschil is tussen de oude en nieuwe lijn in de rechtspraak van de ABRvS;
aangeeft in hoeverre de jurisprudentie van de ABRvS nu aansluit bij die van de CRvB; en
of deze jurisprudentiewijziging volgens u een verbetering of verslechtering is.
Het beginsel van ongelijkheidscompensatie komt erop neer dat degene die over de zaak oordeelt, rekening moet houden met verschillen tussen de machtsposities van partijen. In het bestuursrecht betekent dit dat de burger doorgaans als de zwakkere partij wordt gezien en daarvoor gecompenseerd wordt (2 punt). (Damen, Par. 1.4.3.2)
Voorbeeld (2 pnt)
Artikel 7:11 lid 1 Awb (heroverweging in bezwaar)
Artikel 8:69 lid 2 en 3 Awb: aanvullen door de bestuursrechter van de rechtsgronden en van de feitelijke gronden.
Ook goedgekeurd:
Ambtshalve onderzoek (deskundige benoemen (8:47 Awb)) (1 punt voor het artikel, 1 punt voor het benoemen van het voorbeeld).
De verplichting voor het bestuursorgaan om de op de zaak betrekking hebbende stukken naar de rechtbank te sturen (8:42 Awb) (1 punt voor het artikel, 1 punt voor het benoemen van het voorbeeld).
Actieve rechter in het proces ten behoeve van de burger (1 punt).
Deels goedgekeurd (1 punt):
Nadruk leggen op het feit dat het bestuursorgaan eenzijdig de rechtspositie van de burger kan bepalen en daarom ongelijk is. Dit antwoord komt niet overeen met Damen en is erg algemeen.
Veel gemaakte fouten:
Verbod van reformatio in peius als voorbeeld van ongelijkheidscompensatie
De doorzendplicht als voorbeeld van ongelijkheidscompensatie.
Openbare orde betekent dat de bestuursrechter ambtshalve moet toetsen of zij in acht zijn genomen (oftewel in lekentaal: de rechter moet dit doen uit eigen beweging / de rechter moet hier altijd naar kijken) en hier dus niet soepel mee mogen omgaan (Damen 2, par. 6.3.3) (2 punt) Deze termijn zijn van openbare orde, omdat zij in het belang van de rechtszekerheid zijn. Het is in het belang van derden, bijv. de houder van een bouwvergunning, om duidelijkheid te hebben dat zijn vergunning onherroepelijk is en hij dus kan gaan bouwen (hoorcollege week 3) (2 punt)
Goed gebruik lekentaal: 2 punt.
Veel gemaakte fout:
Uitleggen wat de termijnen van bezwaar en beroep zijn en waarom die termijnen zo kort zijn (efficiency).
Bestuurlijk toezicht (1 punt): het hogere bestuursorgaan houdt toezicht op het lagere bestuursorgaan waarvan het besluit afkomstig is (Damen2, par. 1.1.2)
Ook goedgekeurd:
Variaties op ‘bestuurlijk toezicht’: controle functie, toezichtsfunctie.
Als de functie goed omschreven is, maar het administratief beroep niet (bijvoorbeeld dat het om zowel een rechtmatigheidstoets als een doelmatigheidstoets gaat)
Veel gemaakte fouten:
Rechtseenheidsfunctie
Overschrijven van artikel 1:5 lid 2 Awb.
Verkeerd uitleggen van de bestuurlijk toezicht (nadruk leggen op toezicht/controle op het besluit in plaats van het bestuursorgaan)
Verbod van reformatio in peius. (2 punt).
Art. 7:11 lid 1 Awb (1 punt) en verwijzen naar voorgeschreven jurisprudentie ABRvS 9 maart 2011, AB 2012/29 (Reformatio in peius) (1 punt).
Uitzondering op het verbod 1: Als de wet de bevoegdheid geeft om los van het bezwaar het besluit aan te passen (te corrigeren).
Uitzondering op het verbod 2: Als het gaat om een meerpartijengeschil waarbij een derde bezwaar heeft gemaakt. (2 punt voor uitzondering) (Damen2, Par. 5.3)
Goede procesorde. (1 punt). (Damen2, par. 6.5.4)
Drie van de volgende factoren: (3 punt).
processuele rechtszekerheid;
proceseconomie
de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd.
de mogelijkheid voor de andere partij(en) om adequaat op die beroepsgrond te reageren.
processuele belangen van de partijen over en weer. Voorgeschreven uitspraak noemen AbRvS 29 feb ECLI:NL:RVS:2012:BV7287 (1 punt).
Ook goedgekeurd
Goede procesorde-arrest’ (en variaties)
Niet (volledig) goedgekeurd;
HR: goede procesorde
Arrest De Waard
Veel gemaakte fouten
Vergeten de uitspraken te noemen
Nova- beginsel
Bezwaar (0,5 punt) bij de ACM (0,5 pnt) artikel 7:1 Awb (0,5 punt) jo. 8:1 Awb (0,5 pnt)
Beroep (0,5 punt) bij de Rechtbank Rotterdam (0,5 punt) artikel 8:6 Awb (0,5 pnt) jo. artikel 7 van Bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) Awb (0,5 punt)
Hoger beroep (0,5 punt) bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) (0,5 punt) artikel 8:105 Awb (0,5 pnt) jo. artikel 11 van Bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) Awb (0,5 punt) (Damen2, Par. 4.2)
Veel gemaakte fouten:
Rechtstreeks beroep o.g.v. art. 7:1 lid 1 sub g jo Bijlage 1 Awb
Administratief beroep
Maandag 7 maart 2016 (1 Punt)
De bezwaartermijn bedraagt zes weken (1 punt) op grond van artikel 6:7 Awb (1 punt) De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (1 punt) op grond van artikel 6:8 Awb (1 punt) (Damen2, Par. 4.4.1)
Op grond van artikel 8:81 Awb (1 punt) kan een verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend. Daarvoor moet u ingevolge het connexiteitsvereiste eerst (1 punt) een beroepschrift in de bodemprocedure indienen (1 punt). (Damen2, par. 8.2.)
U vraagt voorlopig een recht toe te kennen, nl. het toekennen van een beurs (1 punt). Doorgaans is de te treffen voorziening een schorsing van het bestreden besluit) (1 punt).
De voorzieningenrechter zal nagaan of u een spoedeisend belang heeft (1 pnt) en zal de wederzijdse belangen afwegen (1 pnt). (Voor het enkel vermelden van de wettelijke termen ‘onverwijlde spoed’ respectievelijk ‘de betrokken belangen’ is telkens 0,5 pnt toegekend.)
De voorzieningenrechter zal ook een voorlopige beoordeling maken van de rechtmatigheid van de beslissing op bezwaar (1 pnt).
Voor de kans van slagen (2 pnt) kan één van de volgende aspecten worden genoemd:
De voorlopige rechtmatigheidstoets is bijna altijd doorslaggevend. Uw kans hangt dus voor een groot deel af van de kwaliteit van de bob.
Uw kans is klein door het type vordering, omdat de voorzieningenrechter niet snel een recht zal toekennen.
Uw kans is klein omdat uw belang een financieel belang is en aldus onvoldoende zwaarwegend is, anders dan het belang bij bijvoorbeeld een onomkeerbare kapvergunning.
Veelgemaakte fouten:
In de casus is in de eerste zin vermeld dat uw bezwaar ongegrond wordt verklaard. De bezwaarfase is dus afgelopen. (Procedurele) connexiteit kan daardoor alleen worden bewerkstelligd door beroep in te stellen.
Lid 5 van artikel 8:81 Awb is niet van toepassing; u wordt niet in de gelegenheid gesteld om beroep in te stellen maar moet dat op eigen initiatief doen. Lid 5 ziet op de situatie dat hangende bezwaar om een vovo wordt gevraagd (en heel snel daarna al wordt beslist op het bezwaar, voordat de voorzieningenrechter een oordeel heeft kunnen geven. Er wordt dan gelegenheid geboden om beroep in te stellen, waardoor de connexiteit behouden blijft). In de casus heeft u niet tijdens de bezwaarfase om een vovo gevraagd.
Lid 3 van artikel 8:81 Awb is ook niet van toepassing. Dit lid ziet eveneens op de situatie dat hangende bezwaar (of hangende administratief beroep) om een vovo wordt gevraagd. (Vermelding van lid 3 leidt overigens in beginsel niet tot puntenaftrek.)
Artikel 8:85 Awb (wanneer vervalt de vovo?) is niet aan de orde.
Bij de vraag hoe groot de kans is dat de vovo wordt getroffen: hierbij gaat het (bij de derde antwoordoptie) om de vraag of het uitvoeren van het besluit tot onomkeerbare gevolgen kan leiden als de vovo niet wordt getroffen (zo ja, dan is dat een sterke indicatie dat de vovo getroffen kan worden). Het gaat er niet om of de te treffen voorziening al dan niet onomkeerbaar is. Het restitutierisico (student kan de als vovo verstrekte beurs niet terugbetalen) is daarom niet zo relevant. Dit wordt alleen meegenomen in de belangenafweging.
Deze strategie is risicovol (1 punt)
Antwoordoptie 1: uit de uitspraak De Metselaar (1 pnt) volgt dat het bestuursprocesrecht geen formele bewijsopdracht kent (1 pnt). In de procedure voor de bestuursrechter dienen partijen uit eigen beweging hun stellingen voldoende aannemelijk te maken en daarom spontaan het daarvoor benodigde bewijsmateriaal aan te dragen (2 pnt) (Damen2, par. 6.5)
Antwoordoptie 2: uit de noot bij uitspraak De Metselaar (1 pnt) blijkt dat onderdeel van de nieuwe zaaksbehandeling (1 punt) is dat de rechter op de zitting bewijsregie voert en partijen zo nodig in de gelegenheid stelt ontbrekende bewijsstukken alsnog te overleggen (1 pnt). In de praktijk blijkt een deel van de rechters deze regie te geven, maar er is ook een deel van de rechters van mening dat de eigen verantwoordelijkheid van partijen voorop staat en dat bewijsregie in beperkte maken nodig is (1 punt). (Damen2, par. 6.5)
Veel gemaakte fouten:
bewijsaanbod is niet hetzelfde als een bewijsaankondiging. De redenering dat de strategie verstandig is omdat dan tijd wordt gekocht voor het insturen van bewijs en de rechter dan weet dat er nog bewijs wordt nagekomen, is dus niet juist. Evenmin zijn overwegingen over de goede procesorde en de tiendagentermijn relevant. Uit het antwoord moet blijken dat de student begrijpt hoe de bewijslastverdeling in het bestuursprocesrecht eruit ziet (in lijn met de uitspraak De Metselaar) en dat de – in het civiele recht voorkomende – figuur van bewijsaanbod (waarop een door de rechter gegeven bewijsopdracht volgt) juridisch kan problematiseren en kan vertalen naar het bestuursrecht (waar deze figuur niet bestaat).
“hier is sprake van een pro forma beroepschrift”; het weglaten van de gronden is iets anders dan het weglaten van bewijsstukken.
Onjuist is, ten slotte, de bewering dat het bestuursorgaan voor het bewijs dient te zorgen. Dat is waar ten aanzien van het genomen besluit, maar dat is onwaar ten aanzien van het tegenbewijs. Het aannemelijk maken (d.m.v. bewijsmiddelen) dat het besluit onjuist is, ligt bovenal bij de appellant.
Nee (1 punt), boete en terugvordering zijn verschillende besluitonderdelen (1pnt), omdat beide aspecten ook gesplitst in losse besluiten neergelegd hadden kunnen worden (1 pnt). Ingevolge art. 6:13 Awb (1 pnt*) en ABRvS 9 maart 2011, AB 2011/130, m.nt. A.B. Blomberg en M.A. Grapperhaus (Omgevingsvergunning Boxmeer) (1 pnt*) is het niet mogelijk een besluit onderdeel in beroep bestrijden als u heeft nagelaten dat onderdeel in bezwaar te bestrijden (1 pnt).
* Indien 6:13 Awb niet wordt genoemd of geen vermelding wordt gemaakt van jurisprudentie, maar wel de figuur ‘onderdelenfuik’ wordt genoemd; wordt daarvoor 1 punt gecompenseerd voor het ontbreken van het wetsartikel óf het ontbreken van jurisprudentie. (Damen2, par. 4.5.2)
Veel gemaakte fouten:
Antwoord over de band van het beginsel van goede procesorde (vraag 1e) en de tiendagentermijn
Bovendien worden regelmatig punten gemist door het niet toepassen van het leerstuk van de onderdelenfuik op de daadwerkelijke casus (en volgt er dus geen antwoord op de gestelde vraag, maar blijft men steken in een algemene uiteenzetting over het bestaan van de onderdelenfuik in het bestuursprocesrecht).
Antwoordoptie 1: Op grond van art. 8:72a (1 pnt) moet de bestuursrechter, als hij een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete vernietigt, zelf in de zaak voorzien (1 pnt) door een beslissing te nemen omtrent het opleggen van de boete en te bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking (1 pnt) (Damen, par. 6.6.15)
Antwoordoptie 2: op grond van art. 8:72 lid 3 sub b Awb (1 pnt) en de uitspraak Zanddepot Berkendonk (1 pnt) zal de bestuursrechter in dit geval zelf in de zaak kunnen voorzien (1 pnt). Immers, de rechter is er van overtuigd dat er geen sprake is van een overtreding, waardoor het bestuursorgaan niet opnieuw de boete zal kunnen opleggen.
Veel gemaakte fout:
Als meest voor de hand liggende wijze van finale geschilbeslechting art. 8:72 lid 4 Awb noemen (terugsturen naar bestuursorgaan met opdracht), terwijl dit geen voorbeeld is van finale geschilbeslechting.
Nee (1 punt). In de casus staat dat de uov is gevolgd (1 punt) Ingevolge artikel 7:1 lid. 1 sub d, Awb (1 punt) kan de stichting geen bezwaar maken tegen het besluit (1 punt) maar moet zij direct beroep instellen bij de bestuursrechter tegen het besluit (1 punt). (Damen2, Par. 5.2)
Veel gemaakte fout:
niet toepassen op de casus
Nee (1 punt). Het relativiteitsvereiste (1 punt) van art. 8:69a Awb (1 punt) staat hieraan in de weg. De regels die de veiligheid van de bezoekers van Chuck E Cheese beschermen, strekken kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de stichting die zien op (geluids)overlast (2 punt). (Damen2, Par. 9.3)
Veel gemaakte fouten:
In het geheel het leerstuk van het relativiteitsvereiste niet toepassen op de casus, oftewel niet toetsen welk belang de geschonden norm beoogd te beschermen en wat de belangen van de stichting zijn
Chuch E. Cheese is niet de stichting
Geen (duidelijke) conclusie
Nee, in dit geval ontstaat een beroep van rechtswege. (2 pnt) Op grond van artikel 6:19 lid 1 Awb (1 punt) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben (1 punt) (Damen2, par. 7.5 en 7.6)
Veel gemaakte fouten:
Incidenteel beroep noemen
Uitspraak ‘Brummense achteroverleuner’ noemen
De Stichting moet hoger beroep of incidenteel hoger beroep instellen (2 pnt).
Antwoordoptie 1: Art. 8:69, eerste lid, Awb (1 pnt) bepaalt namelijk dat de gronden van het hoger beroep de omvang van het geding bepalen (1 pnt). De grond van Chuck gaat over het rechtszekerheidsbeginsel en niet over geluidsoverlast, hetgeen (incidenteel) hoger beroep door de stichting nodig maakt om dit punt aan de orde te kunnen stellen (2 pnt). (Damen2, par. 7.4.)
Antwoordoptie 2: hoger beroep is nodig, omdat als de Stichting geen (incidenteel) hoger beroep zou instellen zijn het punt later niet meer bij de rechtbank aan de orde zou kunnen stellen, omdat de rechtbank het punt uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen (uitspraak Brummense achteroverleuner) (4 pnt)
"3.3. Uitgangspunt is dat een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Het bestuursorgaan kan zo'n aanvraag inwilligen of afwijzen. Hetzelfde geldt, als een rechtzoekende het bestuursorgaan verzoekt terug te komen van een besluit. Een bestuursorgaan mag dit ook als de rechtzoekende aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Het bestuursorgaan kan er ingevolge artikel 4:6, tweede lid, van de Awb ook nog steeds voor kiezen om, als er volgens hem geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit. Hetzelfde geldt, als een rechtzoekende het bestuursorgaan verzoekt terug te komen van een besluit. (Damen2, p. 1.2.2)
3.4. Als het bestuursorgaan de herhaalde aanvraag of het verzoek terug te komen van een besluit op inhoudelijke gronden afwijst, dan toetst de bestuursrechter het besluit op die aanvraag of dat verzoek aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden als ware dit het eerste besluit over die aanvraag of dat verzoek. Anders dan voorheen beoordeelt de bestuursrechter dus niet meer ambtshalve of wat een rechtzoekende aan zijn aanvraag of verzoek ten grondslag heeft gelegd nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. (Damen2, p. 1.2.2)
3.5. Als het bestuursorgaan - overeenkomstige - toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, dan toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. (Damen2, p. 6.3.4)
3.6. Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is. Als het bestuursorgaan beleid voert, toetst de bestuursrechter in de eerste plaats of het bestuursorgaan een juiste toepassing heeft gegeven aan zijn beleid. Als het bestuursorgaan zulk beleid niet voert en het hierover in het besluit ook geen standpunt heeft ingenomen, dan zal de bestuursrechter het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen zodanig standpunt alsnog in te nemen." (Damen2, p. 5.3)Bestudeer deze overwegingen en schrijf vervolgens een betoog waarin u aangeeft wat het verschil is tussen de oude en nieuwe lijn in de rechtspraak van de ABRvS
Het belangrijkste verschil tussen de CRvB en ABRvS was dat de CRvB, anders dan de ABRvS, bij het ontbreken van nova toch ruimte ziet voor een resttoets op evidente onjuistheid van het oorspronkelijke besluit. De CRvB is/was van oordeel dat, indien een in rechte onaantastbaar besluit evident onjuist is het bestuursorgaan in redelijkheid niet kan weigeren op zijn minst op dat besluit terug te komen. (2 pnt) (Damen2, p. 7.2)
In de recente uitspraak van de ABRvS overweegt de ABRvS dat de bestuursrechter aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd tot het oordeel kan komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag evident onredelijk is. Dit is niet (geheel) hetzelfde als de jurisprudentie van de CRvB, maar komt wel in de buurt.
Nieuw is wel het verschil tussen de situatie dat het bestuursorgaan de herhaalde aanvraag op inhoudelijke gronden afwijst of artikel 4:6 lid 2 Awb toepast. (2 pnt) De verwachting is echter dat – mede in het licht van rechtseenheid – de CRvB de ABRvS zal volgen in deze nieuwe lijn.)
In de recente uitspraak van de ABRvS overweegt de ABRvS dat de bestuursrechter aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd tot het oordeel kan komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag evident onredelijk is. Dit is niet (geheel) hetzelfde als de jurisprudentie van de CRvB, maar komt wel in de buurt.
Nieuw is wel het verschil tussen de situatie dat het bestuursorgaan de herhaalde aanvraag op inhoudelijke gronden afwijst of artikel 4:6 lid 2 Awb toepast. (2 pnt De verwachting is echter dat – mede in het licht van rechtseenheid – de CRvB de ABRvS zal volgen in deze nieuwe lijn.)
Gedacht kan worden aan:
Argumenten die zien op de strikte uitleg van het begrip nova. Ter illustratie uit S&Z (p. 361-362): "De rechtspraak is naar ons oordeel op punten te ver doorgeschoten. Zo blijken gegevens die in de belevingswereld van burgers zeker nieuw zijn geen juridisch relevante ''nova'' te zijn."
Argumenten die zien op de correctie van de "evidente onredelijkheid" die de ABRvS voorheen niet kende.
Argumenten die zien op het systeem van het bestuursprocesrecht: de bevoegdheid ligt bij het bestuursorgaan om de nova-toets te hanteren en de bestuursrechter moet dat besluit marginaal toetsen. De nieuwe jurisprudentie van de ABRvS past goed in dit systeem
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2244 |
Add new contribution