Law and public administration - Theme
- 12797 keer gelezen
Burgerlijk procesrecht bestaat uit twee delen:
Het vermogensrecht.
Het personen- en familierecht.
Het procesrecht bevat een regeling voor:
De procedure die tot een beslissing omtrent de rechtsverhouding tussen partijen moet leiden.
Het uitvoeren van die beslissing.
Eigenrichting is het afdwingen, zonder overheidshulp met eigen machtsmiddelen, van een burgerrechtelijke aanspraak.
Bij voluntaire of oneigenlijke rechtspraak is er meer sprake van vrijwillige rechtspraak.
Bij materieel procesrecht komen er bevoegdheden als dagvaarden, verweer voeren, rechtsmiddelen instellen en executeren kijken.
Bij formeel procesrecht gaat het over de manier van procesvoering.
Het Nederlandse procesrecht is geregeld in:
Wetboek van Rechtsvordering (Rv),
Wetboek van Rechterlijke Organisatie (RO),
Burgerlijk Wetboek (BW),
Wetboek van Strafvordering (Sv)
In art. 6 EVRM is vastgelegd aan welke eisen de rechter en de rechtsgang in civiele-, straf- en bestuurszaken tenminste moeten voldoen om te voorkomen dat zij aanleiding geven tot sanctie van het EHRM.
in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering een afdeling ‘Algemene voorschriften en procedures’ opgenomen, moet o.a.:
hoor en wederhoor (art. 19 Rv),
de openbaarheid van de behandeling en van de uitspraak (art. 27 en 28 Rv),
motivering van uitspraken (art. 30 Rv),
eis tegen onredelijke vertraging (art. 20 Rv),
rechter is verplicht om recht te spreken (art. 26 Rv),
rechter dient ambtshalve het recht toe te passen (art. 25 Rv).
In artikel 17 Gw is de toegang tot de burgerlijke rechter vastgelegd.
Het recht op hoor en wederhoor houdt in dat de partijen allebei de gelegenheid moeten krijgen om hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten.
Beginsel van equality of arms betekent dat iedereen even veel recht heeft op processuele middelen en dit niet afhangt van een vermogen.
De eis van eerlijke behandeling brengt met zich mee dat de rechter de redenen voor zijn beslissing moet geven, de motiveringsplicht noemt men dit ook wel.
Het beginsel van openbaarheid van de behandeling heeft als doel om door publieke controle de procespartijen mensen tegen onrechtvaardige procesgangen te beschermen.
Redelijk termijn houdt in dat een overheid een binnen een redelijk termijn een definitieve beslissing omtrent de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen kan worden gegeven.
De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter is een belangrijk beginsel wat omschrijft dat de rol van een onafhankelijke en onpartijdige rechter gewaarborgd moet worden.
Partijen zijn verplicht voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren
De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan.
Soms moet de rechter ter processe een wetsregel toepassen al worden die door beide partijen niet aangevoerd, dan wordt er gesproken van regels van openbare orde.
De rechter mag niet rechtspreken op basis van feiten die nooit in het proces ter grondslag zijn gelegd.
Partijen zijn verplicht de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Verplichte procesvertegenwoordiging houdt in dat de partijen niet in persoon kunnen procederen, maar alleen bij advocaat.
Er zijn drie vormen gerechten:
De rechtbanken
De gerechtshoven
De Hoge Raad
Of sprake is van een burgerlijk recht in de zin van art. 112 Gw hangt af van het volgende:
De eiser moet stellen dat hij een vorderingsrecht heeft.
Vervolgens moet worden vastgesteld of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is (rechtsmacht heeft).
De omstandigheid dat voor bepaalde geschillen een bijzondere rechter is ingesteld kan ertoe leiden dat de rechter, hoewel op zich bevoegd, toch niet van de zaak behandelt.
De Nederlandse rechter is beperkt bevoegd ter zake van rechtsvorderingen tegen een vreemde staat en diens ambtsdragers en staatsdiensten.
Volgens het toetsingverbod mogen formele wetten niet worden getoetst aan de grondwet.
Formele wetgeving mag wel getoetst worden aan verdragen.
Er zijn beperkingen van de bevoegdheid van de rechter t.o.v. besluiten tegenover het bestuur, namelijk
De leer van de adequate rechtsgang (art. 70 lid 1 Rv)
Zwaarwegende maatschappelijke belangen
Formele rechtskracht van bestuursbesluiten
Absolute competentie is de vraag aan welk gerecht de zaak voorgelegd wordt.
De kantonrechter neemt kennis van zaken betreffende:
geldvorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000;
arbeids- en agentuurovereenkomsten en CAO’s;
alle vorderingen die verband houden en niet los gezien kunnen worden van huur- of huurkoopovereenkomsten; en
andere zaken waarvan de wet dit bepaalt (bijvoorbeeld pachtzaken, zie art. 48 Ro en 115, 128-130 Pachtwet).
Bij relatieve competentie gaat het om de verdeling van bevoegdheid over de gerechten van één soort.
De hoofdregel (in dagvaardingsprocedures) is dat de rechter bevoegd is in wiens rechtsgebied de gedaagde zijn woonplaats of zijn werkelijk verblijf heeft
Omdat van belang is dat het proces dicht bij huis afspeelt is er forumkeuze; de partijen kunnen een rechter als bevoegd aanwijzen, er zijn wel aantal uitzonderingen:
huurzaken,
arbeidszaken,
consumentenzaken.
Met een onbevoegdverklaring is het geding niet zonder meer geëindigd, maar kan het zijn dat de zaak verder loopt bij een andere (bevoegde) rechter.
Als de kantonrechter meent dat de zaak ter behandeling is opgedragen aan een andere sector van de rechtbank dan is er geen sprake van onbevoegdheid maar zal de zaak intern moeten worden verwezen.
De wisselbepaling houdt in dat er een procesinleidend stuk verkeerd is gekozen en er verzoek wordt gedaan tot het inleidende stuk te verbeteren of aan te vullen.
Het OM is belast met de opsporing en vervolging van strafbare feiten en kan binnen de civiele procedure optreden als partij.
Natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen in beginsel procespartijen zijn.
Rechtspersonen zijn te onderscheiden in:
publiekrechtelijke rechtspersonen,
privaatrechtelijke rechtspersonen,
kerkgenootschappen (art. 2:1-3 BW).
Domicilie is het officiële adres.
De (rechts)persoon heeft de mogelijkheid een andere plaats dan zijn woonhuis of plaats van vestiging als domicilie aan te wijzen.
De procureur is de bij de rechtbank toegelaten procesvertegenwoordiger die namens de procespartij de eigenlijke proceshandelingen verricht, maar is afgeschaft.
De advocaat dient te zijn ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten.
De Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) regelt het ambt en rechtspositie van de gerechtsdeurwaarder.
De deurwaarder is een openbaar ambtenaar en zijn voornaamste taken zijn:
het doen van dagvaardingen en andere betekeningen,
het doen van gerechtelijke aanzeggingen en andere exploten,
het in beslag nemen en het executeren van goederen
De artikelen art. 45-47 Rv schrijven voor hoe de deurwaarder moet handelen.
De deurwaarder verricht ook de tenuitvoerlegging van vonnissen, authentieke akten en andere executoriale titels.
Een dagvaarding is het gedingstuk waarin de eiser de deurwaarder opdracht kan geven de gedaagde op te roepen om op een bepaalde dag voor de rechter te verschijnen.
De dagvaarding is de eerste proceshandeling, waarin onder meer de eis en de gronden daarvan worden omschreven.
In aan aantal gevallen is een dagvaarding niet nodig:
Wanneer de gedaagde een tegenvordering heeft op de eiser
De regeling van het kort geding kent ook geen dagvaarding.
Partijen kunnen ook in een vrijwillige (dus zonder dagvaarding) procedure hun geschil voorleggen aan de kantonrechter (art. 96 Rv).
Een dagvaarding is ook niet vereist bij een renvooiprocedure.
Een dagvaarding wordt bij deurwaardersexploot uitgebracht.
Betekenen is het doen van een mededeling door middel van een deurwaardersexploot.
De dagvaarding moet de naam en woonplaats vermelden van degene in wiens opdracht zij wordt uitgebracht.
Dagvaarding heeft alleen (wettelijk gezien) een minimumtermijn.
Als procesvertegenwoordiging verplicht is, dient de dagvaarding tevens te vermelden wie de procureur is die zich voor eiser heeft gesteld.
De stelplicht houdt in dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan moet omschrijven.
Obscuur libel is een vage dagvaarding of een dagvaarding met innerlijke strijd.
De substantiëringsplicht houdt in dat de eiser in de dagvaarding melding moet maken van de tegen de eis aangevoerde bezwaren en de gronden daarvan, die de gedaagde reeds vóór de procedure heeft aangevoerd en deze moet weerleggen.
Primaire vordering zijn de eisen die de eiser het liefst toegewezen ziet.
Secundaire vordering is wanneer de primaire vordering is afgewezen, wat de eiser dan graag als alternatief ziet.
Enkele voorbeelden van nevenvorderingen zijn:
De uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis.
Veroordeling van de gedaagde in de proceskosten.
Vergoeding van de wettelijke- of handelsrente indien de eis in de hoofdzaak een geldvordering betreft.
Oplegging van de dwangsom indien een andere prestatie dan het betaling van een geldsom is gevorderd.
Het niet naleven van de vereisten van dagvaarding leidt tot nietigheid van de dagvaarding.
Het geding is aanhangig vanaf de dag dat de deurwaarder de dagvaarding heeft uitgebracht.
De rol is het register van zaken die bij een gerecht aanhangig zijn.
Aanhangig maken is het starten van een procedure.
De roldatum is de dag waarop de zaak op de rol staat voor het verrichten van een proceshandeling zoals het nemen van een conclusie of het vragen van uitstel.
De rolrechter neemt de eventuele beslissingen over de voortgang van de procedure.
Contradictoire is het op tegenspraak gevoerde.
Producties zijn aan de conclusie bijgevoegde afschriften van geschriften zoals bijvoorbeeld een brief of contract.
De termijnen waarbinnen een conclusie wordt genomen, worden bepaald door de rechter.
De gedaagde kan de eis erkennen (hierdoor is het gedekt in hoger beroep) of refereren aan het oordeel van de rechter waarmee hij in hoger beroep gaat.
Formele verweren zijn gericht op hoe het proces is verlopen.
Inhoudelijke verweren gaan over de inhoud van de casus.
Indirect verweer is de betwisting van de door eiser gestelde feiten of daaruit gemaakte juridische gevolgtrekkingen.
Direct verweer is het stellen van bevrijdende rechtsfeiten tegenover de door eiser gestelde rechtscheppende feiten.
Concentratie van verweer wil zeggen dat de gedaagde zijn alle redenen voor zijn verweer in het antwoord moet opnemen.
De exceptieve verweren kunnen na het nemen van de conclusie van antwoord niet meer worden aangevoerd.
De gedaagde moet zijn bewijsmiddelen vermelden.
De eiser kan altijd zijn eis verminderen en soms ook veranderen of vermeerderen.
Op meerdere gronden kan een procedure worden geschorst:
gebeurtenissen betreffende een procespartij en/of haar vorderingsrecht (225 lid 1),
het overlijden of het verlies van hoedanigheid van de gestelde advocaat (226),
de faillietverklaring van een procespartij (27-30 Fw),
de toepassing van de schuldsaneringsregeling (287 jo 313 Fw).
Rechtsvordering regelt het bewijsrecht voor de dagvaardingsprocedure.
Het bewijsrecht is niet formeel van toepassing bij een kort geding.
In beginsel kan een rechter zijn uitspraak niet berusten op feiten die niet naar voren zijn gebracht door een van beide partijen.
Een notoir feit is een feit dat ieder normaal mens moet kunnen kennen of eenvoudig kan achterhalen.
Hoofdregels van het bewijsrecht:
het initiatief van de bewijslevering ligt bij de partijen;
de rechter moet getuigenbewijs opdragen wanneer de partij daartoe een dienend bewijsaanbod heeft gedaan (art. 166 Rv);
wanneer de rechter besluit tot bewijslevering, dan vermeldt hij welke feiten bewezen moeten worden en door welke partij;
de rechter kan alleen bewijs opdragen omtrent voldoende betwiste feiten (art. 149 lid 1, tweede zin Rv);
na de bewijslevering door een partij staat het de wederpartij vrij om tegenbewijs te leveren (art. 151 lid 2 Rv);
de rechter beoordeelt of het bewijs overtuigend is (art. 152 lid 2 Rv);
aan de bewijslast is een bewijsrisico verbonden.
De hoofdregel luidt: Wie stelt, die bewijst.
Volgens de objectiefrechtelijke leer dient de wijze waarop de bewijslast wordt verdeeld, afgeleid te zijn uit een regel van objectief recht, ofwel een regel van materieel burgerlijk recht.
De partij die de bewijslast draagt, draagt het bewijsrisico.
Bewijsrisico houdt in dat als de eiser zijn feiten niet kan bewijzen, zijn vordering wordt afgewezen.
Uitzonderingen op de hoofdregel zijn:
Bijzondere regel zoals bijvoorbeeld art. 6:99 BW,
De eisen van de redelijkheid en billijkheid
De billijkheidsleer houdt in dat de verdeling van de bewijslast wordt bepaald door bijvoorbeeld welke gebeurtenis waarschijnlijker is dan de andere en welke partij het minst door de bewijslast wordt bezwaard.
Wat geen uitzondering geeft op de hoofdregel is:
Wettelijk vermoeden; Van een wettelijk vermoeden wordt gesproken als het te bewijzen feit wordt afgeleid uit andere bewezen feiten.
Rechterlijk vermoeden; Ook de rechter kan uitgaan van een vermoeden op grond van de omstandigheden van het geval of aan de hand van een jurisprudentiële regel.
Voorshandse bewezenverklaring; het aanwezige bewijsmateriaal is zo overtuigend dat het bewijs voor de bewijslastdrager voorhands geleverd geacht kan worden.
Omkeringsregel.
De omkeringsregel wordt op basis van redelijkheid en billijkheid toegepast.
Bij de omkeringsregel wordt gekeken of de overtredende norm ervoor heeft gezorgd dat schade werd voorkomen bij de eisende partij.
Er zijn drie voorwaarden aan de omkeringsregel:
De eis is dat een norm is geschonden die strekt tot het voorkomen van specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander.
dat dit gevaar door de normschending in het algemeen aanmerkelijk wordt vergroot.
Ook is noodzakelijk dat degene die zich beroept op de schending van de norm, ook bij de betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt.
De hoofdregel luidt dat de rechter in beginsel vrij is in de waardering van de overtuigingskracht van bewijsmiddelen, tenzij de wet anders bepaalt.
Er zijn verschillende vormen van bewijskracht:
Dwingende bewijskracht (art. 151 Rv)
geen bewijskracht (art. 164 lid 2 Rv)
onvolledige of aanvullende bewijskracht (art. 179 lid 4 Rv)
uitsluitend bewijsmiddel (art. 149 Rv)
Onrechtmatig verkregen bewijs en onrechtmatig gebruikt bewijs (art. 8 EVRM).
Partijen kunnen overeenkomen dat bepaalde middelen die in beginsel vrije bewijskracht hebben tussen hen alsnog dwingende bewijskracht zal hebben.
Bewijs door middel van geschriften zijn akten en authentieke akten (art. 156 Rv).
Er zijn twee vormen van vonnis:
strafvonnis,
civiel vonnis.
Getuigen kunnen zich verschonen van getuigplicht bijvoorbeeld vanwege geheimhoudingsplicht of op grond van een familierechtelijke betrekking met één der partijen.
Een rechter kan indien hij dit nodig vindt om deskundig advies vragen door een deskundigenrapport op te laten stellen.
Van objectieve cumulatie is sprake wanneer eiser meerdere vorderingen tegen de één gedaagde instelt in een geding.
Van subjectieve cumulatie is sprake indien één eiser meerdere vorderingen instelt tegen meerder gedaagden, of meerdere eisers tenminste één vordering tegen ten minste één gedaagde.
Een eis in reconventie is een tegeneis van de gedaagde.
De eis in reconventie zal in de meeste gevallen betrekking hebben op de eis van eiser maar dit is geen vereiste.
Van ‘zakelijke vrijwaring’ is bijvoorbeeld sprake als een koper van een zaak wordt aangesproken door iemand die beweert eigenaar te zijn.
Van ‘eenvoudige vrijwaring’ of persoonlijke vrijwaring is sprake wanneer de gedaagde een regresrecht heeft op een derde als zij het geding verliest.
Er zijn vier verschillende eisen voor de toelaatbaarheid van de oproeping in vrijwaring:
voor de toestemming tot oproeping in vrijwaring is nodig, en voldoende, dat de waarborg krachtens zijn rechtsverhouding verplicht is de nadelige gevolgen van het verlies door de gewaarborgde in de hoofdzaak te lijden schade geheel/gedeeltelijk te dragen.
de vordering om een derde in vrijwaring op te mogen roepen zal kunnen worden afgewezen op grond van de verwachting dat door de vrijwaring onredelijke vertraging zal ontstaan in de behandeling van de hoofdzaak
de toestemming tot oproeping in vrijwaring kan niet worden verleend als de rechter, bij wie de hoofdzaak in behandeling is, absoluut onbevoegd is van de zaak tussen de waarborg en de gewaarborgde kennis te nemen, en
het is niet mogelijk om eerst in hoger beroep een derde in vrijwaring op te roepen.
Er is sprake van ‘interventie’ indien een derde partij zich in een rechtsstrijd tussen anderen mengt om een eigen zelfstandig recht te verdedigen of de gevorderde prestatie voor zichzelf op te vorderen.
Van voeging is sprake wanneer een derde aan het geding wil deelnemen, om in haar eigen belang, één van de partijen te steunen. De derde partij heeft hierbij toestemming van de rechter nodig.
Voor voeging is vereist dat de derde daarmee benadeling van zijn rechten of rechtspositie wil voorkomen.
Voor tussenkomst is nodig dat de derde een belang heeft bij het voorkomen van benadeling of verlies van aan hem toekomend recht.
Het vonnis wordt ter zitting uitgesproken en schriftelijk vastgelegd.
Een rechtsgevolg van het vonnis is dat een rechtsbestand bindend tussen twee partijen wordt vastgelegd.
Een vonnis is pas van kracht als er geen rechtsmiddel zoals verzet, hoger beroep of cassatie meer openstaat.
Buitengewone rechtsmiddelen zijn derdenverzet en herroeping.
Een vordering wordt ontzegd als eiser niet voldoende heeft gesteld of bewezen om het de rechter mogelijk te maken de eis toe te wijzen.
De positieve werking van het vonnis houdt in dat wat in het vonnis is beslist tussen partijen als rechtens waar geldt.
De negatieve werking van het vonnis houdt in dat de rechte over een aanspraak waaromtrent al eerder tussen dezelfde partijen in een vonnis is beslist niet nog eens dient te beslissen.
Bij een condemnatoor vonnis is de gedaagde veroordeeld tot verrichten van een prestatie.
Bij een constitutief vonnis wordt bepaald dat een rechtsbetrekking tenietgedaan wordt of een nieuwe rechtstoestand in het leven wordt geroepen.
Een declaratoor vonnis is een verklaring die bepaalt wat rechtens is, dan wel constateert dat bijvoorbeeld een rechtshandeling van rechtswege nietig is dan wel is vernietigd.
Bij praeparatore vonnissen wordt slechts een beslissing gegeven over processuele geschilpunten.
Bij een interlocutoor vonnis wordt een instructie of bewijslevering gelast.
Bij een incidenteel vonnis wordt in een ‘tussengeding’ (incident) beslist.
Bij een provisioneel vonnis wordt tijdens het geding tot een maatregel van voorlopige aard beslist.
Een deelvonnis is gedeeltelijk een eindvonnis en een tussenvonnis.
Een bemiddelend vonnis bevat een door de rechter redelijk geachte schikking, zonder dat partijen daarmee hebben ingestemd.
Het kostenveroordeling houdt in dat de rechter de in verlies gestelde partij de kosten draagt van het geding:
Proceskosten.
Buitengerechtelijke kosten.
Onder proceskosten vallen onder rechtsbijstand (‘procureurssalararis’) en kosten gemaakt ten behoeve van eventuele getuigenverhoren en van eventuele beslagen, de kosten ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak.
Onder buitengerechtelijke kosten vallen de kosten die zijn gemaakt om de vordering buiten rechte voldaan te krijgen.
Van compensatie van kosten is sprake wanneer de rechter de door beide partijen gemaakte kosten over hen verdeelt, zo dat ieder haar eigen kosten draagt.
De grosse van een vonnis is een afschrift van het vonnis, opgemaakt in executoriale vorm.
Een rechter kan ambtshalve of op verzoek het vonnis verbeteren als er sprake is van een kennelijke fout.
Gewone verzetsmiddelen zijn verzet, hoger beroep en cassatie en hebben een schorsende werking.
Buitengewone verzetsmiddelen zijn derdenbezet en herroeping.
Uitgangspunt is dat een rechtsmiddel door een partij wordt ingesteld tegen de wederpartij.
Verstek verlenen is het door de rechter vaststellen dat gedaagde niet is verschenen, ondanks rechtsgeldig te zijn opgeroepen, dan zal de eiser zijn vordering worden toegewezen. Een gedaagde kan verzet instellen tegen deze uitspraak.
In hoger beroep kunnen partijen hun eerdere stellingen aanvullen, aanpassen of wijzigen.
De appeltermijn bedraagt gewoonlijk drie maanden (art 339 lid 1 Rv) en vangt aan op de dag volgend op de uitspraak.
Het rechtsmiddel van cassatie staat open tegen in hoger beroep gewezen eindvonnissen en tegen eindarresten, alsook tegen eindvonnissen die in eerste aanleg gewezen maar waar geen hoger beroep tegen open stond.
Het instellen van cassatie is alleen gegrond bij:
verzuim van vormen dat nietigheid tot gevolg heeft,
schending van recht,
toetsing van wetgeving aan verdragen.
Derdenverzet is van toepassing als derden die niet betrokken zijn benadeeld worden met de uitspraak van de rechter.
Herroeping staat open als:
bedrog door de wederpartij tijdens het geding gepleegd;
valsheid van stukken waarop het vonnis berust;
achterhouden door toedoen van de wederpartij van stukken van beslissende aard.
Het kantongerecht bestaat sinds 1 januari 2002 niet meer, de kantongerechten zijn als sector kanton in de organisatie van de rechtbanken opgenomen.
Kantongerecht wijkt af van normale rechtbankprocedure in een aantal zaken:
In zaken voor de kantonrechter kunnen partijen in persoon procederen (art. 79 lid 1 Rv), maar ze kunnen zich ook laten bijstaan of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen (art. 80 lid 1 Rv).
Conclusies en akten kunnen in de procedure bij de kantonrechter mondeling worden genomen.
Schriftelijke conclusies en akten kunnen in de procedure bij de kantonrechter ook worden genomen ter terechtzitting (art. 82 lid 1 Rv). meer wordt gehouden (maar de rol schriftelijk wordt afgehandeld, art. 82 lid 3).
Enkele bepalingen van relatieve bevoegdheid zijn hoofdzakelijk of uitsluitend voor de kantonzaken van belang. In arbeidszaken, procedures betreffende onroerende zaken en consumentenzaken gelden bijkomende competentieregels.
In sommige gevallen bestaat de mogelijkheid overeen te komen dat de zaak bij een andere rechter aanhangig kan worden gemaakt dan die welke volgens de normale regels relatief bevoegd zou zijn (art. 108 lid 1 Rv).
De kantonrechter controleert zijn relatieve bevoegdheid niet ambtshalve (uitzondering art. 110 lid 1 Rv).
In de sector kanton worden zaken behandeld en beslist door een enkelvoudige kamer (art. 47 RO).
In de procedure bij de kantonrechter wordt van de verschenen gedaagde geen vastrecht geheven (art. 2 Wet tarieven in burgerlijke zaken).
De Pachtwet kent twee instellingen die belast zijn met het geven van voorzieningen op het terrein van pacht:
de grondkamer
de pachtkamers van de sector kanton
Het is de rol van het kort geding lange verbonden bezwaren van de gewone procedure in spoedeisende gevallen zoveel mogelijk te behandelen.
Het kort geding wordt gevoerd door de voorzieningenrechter.
Voor een kort geding zijn enkele eisen:
De zaak moet geschikt zijn om in kort geding te worden beslist.
De zaak moet spoedeisend zijn.
Het spoedeisende belang moet een voorziening bij voorraad vereisen.
Een voorzieningenrechter moet in beginsel zijn uitspraak afstemmen op de uitspraak van de bodemrechter.
Verschillen tussen kort geding en gewone procedure:
Het kort geding pleegt op een afzonderlijke terechtzitting te worden behandeld.
De gedaagde wordt opgeroepen per dagvaarding die aan alle gebruikelijke eisen moet voldoen.
Voor het uitbrengen van de dagvaarding gelden in beginsel wel de voorgeschreven minimumtermijnen, maar wanneer de toepasselijke termijn niet gehaald kan worden, dan impliceert de dagbepaling van de kortgedingrechter het verlof om op en kortere termijn te dagvaarden.
Tot de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting kan de eiser de zaak intrekken.
Het vereiste van verplichte vertegenwoordiging geldt alleen voor de eiser, de gedaagde kan in persoon zijn verweer voeren.
Er vindt geen conclusiewisseling plaats.
De formele regels van het bewijsrecht zijn niet van toepassing.
De kortgedingrechter kan zijn vonnis ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Wanneer de kortgedingrechter een voorlopige voorziening treft die aangemerkt kan worden als een voorlopige maatregel dan moet hij daarnaast een redelijke termijn bepalen voor het instellen van de eis in de hoofdzaak.
Bodemprocedure is de hoofdzaak.
De bodemrechter is niet gebonden aan het in het kort geding uitgesproken vonnis.
In een verzoekschriftprocedure vraagt een partij de rechter iets te doen en is er sprake van een verzoeker en een verweerder.
Het verzoekschrift moet de gegevens vermelden betreffende de verzoeker, omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust.
Procedure voor verzoekschriftprocedure:
Rechter stelt de datum vast waarop de zaak ter zitting wordt behandeld (art. 279 lid 1 Rv), indien het griffierecht tijdig betaald is.
De verzoeker wordt opgeroepen door de griffier, alsmede de verweerder en/of andere belanghebbenden.
Iedere belanghebbende kan een verweerschrift indienen vóór de behandeling, en indien de rechter dit toestaat ook nog tijdens de behandeling (art. 282 lid 1 Rv).
Zolang de verzoeker en de verwerende belanghebbende niet hebben voldaan aan het griffierecht, houdt de rechter de zaak aan, zie art. 282a lid 1 Rv.
Het verweerschrift mag een tegenverzoek (reconventioneel verzoek) bevatten (art. 282 lid 4 Rv) als het betrekking heeft op hetzelfde onderwerp als het oorspronkelijke verzoek.
Mondelinge behandeling van de zaak (art. 27 Rv), waarbij alle opgeroepenen in persoon kunnen verschijnen, desgewenst bijgestaan dan wel vertegenwoordigd (art. 279 lid 3 Rv).
Tijdens de behandelingen kunnen stukken worden overlegd.
Bewijsrecht van toepassing, art. 284 Rv. Bijzonderheden: rechter kan zelf getuigen aanwijzen, opgeroepen door de griffier (art. 284 lid 2 Rv) en regeling verschoningsrecht in familierechtelijke zaken (lid 3).
Na afloop van de behandeling kunnen de partijen de heropening daarvan vragen.
Het verzoek kan, zolang de rechter geen eindbeschikking gegeven heeft, gewijzigd worden. Hiertegen kan overeenkomstig art. 130 Rv bezwaar worden gemaakt door de belanghebbende, of de rechter kan de wijziging ambtshalve buiten beschouwing laten op grond van art. 283 Rv.
Arbitrage betreft vermogensrechtelijke geschillen, die worden beslist door particulieren die hun bevoegdheid niet aan de wet ontlenen maar aan de overeenkomst van partijen.
Arbiters hebben dezelfde machtsmiddelen die de gewone rechter zijn toegekend.
De overeenkomst tot arbitrage kan worden bschouwd als een procesrechtelijke overeenkomst.
Het arbitraal vonnis is een meerderheidsbeslissing, welke beslissing is gemotiveerd en ondertekend op schrift is gesteld.
Mediation richt zich op het vinden van een duurzame oplossing en moet vrijwillig zijn aangegaan.
Het executierecht regelt de tenuitvoerlegging van veroordelende vonnissen en er wordt onderscheid gemaakt tussen geven, geven van geld en geven van goederen/doen/nalaten.
Geven kan gaan om het geven van geld of het geven van een goed.
De verplichting van de debiteur kan ook bestaan uit een doen: een feitelijke handeling dan wel een rechtshandeling.
De debiteur kan ook gehouden zijn een bepaalde gedraging na te laten.
De crediteur kan een prestatie ook afdwingen door middel van een zijdelings pressiemiddel.
Executie is de tenuitvoerlegging van een veroordelend vonnis.
Herleiding houdt in dat vorderingen die, hoewel zij oorspronkelijk op een geven, doen of nalaten betrekking hadden, toch in een geldvordering worden omgezet.
Reële executie houdt in dat de eis reëel moet zijn en er niet afhankelijk moet zijn van de medewerking van de debiteur.
Executie van de verplichting tot:
geven
doen
nalaten
Beslag is een maatregel die de crediteur neemt, onder meer om in afwachting van executie de te executeren vermogensbestanddelen aan te wijzen en te blokkeren.
Als zich onder de door de deurwaarder aangetroffen goederen zich goederen van anderen bevinden, mag vooralsnog worden aangenomen dat deze het eigendom zijn van de schuldenaar.
Er is geen verband tussen de hoogte van de vordering en de waarde van de beslagen goederen.
Het blokkeringseffect betekent dat wanneer een beslagen goed wordt verkocht, het beslagrecht op het goed blijft rusten. Wel kan er sprake zijn van derdenbescherming.
Stappenplan executoriaal beslag op onroerende goederen:
De executoriale titel (meestal een vonnis) wordt aan de schuldenaar betekent (art. 430 lid 3 Rv);
De schuldenaar wordt daarbij gesommeerd binnen twee dagen aan het vonnis te voldoen (‘bevel tot betaling’, art. 439 lid 1 Rv);
Na die twee dagen begeeft de deurwaarder zich naar de in beslag te nemen zaken en verklaart deze in beslag te nemen. Zie artikelen 444 en 444a Rv indien hem de toegang wordt geweigerd.
Van deze verrichtingen maakt hij een proces-verbaal op waarbij hij nauwkeurig(!) omschrijft op welke zaken het beslag komt te rusten (art. 443 Rv).
Het proces-verbaal van inbeslagneming wordt aan de debiteur betekend, met opgave van de dag en uur waarop de executie zal plaatsvinden (art. 443 en art. 449 Rv);
De zaak wordt in het openbaar verkocht (‘executoriale verkoop’ of ‘openbare veiling’). Een onderhandse verkoop kan zelfs niet zonder toestemming van de beslagene.
Als de schuldenaar een goed heeft wat is bij een derde, dan wel wanneer hij een vordering op een derde heeft, dan kan daar beslag op worden gelegd.
Beslag kan slechts op toekomstige vorderingen worden gelegd indien deze rechtstreeks uit een reeds bestaande rechtsverhouding voortvloeien.
Als de derde-beslagene aan beslagene betaalt, blijft het beslag onder de derde liggen.
De derde-beslagene dient een verklaring af te geven van de in beslag genomen goederen waarin wel deze nauwkeurig omschrijving is, indien dit niet gebeurd kan de beslaglegger een procedure starten.
Stappenplan executoriaal beslag op onroerende goederen:
Eerst dient het vonnis (de executoriale titel) aan geëxecuteerde betekend (art. 430 lid 3 Rv) en wordt hem gesommeerd tot betaling binnen twee dagen (art. 502 lid 1 Rv);
Het beslag wordt gelegd met een proces-verbaal van de beslaglegging; de deurwaarder kan dit achter zijn bureau doen want er hoeft (nog) niets te worden betekend (dit beslag wordt daarom ook wel ‘bureau-beslag’ genoemd);
Het beslagexploot wordt in de openbare registers ingeschreven (art. 505 lid 1 en 2 Rv), waarna het blokkeringseffect pas intreedt (art. 3:19 lid 2 BW);
Het proces-verbaal van het beslag dient 3 dagen na inschrijving in de registers te worden betekend aan de beslagene (art. 505 lid 1 Rv).
Faillissement aanvragen is een alternatief voor het leggen van beslag.
Minder kostbare en riskante alternatieven voor het leggen van verhaalsbeslag op roerende goederen zijn de levering onder eigendomsvoorbehoud, financieringscontract, de leasing van roerende zaken en het bezitloos pandrecht.
Hypotheekhouders en pandhouders kunnen krachtens de wet zonder executoriale titel en zonder het leggen van beslag bepaalde goederen van hun debiteuren uitwinnen om met de opbrengst daarvan hun vorderingen te voldoen, men noemt dit ook wel parate executie.
De conservatore verhaalsbeslagen lijken te verzekeren dat als de geldvordering wordt toegewezen daar ook de middelen voor zijn.
Bij het conservatore beslag gaat om het blokkeringseffect.
Bij ieder conservatoor beslag is verlof vereist van de voorzieningenrechter.
De kosten van het beslag, waaronder die van het verlof begrepen zijn, komen ten laste van de beslage wanneer het beslag niet, onnodig of onrechtmatig was.
Om de beslagen zaken in bewaring te geven bij een derde heeft de beslaglegger toestemming van de voorzieningenrechter nodig.
Het beslag kan onder meer worden gelegd door:
de koper of de huurder van roerende of onroerende zaak, aan wie zij niet is geleverd of ter beschikking gesteld;
de eigenaar van een onroerende zaak,
de verkoper die gerechtigd is om de ontbinding of vernietiging te verkrijgen van de koopovereenkomst,
eenieder die de verdeling kan vorderen van een gemeenschap;
de partij die stelt een bevel ingevolge art. 843a Rv tot afgifte van de in beslag te nemen bescheiden te zullen verkrijgen;
door degene op wiens auteursrecht een inbreuk gemaakt is, dit ter vernietiging of verwijdering.
Vooraantekening van koop betekent dat om de positie van de koper van een registergoed te verbeteren, wordt hem de mogelijkheid geboden om de koop te laten inschrijven in de openbare registers.
Bewijsbeslag is het conservatoor beslag dat onder een wederpartij of een derde wordt gelegd op bewijsmateriaal ter zake van een door de beslaglegger gestelde rechtsbetrekking, dat is meestal een onrechtmatige daad of een wanprestatie.
De beslagene kan in kort geding bij de voorzieningenrechter de opheffing van het conservatoor beslag vorderen.
Het maritaal beslag kan door ieder der echtgenoten worden voorgelegd in de loop van of zelfs voorafgaand aan een echtscheidingsprocedure.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat een boeksamenvatting, BulletPoints en stampvragen bij de 19e druk van Compendium Burgerlijk Procesrecht van Stein & Rueb.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2070 |
Add new contribution