BulletPointsamenvatting van Neuropsychologische diagnostiek: de klinische praktijk van Hendriks e.a. - 1e druk
- Wat is neuropsychologische diagnostiek? - BulletPoints 1
- Aan welke ethische regels moet een neuropsycholoog voldoen? - BulletPoints 2
- Wat zijn de stappen van het diagnostisch proces? - BulletPoints 3
- Hoe vorm je hypotheses in de neuropsychologie? - BulletPoints 4
- Hoe kies je de juiste test om hypotheses te controleren? - BulletPoints 5
- Wat is psychometrie? - BulletPoints 6
- Welke vormen van observeren zijn er? - BulletPoints 7
- Wat is onderprestatie in neuropsychologisch onderzoek? - BulletPoints 8
- Op welke wijze maak je inschattingen van het premorbide functioneren? - BulletPoints 9
- Welke problemen zijn er bij herhaald meten? - BulletPoints 10
- Hoe geef je een klinische betekenis aan onderzoeksbevindingen? - BulletPoints 11
- Welke vormen van rapporteren zijn er? - BulletPoints 12
- Wat zijn de werkzaamheden van een neuropsycholoog op de neurologie? - BulletPoints 13
- Wat zijn de werkzaamheden van een neuropsycholoog in de psychiatrie? - BulletPoints 14
- Wat is het werkveld van de somatische neuropsycholoog? - BulletPoints 15
- Wat zijn de werkzaamheden van een neuropsycholoog op de revalidatie? - BulletPoints 16
- Wat zijn de werkzaamheden van de neuropsycholoog in de ouderenzorg? - BulletPoints 17
- Waar houdt een ontwikkelingsneuropsycholoog zich mee bezig? - BulletPoints 18
- Wat zijn de werkzaamheden van een forensisch neuropsycholoog? - BulletPoints 19
- Op welke manier is justitie van invloed op de werkwijze van de neuropsycholoog? - BulletPoints 20
Wat is neuropsychologische diagnostiek? - BulletPoints 1
In de neuropsychologische diagnostiek zijn zowel het diagnostisch proces als testinstrumenten belangrijke elementen.
De huidige benadering in het diagnostisch proces is om vooraf hypothesen te genereren op basis van kennis, en deze hypothesen vervolgens te toetsen door middel van psychometrisch testonderzoek.
Vroeger werden diagnosen door psychiaters gesteld op basis van gedrag, dus puur door middel van observaties. Vanaf de helft van de 19e eeuw werden steeds meer en steeds objectievere testmethoden ontwikkeld.
Zowel Goldstein als Luria begonnen met het ontwikkelen van objectieve tests voor soldaten met hersenletsel. Zij gebruikten dus wel tests, maar vanuit de opvatting dat een testscore op vele manieren tot stand kan komen, waren observaties volgens deze benaderingen doorslaggevend.
Intelligentietests worden gezien als het begin van de psychometrie (het onderzoeksveld dat zich richt op objectieve tests).
Over het algemeen wordt 1960 gezien als de beginperiode van neuropsychologie als wetenschappelijke discipline. De neuropsychologie ontwikkelde zich vooral in Amerika, terwijl in Europa een visie vanuit de frenologie en psychoanalyse overheerste.
Aan welke ethische regels moet een neuropsycholoog voldoen? - BulletPoints 2
Klachten omtrent neuropsychologisch onderzoek kunnen ingediend worden bij het tuchtcollege. Deze handelt volgens de normen van de Wet BIG.
De normen van de Wet BIG zijn vrij algemeen geformuleerd. De beroepscode van het NIP is specifieker dan de Wet BIG en kan daarom duidelijkere richtlijnen bieden voor zowel klagers als verweerders tijdens juridische besluitvorming.
Bij de behandeling van een formele klacht geldt het principe van hoor en wederhoor. De klager schrijft een klaagschrift, waarop de verweerder een verweerschrift opstelt. Beide partijen krijgen vervolgens nogmaals gelegenheid tot dupliek. Vervolgens vindt een mondelinge zitting plaats, waarbij het College van Toezicht vragen stelt aan de klager en de verweerder.
De beroepscode van het NIP kent vier basisprincipes: verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid.
Bij neuropsychologisch onderzoek dient rekening gehouden te worden met de individuele rechten van de patiënt
De code van het NIP benadrukt eenduidigheid in de relatie met patiënten. Dit sluit aan bij de beslissingsbevoegdheid die zij hebben. De patiënt dient dus voldoende te worden geïnformeerd over de vraagstelling en manier van werken.
Wat betreft de onderzoeksmethode benadrukt de code van het NIP de inspanningsverplichting. Bovendien moet de onderzoeksmethode wetenschappelijk verantwoord kunnen worden en de neuropsycholoog moet bevoegd zijn middels opleiding en ervaring.
Wat betreft rapportage wordt verwacht dat er een specifieke vraagstelling is, de methode adequaat is toegelicht, de conclusies moeten duidelijk verband houden met de vraagstelling, en overbodige uitwijdingen moeten vermeden worden.
Multidisciplinair werk kan beroepsethische problemen teweegbrengen, bijvoorbeeld met betrekking tot geheimhoudingsplicht.
Voor heteroanamnese en gebruik van informatie uit externe bronnen dient vooraf toestemming gevraagd te worden aan de patiënt. Informed consent is hierbij relevant.
Patiënten hebben recht op inzage in hun eigen dossier. Het is dus belangrijk om het dossier netjes en up-to-date te houden.
Met het oog op vertrouwelijkheid mogen dossiergegevens niet zonder toestemming aan derden verstrekt worden. Daarnaast moet voorzichtig omgegaan worden met het bijhouden van schaduwdossiers en elektronische patiëntendossiers.
Wat zijn de stappen van het diagnostisch proces? - BulletPoints 3
Voorafgaand aan de anamnese moet de neuropsycholoog de vraagstelling specificeren, de patiënt en betrokkenen correct informeren en de onderzoeksopzet aanpassen aan de patiënt.
Informatie kan vooraf worden verzameld middels inzage in het medisch dossier, welke gecontroleerd dient te worden tijdens de anamnese. Indien geen dossier beschikbaar is kan de patiënt vragenlijsten invullen.
In een anamnese moet de neuropsycholoog voornamelijk vragen naar de aard, het verloop en de ernst van de klachten en de gevolgen hiervan voor het dagelijks leven.
Een anamnese is geen verzameling van objectieve gegevens. De klachtenrapportage kan onder invloed staan van cognitieve en persoonlijke eigenschappen van de patiënt en is veelal selectief. Een belangrijk aandachtspunt is dat subjectieve klachten niet gelijk staan aan stoornissen.
Een heteroanamnese is een vraaggesprek met een betrokkene van de patiënt. Hiervoor dient vooraf toestemming gevraagd te worden aan de patiënt. De heteroanamnese kan zowel in aanwezigheid van patiënt als apart worden afgenomen.
Tijdens de anamnese kunnen de eerste gedragsobservaties gedaan worden, die bijdragen aan het beantwoorden/aanpassen van onderzoekshypothesen.
Hoe vorm je hypotheses in de neuropsychologie? - BulletPoints 4
De neuropsycholoog moet de vraag van de aanvrager of van de patiënten aanscherpen tot een vraagstelling die leidt tot hypotheses en een hypothesetoetsend proces.
Er zijn volgens Lezak twee typen vraagstellingen: beschrijvend en diagnostisch.
Volgens De Bruyn en collega’s zijn er negen typen vraagstellingen.
Hypothesevorming begint vanaf de eerste aanmelding. Vervolgens worden hypothesen getoetst en aangepast tijdens het gehele diagnostische proces.
De diagnostische cyclus bestaat uit een klachtanalyse, een probleemanalyse, een diagnosestelling en een indicatiestelling. Een diagnostisch onderzoek hoeft niet aan de volledige structuur van de diagnostische cyclus te voldoen. Het is afhankelijk van de vraagstelling welke onderdelen doorlopen worden.
Geobjectiveerde symptomen kunnen aanwijzingen geven voor het bevestigen of verwerpen van hypothesen, en daarnaast voor differentiaaldiagnostiek.
De beantwoording van de onderzoekshypothesen kan zelden met 100% zekerheid gedaan worden, omdat er altijd sprake is van een foutenmarge. Bovendien moet rekening gehouden worden met de base rate en a-priorikans van het voorkomen van een stoornis.
Hoe kies je de juiste test om hypotheses te controleren? - BulletPoints 5
De keuze van de testbatterij is afhankelijk van het doel van het onderzoek, kenmerken van de patiënt en de kwaliteit van de tests.
De kwaliteit van tests wordt beoordeeld aan de hand van validiteit, betrouwbaarheid en normering. De Cotan biedt hier richtlijnen voor. De Cotan documenteert de kwaliteit van diverse tests, maar omdat veel neuropsychologische tests niet aan de strenge Cotan-criteria voldoen, dient de neuropsycholoog vaak zelf een oordeel te vormen op basis van testhandleidingen en handboeken van Lezak.
Bij herhaald neuropsychologisch onderzoek moet rekening gehouden worden met de test-hertestbetrouwbaarheid. Om leereffecten te verminderen kunnen parallelversies van taken worden gebruikt, maar bij veelvuldig herhaald testen bestaat het probleem dat de patiënt ‘test-wise’ wordt (het principe van het testen goed kent) en hierdoor beter gaat presteren. Verbeteringen in testprestaties kunnen hiermee samenhangen.
De opbouw van het testonderzoek is afhankelijk van diverse keuzes. Een eerste keuze heeft betrekking op de uitgebreidheid. Hierbij dient uitgegaan te worden van het zuinigheidsprincipe.
Er kan gekozen worden voor een vaste testbatterij of een flexibele testbatterij. Beide hebben voor- en nadelen.
Gedragsneurologische tests zijn gestandaardiseerde proefjes met de bedoeling om symptomen van hersenfunctiestoornissen uit te lokken. De moeilijkheidsgraad van dit soort tests is laag.
Bij de afname van de tests moet de volgorde afwisselend zijn en er moet rekening gehouden worden met interferentie van tests onderling. Tevens is het raadzaam om te zorgen voor een toename in complexiteit om bodem- en plafondeffecten te voorkomen.
Neuropsychologisch testonderzoek is sterk gestandaardiseerd. Afwijken van de standaardafname kan in het geval van testing the limits. Een test mag uitsluitend worden afgebroken als de patiënt niet in staat is deze te voltooien.
Computerondersteunde diagnostiek heeft als voordelen dat het objectief en goed gestandaardiseerd is, maar nadelen zijn dat de patiënt minder gedragsmogelijkheden heeft, de taken minder flexibel zijn en systemen snel verouderen.
Wat is psychometrie? - BulletPoints 6
De twee belangrijkste psychometrische stromingen die van belang zijn voor de neuropsychologische praktijk zijn de klassieke testtheorie (KTT) en de item-responstheorie (IRT).
In de KTT geldt als uitgangspunt dat een testscore is opgebouwd uit een werkelijke score en een gedeelte dat als meetfout geldt. Er wordt een zo precies mogelijke schatting gemaakt van deze werkelijke score, wat wil zeggen dat het niet door meetfouten beïnvloede deel van de verkregen score.
De IRT is een verzameling lineaire en non-lineaire modellen die betrekking hebben op item-responsfuncties. De KTT is eenvoudiger dan de IRT en daardoor toegankelijker. Psychologische tests worden meestal met behulp van de KTT ontwikkeld en geëvalueerd.
Betrouwbaarheid van tests kan gemeten worden met diverse methoden: de interne consistentiemethode, de parallelvormmethode, de test-hertestmethode en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
Validiteit verwijst naar de mate waarin de test meet wat deze beoogt te meten (begripsvaliditeit) of naar het doel waarvoor de test is ontwikkeld (criteriumvaliditeit).
Een testresultaat krijgt betekenis door vergelijking met een normgroep
De sensitiviteit van een test is de kans dat een test een bepaalde ziekte of stoornis ook werkelijk detecteert. De specificiteit aan hoe goed een test in staat is de personen zonder de stoornis of de ziekte als zodanig te herkennen.
Welke vormen van observeren zijn er? - BulletPoints 7
Gedragsobservaties kunnen aanvullende informatie opleveren om antwoord te kunnen geven op de vraagstelling.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen directe en indirecte observaties. Directe observaties worden door de onderzoeker zelf gedaan tijdens het onderzoek, terwijl indirecte observaties door andere betrokkenen gedaan worden buiten het onderzoek.
Observaties op het gebied van fysieke verschijning kunnen van belang zijn omdat fysieke afwijkingen aanleiding kunnen geven tot het vermoeden van genetische of neurologische aandoeningen bij de patiënt.
Observaties in de contactname kunnen iets zeggen over de sociale vaardigheden van de patiënt. Contactgroei is een belangrijk punt.
Sociaal passende en niet passende gedragingen kunnen aanwijzingen geven over cerebraal disfunctioneren.
Emotionele reacties kunnen als stoorfactor optreden en dienen daarom gerapporteerd te worden.
Werkhouding en motivatie kunnen de testprestatie beïnvloeden en moeten daarom geobserveerd worden.
Zintuiglijke beperkingen moeten vermeld worden en zo mogelijk moet het onderzoek hierop aangepast worden.
Aandacht- en concentratievermogen kan aangedaan zijn bij cognitieve stoornissen en een verstoring ervan kan als stoorfactor gezien worden bij het testen van andere functies.
Geheugenklachten zijn veelvoorkomend en kunnen geobserveerd worden bij het vragen naar autobiografische informatie, gebeurtenissen van de afgelopen tijd en bij het beoordelen van het leervermogen.
De spontane spraak en het taalgebruik kunnen aanwijzingen geven over aanwezige stoornissen en lateralisatie.
Wat is onderprestatie in neuropsychologisch onderzoek? - BulletPoints 8
Bij patiënten die weigeren mee te werken kunnen diverse acties ondernomen worden om coöperatie te bewerkstelligen, zoals duidelijke uitleg en wijzen op geheimhoudingsplicht. Indien coöperatie niet verbetert, is voortzetting van het onderzoek weinig zinvol.
Onderpresteren houdt in dat een patiënt minder goed presteert op een taak dan hij zou hebben gedaan als hij zich in redelijke mate zou hebben ingespannen.
Aggraveren is het overdrijven van reële symptomen.
Malingeren is het opzettelijk voorwenden van een stoornis.
Het onderscheid tussen onderpresteren, aggraveren en malingeren kan lastig zijn. Malingeren en onderpresteren zijn dan ook geen alles-of-niets-fenomenen, maar bestaan uit twee continua: bewustzijn en inspanning.
Bij vermoeden op onderpresteren kan gebruik gemaakt worden van symptoomvaliditeitstests om een objectieve uitspraak te kunnen doen. Voorbeelden van symptoomvaliditeitstests zijn de TOMM, AKTG en WMT. De sensitiviteit en specificiteit verschilt per test, waardoor de resultaten van de diverse tests binnen een patiënt kunnen verschillen.
Psychopathologie en pijn kunnen invloed hebben op de inspanning die een patiënt levert, maar leiden niet automatisch tot onderpresteren.
Bij rapportage is het de bedoeling om niet expliciet te vermelden welke symptoomvaliditeitstests zijn gebruikt, om te voorkomen dat bewuste onderpresteerders hier bij vervolgonderzoek hun voordeel mee doen. Daarnaast is het raadzaam om voorzichtig te zijn met bewoordingen en bevindingen zeer feitelijk te beschrijven.
Op welke wijze maak je inschattingen van het premorbide functioneren? - BulletPoints 9
Het schatten van het premorbide functioneren heeft als doel om vast te stellen in hoeverre een patiënt presteert ten opzichte van de eigen capaciteiten in het verleden. Het kan echter lastig zijn om het premorbide niveau te bepalen. Er moet bijna altijd gebruik gemaakt worden van een schatting
Een eerste schattingsmethode is gebaseerd op de voorgeschiedenis. Hierbij kan gedacht worden aan premorbide gestandaardiseerde resultaten, opleidingsniveau en beroep, en de best-performance-methode.
Een tweede schattingsmethode is gebaseerd op huidige prestaties, oftewel de hold-methode. Bij de traditionele hold-benadering wordt gebruik gemaakt van maten voor gekristalliseerde intelligentie, die minder gevoelig zijn voor verandering dan maten voor vloeiende intelligentie. Bij alternatieve hold-benaderingen wordt gebruik gemaakt van leestests.
Een derde schattingsmethode is gebaseerd op demografische gegevens. Hier zijn regressievergelijkingen voor beschikbaar. Deze methode is echter alleen geschikt wanneer er sprake is van een gemiddelde intelligentie en is daarom meer geschikt voor gebruik op groepsniveau dan in individuele gevallen.
Een vierde schattingsmethode is de gecombineerde methode. Ook hier wordt gebruik gemaakt van een regressievergelijking. Doordat er meer gegevens worden meegenomen, is de verklaarde variantie groter, maar nadeel blijft dat het alleen geschikt is bij gemiddelde intelligentie.
Er is geen gouden standaard die aangeeft wat de beste schattingsmethode is, en dus moet in de klinische praktijk een keuze gemaakt worden door de clinicus.
Bij lichte aandoeningen kan een hold-benadering overwogen worden, terwijl de demografische benadering de voorkeur verdient bij ernstige aandoeningen. In alle gevallen geldt dat rekening gehouden dient te worden met de voorgeschiedenis.
Welke problemen zijn er bij herhaald meten? - BulletPoints 10
Bij herhaald testen is er sprake van twee methodologische problemen: meetfouten en leereffecten.
Bij meetfouten is er sprake van niet-systematische vertekeningen, terwijl er bij leereffecten sprake is van systematische vertekeningen.
Er zijn diverse statistische methoden om veranderingen in cognitief functioneren vast te stellen. Iedere methode heeft voor- en nadelen.
Methoden die geen rekening houden met beide methodologische problemen zijn de Standaarddeviatie-index en de 20%-veranderingsindex.
Methoden die rekening houden met meetfouten zijn de Reliable Change Index van Jacobson en Truax en de Reliable Change Index van Zegers en Hafkenscheid.
Methoden die rekening houden met beide methodologische problemen zijn de Reliable Change Index, Reliable Stability Index, Regression Based Index en Multiple Regression Based Index.
Bij de keuze voor één van de methoden moet een afweging gemaakt worden tussen statistische correctheid en klinische toepasbaarheid.
Hoe geef je een klinische betekenis aan onderzoeksbevindingen? - BulletPoints 11
Interpretatie vindt plaats gedurende het gehele diagnostische proces. Het is dus niet zozeer een laatste stap in het onderzoek.
Bij het interpreteren van de bevindingen moet rekening gehouden worden met stoorfactoren. Een manier om stoorfactoren te identificeren is te letten op inconsistenties in de diverse informatiebronnen.
Het premorbide functioneren is een belangrijke factor in het interpretatieproces. Vergelijking met het premorbide niveau bepaalt of er sprake is van een tekort of stoornis.
Ruwe testscores hebben geen betekenis. Ze moeten worden vergeleken met normgroepen of omgezet worden in standaardscores om er een uitspraak over te kunnen doen.
Bij het interpreteren van het testprofiel moet gelet worden op twee kwesties. Ten eerste is het profiel van normscores nog steeds niet eenduidig, omdat iedere test meestal een eigen normgroep heeft. De normscores zijn daardoor niet direct vergelijkbaar met elkaar. Ten tweede is het bestaan van pieken en dalen in het testprofiel normaal. Hier geldt dat statistisch significante verschillen niet per definitie klinisch significant zijn.
Beoordelen of een testresultaat afwijkend is kan bij screeningsinstrumenten aan de hand van afkappunten. Bij andere instrumenten wordt vaak de vuistregel gehanteerd dat twee standaarddeviaties onder het gemiddelde afwijkend is.
Een afwijkende score hoeft niet altijd te duiden op een stoornis. Bij het interpreteren moet de vraag gesteld worden waar de afwijkende score door is veroorzaakt. Meerdere factoren kunnen hierbij een rol spelen.
Wanneer gekeken wordt naar het gehele testprofiel, wordt verwacht dat functies die met elkaar correleren vergelijkbare scores laten zien. Deze beoordeling is meestal kwalitatief. Indien er geconormeerde tests zijn gebruikt, is statistische onderbouwing mogelijk.
Gedragsneurologische tests laten uitsluitend kwalitatieve beoordeling toe.
Volgens de Bayesiaanse methode moet bij de interpretatie rekening gehouden worden met de voorafkans, de kans op het vinden van bewijs en de achterafkans. Omdat in de klinische praktijk de voorafkans vaak onbekend is, is het diagnostische redeneerproces echter meestal intuïtief.
De conclusie volgt rechtstreeks uit de toetsing van de onderzoekshypothese en uit de vergelijking van het profiel van de bevindingen met de verwachtingen. Het is verstandig om bij de conclusie aan te geven wat de mate van zekerheid ervan is. Daarnaast is het van belang dat de conclusies beperkt blijven tot het neuropsychologisch vakgebied.
Bij de interpretatie is het belangrijk om alert te zijn op veelgemaakte interpretatiefouten.
Welke vormen van rapporteren zijn er? - BulletPoints 12
Er zijn diverse actoren in het rapportageproces: patiënt, verwijzer en rapporterend psycholoog.
De lengte en vorm van de rapportage is afhankelijk van de werksetting. Verwijzers hebben over het algemeen voorkeur voor zo beknopt mogelijke rapportage.
Wat betreft taalgebruik en stijl zijn beknoptheid, correcte spelling en grammatica, helder taalgebruik een verzorgde lay-out en een goede indeling uitermate belangrijk. Vakjargon moet vermeden worden.
Een neuropsychologisch rapport bestaat uit de reden van verwijzing en vraagstelling, gespreksgegevens, observatiegegevens, testgegevens, bespreking en conclusie en bijlage met testuitslagen.
De bespreking van de testgegevens kan op diverse manieren ingedeeld worden: test voor test, naar cognitieve functie, naar sterktes en zwaktes, naar hersenstructuur en direct in antwoord op de vraagstelling. In neuropsychologische rapporten wordt de indeling naar cognitieve functie het meest gebruikt.
Over het toevoegen van een volledige bijlage met kwantitatieve gegevens bestaat discussie. Argumenten voor zijn dat het efficiëntie vergroot, het voorkomt dat gegevens die minder relevant geacht worden door de rapporteur niet gerapporteerd worden, en directe vergelijking tussen verschillende rapporten wordt mogelijk gemaakt. Een argument tegen is dat er misbruik gemaakt zou kunnen worden van de gegevens door niet-psychologen.
Indien de vraagstelling gericht is op indicatie, wordt afgesloten met een advies aangaande het cognitief functioneren. De neuropsycholoog wordt niet geacht advies te geven over overige medische aspecten.
Een weergavegesprek wordt in multidisciplinaire setting uitgevoerd door de hoofdbehandelaar. Wanneer er sprake is van differentiaaldiagnostische overwegingen, is de neuropsycholoog echter de persoon die in begrijpelijke taal kan uitleggen wat de conclusies zijn.
Wat zijn de werkzaamheden van een neuropsycholoog op de neurologie? - BulletPoints 13
Op de afdeling neurologie bestaan de werkzaamheden van een neuropsycholoog met name uit diagnostiek in ruimere zin. Hieronder vallen alle soorten vraagstellingen. Ook psycho-educatie en weergavegesprekken kunnen deel uitmaken van de werkzaamheden. Langdurige behandeling wordt meestal niet uitgevoerd in dit werkveld.
Wat betreft verwijzing is er vaak al veel informatie over de patiënt beschikbaar in het medisch dossier. De patiënt is echter vaak niet goed op de hoogte van de inhoud van het NPO. Het is raadzaam om de vooraf verzamelde informatie te controleren met patiënt en het doel en de werkwijze goed door te spreken.
Tijdens de (hetero)anamnese is van belang om rekening te houden met mogelijk gebrekkig ziekte-inzicht. Daarnaast kunnen veronderstellingen over causaliteit van patiënten aanwijzingen geven, maar hier mag niet volledig op vertrouwd worden. Het is daarom belangrijk om het beloop goed uit te vragen.
Bij het testonderzoek de testbatterij afgestemd worden op de mogelijkheden van de patiënt. Ook moet rekening gehouden worden met stoorfactoren. Wanneer er sprake is van ernstige stoornissen, kunnen gedragsneurologische tests gebruikt worden.
Bij de interpretatie wordt idealiter gebruik gemaakt van normgegevens voor specifieke leeftijds-, opleidings- en patiëntengroepen. Een foutenanalyse kan informatie geven die de interpretatie duidelijker maakt als er geen normgroepen beschikbaar zijn.
In het verslag is het handig om een beknopte conclusie met de belangrijkste bevindingen toe te voegen. De behandelend arts leest namelijk niet altijd het volledige verslag.
Het weergavegesprek wordt niet altijd uitgevoerd, omdat het NPO aanvullend onderzoek is en vaak al door de behandelend arts teruggekoppeld wordt. Als het weergavegesprek wel plaatsvindt, is het beste om dit te plannen nadat de arts de totale uitslag heeft gegeven.
Op de afdeling neurologie zijn de meest voorkomende ziektebeelden dementie, CVA’s, parkinsonisme, MS, tumoren, traumatisch hersenletsel, en ‘niet te classificeren’ functiestoornissen.
Wat zijn de werkzaamheden van een neuropsycholoog in de psychiatrie? - BulletPoints 14
Bij psychiatrische ziektebeelden komen vaak cognitieve stoornissen voor. Veelvoorkomende vraagstellingen in de psychiatrie zijn het onderkennen van cognitieve stoornissen, differentiaaldiagnostische vragen en het inschatten van beperkingen of behandelingsmogelijkheden. Het kan ook een sterkte-zwakte-analyse zijn of een vraag over organiciteit.
Hersenletsel en psychiatrische symptomen kunnen op verschillende manieren aan elkaar gerelateerd zijn. Allereerst kunnen psychiatrische symptomen een direct gevolg zijn van hersendisfunctioneren na NAH. Ten tweede kunnen psychiatrische symptomen ontstaan als gevolg van een combinatie van cognitieve restverschijnselen en gezinsdynamiek. Tot slot kunnen psychiatrische stoornissen leiden tot het oplopen van NAH.
Een NPO kan verschillende doelen hebben in de psychiatrie. Ten eerste kan het een alternatieve manier zijn om problematiek te beschrijven (psychiatrische problemen vanuit een cognitief kader). Daarnaast kan het NPO gebruikt worden bij psycho-educatie voor zowel patiënt als diens familie.
Psychiatrische stoornissen kunnen direct of indirect invloed hebben op testprestaties, waardoor ze als stoorfactor optreden. Door de aard en ernst van de psychiatrische problematiek in kaart te brengen, kan de mate van vertekening ingeschat worden.
Bij schizofrenie is een NPO vooral bedoeld als ondersteuning van het psychopathologie-onderzoek, en als aanknopingspunt voor functioneel herstel. Functiestoornissen doen zich met name voor op het gebied van aandacht, geheugen en executieve functies. Schizofrenie is echter een zeer heterogene stoornis, waardoor er grote individuele verschillen bestaan. Bovendien zijn medicatie en hallucinaties veelvoorkomende stoorfactoren.
Bij stemmingsstoornissen kan sprake zijn van depressieve stoornis of bipolaire stoornis. Bij depressieve stoornissen komen vooral geheugen-, aandachts- en executieve functiestoornissen voor, en ook verminderde mentale inspanning is een belangrijk aandachtspunt. Bij bipolaire stoornissen zijn cognitieve stoornissen vergelijkbaar met die bij schizofrenie, maar meestal zijn ze minder ernstig.
Bij somatoforme stoornissen is er meestal geen sprake van werkelijke cognitieve stoornissen, maar om een vertaling van een psychisch probleem in lichamelijke klachten. Symptoomvaliditeitstests zijn daarom een cruciaal onderdeel van het NPO.
Wat is het werkveld van de somatische neuropsycholoog? - BulletPoints 15
Het werkveld van de somatische neuropsychologie omvat de invloed van lichamelijke aandoeningen op hersenfuncties en de bijbehorende cognitieve, emotionele en gedragsmatige functies. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen functionele laesies en structurele laesies.
De relatie tussen cognitieve en somatische problemen ligt niet altijd voor de hand. De neuropsycholoog moet daarom alert zijn op de invloed van somatische problemen, ook als dit niet specifiek door de verwijzer gevraagd wordt.
Tijdens de anamnese is het van belang om de aard, ernst en het beloop van de somatische aandoening in kaart te brengen en dit in verband te brengen met het cognitief functioneren.
Vermoeidheid, pijn, slaapproblemen en medicatiegebruik kunnen optreden als stoorfactoren.
Het moment van testafname kan afgestemd worden op het functioneren van de patiënt. Het beste is om het onderzoek te doen wanneer de patiënt goed functioneert, zodat de invloed van stoorfactoren minimaal is.
De SCL-90, een klachteninventarisatielijst, is in deze context een waardevol diagnostisch instrument.
De bloed-hersenbarrière zorgt normaal gesproken dat toxische stoffen niet in de hersenen terechtkomen. Wanneer deze barrière of gebieden die toxische stoffen afbreken beschadigd zijn, kunnen toxische stoffen toch in de hersenen terechtkomen en schade teweegbrengen.
De lever breekt veel schadelijke stoffen af. Bij hepatitis, leverfibrose en levercirrose is de lever niet meer goed in staat het bloed te zuiveren. Toxische stoffen kunnen daardoor de hersenen bereiken.
De nieren zuiveren het bloed van schadelijke stoffen. Nierstoornissen kunnen onbehandeld leiden tot renale encephalopathie. Chronische nierziekten hangen samen met geleidelijke cognitieve achteruitgang.
Luchtwegen en hart zorgen voor zuurstoftoevoer naar de hersenen. Wanneer de hersenen een zuurstoftekort hebben, wordt gesproken van anoxie (complete afwezigheid zuurstof) of hypoxie (verminderde zuurstoftoevoer). Zuurstoftekort leidt tot verminderd functioneren van de hersenen.
Diabetes kan invloed hebben op het cognitief functioneren. De hersenen zijn namelijk afhankelijk van glucoseverbranding.
Bij stoornissen van de schildklier kan sprake zijn van hyper- of hypothyreoïdie. Beide kunnen leiden tot cognitieve problemen.
Wat zijn de werkzaamheden van een neuropsycholoog op de revalidatie? - BulletPoints 16
Bij revalidatie is het NPO gericht op het opstellen van een behandelplan.
Het ICF is een internationaal model voor het classificeren van aandoeningen, beperkingen en participatie en de samenhang hiertussen. Dit model wordt gebruikt als kader bij revalidatie.
Omdat een NPO bij revalidatie gericht is op het in kaart brengen van beperkingen en mogelijkheden, zijn er vier factoren waar rekening mee gehouden moet worden: omgevingseisen, de ecologische validiteit van testinstrumenten, de gevolgen van de hersenbeschadiging op participatieniveau en non-specifieke klachten die niet gemeten kunnen worden en als stoorfactor kunnen optreden.
Psychosociaal functioneren is een belangrijk aandachtspunt bij maatschappelijke re-integratie. Het is daarom zinvol om het sociale netwerk en de copingstijl van de patiënt in kaart te brengen.
Bij het opstellen van het behandelplan moet rekening gehouden worden met de volgende factoren: spontane compensatiestrategieën, de revalidatiefase waarin de patiënt zich bevindt en het verband tussen cognitief en psychosociaal functioneren.
Het leervermogen is van invloed op het behandelplan. Het leervermogen kan gecategoriseerd worden aan de hand van het hiërarchische model van Gross en Schutz, dat uit vijf niveaus bestaat.
Voor de evaluatie van de revalidatiebehandeling kan na verloop van tijd een herhaal-NPO worden uitgevoerd. Hiermee kan het effect van de behandeling en het beloop van het functioneren in kaart gebracht worden. Er kleven echter ook nadelen aan herhaald testen: leereffecten en bias (in dit kader is dat de invloed van andere factoren dan de behandeling die tot verandering kunnen leiden).
Wat zijn de werkzaamheden van de neuropsycholoog in de ouderenzorg? - BulletPoints 17
Ouderen vormen een grote groep patiënten in de neuropsychologie. Cognitieve veranderingen treden veelal op als onderdeel van normale veroudering, maar ook de kans op problemen als CVA’s en neurodegeneratieve aandoeningen neemt sterk toe met de leeftijd.
Het NPO bij ouderen kan om drie redenen uitgevoerd worden: klinische diagnostiek, in kaart brengen van het beloop en evaluatie.
Relevante beperkingen bij het NPO bij ouderen zijn dat er vaak predictieve vraagstellingen zijn, waar het NPO in principe geen antwoord op kan geven. Daarnaast is de ecologische validiteit beperkt.
Bij het kiezen van de testbatterij dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheden van de patiënt, maar ook met de minimale eisen voor het functieprofiel.
Bij de differentiaaldiagnostiek van dementie kan onderscheid gemaakt worden tussen corticale en subcorticale dementie. Daarnaast kan onderscheid gemaakt worden tussen diverse syndromen, zoals dementie van het Alzheimertype, Parkinsondementie en frontotemporale dementie.
Het onderscheid tussen depressie en dementie kan gecompliceerd zijn, doordat geheugen- en concentratiestoornissen voor beide ziektebeelden kenmerkend zijn. De geheugenstoornissen zijn bij dementie echter ernstiger.
De overgangsfase van normaal functioneren naar dementie is MCI. In de praktijk is het onderscheid tussen MCI en normale cognitieve achteruitgang echter arbitrair.
Waar houdt een ontwikkelingsneuropsycholoog zich mee bezig? - BulletPoints 18
Een ontwikkelingsneuropsycholoog houdt zich bezig met de relatie tussen problemen in het gedrag en het disfunctioneren van de hersenen in ontwikkeling. Daarnaast heeft hij ook kennis over de ontwikkeling van de cognitieve functies en vaardigheden alsook gedragsproblemen.
De ontwikkeling van de hersenen verloopt volgens een bepaald stappenplan. De drie belangrijkste stappen zijn celproliferatie, migratie en differentiatie.
De hersenen van een kind zijn volop in ontwikkeling. De invloed van een bedreiging van buitenaf is dan ook voor elke leeftijd anders.
De neuropsycholoog moet bij aanvraag voor een NPO voor een kind bepalen of het zinvol is om de gedragsproblemen te benaderen vanuit de hersen-gedragsmodellen. Een NPO is nuttig als er sprake is van een cerebrale aandoening, een specifieke leerstoornis of een specifiek gedragsprobleem.
Het onderzoek vindt plaats volgens het hersen-gedragsmodel.
In dit werkveld wordt naast de probleeminventarisatie een ontwikkelingsanamnese afgenomen.
Observaties zijn bij kinderen een extra belangrijke bron van informatie. Het voordeel van het NPO is dat het een sterk gestandaardiseerde setting is, waarin observaties dus goed gestaafd kunnen worden.
Bij de interpretatie wordt veelal gebruik gemaakt van een sterkte-zwakteanalyse.
Wat betreft rapportage vindt terugkoppeling altijd mondeling plaats. Daarnaast moet het schriftelijke verslag begrijpelijk zijn voor zowel ouder als kind, omdat het voor beide inzichtelijk is.
Wat zijn de werkzaamheden van een forensisch neuropsycholoog? - BulletPoints 19
Een forensisch psycholoog werkt samen met justitie. De rechter blijft degene die de juridische beslissing neemt. De rol van de forensisch (neuro)psycholoog is om het psychologisch functioneren van een verdachte of delinquent zo accuraat en compleet mogelijk in kaart te brengen.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen psychologisch onderzoek bij strafrecht en bij civiel recht. Bij strafrecht kan TBS opgelegd worden, terwijl bij civiel recht de mogelijkheden bestaan uit de BOPZ, IBS of RM.
Het doel van TBS is behandeling van de delinquent om het risico op herhaling te reduceren en de patiënt te ondersteunen bij herintrede in de maatschappij. Toerekeningsvatbaarheid speelt een essentiële rol bij de beslissing om TBS op te leggen of niet. De onderzoeks- en behandelmethoden binnen TBS zijn to nu toe onvoldoende empirisch gefundeerd.
Het doel van forensisch psychologisch onderzoek is meestal het beschrijven en beoordelen van relatieve sterkten en zwakten. Signalering van fake-good en fake-bad-gedrag spelen daarnaast een belangrijke rol. Tot slot kan de diagnose bijdragen aan de juridische beslissing.
De nadruk kan bij het NPO in forensische setting gelegd worden op vraagstellingen Pro Justitia; de relatie tussen stoornis en delict; behandelbaarheid; intelligentie, persoonlijkheid en motivatie; de invloed van langdurig middelengebruik; symptoomvaliditeit; en de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen.
Risicotaxatie is cruciaal in forensische setting. Er worden steeds meer vragenlijsten ontwikkeld voor dit doel, maar empirisch onderzoek wijst op een beperkte validiteit.
Op welke manier is justitie van invloed op de werkwijze van de neuropsycholoog? - BulletPoints 20
Bij onderzoek naar letselschade en arbeidsrecht is de rol van de neuropsycholoog is om een diagnose te legitimeren en om te beargumenteren welke beperkingen relevant zijn voor het arbeidsvermogen en de kwaliteit van leven. Het onderzoek kan gedaan worden in het kader van de WAO, WIA of letselschade.
Bij letselschade is zijn het causaliteitsprincipe en de schadeplicht cruciaal. De uitspraak van de neuropsycholoog kan grote financiële gevolgen hebben.
Er is een verschil wat betreft financiële gevolgen afhankelijk van het rechtsgebied waarin gewerkt wordt. Bij bestuursrecht is beroep en bezwaar kosteloos voor de werknemer. Bij civiel recht is er een plicht om een advocaat in te zetten en gaan de kosten naar de verliezende partij.
Er wordt gewerkt vanuit het MAOC. Het MAOC stelt drie eisen aan de beoordeling: de beoordeling moet toetsbaar en controleerbaar zijn, de beoordeling moet reproduceerbaar zijn, en de beoordeling moet consistent zijn.
De uiteindelijke uitspraak over arbeidsongeschiktheid ligt niet bij de neuropsycholoog, maar bij een arbeidsdeskundige.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1618 | 1 |
Add new contribution