Staatsrecht 1 - RUG - Hoorcollegeaantekeningen & Sheetnotes
- 1564 keer gelezen
Montesquieu en de verdeling van de macht worden behandeld.
De democratische rechtsstaat wordt behandeld: wanneer is er sprake van een democratie en wanneer van een democratische rechtsstaat?
Om na te kunnen gaan of er sprake is van een democratische rechtstaat, is het belangrijk de grondregels van een democratische rechtstaat te kennen.
Herken de kenmerken van het bijzondere karakter van het staatsrecht.
Het staatsrecht is de basis van onze staat en het recht dat door de staatsorganen gemaakt wordt. Het is het recht van én over een bepaalde staat en bindt de overheid aan het recht.
Voor een staat geldt dat er rechtsregels zijn die voor hem verbindend zijn ook al worden deze rechtsregels door haarzelf gecreëerd.
De rechtsregels zijn niet vastomlijnd en er speelt vooral veel politiek in mee. Er is geen orgaan om er voor te zorgen dat de overheid zich aan het staatsrecht houdt en het bestaat ook uit veel ongeschreven regels. Bijvoorbeeld de vertrouwensregel.
Bij Coevorden is er een stukje niemandsland van ongeveer 6 meter. Het wordt wonderland genoemd en bevolkt door ongeveer 14 man. In de tent die er staat zetelt de regering.
Waarom zou dit stukje land geen staat zijn? De staat heeft een gemeenschap van mensen, een volk met een gemeenschappelijke cultuur, godsdienst et cetera. Er zijn immers veertien man. Er is ook sprake van een grondgebied; het is namelijk afgebakend en er wordt gezag uitgeoefend door een overheid die over dwangmiddelen beschikt. Er valt te twisten over het gezag in Wonderland, kan Wonderland handhaven in tijden van nood? Is er een geweldsmonopolie?
De meeste staten voldoen aan de drie eisen die een staat tot een staat maken. Deze ‘staat’ lijkt dat ook te doen. Het enige wat Wonderland niet heeft, en andere staten wel, is dat de staat door andere landen als staat erkend wordt. Dit laatste is niet één van de drie eisen die een staat tot een staat maken maar het lijkt wel belangrijk te zijn.
Groningen bijvoorbeeld, is ook geen staat. In Groningen is dat omdat het hoogste gezag daar niet wordt uitgeoefend.
Staten ontstaan vaak op revolutionaire momenten. Wanneer een staat ontstaat, begint de overheid regels op te stellen om haar eigen macht te beperken. Dat is wat het staatsrecht wordt genoemd. Voor het staatsrecht is het bestaan van de staat een gegeven. Het staatsrecht gaat immers óver de staat, de manier van ontstaan werkt door in de organisatie.
Het begrip staat wordt vaak gebruikt wanneer het begrip overheid bedoeld wordt. Onder overheid worden de verschillende organen verstaan die de staatsmacht uitoefenen. De bevoegdheden berustten bij de specifieke organen en niet bij de overheid als één begrip. De bevoegdheden worden uit de wet gegeven.
De overheidsmacht wordt uitgeoefend in het algemeen belang maar moet wel in bedwang worden gehouden. Dat maakt dat er een verschil is met het toeschrijven van wettelijke bevoegdheden naar burgers en de overheid.
Bij burgers wordt er vanuit gegaan dat ze alles mogen, tenzij de wet daartegenin gaat. Bij de overheid is dat precies andersom. De overheid mag namelijk niets tenzij de wet haar bevoegdheden toespeelt. (Hier zijn wel veel uitzonderingen op)
Overheidsmacht wordt beperkt, overheden hebben vaak het beste met het land voor maar iedere overheid vindt iets anders goed voor het land. Daarom moet de macht alsnog in bedwang worden gehouden. Sommige bestuurders vinden zichzelf immers erg belangrijk, vaak omdat ze erg van zichzelf overtuigd zijn en vinden dat ze om die reden meer macht zouden moeten hebben.
De macht wordt op verschillende manieren beperkt. Ten eerste door de machtenscheiding van Montesquieu. Daarmee wordt de macht verdeeld over wetgevende organen, bestuur en rechtsprekende organen. De tweede manier is het systeem van Checks & Balances, de evenwicht tussen deze machten. Deze laatste manier laat de organen hun controle behouden.
Macht kan ook op andere manieren worden verspreid. Doormiddel van staatsvormen bijvoorbeeld. Zo bestaat er een eenheidsstaat, een gedecentraliseerde eenheidsstaat, een federatie en een confederatie.
Een eenheidsstaat is gecentraliseerd. Er is één orgaan of in ieder geval één groep organen op dezelfde plek waarvan de macht uit gaat. De centrale macht houdt dus de uiteindelijke macht.
Een gedecentraliseerde eenheidsstaat is een eenheidsstaat met een centrale macht. Gedeeltes van de overheidsmacht worden doormiddel van decentralisatie over meer onderdelen verdeeld. De uiteindelijke macht blijft echter bij de centrale macht.
De federatie, een bondsstaat, heeft onderdelen met meer macht dan bij de eenheidsstaten. De macht tussen de centrale macht en de onderdelen is bijna gelijk.
De Confederatie, een statenbond is eigenlijk al geen staat meer. De onderdelen hebben alle macht. Het is eigenlijk een soort eenheid van staatjes.
Het karakter van het staatsrecht is anders dan in andere rechtsgebieden. Het is lastiger te interpreteren. Om deze reden wordt er vaak naar de geschiedenis gekeken. De bedoeling van de wetgever. Daarnaast ook naar de systematiek van de wetten. Daardoor is de historische systematische methode ontstaan. Voor deze methode moet er naar de ontwikkeling van het staatsrecht gekeken worden, de bijzonderheden van de staat, naar de uitleg van de betrokken organen en naar het staatsrechtelijk systeem. Het is belangrijk om te beseffen dat wanneer er alleen naar de historische verklaring gekeken wordt de ontwikkeling van het staatsrecht kan worden afgebroken. Daarom moet het heden te allen tijde worden meegenomen.
Het staatsrecht kan worden gevonden in de grondwet, het ongeschreven recht (het gewoonterecht, jurisprudentie etc.), de organieke wetten (ontstaan uit de grondwet) en uit overige regels met betrekking tot de Staatsorganisatie.
Het koninkrijk der Nederlanden bestaat uit vier landen; namelijk uit Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Nederland is dus niet hetzelfde als het koninkrijk der Nederlanden. Aruba hoort dan ook niet bij Nederland maar bij het koninkrijk der Nederlanden.
Na 2010 is het allemaal nog ingewikkelder geworden. Sindsdien valt onder Nederland uit Nederland in Europa en de BES-eilanden; Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Deze laatste landen zijn niet zelfstandig zoals de andere vier landen. Sinds 2010 zouden ze kunnen beschouwd als een soort gemeente van Nederland.
In een tabel zou het er als volgt uit zien;
Het Koninkrijk der Nederlanden;
Nederland
BES-eilanden
Bonaire
Sint-Eustatius
Saba
Nederland in Europa
Aruba
Curaçao
Sint-Maarten
Er zijn gedurende dit college vier periodes te onderscheiden; De Landsheerlijke periode; De Republiek (1588-1795); de Franse tijd (1795-1813) en het Koninkrijk (1814)
Nederland is in de middeleeuwen nooit een eigen gebied geweest, het was altijd onderdeel van een ander gebied. Nederland stond in het begin niet erg goed bekend. Het had ‘rare’ gewoontes.
Voor de heersers, de leenmannen was het, het gemakkelijkste om alles zo te laten zoals het was. Daardoor was Nederland een lappendeken van verschillende staatjes.
Toch was het feodalisme datgene dat de Nederlandse gebieden deed ontwikkelen.
In 1477 was daar het Groot Privilege; de Bourgondische gewesten spraken met de Bourgondische Vorst (Filips De Goede) af dat zij hun eigen gebruiken, gewoontes en regels behielden in ruil voor belastingen et cetera.
In 1543 sneuvelde Karel de Stoute, de 17 gewesten komen zo onder het Habsburgs bestuur.
In 1549 kwam de Pragmatieke Sanctie; Nederland werd een aparte zelfbesturende eenheid binnen het rijk, (het werd administratief los geweekt). Er werden afspraken gemaakt tussen de landvoogdes en de Staten-Generaal. Nederland wilde meer inspraak.
Filips II had een opdracht, hij was streng katholiek en zag dat graag net zo onder zijn onderdanen. In zijn tijd waren er veel hervormers, protestanten. Hij wilde dit bestrijden en daarnaast meer eenheid creëren. Dit laatste was van belang voor het eerste want door meer eenheid kon er meer belasting worden geheven welke werd gebruikt voor het betalen van de ketterbestrijding.
Willem van Oranje, stadhouder, wilde niet langer werken onder Filips II omdat hij zich niet langer kon vinden in de politiek die Filips bedreef. Hij vond Filips II niet langer rechtvaardig en kwam zo in opstand. (1568-1648)
In 1579 werden er doormiddel van de Unie van Utrecht afspraken tussen zeven gewesten gemaakt. Het was een verbond met afspraken om samen de oorlog te bekostigen. Er werd in opgenomen dat ze vrijheid van Godsdienst en meer tolerantie wilden, dit rechtvaardigde de opstand.
In 1581 vaardigen ze daarop het Placaet van Verlatinghe uit. Ze vertellen Filips II zo dat hij niet langer rechtvaardig is en dat hij daarom niet langer als vorst wordt beschouwd. Ze wisten echter niet wie er nu de baas zou moeten zijn. Niemand wilde Nederland hebben.
In 1588 bepalen ze dan dat de soevereiniteit bij de gewesten ligt. De Staten-Generaal wordt de gemeenschappelijke vergadering. Dit is de start van de Nederlanden als staat.
De opstand gaat nog een hele tijd door. Nederland wordt in de 17e eeuw een belangrijk en machtig land. In 1648 wordt uiteindelijk de Vrede van Münster getekend en wordt Nederland erkend als zelfstandige staat. Dit is dan het einde van de 80-jarige oorlog.
Nederland ging zo als enige land een compleet andere kant op. Het had zo een compleet versnipperde autonomie.
De Republiek had als kenmerk dat het een confederatie was, de macht lag bij kleinere onderdelen en dat het een gewestelijke autonomie was. Dat laatste betekent eigenlijk hetzelfde als het eerste.
Het bestuur van de Republiek was als volgt verdeeld; er was een stadhouder; een landsadvocaat; een Staten-Generaal; een Raad van State en een Rekenkamer.
De Stadhouder was onder andere Willem van Oranje. Als stadhouder kreeg je een hoop privileges en je mocht je met een hoop dingen bemoeien. Je had rechten om overal, wanneer je dat belangrijk vond, mensen neer te zetten die je daar graag wilde hebben. Verder waren ze veel betrokken binnen de militaire functies. De Stadhouder werd door de Staten-Generaal zo klein mogelijk gehouden maar ze werden verder als vorsten behandeld.
De landsadvocaat was een soort minister-president zonder parlement en kabinet. Hij stond aan het hoofd van de Staten-Generaal.
De Staten-Generaal was de algemene vergadering. Hierin moest unaniem worden beslist, dat leverde nogal eens problemen op. Er bestond immers niet iets zoals de telefoon.
De Gewestelijke Staten waren de uiteindelijke gezaghebbers in de staten.
De Raad van State is het oudste instituut dat we in het Nederlandse Staatsrecht kennen. Hieraan kon de landvoogdes bijvoorbeeld advies vragen.
De Rekenkamer is eigenlijk net zoiets als de Raad van State, deze was net zo oud en ook voor het advies.
De republiek heeft het niet gered. De Franse legers bezetten de Republiek voor 20 jaar. Ze namen nieuwe systemen en concepten mee. Dat vormde een snelle verandering, een hervorming.
In 1798 kregen we de meest moderne grondwet die we in Nederland ooit gehad hebben. Hierin werd de volkssoevereiniteit, de scheiding van kerk en staat, de scheiding van machten etc. etc. beschreven. Het boek werd afgekondigd door de nationale vergadering, opgezet door de Fransen.
De Fransen zorgden verder en door middel van het boek voor de vestiging van een eenheidsstaat, staatsregelingen(constitutionaliseren) en centralisatie. Dat laatste maakte Nederland tot één vorm zodat het makkelijker bij de rest van Europa kon voegen.
De grondwet sloeg niet erg goed aan in Nederland. Nederlanders bleken niet goed in concept-denken en niemand begreep er wat van. De Fransen moesten zich hierin een klein beetje terugtrekken.
Nederland wist na Frankrijk niet erg goed wat ze moesten doen. Een koningshuis of een Republiek. Hierop volgde een typisch Nederlandse oplossing; Geen van beiden.
In 1813 werd Willem I Sire, later koning. Het was geen opvolging van Willem van Oranje maar een lid van een Friese familie, ook Oranjes.
In 1814 werd er een grondwet uitgevaardigd waarmee de Raad van State en de Staten-Generaal terugkwamen. Daarmee werd Nederland een eenheidsstaat, een constitutionele monarchie. Dus wel een koningshuis dat zich moest aanpassen aan de grondwet.
In 1815 voegde Nederland België aan Frankrijk toe. Willem I werd zo ook koning van België, België vond dit op zich geen probleem, er moest alleen een extra kamer bij. Dat maakte dat er nu sprake is van de 1e en de 2e kamer.
In 1840 werd het eerste stukje van de macht van de koning verbonden aan de grondwet. Tot dan toe had de koning alleenrecht.
In 1848 was de gehele macht van de koning verbonden aan de grondwet.
Er zijn verschillende fasen waarin staten zich kunnen bevinden; de soevereine staat; de rechtsstaat; de democratische staat en de waarborgstaat.
Zonder absolute vorstenstaat had er nooit een democratische rechtsstaat kunnen bestaan. We hadden een hiërarchische staat, veel verticale relaties. Aan het eind van de middeleeuwen was er veel angst door onder andere de pest en godsdienstoorlogen en dat leidde weer tot nieuwe oorlogen.
Er moest rust en orde komen door middel van centralisatie, de staat moest worden gekoppeld aan soevereiniteit wat werd overgelaten aan enkele grote denkers in de soevereiniteitstheorieën.
De soevereine staat heeft te maken met uitoefening van macht. Alles in de politieke gemeenschap gaat over uitoefening van macht over andere mensen.
Er zijn verschillende soevereiniteitstheorieën. De eerste is die van Machiavelli (macht en politiek); zei dat het de taak van de prins is, te zorgen voor rust en orde. Er moest worden opgehouden met religie en de macht moest in handen worden gehouden. Er moest politiek worden bedreven. Het maakte niet uit hoe, als je maar tot het juiste komt. Het was machtsvorming met een doel, wat de soevereiniteit was. Soevereiniteit werd il stato genoemd.
Bodin (macht en soevereiniteit) ging uit van een staat. Wanneer er een staat was moest worden aangenomen dat deze soeverein was. Zonder soevereiniteit kon er volgens Bodin simpelweg geen staat bestaan. Deze staat bestaat alleen wanneer er een vorst is. Deze heeft de soevereiniteit. Zo ontstond er een drie eenheid van vorst-staat- soevereiniteit.
Hobbes (macht en consent); Hobbes bedacht dat er een verdrag tussen volk en vorst kon bestaan (fictief). De vorst kon zich daarop beroepen. In dat verdrag beloofde de vorst protection in ruil voor obediance.
Mensen gaan meer nadenken.
Locke (macht en recht); Wat Hobbes zegt, klopt niet. Er wordt geleefd in een state of nature. Van nature heerst er natuurrecht. Dat is het kenmerk van een natuurstaat waarin er wordt geleefd als individu en beschikt wordt over individuele vrijheidsrechten. Dit zijn de oorspronkelijke grondrechten.
De uitoefening van de staatsmacht wordt een hekel punt, er is wel een maatschappelijk verdrag, zegt Locke maar het is beperkt. Niet alles omvattend. De grondrechten van Locke; die overdraag je niet. Alleen de mate waarin je bestuurd wordt.
De grondrechten van Locke zijn als volgt; Recht of life; Liberty; Property. Deze kunnen dus niet worden overgedragen, gezamenlijke welvaart en welzijn echter wel.
Dit is dus de start van de rechtsstaat. Er zijn rechten waar de staat niet aan mag zitten.
Rousseau (macht en identiteit) zegt; Alle mensen worden goed geboren. Mensen in een politieke gemeenschap zijn van nature niet egoïstisch. Het zijn vrije en individuele mensen. Hoe kun je als vrije en individuele mens je vrijheid maximaliseren. Locke zegt, grondrechten en afstand houden. Rousseau zegt; je moet juist je eigen politiek gaan bedrijven. Eigen regels maken, eigen gemeenschap creëren. Waar Locke wegduwt haalt Rousseau juist aan. Een sociaal contract wordt met z’n allen gesloten. Elke individu brengt zijn wil in, in een volonté tous, de volonté tous wordt omgezet in een volonté génèrale (een wil) De vestiging van de volkssoevereiniteit, de macht gaat uit van onderop. Niet van een overheid of een godsdienst.
Een begin van een liberale verandering in samenleving. Mensen worden burgers, ofwel belangrijke individuen.
Aan een rechtsstaat zitten twee belangrijke elementen gekleefd. De eerste is de scheiding van machten (dus NIET van Montesquieu), de macht van de staten moeten volgens Locke enigszins beperkt worden. De tweede is grondrechten.
Bij Rousseau is er helemaal geen sprake van een machtenscheiding, iedereen wil namelijk hetzelfde. Tegen wie zou je dan beschermd moeten worden? Je hoeft tegen jezelf geen machtenscheiding en grondrechten in te richten om jezelf tegen jezelf te beschermen.
De rechtstaat bestaat uit de grondwet, de machtenscheiding bestaande uit democratische wetgeving; heerschappij van de wet (legaliteitsbeginsel) en onafhankelijke rechtspraak en als derde de grondrechten.
De rechtstaat is gebaseerd op het recht en de hoogste regels.
Belangrijke elementen zijn; vertegenwoordiging, meerderheid, verantwoording, openbaarheid en participatie.
Democratie is een staatsvorm op basis van de gelijkwaardigheid van de mensen, dat wil zeggen de volksinvloed op het staatsbestuur.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1979 |
Add new contribution