Oefententamen 3 - Public International Law - UU

Vragen

Vraag 1a

Om elk signaal van ‘hooliganisme’ bij de UEFE Cup finale dit jaar in Eindhoven in een vroeg stadium te voorkomen heeft de politie besloten preventieve arrestaties uit te voeren. Zo werd ook een groepje Leidse studenten opgepakt, dat hun zustervereniging wilde bezoeken. De studenten hebben de nacht in een cel door moeten brengen en zijn de volgende ochtend met excuses weer op straat gezet. De zaak komt uiteindelijk bij de Nederlandse rechter, die zich geconfronteerd ziet met de vraag of deze arrestatie een schending is van artikel 9.1 van het IVBPR

Artikel 9

Een ieder heeft het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige arrestatie of gevangenhouding. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve op wettige gronden en op wettige wijze.

Mag de rechter aan deze specifieke bepaling toetsen?

Vraag 1b

Stel dat tijdens het proces vast komt te staan dat Nederland een geldig voorbehoud heeft gemaakt op art 9.1 IVBPR, wat een beroep op de bepaling dus uitsluit. De advocaat van een van de studenten stelt dat artikel 9.1 IVBPR inmiddels de status van gewoonterecht heeft verkregen en concludeert dat Nederland derhalve nog steeds verbonden is aan de inhoud van de bepaling.

Indien u ervan uit gaat dat de conclusie van de advocaat correct is, is toetsing van het artikel 9.1 IVBPR door de rechter dan alsnog mogelijk?

Vraag 2a

Rechtssubjectiviteit omvat verschillende bekwaamheden. Welke bekwaamheden kunt u onderscheiden en welk rechtssubject komt alle bekwaamheden toe?

Vraag 2b

Ook internationale organisaties kunnen rechtssubjectiviteit bezitten. In welke uitspraak van Internationale Gerechtshof werd erkend dat de VN rechtspersoonlijkheid bezit en welke theorie past het Hof hierbij toe? Leg uit wat deze theorie inhoud.

Vraag 3a

Op 27 oktober 2005, even na middernacht, breekt in een cellencomplex in de buurt van luchthaven Schiphol brand uit. Elf mensen die vastgehouden worden in dat complex komen om. Nabestaanden van deze mensen proberen de Nederlandse staat voor de rechter te dagen wegens schending van het recht op leven, maar zelfs de hoogste Nederlandse rechter geeft hen geen gelijk.

Welke mogelijkheden zijn er voor de nabestaanden om binnen de internationale rechtsorde een individuele klacht in te dienen tegen Nederland? Kunnen deze mogelijkheden gelijktijdig worden bewandeld?

Vraag 3b

De Belgische regering overweegt ook een klacht in te dienen tegen Nederland wegens overtreding van haar internationaal-rechterlijke verplichtingen. Geen van de overledenen heeft een link met België.

Kan België desondanks een internationale statenklacht indienen tegen Nederland? Zo ja, waar? Aan welke voorwaarden moet dan zijn voldaan?

Vraag 4a

Edouard Vill is in 2005 gekozen tot president van Torturia. Hij besluit de kerstdagen in Justicia door te brengen. Op de tweede dag van zijn verblijf, wordt hij gearresteerd en aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid. Volgens de Justiciaanse Aanklager is Vill tijdens de burgeroorlog in zijn Torturia (1999-2003) betrokken geweest bij het folteren van politieke tegenstanders, met name van tegenstanders die behoorden tot de Justiciaanse minderheid in het land. Veel van deze etnische Justicianen bezitten tevens de nationaliteit van buurland Justicia.

Op grond van welke beginselen kan Justicia volgens het volkenrecht strafrechtelijke jurisdictie uitoefenen? Motiveer.

Vraag 4b

Torturia beweert dat Justicia zich schuldig maakt aan een schending van de internationale regels van immuniteit.

Op grond waarvan geniet Vill immuniteit en staat dit strafrechtelijke vervolging door Justicia tijdens het uitoefenen van zijn functie in de weg? Verwijs naar relevante rechtspraak.

Vraag 4c

Volgens het Internationaal Gerechtshof in de zaak Arrest Warrant (Democratic Republic of the Congo v. Belgium – 11 april 2000) leidt “immunity” van zittende staatshoofden niet per se tot “impunity”. Welke mogelijkheden noemt het Hof om de straffeloosheid in zaken zoals in casu te doorbreken?

Vraag 5a

De republiek Selenië wordt al jarenlang verscheurd door een burgeroorlog. Economische en politieke ongelijkheid tussen de Selenen en de Thalen heeft uiteindelijk geleid tot een gewapend conflict tussen beide bevolkingsgroepen, waardoor er een grote vluchtelingenstroom naar omringende landen heeft plaatsgevonden. Het buurland Thalonië stelt zicht op het standpunt dat de Seleense regering de Thaalse minderheid onderdrukt en internationaal recht schendt, doordat het inbreuk maakt op het verbod op het gebruik van geweld.

Ga bij de beantwoording van de vraag uit van het gegeven dat beide landen lid zijn van de VN.

Acht u dat Thalonië’s claim dat Seleni:e in casu het geweldsverbod zoals geformuleerd in het VN-Handvest heeft geschonden juist?

Vraag 5b

De vertegenwoordiger van Selenië in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stelt dat dit een interne aangelegenheid is en benadrukt dat de VN-Veiligheisraad gehouden is dat te respecteren.

Op welk beginsel in het VN-handvest beroept de vertegenwoordiger zich?

Vraag 5c

Hoe beoordeelt u de stelling van Selenië dat de VN-Veiligheidsraad in casu niet bevoegd is om op te treden onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest?

Vraag 6

Wat zijn de voordelen en de nadelen van het toestaan van voorbehouden bij verdragen? Ga in uw antwoord ook in op de vraag waarom sommige verdragen in het geheel geen voorbehouden toestaan.

Vraag 7a

Het internationaal publiekrecht kent meer rechtssubjecten dan louter staten. Wat duidt erop dat individuen internationale rechtspersoonlijkheid genieten?

Vraag 7b

In welk opzicht verschilt de status van het individu als rechtssubject van die van de staat?

Vraag 8

In land A wordt een bom tot ontploffing gebracht waarbij 100 slachtoffers vallen, waaronder 20 met de nationaliteit van land B. Deze aanslag wordt opgeëist door een groep die onder leiding.staat van een man die vervolgens opgepakt wordt in land C, dat wetgeving kent die vervolging van dit type misdrijven toelaat, ook als er geen directe banden met land C bestaan. Na de aanslag had deze man een bericht in de krant verspreid dat de regeringsgebouwen in land D het volgende doelwit zou zijn.

Welke landen kunnen deze man vervolgen en op grond van welke jurisdictiebeginselen? Motiveer uw antwoord

Vraag 9a

In Ypsotië woedt een burgeroorlog tussen de overheid en rebellenbeweging FYN (Free Ypsotië Now). Beide partijen maken zich schuldig aan gruwelijke mensenrechtenschendingen.

Kan de Veiligheidsraad een wapenembargo opleggen aan Ypsotië?

Vraag 9b

Kan Ypsotië zijn gedrag rechtvaardigen met een beroep op het recht op zelfverdediging?

Vraag 10a

Tussen de staten Angustia en Barbossa bestaat een eeuwenoud conflict over een deel van de grenslijn. De ministers van buitenlandse zaken zijn in plaats Celcetti bijeengekomen om te overleggen over de situatie. Na afloop van deze bijeenkomst houden zij een persconferentie waarin zij een schriftelijke verklaring voorlezen. Hierin staat dat de ministers afgesproken hebben om over twee maanden verder te onderhandelen en indien dit mislukt het conflict voor te leggen aan het Internationale Gerechtshof. Angustia is echter in een diepe economische crisis beland en heeft zijn aandacht op andere zaken gericht. De twee maanden verstrijken zonder dat de onderhandelingen voortgezet worden. Barbossa stapt hierop naar het Internationale Gerechtshof en daagt Angustia. Daarbij doet Barbossa een beroep op de afspraken gemaakt in Celcetti.

Is Angustia gebonden onder internationaal recht aan de afspraken zoals neergelegd in de verklaring? Leg uit

Vraag 10b

Kan Angustia de klacht afhouden door zich te beroepen op het voorbehoud van Barbossa?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Artikel 93 GW . Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt.

Op grond van artikel 93 GW mag de rechter direct toetsen aan het internationaal recht als:

1) Het om verdragsrechtelijke bepaling gaat,

2) Die ‘naar inhoud een ieder kan verbinden’

Of dit in casu het geval is moet worden bepaald aan de hand van de intentie, inhoud van de bepaling en het (door de bepaling) beschermde belang. In casu wordt het individu een duidelijk omschreven recht gegeven het kan zonder nadere uitwerking in de nationale rechtsorde functioneren en heeft op grond van zowel intentie als inhoud dus rechtstreekse werking. Onder voorwaarde van voorafgaande bekendmaking luidt het antwoord dus ja.

Vraag 1b

Volgens de Hoge Raad kan uit artikel 94 GW a contrario worden afgeleid, dat de weglating van de categorie gewoonterecht een bewuste keuze is geweest van de wetgever. Toetsing aan internationaal gewoonterecht is niet toegestaan wegens de onbepaaldheid van gewoonterecht (vaag en veranderlijk) en het democratisch gebrek (geen parlementaire controle, omzeilen wetgever). Nuygat en Bouterse. Aangezien de formulering van art. 93 GW dezelfde omissie kent en de Nederlandse regering door een expliciet voorbehoud te kennen heeft gegeven niet te willen worden gebonden, kan een tweeledig antwoord worden gegeven. Ja, gewoonterecht heeft immers gelding in de Nederlandse rechtsorde. Nee, Nederland is weliswaar gebonden aan internationaal gewoonterecht, maar het primaat ligt bij de wetgever. De wetgever bepaalt hoe hij deze gebondenheid geeft, en het is in principe niet aan de rechter om te oordelen of deze bepaling juist is.

Vraag 2a

  • Internationale rechtshandelingen kunnen verrichten, zoals verdragen sluiten

  • Internationale rechten kunnen hebben

  • Deze rechten op internationaal niveau kunnen afdwingen

  • Internationale plichten kunnen hebben

  • Op internationaal niveau aansprakelijk kunnen worden gesteldvoor schending van deze plichten

Alleen staten zijn rechtssubjecten met volledige rechtssubjectiviteit

Vraag 2b

Het gaat om het Reparation for injuries-advies uit 1949, waarbij he Hof de Verenigde Naties de bekwaamheid toekende om een internatioale claim in te dienen, ter vergoeding van de schade die de VN had geleden dor het omkomen van een gezant.

Het Hof paste daarbij de implied powers-theorie toe, omdat deze bekwaamheid niet uitdrukkelijk in het Handvest was opgenomen. Hierbij wordt gekeken naar de doelstellingen die wel in een oprichtingsverdrag staan en de functies die een internationale organisatie in de praktijk uitvoert.

Vraag 3a

Nederland heeft het individueel klachtrecht erkend voor IVBPR (Optioneel protocol voor IVBPR) en EVRM (zie art. 34 EVRM, en Protocol 11).

Een klager die tevergeefs heeft geprocedeerd in Straatsburg (bij EHRM), kan het nogmaals proberen voor het Mensenrechtencomité. Maar niet tegelijkertijd. Zie artikel 5(2)(a) van het Operationeel Protocol van het IVBPR. Conclusie: tegelijkertijd kan niet, naderhand kan wel. Andersom (dus eerst via het Comité en dan EHRM, zie artikel 35 lid 2 EVRM) kan echter niet op straffe van niet-onvankelijkheid van de klacht bij het EHRM.

Vraag 3b

Voor het IVBPR: zie artikel 41 IVBPR. Het hangt dus er vanaf of Nederland en België een verklaring hebben ingediend waarin ze de bevoegdheid van het Mensenrechtencomité erkennen (artikel 41(1) IVBPR). Dat is voor beide landen het geval. Het mensenrechtencomité heeft pas bevoegdheid wanneer de procedure van artikel 41(1) IVBPR geen oplossing biedt, en wanneer de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput (41(c) IVBPR).

Voor het EHRM: zie art, 33 EVRM. Bij het EVRM is geen verklaring nodig.

Conclusie: België kan bij beide instanties tegen Nederland een klacht indienen

Vraag 4a

  • passieve nationaliteitsbeginsel: enkelen van de slachtoffers van de misdrijven waarvan Vill wordt beschuldigd, hebben de Justiciaanse nationaliteit

  • Universaliteitsbeginsel: Vill wordt beschuldigd van ernstige misdrijven, waarvan de bestrijding de hele internationale gemeenschap aangaat. Op grond van dit beginsel kan iedere staat strafrechtelijke jurisdictie uitoefenen tegen deze misdrijven, zelfs als er geen aanknopingspunt aanwezig is in de vorm van dader/ slachtoffer/ territoir

Vraag 4b

  • Vill is een zittend staatshoofd. Zijn immuniteit is dus afgeleid van de staatsimmuniteit (welke is gebaseerd op de soevereine gelijkheid van staten: par inparem non habet imperium)

  • Een zittend staatshof geniet immuniteit ratione personae, een personele immuniteit die hem absolute immuniteit van rechtsprekende en uitvoerende jurisdictie verschaft in andere staten.

  • Deze strekt zich ook uit tot handelingen die hij heeft verricht voordat hij staatshoofd werd, zolang hij nog staatshoofd blijft.

  • Conclusie: Vervolging door Justicia niet mogelijk tijdens uitoefening functie. In de Arrest warrant zaak wordt door het Internationaal Gerechtshof bevestigd dat vervolging door een rechterlijk instantie in andere staat een inbreuk is op de immuniteit, tenzij er sprake is van het opheffen van de immuniteit door de zendstaat, of een vervolging voor handelingen die niet vallen onder de restimmuniteit ratione materiae na het neerleggen van zijn functie.

Vraag 4c

Zie Arrest Warrant zaak rechtsoverweging 61:

  1. De regels van immuniteit bieden geen bescherming in het eigen land. Torturia zou tot strafrechtelijke vervolging kunnen overgaan.

  2. Het eigen land, ofwel zendstaat, kan besluiten de immuniteit op te heffen.

  3. Bij het neerleggen van zijn ambt,kan hij door de rechtelijke instantie van een andere staat worden vervolgd, mits zij een geldige grond voor jurisdictie kunnen inroepen en voor zover de handelingen niet vallen onder de restimmuniteit ratione materae

  4. Vervolging van een persoon die wordt beschermd door regels van immuniteit en die nog steeds in functie is , is mogelijk in geval van een internationaal straftribunaal, zoals het Internationaal te Den Haag

Vraag 5a

Geweldsverbod art 2.4 VN Handvest. Richt zich tot staten en internationale organisaties. Niet tot intern geweldsgebruik door een staat tegen de bevolking of omgekeerd: enerzijds moet een rebellie worden onderdrukt, anderzijds moet een legitieme vrijheidsstrijd niet worden verboden.

Vraag 5b

Op beginsel van non-interventie, artikel 2.7 VN Handvest

Vraag 5c

De bevoegdheden van de Veiligheidsraad onder H VII, waar naar wordt verwezen, kunnen alleen worden ingeroepen als de Veiligheidsraad onder art 39 een vaststelling van vredesbreuk, agressie, of bedreiging vrede maakt. Dat is een discretionaire bevoegdheid. In de recente praktijk van de Veiligheidsraad worden ook interne situaties als bedreiging van de vrede gekwalificeerd. Dit niet alleen omdat de vluchtelingenstromen een destabiliserende werking op de regio kunnen hebben, maar ook de grootschalige mensenrechtenschendingen in zichzelf wordt als bedreiging van de vrede gekwalificeerd.

Conclusie: de bewering is incorrect. De Veiligheidsraad bepaalt uitsluitend zelf of er sprake is van vredesbreuk, agressie of bedreiging van vrede.

Vraag 6

Voordelen:

  • Als voorbehouden toegestaan zijn zullen meer staten partij worden, omdat deze staten bij (sommige) regels waar ze het niet mee eens zijn een voorbehoud kunnen maken.

  • Aangezien de internationale gemeenschap thans uit bijna 200 staten bestaat met allemaal verschillende belangen, wensen, achtergronden en culturen, kan het moeilijk zo niet onmogelijk zijn om tot algehele overeenstemming te komen bij de regulering van een bepaald onderwerp in een verdrag. Het toestaan van voorbehouden “erkent” deze nieuwe situatie. (zie p. 174 Cassese bovenaan, p. 25 van de reader).

  • Hoe toestaan van voorbehouden bevordert dus de universaliteit van verdragen. (zie ook p. 174 Cassese bovenaan, p. 25 van de reader). Nadelen:

  • Als veel staten voorbehouden bij een verdrag maken wordt het zeer onoverzichtelijk welke verplichtingen nog voor wie gelden.

  • Het systeem om te bepalen welke voorbehouden toegestaan zijn en welke voorbehouden niet toegestaan zijn omdat ze in strijd zijn met doel en voorwerp van het verdrag blijkt in de praktijk problemen op te roepen: wie bepaalt of een bepaald voorbehoud is toegestaan en op grond waarvan?

  • Het niet toestaan van voorbehouden zoals in het Zeerechtverdrag (1982) of het Statuut van Rome voor een Internationaal Strafhof (1998) bevordert de integriteit van verdragen. Alle regels gelden voor alle verdragspartijen.

Vraag 7a

Onder internationale rechtspersoonlijkheid wordt verstaan een status krachtens welke

  • Deze rechten

  • En plichten onder internationaal recht kan verwerven en

  • Deze op internationaal vlak een claim kan uitbrengen tot veiligstelling van die rechten.(Kooijmans, p. 20)

  • Op het individu liggen internationaal rechtelijke plichten: individuen zijn rechtstreeksaansprakelijk voor misdrijven tegen de vrede of de menselijkheid (International Tribunals; ICC; ius cogens)

  • Het individu bezit ook internationale rechten – de rechten van de mens.

  • Maar voor het uitbrengen van een claim ter veiligstelling van die rechten is het individuafhankelijk van de nationale rechtsorde of van het feit of de staat tegen wie hij wil klagen een internationale rechtsgang heeft geaccepteerd, zoals de rechtsgang naar het EHRM.

Vraag 7b

  • Staten zijn de enige rechtssubjecten met volledige rechtspersoonlijkheid..

  • Staten kunnen wel een internationale claim uitbrengen en bovendien kunnen staten op alle terreinen verdragen sluiten.

  • Individuen daarentegen hebben beperkte rechtspersoonlijkheid.

  • Zij hebben alleen op beperkte terreinen rechten en plichten onder het internationale recht, namelijk kort gezegd: mensenrechten en strafrecht resp.

Vraag 8

Staat A: objectief territorialiteitsbeginsel; territorialiteitsbeginsel of subjectief territorialiteitsbeginsel;

Staat B: passief nationaliteitsbeginsel of beschermingsbeginsel;

Staat C: Universaliteitsbeginsel;

Eventueel kan ook het subjectief territorialiteitsbeginsel genoemd worden, wanneer duidelijk vermeld dat het misdrijf Begonnen is in staat C, maar niet wanneer er staat ‘omdat misdadiger zich bevindt in staat C’.

Staat D: Beschermingsbeginsel

Vraag 9a

  • Het opleggen van een wapenembargo is een bindende geweldloze maatregel die de VR kan nemen onder H VII.

  • De sleutel van H VII is artikel 39 VN Handvest.

  • De VR moet eerst bepalen dat de situatie een bedreiging of een schending van de vrede vormt of een daad van agressie.

  • Traditioneel vielen interne conflicten niet onder de jurisdictie van de VR, maar recentelijk heeft VR ook interne conflicten en grootschalige mensenrechtenschendingen als bedreiging van de vrede gekwalificeerd.

  • Als de kwalificatie van artikel 39 VN Handvest heeft plaatsgevonden is de VR vrij om te besluiten welke maatregelen het meest geschikt zijn om een einde te maken aan de bedreiging.

  • De VR kan onder artikel 41 VN Handvest maatregelen zonder geweld opleggen, zoals een wapenembargo.

Vraag 9b

  • Het recht op zelfverdediging is gecodificeerd in artikel 51 VN Handvest en bestaat daarnaast onder het internationaal gewoonterecht.

  • Artikel 51 VN Handvest vereist dat er een sprake is van een gewapende aanval tegen een VN lid (“armed attack against a member of the United Nations”).

  • Het begrip “gewapende aanval” wordt sinds 9/11 moderner opgevat, het hoeft niet per se om traditionele oorlogshandelingen te gaan.

  • Alhoewel er niet duidelijk staat dat de gewapende aanval gepleegd moet worden door een staat, heeft het IGH toch gezegd in de Wall Advisory Opinion dat artikel 51 gewapende aanvallen van een staat tegen een andere staat betreft (para. 138) en dat een gewapende aanval op zijn minst aan een derde staat moet kunnen worden toegerekend.

  • In het geval van een burgeroorlog is artikel 51 dus in principe niet van toepassing.

Vraag 10a

De vraag is of de afspraken gemaakt door de ministers van buitenlandse zaken de status van een verdrag hebben of niet. Het doet er hierbij niet toe of het document ook “verdrag” heet.

  • Toetsen aan voorwaarden art. 2(1)(a) Weens Verdragenverdrag;

  • Het is een geschreven document;

  • Het document creëert juridische verplichtingen onder internationaal recht. De verplichting onderhandelingen te voeren of een conflict voor te leggen aan een internationaal hof of tribunaal valt hieronder;

  • Het document is gesloten door personen die gemachtigd zijn dit te doen. Over het algemeen wordt aangenomen dat ministers van buitenlandse zaken deze bevoegdheid hebben (p.92 Kooijmans); ook kan verwezen worden naar art. 7(2)(a) Wvv;

Aanvullende overwegingen die punten konden opleveren:

  • Noemen van Qatar-Bahrein zaak;

  • Noemen van aanwezigheid van consent to be bound (Dit is volgens Kooijmans hét bepalende criterium (p. 91)); ook kan verwezen worden naar art. 11 WVv;

  • Noemen van beginsel pacta sunt servanda; ook kan verwezen worden naar art. 26 Wvv Conclusie: ja, Angustia is gebonden onder internationaal recht aan de verklaring.

Vraag 10b

De vraag gaat over voorbehouden. Voorbehouden gelden wederkerig en dat wil zeggen dat partij B zich kan beroepen op een voorbehoud van partij A. Het voorbehoud heeft als effect dat het Internationale Gerechtshof geen jurisdictie heeft over zaken die betrekking hebben op territoriale conflicten. In de huidige casus betreft het een territoriaal conflict. Het voorbehoud kan dus ingeroepen worden door Angustia en dit zal tot gevolg hebben dat het Hof de zaak niet ontvankelijk zal verklaren.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2153