Samenvatting bij Comparative criminal justice - Pakes - 3e druk

Hoe wordt het lokaal en globaal strafrecht doorgrond? - Chapter 1

Wanneer landgenoten in de problemen komen met buitenlands strafrecht, wordt dit in de media vaak slechts kort besproken. Het is daarom onwaarschijnlijk dat daaruit kennis over specifieke regelingen wordt opgedaan, laat staan dat lessen geleerd worden over de beoefening van strafrecht in het algemeen. Vergelijkend strafrecht bestudeert strafrecht in eigen land en daarbuiten.

Door processen en instellingen in het buitenland te analyseren, in context te brengen en deze te vergelijken met bekende varianten wordt een breder begrip van strafrecht opgedaan. Een ander voordeel is het opdoen van kennis over een specifiek strafrechtelijk systeem. Strafrecht geeft vorm aan processen, organen en instellingen die zich richten op het behouden of herstellen van sociale controle, ofwel ''de georganiseerde manier waarop de samenleving reageert op gedrag van mensen dat gezien wordt als problematisch, zorgwekkend, dreigend en onwenselijk''. Strafrecht is meer dan politie, rechtbanken en huizen van bewaring. Daarom komen ook particuliere politie en beveiliging en buitenwettelijke manieren van sociale controle aan de orde. Strafrecht is niet beperkt tot organen van de staat, maar wordt in toenemende mate beheerst door internationale afspraken. Daarom komen grensoverschrijdende misdaad, internationaal politiewerk en internationale gerechtshoven ook aan de orde.

Er zijn theoretische en praktische redenen om vergelijkend strafrecht te studeren. Een goed begin is academische nieuwsgierigheid. Vergelijkend strafrecht vergt uitgebreide kennis van niet alleen strafrechtelijke processen maar ook van de personen en de maatschappij die daarbij zijn betrokken. Geschiedenis helpt vaak om deze zaken te doorgronden. Strafrecht dient in context bestudeerd te worden om te kunnen begrijpen hoe een strafrechtelijk systeem bij een bepaald land past. Strafrecht is vaak een afspiegeling van de cultuur van een land. Het vergaren van deze kennis helpt daarnaast om etnocentrisme te voorkomen. Etnocentrisme is de neiging om regelingen aan het thuisfront als 'normaal' en 'juist' te bestempelen en regelingen in andere culturen als 'vreemd' en 'fout'. Een tweede reden is van een meer praktisch belang. Kennis van systemen in aangrenzende landen is essentieel om samenwerking te bevorderen. Zulke samenwerkingen bestaan in lokaal verband, maar ook in continentaal en globaal verband (Europol en Interpol). Misdaad is in toenemende mate een globaal probleem. Naast terrorisme en andere vanuit hun aard grensoverschrijdende misdaden, krijgen andere misdaden steeds vaker een transnationaal bestanddeel. Om misdaad effectief te blijven bestrijden is een zekere mate van harmonisatie noodzakelijk. Hiervoor is weer een zekere mate van begrip en waardering van onderlinge verschillen belangrijk. Een derde voordeel is simpelweg om te leren van anderen. Dit is het gebied van het overnemen van beleid. Strafrecht over de hele wereld krijgt steeds meer te maken met vergelijkbare uitdagingen. Daarom is het leerzaam om te onderzoeken hoe andere systemen deze problemen aanpakken. Een vierde motief voor vergelijking heeft betrekking op de vraag ''waar staan wij?''. Om inzicht in de thuissituatie te krijgen, kan het behulpzaam zijn om situaties in het buitenland te bestuderen. Vergelijking van statistieken is niet eenvoudig. Een vergelijking van het aantal mensen in de gevangenis op zich is niet echt informatief, aangezien ze je maar zoveel kunnen vertellen. Voor een degelijke vergelijking van bijvoorbeeld de neiging van een land om gevangenisstraf te gebruiken als sociale controle is daarnaast andere informatie nodig. Bijvoorbeeld statistieken over misdaad. Een andere overweging is de mate waarin de cijfers an sich vergelijkbaar zijn. Vallen onder mensen in detentie ook personen in voorarrest? Zijn mensen in psychiatrische ziekenhuizen inbegrepen? Vergelijking van strafrechtelijke statistieken van verschillende landen zit vol moeilijkheden. De data vergen een aanzienlijke hoeveelheid interpretatie. Hiervoor is uitgebreide kennis van het systeem en de cultuur die de data heeft geproduceerd nodig.

Strafrecht is een stuk minder autonoom dan het in het verleden was. Internationale verdragen zijn van toenemend belang. Vergelijkend strafrecht bestudeert daarom in toenemende mate internationale verdragen en Europese wetgeving en jurisprudentie. Het is onmogelijk om deze internationale wetgeving te bestuderen zonder een goed begrip van wat wordt aangeduid met globalisering. Globalisering heeft veel facetten, meer hierover in hoofdstuk 2. Globalisering heeft niet alleen invloed op regelingen van strafrecht, maar ook op de studie vergelijkend strafrecht. Vroeger zag men met het vergelijken van strafrecht soms een vergelijking van een zeer uiteenlopende gang van zaken. Tegenwoordig is dat zeer onwaarschijnlijk. Door het overnemen van beleid en het verspreiden van ideeën over strafrecht, wordt vergelijken en contrasten vinden tussen systemen steeds moeilijker. Dit boek concentreert zich op het strafprocesrecht. Uiteraard wordt daarbij rekening gehouden met het feit dat enige kennis van materieel strafrecht noodzakelijk is in sommige contexten. Daarnaast kan in vergelijkend strafrecht onderscheid worden gemaakt tussen de structuur van strafrecht (bijv. lagere en hogere rechtbanken) en strafrechtelijke processen. Dit boek concentreert op strafrechtelijke processen. Een verwant onderscheid wordt vaak gemaakt tussen geschreven recht en recht in de praktijk. Buitenwettelijke afspraken zijn niet te vinden in wetten of regels maar zijn toch algemeen geaccepteerd als geldend recht. Aan de andere kant zijn wetten en regels soms formeel nog wel geldend maar worden deze niet meer toegepast. Verder concentreert dit boek zich op de overtreder en niet op het slachtoffer. Een uitputtend overzicht van vergelijkend strafrecht is simpelweg onmogelijk. Vandaar deze meer traditionele nadruk. Dit boek is per thema ingedeeld, in tegenstelling tot een vergelijking per land. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een beperkt aantal landen. Verschillende landen worden behandeld bij verschillende thema's. Dit om meer inzicht te krijgen in het strafrecht in het algemeen in tegenstelling tot het strafrecht in specifieke landen. Een aantal van de grotere strafrechtelijke systemen komt uitgebreid aan de orde. Om diversiteit te accentueren blijft het echter niet beperkt tot deze landen. Diversiteit is een belangrijk woord in vergelijkend strafrecht. Ondanks of misschien dankzij globalisering is de manier waarop strafrecht wordt beoefend verrassend divers. Een tekst over vergelijkend strafrecht door één auteur vraagt van deze auteur kennis van alles. Omdat dit onmogelijk is, behandelt dit boek vooral de gebieden waar Pakes bekend mee is. Vroeger was vergelijkend onderzoek een luxe, tegenwoordig is het noodzakelijk.

Stampvragen

1. Welke factoren zorgen ervoor dat rechtssystemen goed zijn te vergelijken?

2. Wat zorgt ervoor dat er belangrijke verschillen bestaan tussen verschillende strafrechtelijke systemen?

3. Noem drie redenen waarom het uitvoeren van vergelijkend strafrecht belangrijk is.

4. Wat wordt bedoeld met etnocentrisme?

5. Wat is de rol van globalisering met betrekking tot de studie van het vergelijkend strafrecht?

6. Wat is de belangrijkste overeenkomst tussen geschreven recht en recht in de praktijk?

Hoe wordt er vergelijkend strafrechtelijk onderzoek verricht? - Chapter 2

Het is belangrijk om uit te leggen waarom en hoe vergelijkend onderzoek wordt verricht. Veel methodes van criminologie zijn ook bruikbaar bij vergelijkend onderzoek. Echter, wanneer onderzoek expliciet vergelijkend is, is het belangrijk om duidelijkheid te schetsen over het doel ervan. Een bescheiden doel is het classificeren van strafrechtelijke systemen. Classificatie is eigenlijk een middel om de wereld te begrijpen en geen doel. Ook al is classificatie in sociale studies van gelimiteerd belang, desondanks zetten een aantal populaire classificaties binnen het strafrecht door. Ten eerste zijn er ''common-law'' of accusatoire systemen, populair in Engels sprekende landen. Ten tweede zijn er ''civil-law'' of inquisitoire systemen, vooral aanwezig op het vasteland van Europa. De derde groep zijn socialistische systemen, uit de voormalige Sovjet-Unie, welke in dit boek niet aan de orde komen. In plaats daarvan zullen islamitische systemen behandeld worden. Vrijwel geen enkel rechtssysteem op aarde is als een pure vorm van deze classificaties te noemen, de meeste rechtssystemen zijn een mix. Door categorisering loopt men het risico de diversiteit binnen categorieën te verbergen. Classificatie kan slechts een vroege mijlpaal zijn in onderzoek naar buitenlandse regelingen. Nauwkeurig onderzoek daarna is noodzakelijk.

Om onderzoek te kunnen doen is langdurige betrokkenheid bij deze regelingen vaak noodzakelijk. Antropologie is een goed voorbeeld voor onderzoeksmethoden. Onderzoek houdt vaak langdurig verblijf binnen vreemde culturen in. Daarbij wordt gezocht naar verschillen en contrasten. Een dergelijke focus kan gelijkelijk worden toegepast binnen vergelijkend strafrecht. Onderdompeling in je eigen strafrechtelijk systeem zorgt vaak voor afzwakking van de kritische blik. De eigen regelingen worden als normaal en noodzakelijk gezien. De antropologische benadering behoed hiervoor. Etnografie heeft voor personen met een relativistische kijk op de maatschappij vaak de voorkeur. Binnen deze stroming wordt vaak betoogd dat een indeling van een maatschappij afhankelijk is van gewoonten, cultuur en geschiedenis. Een bepaalde indeling kan werken voor een bepaalde maatschappij, maar dat zal zeker niet zo hoeven te zijn voor een andere. Etnografie is onderzoek door langdurig te verblijven binnen de cultuur of context welke men bestudeert. Het houdt vaak uitgebreide vertrouwdheid in met een bepaalde cultuur, meestal in de rol van observerende deelnemer. Het bevat zowel simpele gesprekken als diepgaande interviews. Het doel van dergelijk onderzoek is te pogen het begrip van vreemde culturen te maximaliseren.

In contrast met de relativistische kijk staat de positivistische kijk. Deze filosofie focust zich op overeenkomsten. Er wordt aangenomen dat het strafrecht op universele beginselen is gebaseerd. Het doel van positivistisch onderzoek is om deze algemene beginselen te identificeren en ze te onderscheiden van uiterlijke kenmerken. Het grootste gedeelte van vergelijkend criminologisch onderzoek valt onder deze categorieën, maar het meeste onderzoek heeft een bescheidener doel. Zulk onderzoek is vaak van praktische aard en geïnspireerd door een actueel probleem waarvoor een oplossing gezocht wordt door een bepaald beleid over te nemen. De relativist zou dit afwijzen aangezien deze van mening is dat bepaalde regelingen alleen binnen een bepaalde maatschappij werken. Vergelijkend onderzoek vindt plaats door gebruik te maken van een uitgebreid aantal methoden. Naast etnografie kunnen onder andere de volgende methoden worden gehanteerd:

Bestuderen van casussen

Wanneer men vergelijkend onderzoek uitvoert waarbij één land of jurisdictie diepgaand wordt behandeld, moet de keuze voor dat land verantwoord worden. Er kunnen vier typen casussen worden onderscheiden voor een casuïstische studie:

Een representatieve casus is een typisch voorbeeld van een bredere categorie. Dergelijke casussen vormen een belangrijke bron voor vergelijkend onderzoek.

Een prototype casus is een casus waarvan verwacht wordt dat deze in de toekomst een vertegenwoordigende casus wordt. Prototype casussen zijn voorlopers op het gebied van bepaalde ontwikkelingen. Ze dienen als voorbeelden voor anderen. Dergelijk onderzoek kan inzicht bieden voor beleidsmakers die naar dezelfde richting neigen.

Afwijkende casussen worden gebruikt om inzicht te krijgen in het a-typische of ongewone. Ze kunnen een licht werpen op causale verbanden of het gebrek daaraan.

Archetypische casussen zijn casussen waaruit een bepaalde categorie is voortgekomen. Frankrijk en Engeland zijn archetypen voor respectievelijk het inquisitoir en accusatoir systeem.

Gerichte vergelijkingen

Dergelijke studies zijn vergelijkbaar met casuïstische studies, maar bekijken meer dan één casus. Meestal worden twee of drie landen vergeleken. Net als bij casuïstische studies is van groot belang hoe men de landen selecteert. We bekijken twee technieken:

  • De ''meest gelijksoortige'' opzet vergelijkt gelijksoortige landen. Dergelijke studies zijn makkelijker uit te voeren doordat ze vaak buurlanden bekijken.

  • De ''meest verschillende'' opzet vergelijkt landen met het grootste contrast. Ze zijn moeilijker uit te voeren omdat ze vaak ten minste één land betreffen dat volledig vreemd is voor de onderzoeker.

Een analyse van statistieken

Statistieken kunnen voorkomen in elke vergelijkende studie. Een beschrijving van criminaliteit in een land zal vaak statistieken bevatten. In deze context wordt echter met statistische analyse een onderzoeksmethode bedoeld. Het doel van dergelijk onderzoek is het vinden van verbanden tussen twee of meer variabelen. Bijvoorbeeld tussen het aantal politieagenten en de populatie van gevangenissen. Men moet rekening houden met het gegeven dat een verband tussen statistieken geen causaal verband hoeft in te houden. Een dergelijk verband dat een causaal verband lijkt te impliceren, maar dat in feite niet doet, noemt men een schijnverband (spurious relationship). Voorbeelden van zulke schijnverbanden zijn er tegenwoordig alom. Bijvoorbeeld: wanneer de politie meer vertrouwen geniet binnen een gebied, neigen aangiften te stijgen. Mensen zijn wellicht eerder geneigd aangifte te doen wanneer zij de politie vertrouwen. De conclusie dat causaal verband bestaat tussen vertrouwen in de politie en de mate van criminaliteit is uiteraard onjuist. Een bijzondere soort statistische analyse heet ''meta-analyse''. Meta-analyse neemt resultaten van een groot aantal bestaande studies en integreert ze op een statistische wijze. Verschillende uitkomsten kunnen worden toegeschreven aan verschillende karaktertrekken van de studies.

Statistiek gebruiken in vergelijkend strafrecht

Gebruik van statistiek in vergelijkend strafrecht zit vol valkuilen. Deze zijn extra sterk aanwezig in vergelijkende studies. Officiële statistieken kunnen nooit het hele verhaal vertellen over de omvang van criminaliteit. Dit komt voornamelijk door het niet aangeven van misdaden. Slachtoffers hebben soms niet eens door dat ze slachtoffer zijn of weten niet dat wat hen is overkomen een misdaad is. Slachtoffers doen vaak alleen aangifte als dat in hun voordeel is. Soms zullen slachtoffers van mening zijn dat de politie hen niet zal kunnen of willen helpen. De mate waarin de politie vertrouwd wordt, verschilt aanzienlijk tussen landen. Als een misdaad is aangegeven, wil dat niet zeggen dat deze ook naar behoren wordt opgenomen, wat weer niet wil zeggen dat ze onderzocht zal worden of dat een verdachte zal worden gevonden. Een zaak kan geseponeerd worden en na een proces kan vrijspraak volgen. Misdaden worden uit het systeem gefilterd terwijl een groot aantal niet eens het systeem -en dus de statistieken- binnenkomt. Het functioneren van een strafrechtelijk systeem hangt ten dele af van werklast. Deze wordt sterk beïnvloed door de omvang van criminaliteit en aangiften. Dit functioneren moet daarom in de context van die indicatoren bekeken worden. Voor veel landen zijn die indicatoren aanwezig, voor anderen niet. Selectieve aangifte en opname gebeurt ongetwijfeld overal, maar erachter komen of dit in landen in dezelfde mate gebeurt is erg lastig. Vandaar het extra gevaar van valkuilen in vergelijkende studies. Zelfs al zijn officiële statistieken aanwezig en betrouwbaar, dan nog hoeft dat geen eenvoudige vergelijking te betekenen. In Frankrijk bijvoorbeeld wordt 90% van de verdachten in hogere rechtbanken schuldig ondervonden, tegenover 39% in Engeland. Echter, om deze statistieken te kunnen vergelijken moeten we weten hoe ze zijn ontstaan. In Engeland zijn aparte procedures voor verdachten die schuldig pleiten aanwezig, waar in Frankrijk alle verdachten hetzelfde proces ondergaan. Dit alleen verklaart het verschil al in grote mate. Er zijn echter vele andere factoren die als verklaring kunnen dienen. Simpelweg kan het vergelijken van statistieken bedrieglijk zijn. In het volgende hoofdstuk wordt verder ingegaan op zinvolle vergelijking van criminaliteit.

De rol van globalisering in het vergelijkend strafrecht

Globalisering wordt vaak gezien als een grote gelijkmaker, die alleen maar eentonigheid produceert. In die zin brengt het zeer negatieve emoties teweeg. Globalisering verwijst echter naar toenemende verbondenheid van staten en samenlevingen. Het komt voort uit mobiliteit van personen, goederen, informatie en ideeën. Daardoor worden afstand en tijd van minder belang in ons leven. Waar we van houden, kan zich ver weg van ons bevinden. Echter wat we als onaangenaam ondervinden, blijft vaak dichtbij ons. De mogelijkheid om te verhuizen naar onze ideale woonplek blijft een voorrecht van weinigen. Globalisering roept vragen van ongelijkheid op. Een meerderheid blijft vastzitten in armoede. Globalisering moet in de gaten worden gehouden bij vergelijkend onderzoek. Inzicht krijgen in lokale regelingen van geïsoleerde samenlevingen is minder geschikt dan het geweest is. Op één manier is globalisering het vergelijkend onderzoek zeer van dienst geweest. Veel is onderzoek sterk afhankelijk van het internet. Via internet kunnen onderzoekers zich blootstellen aan de problemen die zij onderzoeken vanachter hun bureau. Om met elkaar verbonden problemen te bestuderen zijn onderwerpen als transnationale misdaad, overschrijding van grenzen en verbanden tussen criminaliteit, angst en massa-immigratie belangrijk. Tegelijkertijd kunnen we nationale en lokale regelingen blijven bestuderen, bewust zijnde dat globalisering daar ook invloed op heeft. Strafrechtelijke processen in voorheen geïsoleerde samenlevingen worden beïnvloed door massamedia, buitenlandse beleidsmakers en reiservaringen. Het doemscenario dat globalisering door het uitwissen van diversiteit het vergelijkend onderzoek in een anachronisme maakt, zal zich niet openbaren. Globalisering kan juist lokale uitdagingen teweegbrengen, waardoor verschillen extra gewaardeerd worden. Daarbij zijn de voordelen van globalisering oneven verdeeld. Globalisering bevoorrecht de actieve, opgeleide en mobiele mens. Voor de één is het de belofte van wereldburgerschap, voor de ander de vernietiging van hun levensstijl.

Valkuilen in de gebruikte methode

De volgende valkuilen kunnen van invloed zijn op vergelijkend onderzoek:

Criminologisch toerisme is een valkuil waar je relatief makkelijk in valt. Reizen vindt vaak plaats in een positieve houding. Deze houding zorgt voor de mogelijkheid tot het verkeerd interpreteren en vereenvoudigen van lokale gewoontes. Een kritische houding is noodzakelijk bij vergelijkend onderzoek, vooral wanneer deze gewoontes in het algemeen veel lof oogsten.

De tweede valkuil bestaat uit taalkundige moeilijkheden. Alles minder dan vloeiend een taal kunnen spreken laat je kwetsbaar voor verkeerde interpretaties. Toch diskwalificeert het onvermogen om een plaatselijke taal te spreken je niet direct van het doen van onderzoek.

Een derde valkuil heeft betrekking op wat 'touching base' genoemd wordt. Het heeft te maken met vragen als 'met wie praat je?', 'wat lees je?' en 'wat ga je observeren?'. Veel interessante onderwerpen binnen vergelijkend strafrecht zijn controversieel. Het is daardoor van belang dat je je laat informeren over beide kanten van het verhaal. Gerelateerd aan deze valkuil is weer het gevaar dat naarmate een onderzoeker zich meer herkent in de autochtone bevolking zijn kritische houding kan afnemen.

Sommige sceptici betogen dat de gehele studie van vergelijkend strafrecht gebrekkig is. Vogler (2002) benadrukt dat vergelijkend onderzoek een poging is om iets onvertaalbaars te vertalen en dat volledig begrip van een vreemd strafrechtelijk systeem onmogelijk is. Dat moet ons echter niet ervan weerhouden om anderen te leren kennen en van hen te leren. Hetzelfde geldt voor studie van buitenlands strafrecht. Om dergelijk onderzoek verantwoord te ondernemen is het belangrijk om over je eigen positie na te denken. Verschillende soorten vergelijkend onderzoekers: Vluchtelingen maken niet de keuze hun thuisland te verlaten, maar worden ontheemd en leren een vreemde taal en maken soms academische bijdragen. Rendez-vous-ers maken korte bezoeken aan het gebied van hun onderzoek. Hervormers reizen naar het buitenland om antwoorden te vinden op vragen aan het thuisfront met als uiteindelijk doel de overname van beleid. Bureaustoel-reizigers bestuderen buitenlandse regelingen zonder vanachter hun bureau vandaan te komen. Ten slotte, globale theoretici leggen theorieën voor die universeel toepasbaar zijn. Daaraan kan de categorie van de expatriate of expat worden toegevoegd. Een expat combineert deugden als kennis van hun thuisland met de ervaring van in het buitenland gewoond te hebben. Deze categorie kenmerkt zich door het vermogen om van bovenaf een patroon te herkennen binnen een samenleving. Wellicht is de expat het meest geschikt voor vergelijkend strafrechtelijk onderzoek.

Conclusie

Mensen kijken om verschillende redenen naar andere landen. Veelal om te leren van anderen. Om 'toerisme' te voorkomen is het van belang het doel van je onderzoek duidelijk te maken. Een goede balans tussen betrokkenheid en een kritische houding is belangrijk. Een waarschuwing, vergelijkend strafrecht staat niet bekend om zijn strenge methodologie. Methodologische keuzes worden vaak gemaakt om redenen van gemak of opportuniteit. Een uitgebalanceerde beoordeling van methoden is belangrijker dan perfectionisme.

Stampvragen

1. Leg uit wat wordt bedoeld met classificatie, en motiveer waarom dit eigenlijk geen doel is van vergelijkend onderzoek.

2. Welke vier soorten casussen kunnen worden onderscheiden voor een casuïstische studie?

3. Omschrijf de twee technieken die in het boek worden behandeld om landen voor een gerichte vergelijking te kiezen.

4. Wat is het doel van statistische analyse?

5. Wat wordt bedoeld met een schijnverband? Geef hier een voorbeeld van.

6. Geef een voorbeeld van de stelling dat hoewel officiële statistieken in sommige gevallen nauwkeurig en betrouwbaar zijn, dit nog geen eenvoudige vergelijking hoeft te betekenen.

7. Op welke manier is globalisering van dienst geweest voor vergelijkend onderzoek?

8. Noem drie valkuilen die van invloed kunnen zijn op vergelijkend onderzoek.

9. Noem vier soorten vergelijkend onderzoekers.

10. Waarom is de expat het meest geschikt voor het uitvoeren van vergelijkend onderzoek?

Wat is de betekenis van patronen bij het vergelijken van misdaden? - Chapter 3

De mate waarin criminaliteit voorkomt, is een wijdverspreid en belangrijk instrument voor vergelijkend onderzoek. Data hierover kunnen helpen maatregelen tegen misdaad te beoordelen en verbanden met andere variabelen te bestuderen. Vergelijkende data over criminaliteit kunnen kortom helpen misdaad en sociale controle beter te begrijpen op vele manieren. Vandaar ook dat er een breed scala aan dergelijke onderzoeken bestaat. Uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat vergelijkend onderzoek moeilijkheden ondervindt met soortgelijke vergelijkingen. Om vele redenen: definities van misdaden verschillen per land. Misdaad is geen natuurlijke categorie maar in zekere mate arbitrair en onderhandelbaar. Daarbij kan het begrip van misdaad net zo divers zijn als de definities. Misdaden als stalking en zelfs zedenmisdrijven worden regelmatig niet als zodanig ondervonden. Vanuit een criminologisch standpunt ontneemt het tellen van misdaad de werkelijke betekenis ervan. Criminologen betogen dat bij het tellen van misdaad aannames worden gedaan die binnen de wetenschap worden betwist. Met dat in ons achterhoofd gaan we criminaliteit bestuderen.

Officiële statistieken vergelijken

Het principiële bezwaar van officiële statistieken in een vergelijkende context is dat ze op verschillende wijze zijn samengesteld. Er zijn echter studies waarin zulke statistieken wel nauwkeurig en consistent zijn gebruikt. Scepsis tegen officiële statistieken is begrijpelijk. Ten eerste is er het 'dark figure', namelijk misdaad die nooit is aangegeven. Er wordt wel gedacht dat officiële statistieken de acties en prioriteiten van de politie afspiegelen, maar niet de mate van dupering. Scepsis is wijdverspreid binnen de criminologie, maar het belang van officiële cijfers moet niet uit het oog verloren worden. Officiële statistieken zijn over het algemeen de meest omvangrijke bron van informatie en goed toegankelijk. Omdat deze statistieken periodiek worden bijgehouden, lenen ze zich ook voor analyse over langere tijd. Het bestaan van internationale misdaadstatistieken geeft aan dat strafrecht internationaler wordt. In de afgelopen decennia zijn een enorm aantal internationale misdaadagentschappen opgericht. Een goed voorbeeld is HEUNI (European Institute for Crime Prevention and Control, affiliated with the UN). Deze instelling promoot de uitwisseling van informatie over het voorkomen en bestrijden van misdaad. De data van HEUNI worden op grote schaal gebruikt in Europa en Noord-Amerika. De data van de meest serieuze misdaden zoals misdrijven tegen het leven zijn waarschijnlijk het meest betrouwbaar. Houd daarbij in de gaten dat wat daaronder valt (moord, doodslag, dood door schuld, kindermoord) per land kan verschillen. Verder zitten zijn bij de cijfers van sommige landen pogingen tot inbegrepen. En ook de definitie van poging tot kan per land sterk verschillen. Deze factoren doen sterk af aan de betrouwbaarheid van deze cijfers. Kijkend naar statistieken en het bovenstaande in acht nemend, blijft de veiligste vergelijking die van cijfers binnen een jurisdictie over verloop van tijd. In een HEUNI rapport is betoogd dat een degelijke vergelijking niet land met land vergelijkt, maar clusters van landen of regio's. Verder kunnen landen per mate van welvaart, rechtstraditie of verdeling van inkomen worden vergeleken. Ook lokale vergelijkingen zoals tussen steden worden in toenemende mate uitgevoerd.

Internationale slachtofferenquêtes

Deze peiling meet slachtofferschap en groeit gestaag. Van 16 onderzochte landen in 1989 naar 30 landen en 33 steden in 2004/5. Gemiddeld is 16% van de deelnemers aan de peiling in het afgelopen jaar slachtoffer geworden van ten minste één van de tien meest voorkomende misdaden. Aangezien misdaad vooral een stedelijk fenomeen is, zijn de data van de grote steden interessant. De verschuiving van de nadruk naar steden is hiernaast ook interessant doordat door globalisering vergelijkend strafrecht zich in toenemende mate op steden concentreert. Data van slachtofferschap zijn waarschijnlijk betrouwbaarder dan officiële cijfers. Echter, ook hierin kunnen discrepanties voorkomen. Veel van de interviews zijn per telefoon. Ten eerste hebben mensen minder telefoons naarmate je verder weg geraakt van westerse landen. Daarnaast kunnen indringende vragen over bijv. zedenmisdrijven binnen een cultuur anders ervaren worden. Deze moeilijkheden worden enigszins verzacht door de wijze waarop ervaren interviewers de vragen stellen, echter vooral data over seksueel slachtofferschap verschillen per studie aanzienlijk. De deugdelijkheid van zulke persoonlijke vragen kan in twijfel worden getrokken. Statistiek uit andere landen dan westerse neemt toe. Het is interessant om te zien dat er zeer weinig wordt ingebroken in Brazilië. In hoofdstuk 4 word gekeken naar de Braziliaanse politie.

Gespecialiseerde agentschappen en internationale statistieken

Gespecialiseerde agentschappen hebben vaak data over specifieke misdaden, veelal met sterke transnationale en internationale aspecten. De European Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction verzamelt en verspreidt data over verschillende aspecten van drugsgebruik, handel en wetgeving. Jaarlijks worden hun bevindingen geanalyseerd en verwerkt in een rapport. Het is belangrijk om in de gaten te houden dat dit rapport niet op een specifiek type misdaad concentreert. Legaliteit van verschillende drugs kan namelijk sterk verschillen per land. Het gedeelte van het rapport over cannabis kijkt naar zelf gerapporteerde data, maar ook naar de hoeveelheid in beslag genomen drugs, de prijs en de ontwikkeling van wetgeving rond cannabis. Gebruik van cannabis in Europa is hoog, maar verschilt sterk per land. In de meeste landen neemt het gebruik van cannabis geleidelijk af. Het rapport bevat ook informatie over verschillen in ander drugsgebruik. Amfetaminen worden in Oost-Europa veel gebruikt en cocaïne weinig. In West-Europa is de situatie omgekeerd. Vrijwel alle cocaïne komt uit Zuid-Amerika via de Caribische eilanden of West-Afrika. De United Nations Office on Drugs and Crime verzamelt data over drugs op wereldwijde schaal. Zij publiceren jaarlijks het World Drug Report. Hieruit blijkt onder andere dat cannabis vooral geproduceerd wordt op de Amerikaanse en het Afrikaanse continent(en). In bijna alle landen wordt cannabis verbouwd, maar het wordt weinig geëxporteerd. Voor Opium/Heroïne is de situatie anders. Vooral Afghanistan en Myanmar produceren bolpapaver. In tegenstelling tot cannabis neemt de productie van opium toe. Vanaf drugs is het een kleine stap naar internationale en transnationale misdaad. Transnationale misdaad kan moeilijk bestudeerd worden met zelf gerapporteerde data. Vandaar dat de hoeveelheid inbeslagnames als indicator moet gelden. Uiteraard met zijn beperkingen, de mate van grenscontrole is van belang voor de schatting van het voorkomen van dergelijk gedrag. Binnen de EU produceert Europol een rapport over de ontwikkeling van internationale misdaad organisaties. Het rapport noteert bijvoorbeeld een aantal belangrijke factoren die van invloed zijn op mensenhandel. Hoewel het rapport autoriteit uitstraalt is de manier waarop de data zijn verkregen lang niet altijd duidelijk. De ene uitspraak van algehele waarheid wordt gevolgd door de andere. Wat specifieke bronnen echter bijdragen aan het rapport is onduidelijk. Het illustreert dat de vaststelling van de gang van zaken in transnationale misdaad niet eenvoudig is. Data worden sterk betwist en belemmerd door onderzoeken van belanghebbenden bij publieke opinie en internationale relaties.

Voor het Europese drugsrapport werd standaard rapportage gebruikt om juridische verschillen te minimaliseren. Op het gebied van terrorisme zijn deze problemen nog sterker. Voor het EU Terrorism Situation and Trend Report bijvoorbeeld, worden landen gevraagd om het aantal arrestaties en tenlasteleggingen van terroristische misdrijven te rapporteren. Twee problemen doen zich voor. Ten eerste verschilt de betekenis van arrestatie en tenlastelegging sterk binnen Europa. Daarnaast kan wetgeving over terrorisme voor andere doeleinden dan bestrijding van terrorisme in de zin waarin de meeste mensen het verstaan gebruikt worden. Een illustratie van het feit dat officiële cijfers vooral ook een afspiegeling van officieel handelen is en niet alleen van misdaad. Er zijn nog veel meer misdaad databases, zowel lokaal als globaal. Sommige zijn alleen beschikbaar voor operationele doeleinden. Er zijn ook nationaal gebaseerde databases die transnationale misdaad betreffen. In Nigeria is een agentschap dat mensenhandel in de gaten houdt. Ten slotte is de Small Arms Survey interessant. Draagbare wapens zijn makkelijk te transporteren, te verbergen, te onderhouden en te verkrijgen. Ze zijn verantwoordelijk voor zo'n half miljoen doden per jaar wereldwijd, waarvan zo'n 60% in gewapende conflicten. De wereldwijde voorraad bedraagt tot ongeveer 639 miljoen draagbare wapens. Er zijn ook sterke verbanden tussen wapens en georganiseerde misdaad, drugshandel en terrorisme. Het grootste gedeelte van de wapenproductie is legaal en vindt vooral in de VS en de EU plaats. Waar de wapens heen gaan na productie is een geheel andere zaak.

Andere manieren om criminaliteit vast te stellen

Het tellen van misdaad kan buiten strafrechtelijke instellingen gebeuren, bijvoorbeeld aan de hand van dossiers van ziekenhuizen. Gegevens van ziekenhuizen worden gebruikt om de hoeveelheid steek- en schietpartijen te achterhalen. Precieze cijfers zullen er niet mee achterhaald worden, maar de les is dat de meest betrouwbare cijfers soms gevonden worden buiten het strafrechtelijk systeem. Vergelijkende onderzoekers moeten creatief zijn in het verzamelen van hun gegevens.

De betekenis van misdaad

Misdaad tellen wordt vaak bekritiseerd door criminologen. Kritiekpunten zijn dat het tellen ervan het fenomeen misdaad reduceert tot een enkele discreet telbare instantie. Verder moet het kunnen tellen van misdaad niet als substituut optreden voor het begrijpen van misdaad. We moeten waakzaam zijn voor de betekenis van misdaad. Vervuiling in Singapore is heel wat anders als vervuiling in Nederland. Door de mate van vervuiling kom je niet tot de kern van dat verschil. De kern is de betekenis van vervuiling.

Stampvragen

1. Wat is de betekenis en de taak van het HEUNI?

2. Waarom is het lastig om officiële internationale statistieken te vergelijken?

3. Geef een mogelijke verklaring voor het dalen van het wereldwijde misdaadcijfer.

4. Wat wordt bedoeld met dark figure?

5. Waarom zijn officiële statistieken geschikt voor een analyse over een langere periode?

6. Wat zijn de nadelen van de data die worden verkregen uit slachtofferenquêtes?

7. Waarom wordt het tellen van misdaad vaak bekritiseerd door criminologen?

8. Waarom is de hoeveelheid misdaad die er globaal wordt gepleegd niet vast te stellen?

Hoe worden misdaadbestrijders vergeleken? - Chapter 4

De politie is een populair onderwerp op televisie en in fictie. Ook stereotypen over politie in verschillende landen zijn alom vertegenwoordigd. Stereotypen brengen een interessant punt naar voren: politie moet passen bij de mensen waarop ze toezicht houden. Jammer genoeg zijn er voldoende voorbeelden aanwezig van politie die niet past bij de samenleving. Voorbeelden zijn koloniale politiemachten en politie in dictatoriale landen. Zij zijn vaak op een militaire wijze georganiseerd en worden gebruikt tegen een bevolking die vaak als een dreiging wordt gezien. Nieuwe democratieën hebben vaak grote moeite om hun een politiemacht die traditioneel tegen de bevolking werkt, te transformeren naar een politiemacht die voor de bevolking werkt.

Het werk van de politie

Het is belangrijk om politie en politiewerk te onderscheiden. Politiewerk impliceert een aantal processen met een specifieke sociale functie. Het betreft georganiseerde vormen van onderhoud, orde handhaven, rechtshandhaving, onderzoek en het voorkomen van misdaad, uitgevoerd door personen of organisaties. Politiewerk is een breed concept met een groot aantal activiteiten en personen. Politiewerk wordt vaak beschreven met verwijzing naar de functie van de politie. Deze functie is lastig vast te stellen. De politie biedt het hoofd aan tegengestelde eisen: de bevolking ten dienst zijn en de staat handhaven. De functie verschilt ook sterk per land. Vanuit een vergelijkend perspectief is de functie van de politie een gebied van diversiteit en geschil, en strekt zich uit van maatschappelijk werk tot marteling en moord. Aan de andere kant verwijst de politie naar de instelling: het gespecialiseerde orgaan dat het grootste gedeelte van het politiewerk voor zijn rekening neemt. De politie heeft een unieke positie binnen het strafrecht. Ze zijn de schakel tussen de bevolking en het strafrechtelijk systeem. Vergeleken met andere personen in het strafrecht heeft de politie een bijzonder moeilijke taak. Een rechter bijvoorbeeld krijgt wel verschillende verdachten voor zich, maar altijd in dezelfde context. De politie heeft elke situatie te nemen zoals die is. Dit hoofdstuk zal zich concentreren op de politie. Houd in de gaten dat de politie binnen een samenleving vrijwel nooit de enige organisatie is die zich bezig houdt met politiewerk.

Politietaken

De stemming van de bevolking ten opzichte van de grootte van de politiemacht, houdt eigenlijk altijd in dat er meer agenten op straat worden verlangd. De redenering hierachter is uiteraard dat meer politie op straat zorgt voor een veiligere buurt. Uit statistieken blijkt dat in de meeste landen de politie tussen 200 en 500 agenten per 100.000 inwoners zit. Dergelijke cijfers hebben de neiging om belangrijke lokale of regionale verschillen te verbergen. Een dergelijk verschil is dat tussen politie in stedelijke en plattelandsgebieden. Op het platteland is het aantal agenten per inwoner vaak zeer hoog, maar het aantal agenten per km² erg klein. Een andere ongelijkheid is tussen welvarende en arme gebieden. Dure wijken hebben soms tot twintig keer meer agenten per 100.000 inwoners dan arme wijken. De traditionele taak van de politie is om te patrouilleren. De politie moet zichtbaar zijn op straat om misdaad af te schrikken en snel in te kunnen grijpen bij wat voor crisis dan ook. Uit onderzoek blijkt dat de politie in de meeste landen ook daadwerkelijk het grootste gedeelte van zijn tijd besteed aan patrouilleren. Dit zou misdaad moeten verminderen, maar doet dat helaas niet altijd.

Uit onderzoek in Kansas (VS) blijkt dat variatie in de mate van patrouille geen kenbaar effect had op criminaliteit. Dit ontbreken van effectiviteit brengt vragen teweeg over wat de politie dan wel moet doen. Er zijn verschillende classificaties van politiewerk, maar het onderscheid tussen handhaving van openbare orde en het onderzoeken van misdaad is waarschijnlijk de belangrijkste. De belangrijkste taak van de politie is de macht van de staat afdwingen tegenover zijn bevolking. Een misdaad is niet alleen een overtreding tegenover een slachtoffer, maar ook tegenover de sociale en juridische orde binnen een staat. In dat opzicht is de beheersing van misdaad een bijzonder vorm van handhaving van sociale orde. De conceptuele onderscheiding tussen beheersing van misdaad en handhaving van de openbare orde is van belang door de politieke invloed hiervan. De autoriteit van een staat wordt eerder bedreigd door rellen en protest dan door criminaliteit. De staat heeft belang bij het onderdrukken van massale afscheiding en gebruikt daarvoor zijn sterkste instrument: de politie. Echter, in zogenaamde zwakke staten kan criminaliteit een staat wel degelijk omver werpen. Een zwakke staat is een staat die niet geloofwaardig zijn geweldsmonopolie kan handhaven. Dergelijke staten worden een veilige haven voor georganiseerde misdaad en terroristen. Voor staten met een sterkere handhaving is onrust onder de bevolking een grotere bedreiging.

Een rel kan gezien worden als een gevecht tussen relschoppers en de politie. Dit maakt openbare ordehandhaving moreel dubbelzinnig, aangezien er niet vanuit kan worden gegaan dat de demonstranten ongelijk hebben. Hier wordt een dilemma van de politie relevant. Wie dienen ze? In totalitaire regimes zal de politie de machthebbers dienen. Onrust wordt met harde hand de kop in gedrukt. In democratieën is de situatie vaak ingewikkelder. De rechten van demonstranten moeten worden overwogen. Wright (2002a) onderscheidt vier modellen voor handhaving van openbare orde, afhankelijk van de verhouding tussen de politie, de staat en het leger.

In een beschaafd politie model zijn de politie en het leger volledig gescheiden. Ze dienen andere doelen en zijn verschillend georganiseerd. Het leger is gecentraliseerd in een hiërarchische verhouding. De politie is meer gedecentraliseerd. Voorbeeld: Engeland, Wales, Nederland. In een staatspolitie model is de invloed van de staat groter en zijn de politie en het leger minder sterk gescheiden. Het leger kan daardoor bij handhaving van openbare orde betrokken worden en het politie zal sneller zogenaamde paramilitaire methoden inzetten. Paramilitaire methoden worden door Wright omschreven als inzet van tactische coördinatie en regels over positionering en kan gebruik van speciale uitrusting inhouden. Verder worden paramilitaire methoden gekenmerkt door een gebrek aan overleg waarmee normaal politiewerk geassocieerd wordt. Voorbeeld: Frankrijk, Duitsland in zekere mate. Het quasi militaire politie model wordt geassocieerd met een staat die zeer veel controle over de politie uitoefent en deze vooral voor zijn belang inzet. Politie en leger zijn sterk verbonden en personeel is uitwisselbaar. Voorbeeld: Oostbloklanden voor de val van de muur). Ten slotte is het staat van beleg model een sterkere versie van het quasi militaire model. In dit geval zijn leger en politie niet gescheiden. Beiden staan onder bevel van dezelfde instantie. Een dergelijk model komt op lange termijn weinig voor, maar wordt geassocieerd met oorlog en perioden van noodtoestand.

Stijlen van politieoptreden en beheersing van criminaliteit

Hoewel de mate waarin de politie dienstig is bij het beheersen van criminaliteit in twijfel kan worden getrokken, is het één van hun voornaamste verantwoordelijkheden. Ondanks stellingen van academici dat de politie een belofte om criminaliteit terug te dringen niet kan houden. De politie kan zijn taken op verschillende wijzen uitvoeren. Deze wijzen kunnen bekende stijlen van politieoptreden inhouden. Gemeenschapsgerichte politiezorg en zero tolerance worden hier besproken. Houd in de gaten dat sommige contexten beter geschikt zijn voor bepaalde stijlen, wat ze tot een goed onderwerp voor vergelijkend onderzoek maakt.

Gemeenschapsgerichte politiezorg

De principes achter deze stijl kunnen als volgt worden herkend. Ten eerste is deze stijl sterk afhankelijk van toestemming en medewerking van een gemeenschap. Het vergt regelmatig overleg tussen politie en het volk over waar prioriteiten liggen en hoe deze moeten worden aangepakt. De politie moet goed op de hoogte zijn van voorkeuren en eigenschappen van de gemeente. Alleen lokaal gevestigde politie-eenheden die goed banden met de gemeenschap onderhouden, kunnen deze stijl gebruiken. De aard van deze stijl is gezamenlijke verantwoordelijkheid voor politiewerk van politie en bevolking. Er wordt wel gesproken over een sociaal contract tussen beiden. Japan is het beste voorbeeld waar dit model succes geniet. Japans politiewerk wordt traditioneel gekenmerkt door lokale gemeenschappen die nauw samenwerken. Lokale agenten spenderen relatief veel van hun tijd met gerespecteerde leden van de gemeenschap en zitten niet zozeer verdachten achterna. De nadruk ligt op dit niet-rechtshandhavende aspect van het werk. Om lokale gemeenschappen van dienst te kunnen zijn, werken agenten vanuit laagdrempelige politieposten genaamd Koban. Deze zijn een kruising tussen een politiebureau en een soort kantoor voor algemene bijstand. De omvang van deze algemene bijstand is zeer groot, en bestaat uit het uitlenen van paraplu's tot het rondbrengen van plaatselijke krantjes. Bij de gemiddelde Koban werken zo'n 12 agenten vanuit een twee verdiepingen hoog gebouw dat herkend kan worden aan een rode lamp. Naast de informele taken nemen de agenten twee keer per jaar een enquête af. Mensen zijn gewillig om mee te doen en verstrekken bruikbare informatie. Er wordt wel betoogd dat het systeem van de Koban een verklaring is voor de weinige criminaliteit in Japan. Er moet bedacht worden dat dit systeem vanzelfsprekend is in Japan en goed bij de cultuur past. Het land is bijvoorbeeld etnisch zeer homogeen, uitzonderingen daargelaten. Verder hebben Japanners zeer eendrachtige waarden. Harmonie is van grote waarde in de Japanse cultuur. Dit is zeker bevorderlijk voor een gemeenschapsgericht systeem. Leishman (1999) betoogt echter dat westerse observanten de Koban te weinig kritisch als reden voor de weinige criminaliteit aangenomen. Sinds de jaren 80 stijgt criminaliteit en probeert de gemeenschapsgerichte stijl zich aan te passen aan een gemeenschap waarin cohesie door verhoogde sociale mobiliteit afneemt. Het heeft geleid tot een toename in popular punitivism (straffen beïnvloed door populistische standpunten) en een afname van vertrouwen in de politie. Maatregelen worden genomen om het profiel van de Koban te verhogen en jonge mensen aan te trekken voor deze politiestijl. Ondanks deze recente ontwikkelingen wordt de politiestijl als zeer aantrekkelijk ervaren. Eén van de landen die het voorbeeld heeft gevolgd is Singapore. Naar het voorbeeld van de Koban zijn 91 wijkposten opgezet. Het is interessant hoe succesvol de stijl in Singapore is aangezien de bevolking zeer divers is, in tegenstelling tot Japan. Verder is de regering van Singapore zeer autoritair en is orde een belangrijker prioriteit dan rechtvaardigheid. Er wordt echter zeer veel verantwoordelijkheid bij burgers en bedrijven gelegd en politieagenten zijn zeer professioneel en goed opgeleid. Singapore tart zijn categorisering en heeft succes met gemeenschapsgerichte politiezorg in een autoritaire staat.

Engeland en Wales worden gezien als goede voorbeelden van gemeenschapsgerichte politiezorg in de westerse wereld. Elementen van de stijl zijn gecodificeerd in bijvoorbeeld de Crime and Disorder Act 1998, welke een enquête gebruikt om lokale prioriteiten vast te stellen. De Engelse tradities van overleg en decentralisatie zijn ook zeer geschikt voor deze stijl. In andere Europese landen wordt de stijl ook toegepast, echter in een iets ander jasje. Hij wordt meestal gekenmerkt door de nadruk te leggen op het voorkomen van lokale criminaliteit, andere prioriteiten voor niet-hulpdiensten, toenemende publieke verantwoordelijkheid en decentralisatie van besluitvorming. Kritiek op gemeenschapsgerichte politiezorg is vooral toegespitst op de grote rol van de gemeenschap. Er wordt een te grote mate van harmonie binnen gemeenschappen aangenomen, terwijl deze vaak uiterst verdeeld zijn. Hierdoor hebben alleen de delen van de gemeenschap die met de autoriteiten in contact staan invloed. Dit gaat ten koste van de rest van de bevolking, wat uiteindelijk zal leiden tot oneerlijk politiewerk. Het tweede punt heeft betrekking op de perceptie van de politie en hun rol. In Japan genieten politieagenten zeer veel respect, in andere landen is dat lang niet altijd het geval. Een gebrek aan vertrouwen in de politie maakt gemeenschapsgerichte politiezorg al snel onmogelijk. Ten slotte zal deze stijl niet zo goed passen bij een politie die vooral de belangen van de staat behartigt.

Zero tolerance beleid

Zero tolerance is een goed voorbeeld voor het bestuderen van een fenomeen in een bepaalde context en dan nagaan of deze ook zou werken in andere omstandigheden. Succes van deze stijl van politiewerk is zeer afhankelijk van de gemeenschap waar ze wordt toegepast. Door de publiciteit die het succes van deze methode in New York genoot, hebben veel beleidsmakers een bezoek gebracht aan de NYPD om ideeën op te doen voor vergelijkbaar succes in eigen land. Australië was één van die landen. De zes staten van Australië en de Northern Territory hebben allen een eigen politie. Verder is er een federale politie. Introductie van zero tolerance zou voor de Australische steden heel wat anders betekenen dan voor de landelijke gebieden. Wadham onderscheidt vijf problemen met zero tolerance vanuit een grondrechtenperspectief die relevant zijn voor onze vergelijking. Ten eerste concentreert zero tolerance op kleine delicten die veel overlast veroorzaken, waardoor zware delicten minder aandacht genieten. Ten tweede concentreert het op criminaliteit op straat, wat ten koste gaat van delicten als fraude en huiselijk geweld. Ten derde benadrukt zero tolerance strafbaarheid, het focust op het maken van arrestaties in tegenstelling tot het oplossen van problemen. Ten vierde is er het gevaar van discriminatie. De armen, sociaal uitgesloten en vaak bestaande uit minderheden, worden vaak disproportioneel geassocieerd met criminaliteit. Zero tolerance versterkt dit. Ten slotte is er het probleem van verantwoording. Met mogelijk dramatische effecten is publieke verantwoording van essentieel belang.

Eén van de erkende problemen in het strafrecht in Australië is de behandeling van de inheemse bevolking. De inheemse bevolking is oververtegenwoordigd in het strafrechtelijk systeem. Het percentage van de inheemse bevolking dat in de gevangenis zit is 11 keer zo groot als de rest van de bevolking. Bijna de helft van alle mensen die in politiecellen zitten voor openbare ordeverstoring is inheems, wat een enorme oververtegenwoordiging is. Elke strategie van de politie die arrestaties verhoogt, zal daarom waarschijnlijk dramatische effecten hebben voor de Aboriginals en bewoners van de Torres Strait Eilanden. Deze gevoeligheden met de inheemse bevolking zijn een sterk argument voor Australië om zero tolerance niet te introduceren. Waar in New York algehele wetteloosheid het probleem was, is dat in Australië het behandelen van de inheemse bevolking. Zero tolerance biedt hiervoor geen oplossing.

Het verspreiden of overnemen van beleid

Beleid overnemen is meestal niet zo makkelijk als het lijkt. Daarnaast is niet altijd duidelijk wat voor vorm het aanneemt. Beleid kan direct worden overgenomen, maar vaker nog wordt het in een vorm gegoten die beter past bij in de lokale context. Andere keren wordt niet het beleid, maar de ideeën erachter overgenomen. Jones en Newburn (2007) onderscheiden beleid overnemen en beleid verspreiden. Beleid overnemen is het bewust overnemen van ideeën en beleid terwijl bij beleid verspreiden oriëntaties binnen het strafrecht zich verspreiden zonder dat bewust wordt rondgekeken naar ideeën. Ideeën kunnen zich verspreiden doordat beleidsmakers bewust beleid overnemen en doordat ideeën zich op een sluipende manier verspreiden, door de media of simpelweg de stemming van een bevolking.

Corruptie

Er bestaat geen twijfel over dat corruptie in veel landen een groot probleem is. Corruptie binnen de politie kan worden omschreven als het misbruiken van autoriteit door politieagenten voor persoonlijk gewin of gewin van anderen. Hoewel corruptie binnen alle delen van de politie voorkomt zijn er bepaalde gedeelten met een verhoogd risico, bijvoorbeeld undercover politiewerk.

Punch (1985) onderscheid vier soorten corruptie;

  • Rechtstreekse corruptie, waarbij een politieagent iets doet of niet doet voor een beloning.

  • Strategische corruptie, waarbij een agent actief misdaad stimuleert en geld of goederen afperst.

  • Bestrijdende corruptie, waarbij de politie illegale of onethische methoden gebruiken om hun zaak sterker te maken.

  • Strafrecht misbruiken, waarbij het doel wraak of het voorkomen van vervolging is.

Strategieën tegen corruptie kunnen worden opgedeeld in intern en extern. Interne controle vindt binnen de politie plaats, externe controle is afhankelijk van andere organen. In de VS en het VK wordt vooral gebruik gemaakt van interne controle, door middel van regels, integriteitstesten en afdelingen voor interne aangelegenheden. Wanneer corruptie wijdverspreid is, is de behoefte aan externe controle vaak groter. Een goed voorbeeld van succesvolle externe controle is de Independent Commission Against Corruption (ICAC) in Hong Kong. Met zo'n 1200 personeelsleden is het één van de grootste anti-corruptie organen ter wereld. In eerste instantie had de ICAC uitgebreide onderzoeksbevoegdheden. Inmiddels is de toezichthoudende rol van de rechterlijke macht vergroot om het gebruik van arrestaties en hechtenis van de ICAC te beperken, en is er een onafhankelijke klachtencommissie voor het ICAC. De grootte van de ICAC geeft aan hoezeer corruptie Hong Kong bezighoudt. De ICAC wordt een succes genoemd. De commissie claimt dat corruptie op grote schaal is uitgebannen en dat slecht individuele gevallen zijn overgebleven. Het aantal aangiften is recentelijk echter aan het stijgen. De ICAC maakt gebruik van een zogenaamd drieledige benadering. De eerste rang is handhaving, de tweede is ontwikkeling en voorkoming en de derde heeft te maken met banden met de gemeenschap. Internationale samenwerking in de bestrijding van fraude en andere vormen van georganiseerde misdaad staan ook op de agenda. Het voorbeeld van Hong Kong is overgenomen door andere landen waar gelijksoortige commissies zijn opgericht. Ze worden vaak gekenmerkt door een investering in de opsporing van corruptie en het opleggen van zwaardere straffen tegen misdaden van corruptie.

Er wordt wel gedacht dat in Litouwen alle sociale gebieden door corruptie beheerst worden, ondanks berichten dat de mate van corruptie minder zou zijn dan in andere voormalige Oostbloklanden. De bestrijding van corruptie is een terugkerend onderwerp in de ontwikkeling van het strafrechtelijk systeem. De nadruk ligt op gespecialiseerde interne controle. In het nieuwe wetboek van strafrecht zijn verschillende vormen van corruptie specifiek genoemd, waar op allen gevangenisstraf staat. Er worden echter zeer weinig mensen veroordeeld voor deze delicten. De aantallen zijn zeer gering ten opzichte van de mate van corruptie. Volgens een recente enquête heeft één op de drie Litouwers recentelijk een ambtenaar omgekocht. Pakstaitis noemt verschillende redenen waarom corruptie zozeer een onderdeel van de Litouwse maatschappij uitmaakt. De eerste heeft het te maken met de vorming van een nieuwe overheidsdienst nadat een het land onafhankelijk werd. Laag opgeleiden met een opvoeding in het communisme moesten een overheidsdienst vormen in een diensteneconomie. Ten tweede is deze transitie gepaard gegaan met economische druk. Lonen van ambtenaren en politie zijn zeer laag. Daarnaast zijn de Litouwers corruptie gewend. Machtsmisbruik was aan de orde van de dag in de Sovjet-Unie. Litouwers zijn bijgebracht dat extra service van autoriteiten bereikt kan worden door wat extra te betalen. Uitroeien van dergelijke laagdrempelige corruptie zal van het grootste belang zijn. In Kenia, waar zo'n 95% van alle contacten tussen burgers en politie over omkoping betreffen, is de situatie nog erger. Veiligheid wordt gekocht, of het nu van de politie of van private partijen is. Waar de politie geen veiligheid kan bieden, kunnen private partijen dat vaak wel. In de jaren 80 en 90 nam het vermogen van de Keniaanse overheid om de wet te handhaven sterk af. Tijdens deze ontwikkeling is de sector particuliere beveiliging enorm gegroeid. Werkomstandigheden in de sector zijn vaak slecht. Bewakers zijn laagopgeleid en worden slecht betaald. Het is een kwestie van bewakers met een wapenstok tegen criminelen met vuurwapens. Het is algemeen erkend dat er geen zekere oplossing is voor corruptie. Wright (2002b) somt een aantal punten op die min of meer universeel gelden, welke beleidsmakers kunnen helpen met anti-corruptie wetgeving.

  1. Er is een verband tussen corruptie bij de politie en de heersende sociale, economische en culturele omstandigheden.

  2. Er zijn ten minste twee niveaus van corruptie: laagdrempelige omkopingen en een serieuzer niveau waar vaak drugs en criminaliteit in het spel zijn.

  3. Recruitment, selectie en human resource management zijn van essentieel belang.

  4. Integriteit testen en controle van risicovolle individuen is noodzakelijk.

  5. Corruptie onschadelijk maken houdt in dat de stilte doorbroken moet worden zonder de stemming te verpesten

Corruptie aanpakken zal dus wezenlijke veranderingen in de opleiding, training, cultuur en management van de politie inhouden. Of het nu privaat of publiek, gecentraliseerd of gedecentraliseerd, openbaar of verborgen politiewerk is, regelingen ten aanzien van ethisch beleid zijn in toenemende mate noodzakelijk. Ethisch politiewerk wordt gezien als de oplossing voor de problemen eerder die eerder in dit hoofdstuk zijn opgesomd. Neyroud en Beckley (2001) betogen dat vier ethische principes moeten worden gevolgd.

  • Het eerste is legaliteit. De politie moet zich onderwerpen aan de wet die hij handhaaft. Wetten moeten toegankelijk zijn en voortkomen uit een democratisch wetgevingsproces.

  • Het tweede is proportionaliteit. De politie moet altijd nagaan of een minder ingrijpende actie het na te streven doel ook kan bereiken.

  • Het derde is noodzakelijkheid. Dit principe is met name van belang ten aanzien van gebruik van geweld. De politie moet tolerant en ruimdenkend zijn.

  • Het laatste is verantwoording. Met name ten aanzien van externe verantwoording, door burgers te betrekken bij klachtenprocedures en onafhankelijk onderzoek naar politie wangedrag uit te voeren.

Particuliere beveiliging

Particuliere beveiliging heeft niet de bevoegdheden van de politie, maar speelt een belangrijke rol in het behoud van openbare orde en het voorkomen van criminaliteit. Button (1999) onderscheidt zes soorten diensten die particuliere beveiligers bieden.

  1. De bemande bewakingssector – onder andere bodyguards, in-house bewaking en bewaking aan de deur.

  2. Private hechtenisdiensten zoals particuliere, meer specifiek uitbesteedde gevangenissen.

  3. Professionele veiligheidsdiensten zoals privédetectives

  4. Beveiligde opslag- en vernietigingsdiensten

  5. Veiligheidsproducten zoals het ontwerp, de productie, de installatie en het onderhoud van alarmen en veiligheidscamera's

  6. Andere marginale sectoren, waar bijvoorbeeld jachtopzieners onder vallen

Opgemerkt kan worden dat de sector sterk groeit. In een aantal Europese landen overtreffen beveiligers politieagenten in aantallen. De grote schaal van particuliere beveiliging spoort ons aan om het karakter van politiewerk te overdenken. Traditionele opvattingen over politiewerk worden steeds meer vervangen door complexe regelingen van toezicht en beveiliging. Politiewerk wordt omgeven door een breed netwerk waarin de overheid en private sector samen werken aan veiligheid en inlichtingen. De scheiding tussen publiek en privaat politiewerk is soms niet meer van toepassing. Hierdoor wordt het belangrijk om na te denken over de rol die de politie in de toekomst in dit netwerk moet vervullen.

Conclusie

Diversiteit kenmerkt de politie in verschillende landen, en vooral in zijn organisatie. Er kan daarom beter geconcentreerd worden op de functie van de politie dan op de organisatie. Vergelijkend onderzoek helpt om een beter begrip te krijgen van de verbanden tussen de politie, andere overheidsinstanties, de privésector en de bevolking. Het illustreert dat de politie de bevolking kan dienen en de bevolking kan vervolgen.

Stampvragen

1. Wat is het verschil tussen politie en politiewerk?

2. Wat is de traditionele taak van de politie? En de belangrijkste?

3. Wat wordt bedoeld met een zwakke staat?

4. Welke vier modellen voor handhaving van de openbare orde kunnen worden onderscheiden?

5. Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat bedoeld wordt met gemeenschapsgerichte politiezorg.

6. Noem twee punten van kritiek op deze vorm van politiezorg.

7. Geef aan de hand van een voorbeeld een tweede vorm van politiezorg.

8. Wat is het belangrijkste onderscheid tussen het overnemen van beleid en het verspreiden ervan?

9. Welke vier vormen van corruptie binnen de politie kunnen worden onderscheiden?

10. Noem vijf uitgangspunten die beleidsmakers kunnen helpen bij het opstellen van anti-corruptiewetgeving.

Is er een mogelijkheid tot mondiaal politiewerk? - Chapter 5

Internationaal politiewerk lijkt vrij nieuw. Hoewel het de laatste 20 jaar radicaal is veranderd, heeft het echter al een lange geschiedenis. Tegen piraterij bijvoorbeeld wordt al eeuwenlang samengewerkt op internationaal niveau. Het is niet per se zo dat internationaal politiewerk een onvermijdelijke reactie is op de toename van internationale criminaliteit. Dit negeert het feit dat veel misdaden vroeger geen misdaden waren. Drugshandel is slechts crimineel door de wetgeving van landen. Internationalisering van misdaad wordt dus mede door landen zelf veroorzaakt. Dit hoofdstuk behandelt eerst transnationaal en grensoverschrijdend politiewerk, daarna internationaal politiewerk. Duidelijk zal worden dat internationaal politiewerk zeer ingewikkeld en controversieel is. Vervolgens zal het onderscheid tussen high policing, ook wel politiek politiewerk en low policing, een soort van gemeenschapsgeoriënteerd politiewerk worden gemaakt. Hier zal de dubieuze geschiedenis van internationaal politiewerk aan de orde komen. Transnationale criminaliteit houdt de overschrijding van grenzen in. De betekenis van deze grenzen zullen worden behandeld. Ten slotte zullen we het bestuur van de internationale politie behandelen en de rol van de veiligheidssector.

Politiewerk over de grenzen

De meeste oude politieovereenkomsten waren transnationaal. Er werden afspraken gemaakt over wat partijen moesten doen indien criminelen naar een andere jurisdictie vluchtten. De moeilijkheden die rechtshandhavende organen hebben wanneer een verdachte de grens over vlucht, kunnen enorm zijn. Taalproblemen kunnen een rol spelen. Verschillende politiemachten hebben verschillende prioriteiten en het kan zelfs voorkomen dat wat in de ene jurisdictie strafbaar is, dat in de andere niet is. Zonder voorafgaande afspraken zullen ambtenaren flink moeten onderhandelen voordat actie wordt ondernomen. Traditionele samenwerking tussen de politie had vooral te maken met het uitleveren van verdachten die een grens over zijn gegaan. De moeilijkheden die tegenwoordig voorkomen bij transnationaal politiewerk zijn van een andere aard. Deze moeilijkheden hebben vooral te maken met globalisering. Ze worden veroorzaakt door een verhoogde mobiliteit en de opkomst van het internet. De laatste oorzaak is vooral van toepassing bij cybercrime. Om deze afspraken te bestuderen maakt Benyon e.a. (1994) de volgende indeling van samenwerkingsverbanden:

  1. Het hoogste niveau, macro, heeft betrekking op harmonisatie van wetgeving. Afspraken op dit niveau vergen verdragen tussen regeringen.

  2. Het midden niveau, meso, heeft te maken met structuren en procedures. Deze problemen hebben vooral te maken met de uitwisseling van informatie.

  3. Het laagste niveau, micro, heeft te maken met de opsporing van specifieke misdrijven. Dit niveau heeft betrekking op zaken die traditionele samenwerking ook regelt.

Het verschil tussen 'high' en 'low' politiewerk

Een belangrijk doel van internationaal politiewerk was het in de gaten houden van politieke vijanden in het buitenland. Dit wordt wel aangeduid als 'high' politiewerk, tegenover 'low' politiewerk, wat zich bezighoudt met gewone misdrijven. 'High' politiewerk is niet zozeer gericht op het veroordelen van verdachten. Het gaat meer om het verzamelen van informatie over staatsvijanden, zoals terroristen en personen die een staatsgreep plannen. 'High' politiewerk is zeer controversieel. We kunnen het niet beschouwen als een goede reactie op transnationale misdaad.

Internationale instanties

Een belangrijke voorwaarde voor een goed systeem van internationaal politiewerk is de oprichting van internationale politie-instanties. Zonder dergelijke instanties zijn landen afhankelijk van liaisons die vaak per zaak worden aangesteld. De politie is in een land vaak opgedeeld in verschillende organisaties. Om in contact te komen met de relevante organisatie zijn instanties zoals Scotland Yard nodig. De oprichting van dergelijke instanties heeft geleid tot de oprichting van Interpol. Interpol is een van de oudste organisaties in internationale politiesamenwerking. Het doel van Interpol is om internationaal onderzoek te bevorderen. Een belangrijk instrument hiervoor is de zogenoemde 'Automated Search Facility'. Dit is een database met informatie over misdaad en criminelen en bevat bijvoorbeeld vingerafdrukken en informatie over gestolen voertuigen. Hoewel Interpol globaal opereert ligt het zwaartepunt van zijn handelen in Europa. Europese landen zijn de primaire bron van de informatie van Interpol. Er wordt betoogd dat de rol van Interpol beperkt is. Dit komt omdat Interpol volgens zijn statuut geen actie mag ondernemen in geval van politieke, militaire, religieuze of racistische conflicten. Verder is Interpol vooral betrokken bij openstaande onderzoeken en minder bij het maken van beleid. De volgende stap richting internationaal politiewerk is de instelling van Europol. Europol is het rechtshandhavende instituut van de EU. Europol is een stuk ambitieuzer dan Interpol en houdt zich bezig met het tegengaan van een breed scala aan internationale misdaden. Een onderwerp rond Europol waarover momenteel uitgebreid gedebatteerd wordt, is het Europese Arrestatie Bevel (EAW). De EAW dient de uitlevering van verdachten te vergemakkelijken. Zij probeert dit te bereiken door twee eigenschappen van de EAW. Ten eerste mag de rechter die beslist over de uitwisseling niet kijken naar het bewijs tegen een verdachte, maar alleen naar de deugdelijkheid van het arrestatiebevel. Daarnaast is traditionele uitwisseling zowel een juridische als een politieke kwestie. Om de uitlevering te versnellen is het politieke aspect weggelaten in de EAW. Hieromheen zijn een aantal kwesties van mensenrechten aan het licht gekomen. Het is duidelijk dat Europol weliswaar op een kleiner gebied opereert dan Interpol, maar binnen dat gebied veel meer mogelijkheden heeft. Het blijkt dat internationaal politiewerk niet ontstaat aan de hand van een plan. Het ontstaat in stukjes die soms elkaar ondersteunen en het elkaar soms alleen maar moeilijk maken.

Internationaal politiewerk vanuit de VS

Vanuit de VS is het verhaal over internationaal politiewerk heel anders. De eerste transnationale afspraken tussen politie concentreerden zich wederom op de uitwisseling van verdachten. Sinds President Nixon echter de oorlog tegen drugs is begonnen zijn de Amerikaanse FBI en CIA steeds vaker betrokken bij internationaal politiewerk. Belangrijk vanuit het perspectief van de VS is het fenomeen van de zogenoemde wereldwijde verbodsstelsels. Wanneer criminaliteit in toenemende mate transnationaal wordt, is het belangrijk dat hegemoniale jurisdicties zoals de VS en de EU bepaald gedrag gemeenschappelijk verbieden.

De rol van globalisering in internationaal politiewerk

Globalisering speelt een belangrijke rol in internationaal politiewerk. In hoofdstuk 2 is besproken dat globalisering verwijst naar de toenemende verbinding tussen landen en gemeenschappen. Globalisering is een complex fenomeen wat moet worden opgedeeld om het begrijpelijk te maken:

De eerste eigenschap van globalisering is de convergentie van tijd en ruimte. Deze eigenschap heeft te maken met de snelheid waarmee ideeën, goederen en personen zich verplaatsen. Lokaal nieuws verspreidt zich tegenwoordig onmiddellijk over de hele wereld. We zijn gewend dat we weet hebben van zaken die zich heel ergens anders afspelen.

Een tweede eigenschap is de opkomst van een netwerksamenleving. De wereldeconomie gaat steeds meer over stromen van geld, goederen en mensen. Internationaal politiewerk probeert ongewenste stromen te verstoren. Globalisering heeft criminelen een geheel nieuw speelveld gegeven. Verder heeft globalisering verschillen vaak niet verminderd, maar juist vergroot. Een belangrijk verschil is het contrast tussen het rijke noorden en het arme zuiden. Zulke tegenstellingen zijn criminogeen om drie redenen. Ze vergroten de vraag naar illegale goederen, ze genereren drijfveren voor individuen om illegale handel te bedrijven en ze verminderen de mogelijkheden van autoriteiten om controle uit te oefenen over dergelijke activiteiten.

Deze tegenstellingen maken nogmaals duidelijk dat globalisering eigenlijk helemaal geen gelijkmaker is. Er zijn winnaars door globalisering; multinationals en westerse consumenten. En er zijn verliezers door globalisering; voornamelijk landen in Afrika.

Grenzen

Grenzen hebben een uitzonderlijke functie. Ze zijn tegenwoordig meer digitaal dan fysiek en zijn toch van enorm symbolisch belang. In de Schengen-zone zien we dat grenzen intern zo goed als verdwijnen, terwijl de buitenste grenzen juist versterkt worden. Pallerin (2005) betoogt dat grenzen een aantal functies hebben. Ten eerste maken grenzen onderscheid. Vooral in de EU, waar de buitenste grenzen bedoeld zijn om anderen buiten te houden. Ten tweede regelen grenzen zaken als wat het binnenland inhoudt. Ten slotte zijn grenzen een instrument van autoriteiten. In die zin kunnen we overal grenzen vinden. Een paspoort of ID-kaart kan gelden als grens voor of men ergens wel of niet in mag.

De Chinese firewall

Het internet heeft geen last van landsgrenzen. Cybercrime is daardoor extreem lastig te controleren. In China hanteert men een aanpak die buiten China The Great Firewall heet. Deze aanpak omvat het censureren van alle ongewenste inhoud op het internet. In China heet het 'the Golden Shield Project'. Het wordt beheerd door het ministerie van veiligheid. Het zet zo'n 30.000 mensen in om via internetservice-providers ongewenste informatie zo snel mogelijk uit te wissen. De censuur lijkt 'ad hoc' te worden toegepast. Het bevat een soort kat en muis spel waarin burgers constant een manier vinden om om de censuur heen te werken en de overheid dit probeert tegen te gaan. Fallows (2008) noemt de firewall 'bot, overhaast en verrassend eenvoudig te kraken''. Er werd gehoopt dat de Olympische spelen van 2008 in Beijing invloed zou hebben op democratische hervormingen in China. Dit liep uit op touwtrekkerij tussen het Olympisch Comité en de Chinese overheid over de toegang tot internet in het Olympisch dorp. Zoals het Olympisch Comité er niet in is geslaagd om de censuur weg te houden uit het Olympisch dorp, hebben de Olympische Spelen maar weinig invloed gehad op democratische hervormingen.

Het besturen van internationaal politiewerk

De actuele gang van zaken in de structuur en organisatie van internationaal politiewerk is erg onduidelijk. Om iets te begrijpen over deze structuur moeten we eerst leren over het begrip 'nodal governance'. Om dit uit te leggen moeten we niet kijken naar traditionele politie-instanties. We zagen in de vorige paragraaf dat het Olympisch Comité zich in een positie bevond waar ze invloed kon uitoefenen op de Chinese regering. Het Olympisch Comité is echter zeker niet een organisatie die zulke invloed normaal kan uitoefenen. De positie waar het zich in bevond maakt het een 'node' van het bestuur (governance). Deze nodes markeren een belangrijke functie van macht. Het ouderwetse idee dat macht bij soevereine staten ligt, geldt in steeds minder mate. De realiteit is veel ingewikkelder. Macht ligt bij zeer uiteenlopende partijen en wordt op zeer verschillende manieren uitgeoefend. Het punt is dat een onderzoek naar wie het bestuur in handen heeft niet moet beginnen bij de staat. Dit is vooral het geval bij internationaal politiewerk, waar particuliere beveiliging en producenten van wapens aanzienlijke macht kunnen uitoefenen.

De beveiligingssector

Hervorming in de beveiligingssector verwijst naar hervormingen die plaatsvinden in gebieden die net een conflict achter de rug hebben. In dergelijke gebieden is het vaak verstandig om de politie en andere organisaties te veranderen van dictatoriale instellingen naar gemeenschapsgerichte instellingen. Dergelijke hervormingen vinden vaak plaats als deel van een breder proces om duurzame vrede en democratie te bereiken. Hervorming in de beveiligingssector omvat vaak het leger en de politie. In Liberia vindt sinds de aankomst van VN vredestroepen in 2004 al hervorming van de beveiligingssector plaats. Private militaire bedrijven spelen een sleutelrol in dit proces. Zij worden vaak door overheden ingehuurd om soldaten en politieagenten te trainen. Abrahamsen en Williams (2006) betogen dat hervorming in de beveiligingssector teveel concentreert op de staat. Zij vinden dat teveel naar de politie en het leger wordt gekeken, terwijl vaak veel meer potentie bij particuliere beveiliging ligt. We hebben al gezien dat we de grootte van de particuliere beveiligingssector niet moeten onderschatten. De situatie in Afrika laat zien dat de leemte die de politie soms achterlaat, goed kan worden ingevuld door bedrijven.

Conclusie

Internationaal politiewerk is een ingewikkeld onderwerp. Het is vaak onderdeel van grotere organisaties of processen. Aan de andere kant zijn er typische internationale politie-instellingen zoals Europol en Interpol. Internationaal politiewerk is een kat en muisspel. Doelmatigheid is een drijfveer van de opkomst ervan. Hoewel internationale politie-instellingen belangrijk zijn, is de particuliere beveiligingssector wellicht nog belangrijker. Zij wordt niet teruggehouden door vragen wie zij moet dienen. Voor landen waarin publiek wantrouwen en corruptie overheersen, kunnen zij een goed alternatief vormen.

Stampvragen

1. Noem enkele problemen die kunnen spelen bij transnationaal politiewerk.

2. Welke drie vormen van samenwerkingsverbanden kunnen worden onderscheiden?

3. Wat is het verschil tussen ‘high’ en ‘low’ politiewerk?

4. Waarom zijn internationale politie-instanties onmisbaar?

5. Schets de verschillen tussen Europol en Interpol.

6. Door welke twee eigenschapen van het Europees Arrestatiebevel moet uitlevering van verdachten worden vereenvoudigd?

7.Op welke manier speelt globalisering een rol in internationaal politiewerk?

8. Noem drie redenen waarom het verschil tussen het rijke noorden en het arme zuiden criminogeen is.

9. Wat is volgens Pallerin de functie van grenzen?

10. Leg uit waarom wordt gesteld dat de particuliere beveiligingssector wellicht belangrijker is dan internationale politie-instellingen.

Hoe worden de vervolging en het gerechtelijk vooronderzoek vergeleken? - Chapter 6

Wat voor soort strafrechtelijk systeem ook gebruikt wordt, veel van het strafrechtelijk proces vindt plaats in het gerechtelijk vooronderzoek. Veel belangrijke beslissingen, gunstig of ongunstig voor de verdachte, worden genomen achter gesloten deuren en vaak zonder dat een advocaat aanwezig is. In het licht van de rechten van de verdachte en de belangen van slachtoffers kleven problemen betreffende verantwoording aan de verborgenheid van het gerechtelijk vooronderzoek. Het belang van het gerechtelijk vooronderzoek verschilt sterk per land. In inquisitoire systemen is het zogenoemde dossier van groot belang. Hierin staat alle relevante informatie die in het vooronderzoek is verzameld. Het dossier is voor de rechter beschikbaar. Veel van zijn beslissingen zullen hierop gebaseerd zijn. In accusatoire systemen wordt meer waarde gehecht aan mondeling, tijdens het proces gepresenteerd bewijs. Deze gang van zaken wordt als een waarborg gezien tegen het te makkelijk geloven van politiewerk. In dit hoofdstuk worden twee gedeelten van het gerechtelijk vooronderzoek besproken. Ten eerste de vervolging: wie bepaalt of een zaak vervolgd wordt en is deze beslissing gebaseerd op het legaliteitsbeginsel (elke haalbare zaak moet vervolgd worden) of op het opportuniteitsbeginsel (alleen vervolging wanneer dit in het openbaar belang is)? In de praktijk is dit onderscheid vervaagd. In rechtsstelsels waar het legaliteitsbeginsel wordt gehanteerd zijn veelal manieren aanwezig om onbeduidende of ongeschikte zaken buiten de rechtbank te houden. In rechtsstelsels waar het opportuniteitsbeginsel wordt gehanteerd, worden zaken geseponeerd op grond van beleid. Ten tweede voorarrest: onder de onschuldpresumptie is voorarrest de opsluiting van onschuldigen. Voorarrest dient streng gereguleerd en op de voet gevolgd te worden. De regels betreffende voorarrest en het gebruik in de praktijk kunnen een licht werpen op de relatie tussen de autoriteiten en de bevolking. Daarnaast zijn ze een belangrijke indicator voor de 'staat van het strafrecht' in een land. Deze twee onderwerpen worden apart besproken, maar zijn in de praktijk geenszins gescheiden. Gerechtelijk vooronderzoek, vervolging en voorarrest zijn sterk vermengd, vooral op het Europees continent. Ten slotte wordt buitengerechtelijke afdoening besproken: het omgaan met misdaad zonder de betrokkenheid van een rechter.

Verschillende vormen van vervolging

In Engeland en Wales was het traditioneel de politie die in de lagere rechtbanken de vervolging op zich nam. Slechts in hogere instantie of bij moeilijke of gevoelige zaken kwamen openbaar aanklagers in actie. In het 'Philips Report' uit 1981 werd geconcludeerd dat het onwenselijk was dat de politie zowel opspoorde als vervolgde. In 1986 trad de Crown Prosecution Service (CPS) in werking, om door gescheiden opsporing en vervolging overijverige vervolging te voorkomen. Daarnaast konden met de CPS landelijke richtlijnen in werking treden om uniformiteit te garanderen. In Engeland en Wales zijn de dagen van politievervolging voorbij. Veel andere landen, veelal voormalige Britse koloniën, zijn nog steeds van politievervolging afhankelijk. In de meeste landen op het vasteland van Europa heeft de openbaar aanklager een veel sterkere positie. Vooral in Nederland is het Openbaar Ministerie zeer machtig. Vandaar dat veel aandacht wordt besteed aan vervolging in Nederland.

Vervolging in Nederland

Het Nederlandse strafrecht is gebaseerd op het Franse. Rond 1800 is het beleid van Frankrijk overgenomen tijdens het bewind van Napoleon. De overeenkomsten zijn vooral te zien bij de aanklager. Het Openbaar Ministerie (OM) is een letterlijke vertaling van Ministère Publique en is evenals zijn Franse broer een grote en invloedrijke organisatie onder aanvoering van het Ministerie van Justitie. Openbaar aanklagers in Nederland zijn magistraten, opgeleid op een vergelijkbare manier als rechters. Hun taak is om onderzoek naar misdaad te dirigeren, de daders te vervolgen en beslissingen van rechtbanken uit te voeren. Hierin ligt een belangrijk verschil met de CPS. De Nederlandse aanklager dirigeert het onderzoek in geval van serieuze misdrijven. Voor ingrijpende onderzoeksbevoegdheden heeft de politie zelfs toestemming nodig van de openbaar aanklager. Dit is een systeem van toezicht en inspectie: de politie doet onderzoek onder voortdurend toezicht van een hoogopgeleide aanklager. In dergelijke systemen spelen aanklagers een dubbelrol. Ze zijn aan de ene kant partners van de politie in de bestrijding van misdaad. Aan de andere kant houden ze toezicht op de politie en verzekeren ze dat de rechten van verdachten gerespecteerd worden. Een onderzoeksrechter (rechter-commissaris) houdt toezicht op het werk van de aanklager. De tweede taak van het OM, de vervolging, is vergelijkbaar met die van de CPS, met een aantal belangrijke verschillen. Het OM bepaalt wie gedagvaard wordt en wanneer geseponeerd wordt. Het is ook de enige instantie die zaken naar de rechtbank brengt. Het OM komt het recht toe om de rechtbank te kiezen, de verdachte heeft hier geen inspraak in. Rechters kunnen echter zaken verwijzen naar hogere instanties als zij dit nodig achten. Het OM legt verantwoording af aan de rechtbank, aangezien zij als onderdeel van de rechterlijke macht gezien wordt. De naam van de aanklagers, Officier van Justitie, herinnert aan hun traditionele oriëntatie, waarin objectiviteit van groot belang is. Ze streven gerechtigheid na, niet veroordelingen, althans in theorie. Het OM legt politieke verantwoording af aan de Minister van Justitie, die deel uitmaakt van de regering. Het OM heeft het monopolie op vervolging, particuliere dagvaarding in het strafrecht is niet mogelijk. Om dit in evenwicht te houden is er voor slachtoffers en andere partijen een klachtenprocedure tegen een beslissing van het OM om niet te vervolgen. De macht en invloed van het OM is aanzienlijk in alle fasen van het strafrecht. In tegenstelling tot de aanklager in Engeland en Wales, welke meer een schakel is in de ketting van rechtshandhavende organen. Zij krijgen zaken van de politie en besluiten of ze die doorgeven aan zogenoemde barristers, die de rechtszaak voor hun rekening nemen. Onafhankelijkheid wordt als een waarborg tegen de invloed van rechtshandhavende organen gezien. In Nederland daarentegen dient het OM in een positie van gezag boven de politie te zitten. Hun toezicht wordt gezien als een waarborg tegen overtredingen van de politie.

Het systeem biedt echter geen garantie tegen overtredingen van de politie. In 1995 kwam in een parlementaire enquête aan het licht dat politieagenten grootschalige onderzoeken verrichtten waarin ingrijpende onderzoeksbevoegdheden werden toegepast zonder enig toezicht. Om het bewijs toelaatbaar te maken in de rechtszaak werd de manier waarop het bewijs was verkregen verzonnen of weggelaten uit het dossier. Het lukte het OM en de rechtbanken vaak niet om dergelijk onrechtmatig verkregen bewijs te herkennen. De conclusie van de enquête was dat opsporing in Nederland zich in een crisis bevond. Tekortkomingen bij de politie en het Openbaar Ministerie zijn aan het licht gekomen. Sommige aanklagers deden actief mee met de politie, anderen volgden de wet en werden niet geïnformeerd over wat de politie daadwerkelijk deed. Een zekere mate van vertrouwen tussen OM en politie is nodig. Teveel vertrouwen mondt al snel uit in een gebrek aan toezicht. Het Nederlandse systeem kan gezien worden als een goed voorbeeld van het falen van een systeem van gerechtelijk toezicht. Nederland gaf echter hun systeem niet op, maar koos ervoor om het te versterken. Meer wetgeving werd uitgeschreven om het toezicht van het OM te verzekeren. Een commissie controleert tegenwoordig het gebruik van ingrijpende opsporingsbevoegdheden in het hele land. Richtlijnen, veelal afkomstig van het college van procureurs-generaal, zorgen voor consistentie wat betreft overige bevoegdheden.

Toezicht op aanklagers door leken: de Amerikaanse 'grand jury'

In veel staten van de VS is het toezicht op de openbaar aanklager een taak van de grand jury. De grand jury wordt op dezelfde manier samengesteld als de jury die schuld of onschuld bepaalt in de rechtszaal. Ze dienen niet te worden verward met federale grand juries. Grand juries bestaan per staat uit verschillende aantallen mensen. Zij dienen aanklachten uit te spreken en opsporing te controleren. Zij bepalen of er sprake is van 'probable cause' (vergelijkbaar met art. 27 strafvordering in Nederland), in welk geval zij de aanklacht bevestigen. De invloed van de grand jury verschilt sterk per staat. Toch kan gezegd worden dat de grand jury de controlerende macht van de openbaar aanklager is in de VS. Waar dat in Europa veelal een rechter is, is het in de VS het volk. De grand jury staat onder druk, zijn functie is uitgehold. De grand jury is een middel geworden om ongepast handelen van aanklagers te rechtvaardigen door hen ermee te laten instemmen. Sommigen pleiten voor een vermindering van het gebruik van de grand jury. Anderen pleiten voor een herstel van hun originele functie. De aanklager in de VS, de 'district attorney' heeft aanzienlijke invloed op opsporing door de politie. Zij hebben soms teams die speciale onderzoeken doen. Japan heeft een instituut genaamd 'Prosecutorial Review Commisions (PRC). Deze bestaat net als de grand jury uit leken die handelen van openbaar aanklagers controleren. Echter zijn overwegingen zijn slechts adviserend, niet bindend. Ook de relevantie van de PRC staat ter discussie.

De kernfunctie van een openbaar aanklager

Vervolging is het scheiden van zaken die wel en niet naar de rechtbank moeten. Daarvoor zijn regels en richtlijnen noodzakelijk. Er zal vaak in meer of mindere mate sprake zijn van een discretionaire bevoegdheid. Deze discretionaire bevoegdheid is sterk in landen die het opportuniteitsbeginsel hanteren, waar alleen vervolgd wordt wanneer dit in het openbaar belang is. In andere landen wordt het legaliteitsbeginsel gehanteerd, wat inhoudt dat elke haalbare zaak vervolgd dient te worden. Het opportuniteitsbeginsel past beter in een inquisitoir systeem, waar ambtenaren meer vrijheid genieten. De openbaar aanklager bespreken vanuit een vergelijkend perspectief blijkt vrijwel onmogelijk. De rol van de openbaar aanklager verschilt sterk per land en is afhankelijk van zijn relatie met de politie en de rechterlijke macht. In inquisitoire systemen wordt controle meestal uitgevoerd door middel van toezicht. In accusatoire systemen moet de onafhankelijkheid van aanklagers waarborgen tegen overtredingen. Over het algemeen staat de openbaar aanklager tussen de politie en de rechtbank. Zij verzekert dat de politie geen zaken kan vervolgen zonder bewijs. Soms komt de aanklager alleen in serieuze gevallen in actie. Vergelijkbaar is de mogelijkheid voor de politie om kleine overtredingen direct en onafhankelijk af te handelen. Vaak om redenen van doelmatigheid, niet om de openbaar aanklager te ondermijnen. Een belangrijke rol van de aanklager is om de verdachte te beschermen tegen overijverige politieambtenaren. Theorieën over hoe dit het beste kan worden bereikt verschillen. De één is voorstander van onafhankelijkheid, de ander van betrokkenheid.

Magistraten in het gerechtelijk vooronderzoek

Er valt wat voor te zeggen dat het gerechtelijk vooronderzoek pas begint na een dagvaarding en een verschijning voor een rechter. Een onafhankelijke magistraat is nodig om eventueel voorarrest te rechtvaardigen. Gezien de ingrijpende aard van voorarrest is het noodzakelijk dat een rechter er binnen een paar dagen over beslist, nadat hij de verdachte heeft gezien en het bewijs heeft bekeken. In Engeland en Wales is voorarrest alleen mogelijk wanneer de naam van de verdachte niet kan worden bevestigd, de verdachte waarschijnlijk niet bij de rechtbank zal verschijnen, de verdachte zich waarschijnlijk zal bemoeien met getuigen of verder onderzoek uitwijst dat de verdachte waarschijnlijk verdere misdrijven zal plegen. Als verdachten borgtocht krijgen, zijn ze ´vrij´ om te gaan. Borgtocht kan in Engeland en Wales verkregen worden op een aantal momenten. Ten eerste kan de politie verdachten borgtocht geven voordat een dagvaarding heeft plaatsgevonden. Als zaken geschorst worden tot een later tijdstip bepaalt de rechtbank of borgtocht wordt gegeven. Voorwaardelijke borgtocht is ook een mogelijkheid. Verdachten hoeven, zo bepaalt de Bail Act 1976, geen borgtocht te krijgen indien er voldoende grond is om te geloven dat:

  1. de verdachte niet terug zal keren naar de rechtbank,

  2. de verdachte tijdens zijn borgtocht een misdrijf zal plegen

  3. de verdachte zich zal bemoeien met getuigen of op een andere manier het strafrecht zal belemmeren.

Daarnaast kan borgtocht geweigerd worden indien dit in het belang van de verdachte is of wanneer onvoldoende informatie beschikbaar is om een beslissing te nemen. Hucklesby (2002) betoogt dat de beslissing over borgtocht lastig is door de afweging van het recht op vrijheid van de verdachte aan de ene kant en het openbaar belang aan de andere kant. Een andere moeilijkheid is dat de beslissing om een verdachte op te sluiten onvermijdelijk is gebaseerd op een voorspelling van zijn gedrag in de toekomst. Uit onderzoek blijkt dat rechters de neiging hebben te snel het openbaar belang boven de belangen van de verdachte te stellen. In de VS verschijnen verdachten binnen 48 uur voor een rechter. Na aanhouding bepaalt een rechter of er gronden zijn voor voorarrest. Vrijlating is onderhevig aan borgtocht, wat meestal een geldsom omvat. In Nederland wordt een verdachte ondervraagd door een onderzoeksrechter. Deze kan voorarrest in een huis van bewaring opleggen. De verdachte heeft het recht op een advocaat tijdens dat verhoor. Onderzoeksrechters moeten een aantal beoordelingen maken. Ten eerste moet het misdrijf waarvoor de verdachte wordt vervolgd serieus genoeg zijn voor voorarrest. Ten tweede moet bij de rechter een versterkte vorm van redelijke verdenking aanwezig zijn. Ten derde moet bekeken worden of een grond voor voorarrest aanwezig is. Bijvoorbeeld vluchtgevaar of recidivegevaar. Naast deze vaste gronden zijn de mogelijkheden voor voorarrest nog wat verbreedt, zoals dat ook in veel andere landen het geval is. In Frankrijk kan een verdachte voor 24 uur (verlenging mogelijk tot 48 en 96 uur) ondervraagd worden door de politie: het 'garde à vue' systeem. De rechten van de verdachte zijn recentelijk verbeterd, gedeeltelijk door uitspraken van de EU tegen Frankrijk. Pas sinds 1993 hebben verdachten recht op:

  1. een telefoongesprek

  2. juridisch advies (niet het recht op een advocaat) na de eerste 24 uur van verhoor

  3. medisch onderzoek, familie kan vragen dat de verdachte een dokter ziet

  4. voorlezing van zijn rechten in een taal die de verdachte verstaat

Garde à vue wordt gestart door een hogere politieambtenaar onder toezicht van een openbaar aanklager. Voorarrest kan alleen opgelegd worden door een onderzoeksrechter. Voorarrest is alleen mogelijk bij verdenking van een zwaar misdrijf. Voorarrest moet gerechtvaardigd zijn door redenen betreffende het onderzoek, de openbare orde of de veiligheid van de verdachte. Bij verdenking van misdrijven waarop minder dan vijf jaar gevangenisstraf staat en ingeval de verdachte niet eerder een gevangenisstraf uitgezeten heeft, mag het voorarrest niet langer dan 6 maanden duren. In serieuze gevallen kan het voorarrest 4 maanden duren en verlengd worden zonder maximum. Soms kan de verdachte vragen dat het voorarrest wordt opgeheven. Beslissingen hierover zijn appellabel bij de Chambre d'Accusation. Een van de grote kritiekpunten op de Franse gang van zaken is dat de verdachte geen recht heeft op een advocaat tijdens de eerste verhoren. Vogler (1996) betoogt dat verdachten vier rechten hebben:

  • Het recht op kennisgeving van de verdenking

  • Het zwijgrecht

  • Het recht op rechtsbijstand

  • Het recht op voldoende tijd om een verdediging voor te bereiden

In hoeverre verdachten deze rechten kunnen uitoefenen, staat ter discussie. Franse rechtsgeleerden betogen dat de onmiddellijke betrokkenheid van een rechter beschermt tegen overtreding van de politie. Het feit dat alle beslissingen tegen de verdachte gemotiveerd, schriftelijk en appellabel zijn, is een tweede. Ten derde dienen regels voor het gedrag van de politie, de aanklager en de onderzoeksrechter de belangen van de verdachte, welke een stuk minder goed uitgerust zijn dan hun Engelse tegenhanger. De Franse situatie waarin verdachten geen recht hebben op een advocaat is niet uniek. In Nederland zijn de rechten van de verachte op vergelijkbare wijze beperkt. De reden is dat de aanwezigheid van een advocaat het onderzoek zou belemmeren. Ondanks voorstellen om de onderzoeksrechter volledig af te schaffen, zoals in Duitsland is gebeurd, blijft hij een centraal onderdeel van het strafrecht in Frankrijk. In Nederland doet de onderzoeksrechter het goed. Ze beschermen de rechten van verdachten en moeten machtiging geven voor verschillende onderzoeksbevoegdheden. Het is eigenaardig dat de persoon die de verdachte tegen de politie dient te beschermen tevens degene is die beslist over de meest ingrijpende onderzoeksbevoegdheden. Alleen in landen waar de rechterlijke macht vertrouwen geniet, kan een dergelijke regeling werken. De onderzoeksrechter is vanuit een Brits perspectief apart. Het concept staat op gespannen voet met de onafhankelijkheid van de rechter.

Voorarrest in recht en praktijk

Voorarrest is, ook al is het soms noodzakelijk, het gevangen houden van de onschuldige, althans degene die nog niet schuldig is bevonden. De problemen rond mensenrechten zijn zeer relevant. Art. 5 van het EVRM garandeert vrijheid en veiligheid en is van belang voor voorarrest. Het bepaalt dat voorarrest alleen wettelijk is wanneer het tot doel heeft een verdachte voor de bevoegde autoriteit te brengen, of wanneer het noodzakelijk is om verder misdrijven of vlucht van de verdachte te voorkomen. Lid 5 bepaalt dat slachtoffers van schendingen van artikel 5 recht hebben op vergoeding. In hoeverre verdachten dit recht in de praktijk kunnen uitoefenen is een ander verhaal. In veel westerse landen zijn wetten en regels ten aanzien van voorarrest vrij specifiek. Dit dient als een waarborg voor de rechten van de verdachte. Hoewel de filosofie achter voorarrest door heel Europa vergelijkbaar is, is het gebruik in de praktijk dat zeker niet. Het gemiddelde aantal mensen in voorarrest is in Europa zo'n 38 per 100.000 inwoners. Voormalige Sovjet-Unie landen hebben vaak zeer veel mensen in voorarrest met tot 115 per 100.000 inwoners in Estland. Finland, hoewel buurland van en cultureel vergelijkbaar met Estland, scoort daarentegen uitzonderlijk laag, met slechts 5.7 per 100.000 inwoners. De Finse regels zijn niet extreem verschillend van de rest van Europa. Criminaliteit in Finland is relatief laag. Maar het kleine aantal mensen in voorarrest kan niet worden uitgelegd door een gebrek aan gekwalificeerde criminelen. Het lijkt er aldus op dat het strafrecht in Finland de opsluiting van verdachten met succes vermijdt. Dit komt niet door wetgeving, maar door de praktijk. Bij voorarrest zijn aldus de regels niet een heel goede indicator voor het gebruik. In vergelijkend strafrecht zeggen regels maar zoveel, hun toepassing is meer van belang.

Hucklesby (2002) heeft betoogd dat politieagenten de dreiging met voorarrest gebruiken om verdachten onder druk te zetten voor informatie. Dergelijk gedrag is niet de bedoeling en suggereert dat wetten vooral gebruikt worden in het voordeel van degenen die ze toepassen. Dergelijke praktijken, vooral in het ondoorzichtige gerechtelijk vooronderzoek, zijn lastig te controleren. Een ander voorbeeld van zulke praktijken is te zien in het gebruik van voorarrest in China. De Chinese overheid heeft er lang over gedaan om een wetboek van strafrecht te schrijven. Een negatief effect van dit gebrek aan wetgeving was het wijdverspreid gebruik van voorarrest. Het in 1979 in werking getreden wetboek van strafvordering kon deze praktijk niet verhelpen. Ruihua (2003) geeft een opsomming van de problemen van voorarrest in China. Het grootste probleem is dat voorarrest gemakkelijk kan worden opgelegd. Regels kunnen eenvoudig opgerekt worden waardoor iedereen, te allen tijde in voorarrest geplaatst kan worden. Ten tweede wordt voorarrest gebruik als straf en als middel om controle uit te oefenen. Ten derde is er een gebrek aan proportionaliteit bij het gebruik van voorarrest. Lange detentie wordt soms opgelegd voor relatief kleine misdaden. Ten vierde komt voorarrest vaak voor zonder dat rechters hierop toezicht houden. Beroep tegen beslissingen ten aanzien van voorarrest heeft weinig kans van slagen. Ten slotte zijn er aanhoudende meldingen van martelingen in Chinese huizen van bewaring.

Buitengerechtelijke afdoening

Buitengerechtelijke afdoening wordt gebruikt om de druk op het strafrecht te verlichten. Het houdt in dat een aanklager (of andere ambtenaar) een zaak af doet buiten de rechtbank. Vaak gebeurt dit met machtiging van het slachtoffer. Mediation tussen slachtoffer en overtreder vindt al 20 jaar lang plaats in Europa. Christie (1977) betoogt dat een misdaad primair moet worden behandeld als een probleem tussen de overtreder en het slachtoffer. Het suggereert dat conflicten tussen burgers door de staat zijn omgevormd tot vervolging van overtreders. Hij betoogt dat de conflicten door de partijen zelf moeten worden opgelost. In Nieuw-Zeeland was de oververtegenwoordiging van de inheems bevolking een impuls om buitengerechtelijke afdoening in gebruik te nemen. Het reguliere strafrechtelijke systeem was niet geschikt voor de Maori. Daarom zijn de traditionele wijzen waarop Maori omgaan met misdaad in gebruik genomen. Het bleek zeer succesvol en sindsdien wordt dergelijke mediation over de hele wereld gebruikt. Vaak was in de systemen waarin mediation wordt gebruikt daarvoor vrijwel geen rol aanwezig voor slachtoffers in het strafrecht. Bij mediation kunnen met de wensen van het slachtoffer rekening worden gehouden. Mediation kan in verschillende fases van een strafrechtelijk proces plaatsvinden. Voordat een vervolgbeslissing wordt genomen, voordat een proces begint of zelfs na afloop van het proces. In veel jurisdicties regelt de politie of aanklager mediation voor een proces. De overtreder dient verantwoording af te leggen voor zijn misdaad, waarna de aanklager de zaak kan seponeren. In Oostenrijk kan mediation alleen plaatsvinden bij misdrijven waarop minder dan vijf jaar gevangenisstraf staat. Als de zaak naar de rechtbank gaat, kan de rechter ook nog mediation opleggen. De aanklager is dus de voornaamste, maar niet de enige persoon die mediation doet plaatsvinden. In Duitsland kunnen aanklagers zaken seponeren wanneer de overtreder vrijwillig het slachtoffer schadeloos stelt of zich anderszins met het slachtoffer verzoent. In kleine zaken is de zaak daarmee afgedaan. In serieuzer gevallen vindt het vaak plaats naast vervolging en wordt de mediation door de rechter meegenomen in zijn beslissing. Het is duidelijk dat mediation een dienst is die afhankelijk is van vrijwilligers. De populariteit kan gezien worden als een teken van succes. Aan de andere kant bestaat de angst dat de afname van spontaniteit en creativiteit de effectiviteit zal doen afnemen.

Familie groepsbespreking in Nieuw-Zeeland

De familie groepsbespreking is in het gerechtelijk vooronderzoek in Nieuw-Zeeland ingesloten, wanneer de overtreder 14-17 jaar oud is. In een bespreking met de overtreder, zijn familie, het slachtoffer en zijn familie, een politieambtenaar en een mediator wordt besproken hoe men het beste met het gedrag van de overtreder kan omgaan. Er zijn drie fasen in dit proces. De eerste is de vaststelling dat de overtreder ook daadwerkelijk de dader is. Als de overtreder ontkent zal de zaak veelal naar de rechtbank gaan. De tweede is het delen van informatie over de misdaad, de overtreder, het slachtoffer en andere omstandigheden. Daarna kan de familie in afzondering bepalen wat zij willen doen om het slachtoffer schadeloos te stellen en verdere overtredingen te voorkomen. Als een overeenkomst wordt bereikt, eindigt de bespreking. De familie groepsbespreking is gebaseerd op het idee dat het milieu van de overtreder van groot belang is voor zijn gedrag. Het feit dat het op Maori-tradities is gebaseerd heeft ongetwijfeld bijgedragen aan zijn succes in Nieuw-Zeeland. Familie groepsbesprekingen zijn populair over de hele wereld. Ze zijn, niet verrassend, ontstaan in een tijd waarin strafrechtelijke instellingen van statische bureaucratische organen veranderen in door prestaties gedreven bedrijf-achtige organisaties. Ze spreken ons aan als een vorm van lokaal strafrecht. Wellicht daarom zijn ze lastig in te zetten in normale strafrechtelijke instellingen.

Buitengerechtelijke afdoening bij geestelijke stoornis

Gevangenissen zitten vol met mensen met een geestelijke stoornis. Met vervolging gaat vaak veel stress en onzekerheid gepaard, hetgeen niet goed is voor je geestelijke gezondheid. Vandaar dat veel plannen zijn opgezet om verdachten met een geestelijke stoornis niet gevangen te zetten. Deze plannen zijn vaak, maar niet altijd een vorm van buitengerechtelijke afdoening. In Engeland en Wales zijn meer dan 100 verschillende stelsels waar medische professionals rechters adviseren over de geestelijke toestand van verdachten. De VS gaat nog een stapje verder met geestelijke-gezondheid-rechtbanken. Daar worden geestelijke stoornissen vastgesteld en worden de daaraan verbonden behoeften meegenomen in beslissingen. Hoewel studies over het effect van dergelijke rechtbanken nog maar weinig aanwezig zijn, wordt al door veel andere landen met interesse naar het Amerikaanse concept gekeken.

Conclusie

Verdachten hebben bescherming nodig tegen de macht van de staat. Het VK en de VS trachten dit te bereiken door middel van onafhankelijkheid van instellingen. In continentaal Europa zijn deze instellingen vaak afhankelijk van elkaar en wordt bescherming bereikt door middel van toezicht. Een ander belangrijk deel van gerechtelijk vooronderzoek is buitengerechtelijke afdoening. Een rechtszaal is lang niet altijd de beste plaats om een conflict te beslechten. Mediation kan in sommige gevallen voor slachtoffer en overtreder betere resultaten boeken.

Stampvragen

1. Welke rol speelt politievervolging tegenwoordig in Engeland? En in veel voormalig Britse koloniën?

2. Schets de belangrijkste overeenkomsten tussen het Nederlandse en het Franse systeem van vervolging.

3. Wat zijn de twee hoofdtaken van het OM in Nederland?

4. Wat is de rol van de grand jury in de VS?

5. Waarom staat de grand jury in Amerika onder druk?

6. Waarom past het opportuniteitsbeginsel beter in een inquisitoir systeem?

7. In welke situaties hoeven verdachten, volgens de Bail Act, geen borgtocht te krijgen?

8. Welke vier rechten hebben verdachten volgens Vogler?

9. Waarom is het gebruik van een onderzoeksrechter vanuit Brits perspectief apart te noemen?

10. Wat is de reden dat buitengerechtelijke afdoening steeds meer aan populariteit wint?

Welke verschillende strafrechtelijke rechtssystemen zijn er? - Chapter 7

Het brengen van een bezoek aan een rechtbank in het buitenland kan een zeer leerzame ervaring zijn. Alle uiterlijke kenmerken zoals architectuur, indeling en de eventuele aanwezigheid van bewaking kunnen aanwijzingen geven over de aard van de rechtspraak in een land. Een ander interessant onderwerp is de rechtszaal zelf. De plaatsen van de verdachte, aanklager en rechter kunnen veel zeggen over een rechtsstelsel. In Engeland is de verdachte ver verwijderd van de rechter, terwijl de verdachte in continentaal Europa juist dichtbij de rechter zit.

Verschillende rechtssystemen

Rechtssystemen verschillen aanzienlijk. Deze verschillen zijn verre van oppervlakkig en verdienen een nadere beschouwing. Systemen zijn vaak geworteld in de organisatie van een samenleving. De rol van de staat in het bijzonder is belangrijk voor het strafrecht. Vandaar dat dit hoofdstuk het verschil tussen inquisitoir en accusatoir uitgebreid zal behandelen. Daarnaast moeten we begrijpen wat de rol van een proces is binnen het strafrecht. Beide typen rechtssystemen zijn niet slechts verschillende vormen van hetzelfde proces. Inquisitoire processen zijn de epiloog van het strafrechtelijk proces, terwijl accusatoire processen meer het laatste hoofdstuk zijn. Bij de vergelijking van de systemen wordt geconcentreerd op de hogere rechtbanken. Verder worden Islamitische processen besproken en zullen de inheemse processen in Papoea Nieuw-Guinea en Alaska aan bod komen.

Frankrijk

Door de overheersing van Napoleon hebben veel landen in continentaal Europa een strafrechtelijk systeem dat op dat van Frankrijk lijkt. Het principe dat aan het Franse proces ten grondslag ligt, is dat de rechtbank oordeelt over alle relevante feiten. Daarom wordt grote nadruk gelegd op het voorbereidend onderzoek. De rechtbank krijgt een dossier waarin alle relevante feiten staan samengevat. Dit dossier moet indien het degelijk is samengesteld, overeenkomen met het bewijs dat ter zitting wordt gepresenteerd. Zoals vrijwel overal, bepaalt de aard van de overtreding in Frankrijk grotendeels de uiteindelijke rechtbank. Onderscheid wordt gemaakt tussen zeer zware (5+ jaren gevangenis), zware (2 maanden tot 5 jaar) en lichte (minder dan 2 maanden) overtredingen. Zeer zware overtredingen komen voor een 'Cour d'Assises', bestaande uit 3 rechters en een jury van negen leken. De zware komen veelal voor een 'Tribunal Correctional', bestaande uit 3 rechters zonder jury. De lichte overtredingen komen voor de 'Tribunal de Police' (politierechter), bestaande uit één rechter. De processen in de verschillende rechtbanken tonen een aantal verschillen. Bij de politierechter is de sfeer redelijk informeel. Het proces bestaat veelal uit een dialoog tussen de rechter en de verdachte, de rechter ondervraagt de getuigen en de verdachte. Verdachten krijgen de kans om hun kant van het verhaal te vertellen. Ze staan nooit onder ede. Verdachten maken zelden gebruik van hun zwijgrecht. In zijn slotpleidooi stelt de aanklager een straf voor. De uitspraak wordt direct of later gedaan, maar altijd in het openbaar. In de Cour d'Assises is de sfeer formeler, maar is de procedure niet geheel verschillend. Het grootste verschil is de aanwezigheid van de jury. De jury beslist samen met de rechters. De jury kan ook vragen stellen, direct of via de president. De president blijft de centrale figuur. Hij stelt de meerderheid van de vragen aan de verdachte en getuigen. Hij is daarnaast de enige die het dossier voorafgaand aan het proces heeft gelezen. De jury en andere twee rechters (assessors) hebben deze mogelijkheid niet. Het slotpleidooi wordt gehouden door zowel de aanklager als de verdediging. Het laatste woord komt echter aan de president toe. Hij vat de twistpunten samen en instrueert de jury over de bewijslast. De president mag zijn mening niet laten doorschijnen, de assessors mogen dat wel. Deze regel is echter niet heel effectief aangezien hij wel commentaar mag geven op de geloofwaardigheid van getuigen.

Engeland en Wales

Accusatoire processen zijn door Engeland over de hele wereld geëxporteerd, en genieten vooral populariteit in Engels sprekende landen. Accusatoire processen kunnen zeer lang zijn. In Engeland en Wales begint het proces met de voorlezing van de dagvaarding. Vervolgend bevestigt de verdachte zijn pleit van schuldig of onschuldig. Nadat de jury zijn eed aflegt, opent de aanklager de zaak. Hij roept getuigen op en ondervraagt deze. De verdediging kan daarna de getuigen van de aanklager ondervragen. Tot slot kan de aanklager nogmaals de getuigen ondervragen. Daarna roept de verdediging zijn getuigen op en vindt de ondervraging vice versa plaats. Deze fase van het proces duurt vaak dagen. Getuigen worden onder eed gezet. Leidende vragen zijn toegestaan en worden veel gebruikt. De getuigen mogen geen bewijs van horen zeggen geven. Dit is een waarborg voor het onmiddelijkheidsbeginsel. Er zijn echter wel uitzonderingen op deze regel. Als de ondervraging van getuigen is voltooid, houden aanklager en verdediging hun slotpleidooi. De rechter vat de zaak samen en instrueert de jury over de wet en de bewijslast. Deze samenvatting kan ook vrij lang duren en mag niet als leidend overkomen. Vernomen schendingen van deze regel worden vaak aangevoerd als gronden voor hoger beroep. Ten slotte zondert de jury zich af om tot een beslissing te komen. Bij deelname of zelfs toeschouwen van een proces bij de Crown Court is veel etiquette betrokken. Voor elke poging tot het storen van het proces (contempt of court) kan de rechter een gevangenisstraf opleggen. De sfeer in de rechtszaal in de VS is vergelijkbaar, maar met een aantal procedurele verschillen. Ondervragingen worden ervaren als rigoureuzer. De rol van de rechter is ook beperkter. Zo vat de rechter in de VS de zaak niet samen. In de VS kan het systeem als meer accusatoir worden gezien.

Verschillen tussen Frankrijk en Engeland

Een aantal van de belangrijkste verschillen tussen processen in Frankrijk aan de ene kant en Engeland en Wales aan de andere kant, zijn de rol van een bekentenis, pleiten, bewijsregels, hoger beroep en gemotiveerde beslissingen. In Frankrijk pleiten verdachten zelf niet. Ze worden gezien als het onderwerp van een onderzoek. In Engeland en Wales zijn verdachten partij in het conflict. De pleit geeft aan hoe de verdachte naar de zaak kijkt. Dit is in inquisitoire systemen niet van belang, aangezien er geen aparte procedure is voor verdachten die schuldig pleiten. De bewijslast ligt bij de aanklager. Dit is vooral van belang in het gerechtelijk vooronderzoek. Omdat de rechter de primaire waarheidsvinder in het proces is, is de rol van de aanklager hier beperkt. Het slotpleidooi waarin de aanklager een straf aanbeveelt is desondanks invloedrijk. Franse rechters hebben grote vrijheid in de waardering van bekentenissen die gedaan zijn in het gerechtelijk vooronderzoek. Het kan voldoende zijn voor een veroordeling, of in het geheel niet als bewijs dienen. Bewijsregels in Frankrijk, zoals vaak het geval is in inquisitoire systemen, zijn minimaal. Rechters worden vertrouwd om over bewijs te oordelen. In principe geldt het onmiddelijkheidsbeginsel, wat voorschrijft dat al het bewijs ter zitting gepresenteerd moet worden. Naar veel bewijs wordt echter slechts verwezen. Bewijs van horen zeggen wordt niet toegelaten, wat elders in Europa anders is. Bewijs dat resulteert uit overtredingen door autoriteiten kán worden toegelaten. Het is aan de rechter om hierover te oordelen. Door de afhankelijkheid van het dossier, zijn inquisitoire processen vaak korter. Processen zijn routine en vanuit een Angelsaksisch perspectief weinig indrukwekkend. Behalve bij de Cour d'Assizes kan zowel de aanklager als de verdachte in beroep gaan tegen uitspraken. Hoger beroep dat wordt ingesteld door alleen de verdachte, kan niet leiden tot een hogere straf. Waar het jury's vaak verboden is beslissingen toe te lichten, zijn rechters in inquisitoire systemen vaak verplicht dit te doen. Bij dit vereiste kan men twijfels hebben. Ten eerste kan men niet zeker zijn dat de redenen die een rechter noemt ook de redenen zijn die hij heeft gehanteerd. Ten tweede is het onwaarschijnlijk dat een rechter partijen zal helpen aan wapens bij hun beroep. De kern van het verschil tussen inquisitoire en accusatoire systemen ligt in de rol van de staat in de samenleving. In inquisitoire systemen is de rol van de staat vaak groter. In accusatoire systemen is de rol van de staat beperkt. De staat moet klein en passief zijn. De opkomst van de verzorgingsstaat in westerse landen heeft deze relatie tussen de staat en het strafrecht doen vervagen. De Engelse staat kan zeker niet als klein of passief worden aangemerkt. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat rechtssystemen eeuwenoud zijn, terwijl de verzorgingsstaat vrij nieuw is. Inquisitoire systemen worden geassocieerd met sinistere handelingen van de staat. Het accusatoire systeem is opgebloeid door een toenemend wantrouwen van de staat. Als ambtenaren niet te vertrouwen zijn, is het logisch dat het strafrecht door het volk wordt verricht. De staat dient slecht een toneel te verzorgen. In inquisitoire systemen wordt de staat geassocieerd met wijsheid en objectiviteit. Een logisch gevolg is dat zij dus ook het strafrecht regelt. Het verschil tussen de openbaar aanklager in inquisitoire en accusatoire systemen is in de praktijk vaak subtiel maar in theorie van groot belang. De aanklager dient in een accusatoir systeem schuld te bewijzen. In inquisitoire systemen is de aanklager een waarheidsvinder. Beide systemen zijn beschuldigd van het negeren van verdachten in processen. Ze zouden het conflict van slachtoffer en overtreder wegnemen. Het conflict wordt uitgevochten door juristen, die twisten over regels die weinig te doen hebben met de verdachte of zijn overtreding.

Islamitische landen

De Islamitische wettelijk traditie komt vooral voor in het Midden-Oosten. De belangrijkste bron van recht is de Koran. De Sharia is een verzameling van regels die door God (Allah) aan Mohammed is geopenbaard. Sommige kenmerken van Islamitisch recht zijn noemenswaardig. Islamitisch recht komt voort uit goddelijke openbaring. Het is universeel toepasbaar en er is weinig ruimte voor interpretatie. Hoewel er andere bronnen van recht bestaan, onderscheidt Islamitisch recht zich door zijn sterke religieuze basis. In sommige landen maakt Islamitisch recht onderdeel uit van het rechtssysteem, en in een aantal landen vormt het zelfs het gehele rechtssysteem.

In materieel recht wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Misdaden tegen God, hudud genaamd, waaronder godslastering en zedenmisdrijven. Bij hudud wordt de staat geacht op te treden als aanklager. Hiervoor worden vaste straffen opgelegd, waaronder de doodstraf en amputatie van ledematen.

  • Misdaden tegen personen, quesas genaamd, waaronder moord en diefstal. Bij quesas moet het slachtoffer of zijn familie de dader aanklagen. De nadruk ligt hierbij op onderhandeling tussen het slachtoffer en de overtreder. Op quesas kunnen zware straffen liggen, aangezien ze zware delicten kunnen inhouden.

  • Misdaden met discretionaire straffen, tazirat genaamd.

Wanneer de verdachte in een proces ontkent, tracht Islamitisch recht de waarheid te vinden door verklaringen van betrouwbare personen. In de meeste rechtbanken telt bewijs van een mannelijke getuige sterker dan dat van een vrouwelijke. Liegen onder ede is een serieuze overtreding, waarop zware straffen staan. De eed werkt anders dan in westerse landen. Getuigen spreken vrijuit, maar niet alles wordt voor waarheid gehouden. Het is aan de rechter om te bepalen wat de waarheid is. Wanneer het bewijs geen uitsluitsel geeft, kan een partij de tegenpartij uitdagen om een eed af te leggen ten gunste van hun standpunt. Het idee hierachter is dat liegen onder heilige eed ondenkbaar is. In Saoedi-Arabië geldt het Islamitisch recht sinds 1926. Geschreven recht is vrijwel niet aanwezig. Er komt zeer weinig criminaliteit voor in Saoedi-Arabië. Er wordt gesteld dat de strenge straffen bevorderlijk zijn voor de vredige samenleving. In hoeverre deze cijfers betrouwbaar zijn is echter discutabel. Het is moeilijk om aan statistieken te komen door de dogmatische aard van het strafrecht. Wardak (2005) schrijft de lage criminaliteit toe aan vijf factoren, waarvan de Sharia er één is. De andere vier zijn uitgebreide families, de rol van scholen, de rol van de moskee en een instelling genaamd Motwwa'in, een autonoom orgaan dat beschouwd wordt als een handhaver van moraal en fatsoen.

Inheemse vormen

Als voorbeeld van inheemse rechtbanken zal eerst Papoea Nieuw-Guinea worden besproken. Dit is tevens representatief voor rechtbanken in landen als Zambia en Kenia. Daarna zal Alaska aan de orde komen.

Dorpsrechtbanken in Papoea Nieuw Guinea

Dorpsrechtbanken zijn ingesteld in 1974 als een instrument om strafrecht op lokaal niveau te regelen. Deze kwamen beter overeen met de traditie van de inheemse bevolking dan het daarvoor gehanteerde Australische recht. Om een zekere mate van beheersing door de centrale overheid te houden, werden ze geplaatst in een formele structuur met een zeker mate van autonomie. Rechters van de dorpsrechtbanken beslissen semi-autonoom over een reeks van strafrechtelijke en civiele zaken. Rechters zijn inwoners, gekozen door de lokale bevolking. Het gaat vaak om geringe overtredingen. Rechters hebben een efficiënte werkwijze ontwikkeld waarin getuigen worden ondervraagd, en kort daarna vaak een unanieme beslissing volgt. Dit type rechtbank kent een aantal overeenkomsten met rechtbanken in de rest van de wereld. Zijn efficiëntie wordt echter zelden geëvenaard in de westerse wereld. Het is een goed voorbeeld van ontwikkelend strafrecht, waar traditie gebruikt wordt om recht te doen. Er wordt wel eens gezegd dat de dorpsrechtbanken werken omdat corruptie een groot probleem is in Nieuw-Guinea.

Rechtbanken in een koud klimaat: strafrecht in Alaska

Alaska is een zeer afgezonderd gebied. De bevolkingsdichtheid is extreem laag. Hoewel het grootste deel van de bevolking zich in de steden bevindt, zijn er ontelbare afgelegen dorpjes verspreid over de hele staat. Veel daarvan worden bewoond door de inheemse bevolking. Door de grote afstanden tussen de kleine gemeenten doen zich problemen voor wat betreft het strafrecht. Tot de jaren '80 waren deze gemeenten zelfvoorzienend in strafrecht. Buitenwettelijke regelingen zorgden voor politie en manieren om met kleine overtredingen om te gaan. Lokaal bestuur werd uitgevoerd door een gemeenteraad. De grotere gemeenten hadden een politieagent. Ondanks dat, gaven de meeste dorpen aan te weinig geld te hebben om voldoende veiligheid te bieden. In de meeste dorpen werd onwenselijk gedrag bestraft aan de hand van verordeningen, een enkele gemeente had een erkende rechtbank. De meeste inwoners accepteerden de jurisdictie vrijwillig of door sociale druk. Deze regels waren alleen van toepassing op de lokale bevolking. Zich misdragende vissers en jagers werden aan de autoriteiten overhandigd. Iedere vorm van rechterlijk toezicht ontbreekt hier. Er wordt betoogd dat dergelijke strafrechtelijke systemen een aanvulling vormen op het gevestigde strafrecht. Gemeenschappen hebben de mogelijkheid om kleine disputen op te lossen zonder autoriteiten in te schakelen. Verder past formeel strafrecht klaarblijkelijk slecht bij sommige inheemse bevolkingsgroepen. Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen het strafrecht in Alaska en Nieuw-Guinea. Beiden lijken lof te oogsten. Beiden opereren met toestemming van de gemeenschap en werken efficiënter dan welk westers systeem ook. De naleving van mensenrechten is echter slecht te controleren. Een verschil ligt in de oorsprong. Rechtbanken in Nieuw-Guinea zijn opnieuw ingesteld na koloniale overheersing. In Alaska heeft het strafrecht zich gevormd door een afwezigheid van formeel strafrecht.

Hybride systemen

Er wordt vaak aangenomen dat een staat óf een accusatoir, óf een inquisitoir systeem heeft. Dit is echter onjuist. Ten eerste zijn er veel staten die kenmerken bevatten van beide systemen. Dit worden hybride systemen genoemd. Ten tweede zijn er staten, vooral in Azië en Afrika, waar meerdere systemen naast elkaar bestaan. Als voorbeeld kan Ethiopie genoemd worden. Het grootste deel van het land kent het inquisitoire systeem. Er zijn echter ook kleinere, landelijke gebieden waar men nog leeft volgens ouderwetse regels en wetten. Dorpsoudsten zijn belast met het oplossen van conflicten en het uitspreken van straffen.

Conclusie

Er bestaat geen standaardformaat voor strafrechtelijke processen. In de kern is het niet meer dan een platform om een beslissing te maken. Het karakter van het proces is voornamelijk afhankelijk van het onderzoek dat eraan voorafgaat. Hoe belangrijker het voorbereidend onderzoek, hoe meer er uit het proces verdwijnt. Voorstanders van een accusatoir systeem wijzen op de bescherming van de rechten van de verdachte. Tegenstanders betogen dat accusatoire processen te lang en te duur zijn. Ze zijn potentieel traumatiserend voor kwetsbare getuigen. De beslissing door een jury is onvoorspelbaar en zelden gemotiveerd. In dit hoofdstuk is een poging gedaan om inquisitoire en accusatoire systemen tegenover elkaar te zetten. In geen enkel land categoriseren juristen hun systeem als een pure vorm van enig systeem. De verschillen komen voort uit geschiedenis, buitenlandse overheersing en verschillende filosofieën over strafrecht. Deze filosofieën kunnen weer in verband gebracht worden met de indeling van de samenleving. Crombag (2003) betoogt dat accusatoire en inquisitoire systemen niet zijn te vergelijken omdat ze verschillende doelen nastreven. Het uiteindelijke doel is echter hetzelfde: gerechtigheid. De zogenoemde naburige doelen verschillen sterk. Het naburige doel van accusatoire systemen is fair play, dat van inquisitoire is waarheidsvinding en dat van Islamitisch recht is gerechtigheid door religie. Wederom moeten we concluderen dat je geen appels met peren kunt vergelijken en dat begrip van verschillende systemen het best kan worden bereikt door de interne logica in zijn eigen context te bestuderen.

Stampvragen

1. Waarom hebben veel landen in continentaal Europa een strafrechtelijk systeem dat op dat van Frankrijk lijkt?

2. Schets de verschillen tussen de gang van zaken in de verschillende Franse rechtbanken.

3. Waarmee begint een accusatoir proces in Engeland en Wales? En hoe ziet de rest van het proces eruit?

4. Op welke manier komt het onmiddellijkheidsbeginsel tot uiting in Engelse processen?

5. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen processen zoals die in Frankrijk gevoerd worden en de processen in Engeland?

6. Hoe komt het dat inquisitoire processen vaak korter zijn?

7. Schets de rol van de staat in zowel accusatoire als inquisitoire processen.

8. Welke verschillende soorten misdaden worden onderscheiden in landen met een Islamitisch strafsysteem?

9. Waarom kennen inheemse rechtbanken zoals die in Papoea Nieuw-Guinea een hoge mate van efficiëntie?

10. Leg uit wat wordt bedoeld met hybride systemen.

Welke verschillen zijn er met betrekking tot de gerechtelijke beslissers? - Chapter 8

Er kunnen twee denkwijzen worden onderscheiden. De eerste betoogt dat beslissingen door de meest wijze en ervaren leden van de samenleving moeten worden genomen. Dit noemt men de patriarchleer. Rechters zijn hier de gekozen patriarchen. De andere denkwijze betoogt dat zulke beslissingen aan gewone mensen moeten worden overgelaten. Jury's vertegenwoordigen hier de gewone mens. Ten eerste wordt de aanstelling van rechters besproken. Vervolgens wordt per land bekeken hoe en waar jury's functioneren.

De rechterlijke macht

De rechtstaat vereist onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De aanstelling van rechters dient derhalve op een wijze te gebeuren die verzekert dat onafhankelijkheid wordt gewaarborgd. De mate waarin rechters de bevolking vertegenwoordigen is een eeuwigdurend probleem. In veel westerse landen zijn rechters blanke mannen van middelbare leeftijd, afkomstig uit een goed milieu. De uitzondering op de regel lijkt Oost-Europa, waar vrouwen de rechterlijke macht domineren. Geslacht is slechts één relevante factor. Ras en leeftijd zijn anderen. Verder kan de politieke oriëntatie controversieel zijn. Het is duidelijk dat de aanstelling van rechters een gevoelig onderwerp is. Deze aanstelling gebeurt op verschillende manieren. De vier belangrijkste zijn:

  • Directe verkiezing

  • Verkiezing door het parlement

  • Aanstelling door het staatshoofd

  • Coöptatie door de rechterlijke macht

Directe verkiezing vindt plaats in veel Amerikaanse staten. Een voordeel hiervan is dat het de steun van de bevolking garandeert. Verder zal de rechter sneller beantwoorden aan de behoefte van de bevolking. Een nadeel is dat de onafhankelijkheid beïnvloed kan worden door de publieke opinie. Verkiezing door het parlement is populair in Zuid-Amerika. Ook bij deze wijze geldt het voordeel van publieke steun. Politieke overwegingen kunnen echter een rol spelen. Ook in Spanje stelt het parlement rechters aan. Zoals in veel andere landen zijn er waarborgen voor de onafhankelijkheid van de rechter aanwezig, zoals klachtenprocedures. Bij aanstelling door een staatshoofd wordt ook het gevaar van politieke partijdigheid gelopen. Dit is vooral bij hogere rechters die een rol spelen in rechtsvorming. De meeste rechters worden aangesteld voor het leven. Regeringen laten hun sporen achter in de hogere rechterlijke instanties. Coöptatie is het systeem waar de rechterlijke macht zelf nieuwe rechters aanstelt. Deze wijze heeft de voorkeur om onafhankelijkheid te garanderen. Een nadeel is dat het kan resulteren in een introverte, out-of-touch rechterlijke macht. Doordat alle systemen nadelen hebben, is het niet verrassend dat vaak een hybride van soorten wordt gebruikt. Alle partijen hebben in dat geval op bepaalde momenten inspraak. In autoritaire staten ontbreekt onafhankelijkheid bij de rechterlijke macht vaak in het geheel. Rechters zijn instrumenten om de wet toe te passen zoals de machthebbers dat goed uitkomt. Omgekeerd zijn rechters bij staatsgrepen vaak populaire doelwitten.

Jury's sterven uit

In een strafrechtelijk systeem waar professionaliteit toeneemt, ligt de uiteindelijke beslissing vaak nog bij leken. In een tijdperk waar bewijs steeds technischer en ingewikkelder wordt is dat apart. Ondanks deze aparte rol is de waarde van de jury duidelijk. Zij zorgt ervoor dat gemeenschappelijke waarden een plaats hebben in het systeem. Ze beschermt tegen een te starre toepassing van de wet. Ze kan optreden als waarborg tegen vooringenomenheid van politie, aanklager en rechter. Daarom wordt de jury gezien als de belichaming van eerlijkheid en fatsoen. Desondanks vermindert het optreden van jury's. In veel landen wordt het aantal zaken dat voor een jury komt vermindert, aangezien dergelijke processen duur en tijdrovend zijn. Ironisch genoeg overwegen landen zonder jury juist steeds vaker om deze in te stellen. Hierop bestaan uitzonderingen. Sommige landen zijn namelijk zeer tevreden zonder jury.

De Engelse jury

In Engeland bestaan jury's al zo'n 800 jaar. Hedendaagse jury's zijn vrij om te beslissen wat hen passend lijkt. Om dit te waarborgen hoeft (en mag) de jury zijn beslissing niet motiveren. Omdat jury's geen verantwoording af hoeven te leggen, kunnen zij afwijken van de wet. Dergelijk handelen heet 'Jury nullification'. Om hun rol te honoreren, is het moeilijk om tegen hun beslissing in beroep te gaan. Jury's in Engeland en Wales beslissen slechts over ongeveer 1 of 2 procent van alle strafrechtelijke zaken. Alleen zeer zware misdaden, waarbij de verdachte onschuldig pleit, komen automatisch voor een jury. Daarnaast is er een klasse misdaden die zowel voor een jury als voor een rechter kunnen komen. De verdachte heeft het recht om voor een jury te kiezen in die gevallen. Om te kwalificeren als een jury moet een persoon ten minste vijf jaar na zijn 13e verjaardag in het VK wonen, en een leeftijd hebben tussen de 18 en 70 jaar. Potentiële juryleden worden uit het kiezersregister gekozen. Verschillende personen, zoals ex-gedetineerden en geestelijken, zijn hiervan uitgezonderd. Anderen, bijvoorbeeld soldaten en doktoren, hebben het recht om op grond van hun beroep te weigeren. De aanklager en verdediging hebben beperkte invloed op de samenstelling van de jury. Dit om vooringenomenheid te voorkomen. Willekeurige selectie kan echter ook leiden tot een onevenwichtige jury op het gebied van bijvoorbeeld ras of sociale status. In Engeland en Wales mogen juryleden aantekeningen maken. Ze kunnen ook vragen stellen, maar doen dit zelden. Uitspraken zijn bij voorkeur unaniem, maar een 10–2 meerderheid is voldoende. De verhouding tussen rechter en jury is ingewikkeld. In principe zijn juridische zaken het werk van de rechter en feitelijke zaken het werk van de jury. In de praktijk is de grens daartussen zeer vaag. Rechters hebben genoeg mogelijkheden om hun zienswijze door te laten schemeren. De bevoegdheid van rechters om over de toelaatbaarheid van bewijs te beslissen, geeft hen een goede grip op het proces. Ondanks het feit dat het overgrote deel van alle zaken niet voor een jury komt, staat vast dat de Engelsen de jury hoog in het vaandel hebben staan. De jury staat voor eerlijkheid en fatsoen. Elke poging om de mogelijkheden voor juryrechtspraak te beperken, wordt ontvangen met krachtige tegenstand. Een tweede doel van de jury is om de bevolking te onderwijzen over strafrecht, door hen te laten deelnemen. Bijna iedere Brit maakt eens in zijn leven deel uit van een jury.

De jury in Amerika

Nergens is de jury zo belangrijk als in de VS. De Amerikaanse jury vertoont aanzienlijke verschillen met de Engelse. In de VS is het recht op een juryrechtspraak vastgelegd in de constitutie. De ´Supreme Court´ heeft echter bepaald dat dit recht in geval van kleine misdaden (<6 maanden gevangenisstraf) geweigerd kan worden. Verder kunnen verdachten afzien van juryrechtspraak en een zogenaamd 'bench trial' te krijgen, waarin een rechter beslist. De jury verschilt per staat. In 46 van de 50 staten bestaat de jury uit 12 personen. In sommige staten mogen juryleden aantekeningen maken. Samenvatting door de rechter komt meestal niet voor. Toch is de rol van de rechter groot. Hij beslist over toelaatbaarheid van bewijs. De verschillen tussen de jury in Engeland en de VS zijn wellicht het grootst bij de selectie. Beide partijen in het proces hebben namelijk uitgebreide mogelijkheden om juryleden uit te sluiten, waardoor de selectie van de jury vaak op een strijd uitloopt voordat het daadwerkelijke proces begint. Ten eerst kunnen aanklager en verdediging in het 'voir dire' een aantal aanstaande juryleden uitsluiten zonder specifieke reden. Daarnaast kunnen beide partijen juryleden uitsluiten met reden. Het idee hierachter is dat er uiteindelijk een jury ontstaat waar beide partijen tevreden mee zijn. Hierdoor is het het meest waarschijnlijk dat de jury een goede vertegenwoordiging van de bevolking is. Een belangrijk tweede doel van juryselectie is het bekend worden met de juryleden. Er is uitgebreid contact tussen partijen en juryleden voordat het proces begint. Juryselectie is in de VS aldus een kwestie van onderhandeling, terwijl het in het VK vooral toeval is. Ondanks het feit dat slechts in ongeveer 3% van alle misdrijven een jury beslist, is de jury van groot belang voor de VS. Niet in het minste omdat de jury een belangrijke rol heeft bij het opleggen van de doodstraf. Een zaak waar de doodstraf kan worden opgelegd bestaat uit twee fasen. Ten eerste de beslissing over schuld of onschuld. Ten tweede de beslissing over strafoplegging. In deze tweede fase moet de jury unaniem bepalen dat er verzwarende omstandigheden aanwezig zijn die de doodstraf rechtvaardigen. In potentiële doodstrafzaken concentreert de voir dire zich voornamelijk op de houding van juryleden tegenover de doodstraf. Vroeger kon de aanklager alle principiële tegenstanders van de doodstraf uitsluiten. Tegenwoordig heeft de supreme court bepaald dat het uitsluiten van juryleden die tegen de doodstraf zijn, een schendig van de constitutionele rechten van de verdachte is. Het is wellicht uniek aan het systeem in de VS dat jury’s de doodstraf op kunnen leggen. Het is daarom logisch dat het gebruik van dit ultieme wapen wordt bepaald door het volk.

Inquisitoire systemen

Inquisitoire processen, waarbij het dossier van groter belang is, zijn minder geschikt voor jury's. Desondanks heeft een grote mate van kruisbestuiving plaatsgevonden tussen inquisitoire en accusatoire systemen. Hierdoor hebben inquisitoire systemen vaak een plek gevonden voor juryrechtspraak. Vaak vindt dit plaats in een beperkte vorm, waarin een jury en rechters samen beslissen. Zulke regelingen heten gemengde tribunalen. In Oostenrijk beslist een jury van acht personen over of een persoon schuldig of onschuldig is. De jury is verplicht bij misdrijven met een maximumstraf van meer dan tien jaar en is optioneel bij maximumstraffen van meer dan vijf jaar. De rol van de jury in België is zeer beperkt. Zij spelen alleen een rol in de hoogste rechterlijke instantie, de Assize Court. De jury beslist alleen in gevallen met een politieke aard. Een meerderheid van 8-4 is voldoende voor een uitspraak voor schuld. Hoewel de rol van de jury beperkt is, staat zij verankerd in de grondwet. Dit zal waarschijnlijk op korte termijn niet gaat veranderen. Ook in Denemarken is juryrechtspraak zeldzaam, ondanks recente veranderingen. Voorheen werd juryrechtspraak alleen toegepast bij misdrijven met een maximumstraf van meer dan twaalf jaar. Tegenwoordig beslist een jury van negen samen met drie rechters over dergelijke misdrijven. Daarnaast beslissen in lagere instanties jury's van zes samen met drie rechters. Rechters en jury’s overleggen apart. Een meerderheid van 8-4 of 6-3 is nodig voor veroordeling. Het recht op juryrechtspraak is wederom vastgelegd in de grondwet. De jury wordt niet willekeurig, maar door een zeer ingewikkeld proces samengesteld. Hierdoor kan men betwijfelen of de jury in Denemarken de bevolking vertegenwoordigt. Eerder is genoemd dat in de Cours d'Assises in Frankrijk beslissingen worden genomen door drie rechters en negen juryleden. Ook in Frankrijk is een meerderheid van 8-4 nodig voor veroordeling. De jury oordeelt net als in Oostenrijk, België en Denemarken ook over strafoplegging. Gevoelige misdaden, zoals terrorisme, worden zonder jury behandeld.

In Duitsland kunnen leken-rechters deel uitmaken van zowel hogere als lagere rechtbanken. Ze hebben formeel dezelfde positie als professionele rechters. Hun positie is in de praktijk echter minder invloedrijk. De leken hebben geen toegang tot het dossier van zaken. Verder worden potentieel controversiële zaken, zoals terrorisme en verraad, niet door leken behandeld. Leken in Duitsland (Schöffe genaamd) zijn geen juryleden. Hun deelname is niet tot één proces beperkt. Ze worden voor een periode aangesteld en willekeurig toegewezen aan processen. In Griekenland komen in eerste instantie gemengde tribunalen voor en soms in hoger beroep. Het tribunaal bestaat uit een president, twee rechters en vier juryleden. Juryleden bepalen schuld en hebben invloed op strafoplegging. De rechters beslissen over juridische zaken. In Italië behandelt de Assize Court de meest serieuze zaken. Hier beslissen twee rechters samen met zes leken. Ze overleggen samen en veroordelen per meerderheid. In Luxemburg en Nederland komt juryrechtspraak in het geheel niet voor. Een belangrijke redenen hiervoor is dat jury´s geen motivering geven. Een andere reden zijn de gelimiteerde mogelijkheden voor beroep. In beide landen lijkt geen behoefte te bestaan aan juryrechtspraak. In Noorwegen bestaat een jury uit tien personen, geselecteerd uit een register van genomineerden, voornamelijk gerespecteerde burgers. Een 7-3 meerderheid is vereist voor veroordeling. Motivering is niet vereist. Interessant is dat een rechter ondanks vrijspraak door een jury een nieuw proces kan bevelen. In Portugal worden de meest serieuze zaken behandeld door een tribunaal van drie rechters en vier juryleden.

Nieuwe systemen

In Spanje ligt de beslissing om zaken door te sturen naar een jury bij de onderzoeksrechter. Dit is een voorbeeld van sterke betrokkenheid van de rechterlijke macht in het voorbereidend onderzoek. Het proces zelf is accusatoir. Juryrechtspraak staat alleen open voor bepaalde misdrijven. In eerste instantie beslisten jury's niet over schuld of onschuld. Zij moeten een aantal vragen beantwoorden die rechters veelal dienen te beantwoorden in inquisitoire systemen. Inmiddels is dat veranderd en beslist de jury wel over schuld of onschuld. Een meerderheid van 7-2 is nodig voor veroordeling. De beslissing dient wél te worden gemotiveerd. Het Spaanse voorbeeld is een interessante mix van inquisitoire en accusatoire elementen. De rol van de jury is vanuit een Angelsaksisch perspectief apart. Hun beslissingen staan namelijk open voor kritiek en zijn appellabel. Ook in post-Sovjet Rusland is de jury opnieuw ingevoerd. Met de invoering van de juryrechtspraak is echter geen revisie van het voorbereidend onderzoek gepaard gegaan. De rechter oordeelt nog steeds over bewijs in een voorafgaande hoorzitting. Daarop baseert hij zijn beslissing of de zaak naar een jury moet. Hoewel het proces accusatoir van aard is, mogen argumenten alleen op het dossier gebaseerd zijn. Dit is een duidelijke overeenkomst met de rest van continentaal Europa. Vermelding van het strafblad van de verdachte is niet toegestaan. Om dit in evenwicht te brengen, mogen verdachten ook geen bewijs van goed gedrag indienen. Om tot een beslissing te komen moet een Russische jury drie vragen beantwoorden:

  • Is de misdaad gepleegd ?

  • Was de verdachte de dader?

  • Maakt dit hem schuldig aan het ten laste gelegde?

Jury nullification is mogelijk. Veroordeling is mogelijk bij een meerderheid van 7-5. Juryrechtspraak blijft zeldzaam in Rusland. Buiten Europa heeft Japan in 2009 weer juryrechtspraak ingevoerd. Bij betwiste zaken beslissen zes leken samen met drie rechters. In onbetwiste zaken beslissen drie leken met één rechter. Samen beslissen ze over zowel schuld als straf. Een simpele meerderheid is hiervoor voldoende. De verwachting is dat in een paar duizend zaken per jaar, waarvan in veel gevallen de doodstraf op tafel zal liggen, een jury zal beslissen. Tot slot is juryrechtspraak in Brazilië mogelijk bij levensdelicten. Een Braziliaanse jury, bestaande uit 7 leden, overlegt niet, maar stemt simpelweg. Een eenvoudige meerderheid is voldoende. Het feit dat argumenten vóór en tegen elkaar niet uitsluiten, geeft aan dat meningen over jury's deels emotioneel zijn. Het type personen waaraan een samenleving het strafrecht toevertrouwd, hangt samen met diegenen die de bevolking vertrouwt. In landen waar rechters deze verantwoordelijkheid hebben, is de overtuiging meestal dat ervaren professionals het beste in staat zijn om deze taak uit te voeren. Een tussenoplossing is te vinden in Guernsey en Noorwegen. Hier worden juryleden niet geselecteerd uit de gehele bevolking, maar uit een groep mensen die bekwaam worden geacht om beslissingen van levensbelang te nemen.

Conclusie

Bovenstaand overzicht toont een grote diversiteit. Vooral de manier waarop leken worden betrokken in het strafrecht verschilt sterk per land. Naast deze diversiteit is een zekere mate van gemeenschappelijkheid te zien. Ten eerste lijkt de invloed van leken overal af te nemen. Er is verder een spanningsveld tussen het betrekken van leken bij de meest serieuze misdrijven en de neiging om leken weg te houden bij de meest ingewikkelde zaken. In landen waar juryrechtspraak zeldzaam is, wordt zij toegepast in zaken waar de staat wellicht niet te vertrouwen is. Aan de andere kant zijn er zaken waar jury's beter niet bij betrokken kunnen worden, zoals terrorisme. In inquisitoire systemen wordt de afname in juryrechtspraak verklaard door de kwaliteit van hun uitspraken. De motivering ontbreekt vaak, en hoger beroep is beperkt. In accusatoire systemen neemt hun deelname vaak af om pragmatische redenen, zoals tijd en geld. Tegelijkertijd herleeft de jury in andere landen. Ondanks sentimenten van het VK en de VS, is lekenrechtspraak niet van fundamenteel belang in het strafrecht. Belangrijker is dat beslissingen onafhankelijk en onpartijdig zijn genomen.

Stampvragen

1. Leg uit wat wordt bedoeld met de patriarchleer.

2. Wat zijn de vier belangrijkste manieren voor het aanstellen van rechters?

3. Waarom wordt vaak gekozen voor een mengvorm van de vier hierboven gezochte systemen?

4. Waarom worden er in veel landen steeds minder zaken voor een jury gebracht?

5. Waarom mag de jury in Engeland zijn beslissing niet motiveren?

6. Noem drie verschillen in juryrechtspraak tussen Engeland en Amerika.

7. Waarom zijn inquisitoire processen minder geschikt voor juryrechtspraak?

8. Schets het Spaanse jurysysteem en geef aan waarom dit vanuit Angelsaksisch perspectief apart is.

9. Leg uit waarom meningen over jury’s deels emotioneel van aard zijn.

10. Wat is er zo opmerkelijk aan de manier waarop juryleden in Guernsey en Noorwegen worden gekozen?

Hoe gaan samenlevingen om met overtreders? - Chapter 9

De manier waarop een samenleving met overtreders omgaat, kan ons veel vertellen over de mate van sociale cohesie in die samenleving. Verschillende strafrechtelijke systemen straffen verschillend. Deze verschillen hangen aan de ene kant samen met de doelen die worden nagestreefd met die straffen, en aan de andere kant met ernst die men verbindt aan bepaalde overtredingen. Er zijn twee soorten strafdoelen te onderscheiden. Ten eerste zijn er absolute strafdoelen. Deze strafdoelen lopen af met de straf zelf. Ze worden opgelegd omdat het gezien de acties van de overtreder passend is. Hieronder valt vergelding. Ten tweede zijn er relatieve strafdoelen. Deze rechtvaardigen straf als een manier om een bepaald doel te behalen. Hieronder vallen: speciale preventie (voorkomen dat een overtreder nog een keer de fout in gaat), opsluiting (simpelweg om te zorgen dat de overtreder tijdens een bepaalde periode geen misdrijven kan plegen), rehabilitatie (straffen worden opgelegd om sociale en professionele vaardigheden te verbeteren) en algemene preventie (straffen dienen als afschrikking voor anderen). In de realiteit zullen redenen vaak onbekend zijn. Vaak zullen straffen echter op grond van beleid worden opgelegd. Straffen dienen proportioneel en geschikt te zijn, waardoor een aantal van bovenstaande doelen worden nagestreefd. Ingewikkeld is dat sommige van de strafdoelen elkaar uitsluiten. Door opsluiting is het bijvoorbeeld erg moeilijk om rehabilitatie te behalen. In dat opzicht zullen straffen vaak één strafdoel succesvol nastreven, maar anderen juist ontberen.

Belangrijke begrippen met betrekking tot straffen

Aangezien straffen bestaan uit leed dat wordt toegediend door de staat, is eerlijkheid van groot belang. Een eerlijke straf is lastig te definiëren. Dit komt vooral omdat onze perceptie van straffen verandert met de tijd. Er worden enkele minimale eisen gesteld in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Art. 5 van dit verdrag bepaalt dat niemand zal worden blootgesteld aan wrede, onmenselijke of onterende bestraffing. Wat dan onder ´wreed´ valt is echter weer onduidelijk. Wat dat betreft geeft EHRM-jurisprudentie meer houvast. De tweede eigenschap die van belang is bij straffen is effectiviteit. Meestal wordt dit gemeten door te kijken naar de mate van recidive. Andere methoden zijn echter ook mogelijk. Bijvoorbeeld aan de hand van tevredenheid van het slachtoffer. Verder kan gekeken worden naar het verloop van het proces. Deze aspecten krijgen vaak minder aandacht. Er bestaat veel onderzoek over de vraag wat wel en niet werkt in het opleggen straffen. Alles, van mediation tot boetes, is bekeken. Echter, wat werkt in een bepaalde context, kan wederom averechts werken in een andere.

Gevangenissen

De eerste vormen van straffen door de staat zijn te vinden in de Middeleeuwen. Deze straffen bestonden voornamelijk uit het betalen van geld aan het slachtoffer of zijn familie. Het doel hiervan was om ruzies te voorkomen. Ondanks zijn late verschijning is gevangenisstraf tegenwoordig een zeer populaire straf. De voordelen zijn duidelijk. De gevangene is uit het verkeer. Eén van de grote nadelen zijn de kosten die aan opsluiting verbonden zijn. Over de oorsprong van gevangenissen wordt hevig gedebatteerd. Historici hebben geprobeerd de processen die hebben gezorgd voor de hedendaagse populariteit van gevangenissen te identificeren. In de VS begon men criminaliteit rond 1820 te zien als een sociaal probleem. Daarvoor werden vooral lijfstraffen of zelfs de doodstraf gebruikt. Gevangenissen zouden misdadigers weerhouden van recidive. In gevangenschap konden overtreders werken en nadenken over hun daden. Gevangenissen zijn toen het grootschalige platform voor rehabilitatie geworden. In Frankrijk werden voor 1789 ook vooral lijfstraffen gebruikt. Deze werden in het openbaar uitgevoerd omdat dit een afschrikkende werking had. Omdat mensen deze straffen als wreed en onsmakelijk begonnen te ervaren, verplaatsten zij zich van het openbaar naar gevangenissen. De Franse gevangenissen waren aldus niet een middel om minder te straffen, maar om beter te straffen. Garland (1990) schrijft de populariteit van gevangenissen toe aan economische factoren. Controle van misdaad werd een industrie, waarin flinke omzet werd gemaakt.

Gevangenen

Er zitten wereldwijd meer dan 10 miljoen mensen in de gevangenis. De meeste daarvan in een bepaald aantal landen met grote bevolkingen en relatief hoge aantallen gevangenen, zoals de VS, China en Rusland. Het meten van het aantal gevangenen gebeurt meestal als percentage van de bevolking: … per 100.000 inwoners. De VS en Rusland hebben relatief gezien het grootste aantal gevangenen. Het aantal in China is niet heel hoog, maar mensen in voorarrest zijn hierin echter niet inbegrepen. Door de vrij ruime toepassing van voorarrest zou China in werkelijkheid weleens hoger kunnen scoren dan de VS. In 73% van alle landen groeit het aantal gevangenen. Houd daarbij in de gaten dat niet iedereen die vastgehouden wordt ook daadwerkelijk in de gevangenis zit. Aantallen gevangenen worden verschillend berekend en het hangt af van wat mensen precies als gevangenen rekenen. Vrouwen maken meestal tussen de 2% en 9% uit van alle gevangenen. Er wordt geschat dat zo'n half miljoen vrouwen over de hele wereld gevangen worden gehouden.

Aantallen gevangenen vergelijken

Vele factoren beïnvloeden het aantal gevangenen. Criminaliteit is een belangrijke. De aanname dat het aantal gevangenen stijgt bij toenemende criminaliteit is echter onjuist. Dit hangt mede af van de capaciteit van gevangenissen, publieke opinie, wetgeving, de houding tegenover rechters, de politie, beleid en strategieën van aanklagers en ontwikkelingen in forensische wetenschappen. Downes (1988) geeft hiervan een voorbeeld door Nederland en Engeland na de WOII te vergelijken. In de periode tussen 1950 en 1975 steeg de criminaliteit in beide landen. In Engeland verdubbelde het aantal gevangenen in die tijd, terwijl het aantal in Nederland halveerde. Deze tegenstelling kan niet verklaard worden door criminaliteit, die in Nederland slechts iets minder toenam. Eén van de redenen was de capaciteit van de gevangenissen. In Nederland zaten de gevangenissen tegen de jaren '80 simpelweg vol. Een tweede redenen is tolerantie. Maximumstraffen namen in de wet af, en rechters legden minder vaak lange gevangenisstraf op. Een derde factor is verzuiling. Door de verzuiling werd confrontatie in de politiek uit de weg gegaan. Omdat alle, gesegregeerde, bevolkingsgroepen hun stem in het parlement hadden door een systeem van evenredige vertegenwoordiging, waren en zijn regeringen altijd coalities tussen twee of drie partijen. Dit werkte als een waarborg tegen radicaal en populistisch strafbeleid. Al deze argumenten wegen mee. Het aantal gevangenen wordt aldus door ontelbare factoren beïnvloed. De stelling dat meer criminaliteit tot meer gevangenen leidt, is derhalve simpelweg onjuist. Sinds 1970 is het aantal gevangenen in Nederland sterk toegenomen. Dit komt vooral door een verhoogde capaciteiten van gevangenissen en huizen van bewaring. Een van de meest besproken sociale feiten in de criminologie, is het zogeheten strafrechtelijk omslagpunt. Vanaf de jaren 70 werd er in het Amerikaanse strafrechtsysteem ineens veel meer en zwaarder gestraft. Omdat misdaad in de publieke opinie steeds normaler werd gevonden, en omdat de overheid niet in staat was om misdaad te controleren en te voorkomen, moest men wel meer straffen gaan opleggen. Er werd gesteld dat daarmee criminaliteit teruggedrongen werd. We moeten echter niet vergeten dat de daling van bepaalde vormen van criminaliteit, bijvoorbeeld autodiefstal, volledig kan worden verklaard vanuit preventieve maatregelen van autofabrikanten en bezitters van auto’s, zonder het daarbij te hoeven hebben over straffen. Politiek-economische factoren bepalen in grote mate of een land een strafrechtelijk omslagpunt meemaakt of niet. Neoliberale staten waarin marktwerking belangrijk is, lijken meer gevangenen te hebben, zoals de VS. Meer conservatieve landen als Duitsland hebben minder gevangenen. Landen met een sterk sociaaldemocratisch model hebben nog lagere aantallen. Maar ook de rol van de media, het vertrouwen in publieke organen en jury’s spelen hierin een belangrijke rol.

Von Hofer (2003) stelt dat de politieke wil de grote drijfveer is achter het aantal gevangenen. Roberts e.a. (2003) verklaart dit aan de hand van populistisch straffen. Populistisch straffen omvat drie pijlers:

  • Buitensporige bezorgdheid over de populariteit van beleid onder het electoraat.

  • Het opzettelijk negeren van bewijs over het daadwerkelijke effect van het beleid.

  • Een simplistische blik op de aard van de publieke opinie over straffen.

Een goed voorbeeld van populair straffen is te zien in Nieuw-Zeeland. Hier hebben verschillende factoren gezorgd voor druk op de politiek om zwaarder te straffen. Belangrijke factoren zijn:

  • Toenemende bezorgdheid van de bevolking over criminaliteit.

  • Slachtoffer-verenigingen, kranten en andere groepen waar de politiek snel gehoor aan geeft.

  • Nostalgie, het gevoel dat vroeger alles beter was.

  • De neiging om zaken weg te halen bij bureaucraten en wetenschappers.

De druk die deze factoren uitoefent, heeft geleid tot een streng, maar ineffectief beleid ten aanzien van straffen.

De doodstraf

Voordat het gebruik van de doodstraf wordt besproken, moet eerst een aantal onderscheidingen worden gemaakt. Ten eerste wordt niet iedereen die tot de doodstraf wordt veroordeeld ook daadwerkelijk geëxecuteerd. Sommige zaken worden heropend of gevangenen krijgen een pardon. Een tweede probleem is de statutaire status van de doodstraf. Veel landen hebben de doodstraf nog wel in het wetboek staan, maar passen deze alleen toe in speciale omstandigheden, zoals oorlog. Deze landen heten ´abolitionist´. Andere landen hebben de doodstraf ook in de wet staan, maar voeren beleid om deze niet op te leggen. Deze landen heten 'abolitionist in practice'. Vervolgens zijn er landen waar de doodstraf kan worden opgelegd, maar waar tijdelijk geen executies plaatsvinden. Dit wordt aangeduid met een 'moratorium'. De sterkste indicator van afschaffing van de doodstraf, is het expliciete verbod in een grondwet of constitutie. Amnesty International heeft vastgesteld dat de doodstraf door tweederde van alle landen, in principe of in de praktijk, is afgeschaft. Dit aantal stijgt. In 2013 zijn ten minste 778 mensen geëxecuteerd. Dit waren er 1600 in 1998, en bijna het dubbel daarvan in 1981. Langzaam maar zeker neemt de uitoefening van de doodstraf af.

De doodstraf in de VS

In de VS kan de doodstraf worden opgelegd voor een aantal federale misdrijven. Veel staten hebben de doodstraf ook in hun wet staan. De doodstraf heeft in de VS een veelbewogen geschiedenis. Tussen 1960 en 1977 was een moratorium van kracht nadat de Supreme Court had gesteld dat de doodstraf een te wrede straf was door de onzekerheid die het teweegbrengt bij veroordeelden. Sinds 1977 nam het gebruik weer toe, maar recentelijk neemt het weer af. Het gebruik van de doodstraf verschilt sterk per staat. 16 van de 50 staten heeft de doodstraf in het geheel niet in de wet staan. De meeste daarvan liggen in het midden-westen en noord-oosten. De wijze van executie verschilt ook per staat. Sommige maken gebruik van een dodelijke injectie, andere van de elektrische stoel, en weer andere hebben de mogelijkheid tot ophanging of een vuurpeloton. De minimumleeftijd om ter dood te worden veroordeeld varieert van 14 in Arkansas tot 18 in de meeste staten. Wat nu als de verkeerde persoon geëxecuteerd wordt? Het blijkt dat sinds 1973 meer dan 120 mensen ten onrechte tot de doodstraf zijn veroordeeld. Daarnaast blijkt uit statistieken dat zwarte verdachten een grotere kans op de doodstraf lopen dan witte verdachten. Deze zorgwekkende data zijn sterke argumenten voor de tegenstanders van de doodstraf. Verdere argumenten tegen de doodstraf blijken uit empirisch onderzoek. Cijfers over criminaliteit laten zien dat de doodstraf vrijwel geen bijdrage levert aan generale preventie. Een studie voor de VN concludeerde dat landen geen toename in criminaliteit hoeven te vrezen indien zij de doodstraf afschaffen. Al deze argumenten zorgen voor een toenemend ongemak van Amerikanen met de doodstraf.

Hoe de doodstraf uit Europa (zo goed als) verdween.

In Europa is de doodstraf verleden tijd aan het worden. Sinds het in werking treden van het 6e protocol van het EVRM, hebben steeds meer landen de doodstraf uit hun wetboeken geschrapt. Om de relevantie van dit protocol te begrijpen, moeten we kijken naar de instelling die hem heeft uitgeschreven: de Raad van Europa. De Raad van Europa is vlak na de WOII opgericht. Tegenwoordig kan ieder Europees land toetreden zolang het het principe van de rechtsstaat naleeft, en mensenrechten garandeert aan iedereen binnen zijn jurisdictie. In totaal zijn 47 Europese landen lid, met Wit-Rusland als noemenswaardige uitzondering. Het comité van ministers is het belangrijkste orgaan van de raad. Het doel van de Raad van Europa is het bevorderen van democratie en het beschermen van mensenrechten van burgers. Het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens is een verdrag tussen lidstaten van de Raad van Europa. Het stelt normen voor het gedrag van staten en individuele rechten voor burgers. Landen die het verdrag tekenen en ratificeren, verbinden zich om zich hieraan te houden. Het 6e protocol bij het EVRM stelt afschaffing van de doodstraf wettelijk verplicht. Turkije uitgezonderd, hebben alle lidstaten dit protocol getekend. Rusland is het enige land dat het nog niet heeft geratificeerd. Zimring (2003) heeft vastgesteld dat de VS en de EU sterk verschillen in zowel de houding tegenover de doodstraf alsook het gebruik ervan. Hij stelt vast dat onder de bevolking in de VS tegenstrijdige meningen gelden. Een meerderheid is vóór de doodstraf maar heeft geen vertrouwen in de manier waarop het systeem werkt. Een meerderheid is ook voorstander van retentie, maar tegelijk van een moratorium. De gedachte dat Amerikanen juichend voor de doodstraf zijn, is onjuist. Het wordt meer gezien als gerechtigheid tegenover slachtoffers. In de EU is de doodstraf in strijd met de mensenrechten. Deze verschillende zienswijzen hebben de EU en de VS op het gebied van de doodstraf uit elkaar gedreven. Met de recente afname in executies begint de VS naar de EU toe te komen.

Crimmigratie

Met de term crimmigratie wordt de samenvoeging van ‘crimineel’ recht en immigratierecht bedoeld. Gevangenissen worden ingezet als detentiecentra voor immigranten, en vele vormen van immigratie zijn strafbaar gesteld. Zo kun je tegenwoordig in vele landen strafrechtelijk worden vervolgd wanneer je het land zonder de juiste papieren probeert binnen te treden. De studie naar crimmigratie is begonnen in de VS, maar wordt inmiddels ook in Engeland, Nederland en andere Europese landen uitgevoerd. Het is belangrijk om te beseffen dat crimmigratie ruim moet worden omschreven. Zo dient het burkaverbod hier ook onder te vallen, alsmede het verbod om in openbare ruimtes een bepaalde taal te spreken. Crimmigratie is een belangrijk onderdeel voor vergelijkend strafrecht.

Conclusie

In bijna alle strafrechtelijke systemen bestaat er een zekere discretionaire bevoegdheid wanneer het op straffen aankomt. Het is daarom belangrijk om in de gaten te houden dat één uitspraak geen reflectie van de gehele praktijk is. In Nederland krijgt iemand die voor moord wordt veroordeeld, soms geen gevangenisstraf. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een arts net de grenzen van euthanasie te buiten gaat. Hieruit moet men echter niet de conclusie trekken dat moord in Nederland niet serieus wordt genomen. Straffen moeten aldus in hun maatschappelijke context bekeken worden. Veel factoren hebben invloed op de straffen die in een land worden opgelegd. Van belang is dat internationale afspraken in toenemende mate invloed hebben op het strafrecht. Vanuit een vergelijkend perspectief wordt helaas vooral op de negatieve aspecten van straffen geconcentreerd.

Stampvragen

1. Welke soorten strafdoelen kunnen worden onderscheiden? Geef van elk een voorbeeld.

2. Welke twee begrippen spelen een belangrijke rol bij het straffen van mensen.

3. Waarom zijn gevangenissen volgens Garland zo populair bij beleidsmakers?

4. Waarom is de aanname dat het aantal gevangenen stijgt bij toenemende criminaliteit onjuist?

5. Wat wordt bedoeld met het strafrechtelijk omslagpunt?

6. Welke drie pijlers omvatten populistisch straffen?

7. Welke onderscheidingen dienen te worden gemaakt ten aanzien van het vergelijken van landen die de doodstraf hanteren?

8. Wat wordt bedoeld met een moratorium?

9. Leg het begrip crimmigratie uit.

10. Waarom is het belangrijk om bij het vergelijken van straffen te kijken naar hun maatschappelijke context?

Hoe wordt er omgegaan met misdaden gepleegd door staten? - Chapter 10

In voorgaande hoofdstukken is aangetoond dat de verschillen in staten onder andere tot uiting komen in de wijze waarop zij bepaalde handelingen wel of niet strafbaar stellen. Ook hebben we gezien dat staten op verschillende wijzen bestraffen. De manier waarop een staat is ingericht, bepaalt hoe de gerechtelijke apparaten vorm hebben gekregen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar staten die zich schuldig maken aan serieuze misdaden. Dit is in de criminologie een relatief nieuw fenomeen. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen misdaden van een staat tegen haar volk, tegen een ander volk of van een staat tegen een andere staat. Misdaden van staten hebben een aantal overeenkomstige kenmerken. De eerste is dat het schade aanbrengt aan individuen en aan groepen. Ten tweede komt het voort uit een handelen of juist een nalaten van de staat. Ten derde komen deze acties voort uit een oprecht dan wel misleidend vertrouwen in de staat. Tot slot wordt het uitgevoerd door een overheidsinstelling of vertegenwoordiger ten behoeve van de staat.

Misdaad van staten heeft tot miljoenen doden geleid. Het is daarom ook stuitend dat er in de criminologie zo weinig aandacht aan is besteed. Hier worden twee redenen voor genoemd. Allereerst bestonden er lange tijd geen wettelijke regels die dergelijke misdaden veroordeelden. Ten tweede was het voor criminologen niet aantrekkelijk genoeg, omdat nationale misstanden als gewelds- en drugsgerelateerde misdrijven makkelijker te vergelijken waren. Het is goed om te zien dat er tegenwoordig anders naar wordt gekeken en dat criminologen zich wel degelijk bezighouden met misdaden door staten. Hoewel we hier steeds over staten spreken, is het belangrijk om te realiseren dat staten hun misdaden ook kunnen ‘uitbesteden’ aan bijvoorbeeld private beveiligingsbedrijven of het leger. Ook militaire bonden als de Navo en de EU kunnen zich hier schuldig aan maken. Onder misdaden door staten vallen namelijk ook zaken als cover-ups, corruptie, illegaal politiegeweld, illegaal toezicht, martelen, belastingontduiking door politici, mensenrechtenschendingen en militair geweld.

Genocide

Genocide werd lange tijd niet door criminologen onderzocht omdat gedacht werd dat de politieke wetenschap dit onderwerp ‘bezat’. De grootschalige genocides in Joegoslavië en Rwanda hebben hier verandering in gebracht. Vooral die in Joegoslavië, dicht bij het westen, heeft de interesse van veel onderzoekers gewekt. Drie begrippen worden geacht genocide te ondersteunen. Allereerst is er autorisatie, ofwel het simpelweg opvolgen van orders. Daarnaast is er routinisering. Als wreedheden maar vaak genoeg voorkomen, dan gaat men dit als min of meer normaal beschouwen. Als laatste is er dehumanisatie. Wanneer de tegenpartij neer kan worden gezet als minder dan menselijk, dan lijken de misdaden minder ernstig te zijn. Hoewel er tussen de oorlogen in Joegoslavië en Rwanda veel overeenkomsten zijn, zijn er ook belangrijke verschillen. Zo werden de moorden in Rwanda vooral door gewone burgers gepleegd, terwijl in Joegoslavië het leger hoofdzakelijk betrokken was. Vrouwen speelden in Rwanda een belangrijke rol, waarbij ze fungeerden als een soort cheerleaders, en messen en benzine leverden aan de mannen. Er kan dus niet zomaar gezegd worden dat vrouwen bij genocide alleen slachtoffer of toeschouwer kunnen zijn. Het is moeilijk om te beschrijven hoe iemand in dergelijke oorlogen als pion kan fungeren. Uit gesprekken met overtreders komt vaak naar voren dat ze vinden dat ze geen keuze hadden. Ze volgden zogezegd simpelweg orders op. Ook kan het voorkomen dat ze door de massaliteit de vijand niet meer als mens gaan zien, maar als bijvoorbeeld een kudde vee. Dit is de hiervoor genoemde dehumanisatie. Na afloop proberen sommige overtreders hun rol te nuanceren, terwijl anderen er juist trauma’s aan over houden.

Vergelijken van genocide

Genocide wordt vaak gezien als een unieke gebeurtenis, waardoor het als een lastig onderwerp wordt gezien om te gebruiken voor vergelijkend onderzoek. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op de Holocaust. Toch kan het vergelijken van dergelijke gebeurtenissen tot inzicht leiden over de logica erachter, en eveneens inzicht geven in een ‘normale’ maatschappij waarin dit niet voorkomt. Aangaande vergelijkingen met genocide zijn in de literatuur twee vragen relevant. Allereerst of genocide onderling te vergelijken is. Ten tweede kan men zich afvragen of genocide vergeleken kan worden met andere misdaden. Als dat zo is, dan kan men genocide door middel van bekende, criminologe onderzoeksmethoden onderzoeken. Als dat niet zo is, dan moet er een eigen methode voor worden ontwikkeld.

Misdaden tegen de menselijkheid en seksueel geweld

Dat er een relatie bestaat tussen seksueel geweld en genocide is al lang bekend. Het werd vaak zelfs gezien als “oorlogsbuit”. Toch was er tot voor kort weinig aandacht voor in de criminologie. Gezien de grote aantallen vrouwen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld, is het onthutsend het te kwalificeren als een uitvloeisel van een oorlog, en het te beschouwen als iets wat soldaten nou eenmaal doen. Sterker nog, verkrachting wordt vaak ingezet om angst in te boezemen en zelfs om een bepaalde bevolkingsgroep te elimineren (zo werden in een Afrikaans conflict mannen met HIV ingezet om vrouwen te verkrachten). Daarom is seksueel geweld ook een essentieel onderdeel van genocide. Het is daarom ook een goede ontwikkeling dat seksueel misbruik steeds meer wordt erkend in internationaal recht.

Misdaden door overkoepelende organisaties

Er is al eerder op gewezen dat staten hun misdaden soms ‘uitbesteden’. In Engeland is de private militaire industrie big business. Er is dus een economisch argument voor. Een ander voordeel is dat het niet op de staat afstraalt, in het geval dat er iets misgaat. Ook komt de staat niet negatief in het nieuws als bijvoorbeeld mensenrechten worden geschonden. Dat maakt gebruik maken van dergelijke ondernemingen wel controversieel. Zo is er de vrees dat oorlog een geldverdienende bezigheid kan worden. Ook is het zo dat er bijvoorbeeld geen, of minder goede regels zijn. Dit speelt bijvoorbeeld bij het inzetten van drones.

Conclusie

Misdaden van staten en organisaties, genocide en misdaden tegen de menselijkheid zijn gruwelijk en angstaanjagend. Gelukkig zijn deze onderwerpen materie geworden van criminologisch onderzoek, en daardoor in de toekomst wellicht beter te begrijpen en hopelijk te voorkomen. Toch blijft het moeilijk om misdaden door staten aan het licht te brengen, laat staan te veroordelen. Voor sommigen is Tony Blair, minister van het Verenigd Koninkrijk tijdens de oorlog in Irak, een oorlogsmisdadiger. Voor anderen is hij een held. Met de komst van het Internationaal Strafhof is er in elk geval een juridische basis gekomen om over dergelijke gevallen te oordelen.

Stampvragen

1. Wat zijn de overeenkomstige kenmerken van misdaden die door staten worden gepleegd?

2. Welke twee redenen zijn er te noemen voor het feit dat er tot voor kort, weinig aandacht was voor misdaden van staten?

3. Waarom werd genocide lange tijd niet onderzocht door criminologen?

4. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de genocide in Rwanda en die in Joegoslavië?

5. Schets de relatie tussen genocide en seksueel geweld.

6. Waarom is gebruik maken van private militaire industrie controversieel?

Welke internationale strafinstellingen zijn er? - Chapter 11

De wetgeving over misdaden tegen de menselijkheid is vaak internationaal van aard. Strafrecht als geheel wordt steeds meer beïnvloed door internationaal recht. Er bestaat echter nog geen internationaal wetboek van strafrecht. Internationaal recht is meer verstrooid. Daarom heet het ook wel soft law, tegenover het in wetten vastgelegd hard recht. Internationaal recht regelt de manier waarop staten met elkaar en hun bevolking om dienen te gaan. Internationaal recht beïnvloedt het strafrecht op vier manieren. Ten eerste definieert internationaal recht staten. Staten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van strafrecht. Ten tweede kan internationaal recht deel uitmaken van nationaal geldend recht. Ten derde kan internationaal recht direct werken voor burgers. Ten slotte kan internationaal recht invloed uitoefenen op nationale wetgevers. Bijvoorbeeld in de vorm van richtlijnen. Er zijn vier bronnen van internationaal recht:

  1. Conventies en verdragen

  2. Gewoonterecht

  3. Rechtsbeginselen

  4. Jurisprudentie en gezaghebbende literatuur

De eerste bron is de belangrijkste. Verdragen treden meestal in werking als een afgevaardigde het verdrag heeft getekend en de volksvertegenwoordiging het heeft goedgekeurd. Niet iedere staat die een verdrag ondertekent, ratificeert immers dat verdrag. Een verdrag maakt slecht deel uit van internationaal recht als het door een aanzienlijk aantal landen is geratificeerd. Dit is een teken van wereldwijde consensus en draagt bij aan de binding van een verdrag. De Verenigde Naties is de belangrijkste internationale organisatie. Vrijwel alle landen van de wereld zijn lid van de VN. Internationaal strafrecht kan niet begrepen worden zonder enig begrip van de VN. Veel internationale tribunalen zijn opgericht op grond van VN-resoluties. Wanneer staten lid worden van de VN, accepteren zij de verplichtingen uit het handvest van de VN. In dit handvest zijn internationale rechtsbeginselen en de werking van de VN vastgelegd. Het handvest onderscheidt vier doelen van de VN: (1) vrede en veiligheid onderhouden, (2) vriendschappelijke relaties tussen staten ontwikkelen, (3) samenwerken om internationale problemen op te lossen, terwijl mensenrechten worden gerespecteerd en (4) acties van staten harmoniseren. De VN bestaat uit zes hoofdorganen: (1) De Algemene Vergadering, (2) de Veiligheidsraad, (3) de Economische en Sociale Raad, (4) de Trustschapsraad en (5) het Secretariaat. Deze organen bevinden zich allemaal in het VN hoofdkwartier in New York. Het (6) Internationaal Gerechtshof bevindt zich in Den Haag. De Algemene Vergadering is een soort van parlement van de wereld, waarin alle landen vertegenwoordigd zijn. Dit orgaan neemt de belangrijkste beslissingen. De Veiligheidsraad is primair verantwoordelijk voor het onderhouden van vrede en veiligheid. De raad bestaat uit 5 permanente en 10 wisselende leden. Permanente leden hebben een vetorecht.

Mensenrechten

De opstelling van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in 1948 was een keerpunt voor mensenrechten. Het was de eerste keer dat mensenrechten wettelijk werden voorgeschreven. De verklaring moet echter vooral gezien worden als een verklaring van goede voornemens. Een handhavend orgaan ontbreekt namelijk. Toch kan het gezien worden als een gezaghebbend document. Veel van de rechten die omschreven staan in het verdrag zijn echter niet absoluut. Legitieme inperking van mensenrechten is mogelijk. Een ander gezaghebbend verdrag op het gebied van mensenrechten is het EVRM. De inhoud van dit verdrag is vergelijkbaar met dat van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Er zijn echter een aantal belangrijke verschillen. Het belangrijkste verschil is dat partijen zich beter houden aan het EVRM. Dit komt omdat het geldt onder een kleiner aantal staten, en omdat het EHRM handhavend optreedt. Van belang is ook dat het EVRM voorrang kan hebben op nationaal recht. Wederom kunnen staten met legitieme redenen grondrechten inperken. Om dit te doen moeten dergelijke inperkingen voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld in het verdrag. Burgers, staten en non-gouvernementele organisaties kunnen zich allen tot het EHRM wenden. Hiervoor is vereist dat zij alle nationale rechtsmiddelen hebben uitgeput. Het EHRM bestaat uit een aantal rechters die gelijk zijn aan het aantal lidstaten. Zittingen zijn openbaar en accusatoir. Beslissingen worden genomen met gewone meerderheid. Alle beslissingen zijn bindend.

Militaire tribunalen

Militaire tribunalen na de Tweede Wereldoorlog

Na de tweede wereldoorlog hebben de geallieerden overlegd over de vervolging van Nazi-officieren. Hieruit is het Neurenberg Tribunaal voortgekomen. Verdachten konden er vervolgd worden voor: misdaden tegen de vrede, zoals stichting van oorlog; oorlogsmisdaden, zoals mishandeling van krijgsgevangenen; of misdaden tegen de menselijkheid. Er zijn 11 prominente personen vervolgd door het tribunaal. De processen duurden 11 maanden en mondde uit in 3 vrijspraken, en oplegging van gevangenisstraf in de overige 8 gevallen. Het zogenaamde Tokyo-handvest werd in Potsdam door de VS opgesteld. Daarin werd de functie van het Tokyo Tribunaal bepaald. Bij het Tokyo Tribunaal zijn 28 verdachten vervolgd, waaronder een aantal ministers. Allen pleitten onschuldig, maar allen zijn veroordeeld. Zeven van hen zijn ter dood veroordeeld, de rest kreeg gevangenisstraffen van tussen de 7 jaar en levenslang. Beide tribunalen zijn mijlpalen in de geschiedenis van internationaal recht. Nooit eerder waren individuen veroordeeld voor het voeren van bevel in een oorlog. Desondanks hebben beide tribunalen veel kritiek gekregen. Ten eerste waren alle verdachten veroordeeld met terugwerkende kracht. Ten tweede heerste het gevoel dat de tribunalen primair een platform waren voor de winnaars om de verliezers te veroordelen. De rechters en aanklagers werden immers exclusief aangeleverd door de winnaars. Verder is geen enkele geallieerde iets ten laste gelegd. Dergelijke selectiviteit wordt tegenwoordig als een ernstige tekortkoming gezien in een tribunaal. Ten derde waren er een aantal tekortkomingen bij de advocaten in beide processen. Door de invloed van de VS waren de processen in beide tribunalen zeer accusatoir van aard, terwijl Duitse en Japanse processen toentertijd inquisitoir waren. De rechters, die immers door de geallieerden werden geleverd, waren bekend met de procesgang. De Duitse en Japanse advocaten waren dat niet. Toen dit duidelijk werd, kreeg iedere verdachte Amerikaanse rechtsbijstand toegewezen. Er moet gezegd worden dat er ook een aantal duidelijk inquisitoire kenmerken aan de processen kleefde. De bewijsregels waren wat soepeler en er was geen juryrechtspraak. Ten slotte was er geen mogelijkheid tot hoger beroep.

De Joegoslavië en Rwanda tribunalen

In de jaren 90, na de wreedheden in voormalig Joegoslavië, was er behoefte aan tribunalen voor gepleegde oorlogsmisdaden. Tegelijkertijd werden wreedheden gepleegd in Rwanda. Voor beide gebeurtenissen is vanuit de VN een tijdelijk ad hoc tribunaal ingesteld. De taak van het Joegoslavië tribunaal was om personen die verantwoordelijk waren voor misdaden tegen de menselijkheid in voormalig Joegoslavië, te vervolgen en te bestraffen. Het gedeelte van zijn statuut dat het strafrecht uitmaakte, bevatte vier misdrijven. (1) Ernstige overtreding van de Geneefse conventies, (2) oorlogsmisdaden, (3) genocide en (4) misdaden tegen de menselijkheid. Genocide omvat daden die gericht zijn op het uitroeien van een gehele of gedeeltelijke nationale, etnische, rassen- of religieuze groep. Dit kan door middel van moord, maar ook door het gericht voorkomen van geboortes. Nieuw in dit statuut was de strafbaarstelling van verkrachting. Als verkrachting plaatsvindt op een systematische of wijdverspreide wijze, kan zij een misdaad tegen de menselijkheid vormen of zelfs genocide vormen. Verder waren zowel doen als nalaten strafbaar. Falen om wreedheden te voorkomen, kon ook een oorlogsmisdaad zijn. Het Rwanda Tribunaal trad in 1995 in werking. Rwanda stemde zelf om drie redenen tegen dit tribunaal. (1) Het wilde dat het tribunaal de doodstraf kon opleggen. (2) Het wilde dat het tribunaal zou oordelen over misdaden vanaf 1990 in plaats vanaf 1994. (3) En het wilde dat het tribunaal zich in Rwanda zou bevinden. Geen van de wensen van Rwanda zijn gehonoreerd. Op 2 september 1998 volgde de eerste veroordeling van het tribunaal. Deze uitspraak was de eerste veroordeling voor genocide van een VN tribunaal. De wetgevers van beide tribunalen hebben geprobeerd om de tekortkomingen van het Neurenberg en Tokyo Tribunaal niet te herhalen. In tegenstelling tot de Neurenberg en Tokyo tribunalen, waar niet gesproken mocht worden over misdaden door geallieerden, zijn het Joegoslavië en Rwanda tribunaal geen winnaars-tribunalen. De rechters bij het Joegoslavië en Rwanda tribunaal vertegenwoordigden de wereldbevolking beter dan het Neurenberg en Tokyo tribunaal. Ten slotte hanteren de nieuwe tribunalen het onmiddelijkheidsbeginsel, wat de processen aanzienlijk langer doet duren. De consequentie hiervan is dat kwetsbare personen soms zullen moeten getuigen. Daarom wordt gebruik gemaakt van moderne technologieën als videogesprekken en stem-omvorming.

Het Joegoslaviëtribunaal

Sinds april 2014 heeft het Joegoslavië tribunaal 161 verdachten behandeld, waarvan er 97 zijn vervolgd. Hiervan zijn er 67 veroordeeld. Tochilovski (1998) legde uit dat de aard van het proces voornamelijk accusatoir is. Dit was niet zozeer gebaseerd op theorie, maar meer op pragmatische overwegingen. Een duidelijke afwijking van het accusatoire systeem is de afwezigheid van een jury. De beslissing wordt namelijk genomen door drie rechters. De rol van de rechters is interessant. De processuele regels geven hen aanzienlijke vrijheid om het proces naar goeddunken in te delen. Omdat rechters voor een beperkte tijd bij het tribunaal werken, is het niet onredelijk om aan te nemen dat zij aspecten van de rechtsgang in hun thuisland meenemen naar het tribunaal. Het is aantoonbaar dat verschillende rechters op verschillende manieren vorm geven aan het proces. Bij elke discussie over inquisitoire en accusatoire processen, komt de vraag op welke van de twee het meest wenselijk is? Aangezien één van de statutaire doelstellingen van de tribunalen waarheidsvinding is, is het logisch om te zeggen dat een inquisitoir proces passend is. Een actieve rechter is voor deze tribunalen geschikter dan passieve rechters die het als hun rol zien om de strijd tussen aanklager en verdediging te aanschouwen.

Een beschrijving van het Internationaal Strafhof

In 1998 is de beslissing genomen om een internationaal strafhof op te richten. Het principiële doel van het hof is om een ieder gerechtigheid te bieden. Een tweede doel is generale preventie. De hoop is dat het Strafhof genocide en misdaden tegen de menselijkheid afschrikt. Of dit werkt, is maar de vraag. Ten derde zou het Internationaal Strafhof duurzame wereldvrede moeten bevorderen. Ten slotte zou het Strafhof niet moeten leiden aan de tekortkomingen van ad hoc tribunalen. Het statuut van het Internationaal Strafhof geeft een duidelijke omschrijving van wat het onder misdaden tegen de menselijkheid verstaat. Het gaat om één van de omschreven misdaden, die onderdeel uitmaakt van een wijdverspreide of gerichte aanval tegen een bevolking, met kennis van deze aanval. Daarna volgt een opsomming van misdaden, zoals moord, verkrachting en slavernij. Er liggen enkel goede voornemens aan het hof ten grondslag. In de praktijk blijkt het opstellen van een statuut moeilijk. Een belangrijk twistpunt ligt bij de rol en macht van de aanklager. Sommige landen vonden dat de aanklager onafhankelijk moest zijn van de VN en de Veiligheidsraad. Anderen, vooral de VS, vonden dat de macht beperkt moest worden. De reden hierachter is dat een aanklager die volledige vrijheid geniet, de handhaving van vrede in een gebied zou kunnen verhinderen. Gesuggereerd werd daarom dat de Veiligheidsraad het laatste woord zou hebben bij de vervolgbeslissing. Het probleem hiermee is echter dat permanente leden daardoor met hun veto vervolging kunnen voorkomen. De concessie die gemaakt is, is dat bij vervolging van individuen die zich bevinden in niet-VN-lidstaten, de Veiligheidsraad toestemming moet geven. Desondanks heeft de VS het statuut nog niet geratificeerd. Het is twijfelachtig of een tribunaal zonder steun van de VS invloed kan hebben op de handhaving van mensenrechten. Het hof heeft immers geen politiemacht en is afhankelijk van de steun van staten. Tot nu toe zijn nog maar weinig zaken voor het hof gekomen. Intussen zou de verkiezing van Barack Obama kunnen leiden tot een verandering van de houding van de VS tegenover het strafhof. Mocht de VS het statuut ratificeren, dan zal het hof aanzienlijk geloofwaardiger worden. Dit zal vervolgens weer druk op andere landen zetten om het statuut te ratificeren.

Een beschrijving van het Internationaal Gerechtshof

Een lange tijd is het Internationaal Gerechtshof het primaire rechtsprekende orgaan van de VN geweest. De rol van het hof is het beslechten van conflicten tussen staten die betrekking hebben op internationaal recht. Het hof bestaat uit negen rechters van verschillende nationaliteiten, en opereert onafhankelijk van staten. De rechters moeten gekwalificeerd zijn als hoogste rechterlijke instantie in hun land of internationaal erkende juristen zijn. Alleen staten kunnen conflicten voor het hof beslechten.

Conclusie

Het internationaal strafrecht is sinds de WOII aanzienlijk versterkt. Pas sinds de jaren 90 is er voldoende politieke wil om tribunalen op te zetten. Eerst ging het om ad hoc tribunalen, daarna permanente tribunalen. Het internationale strafhof is er echter nog niet in geslaagd om ad hoc tribunalen in onbruik te doen geraken. Een noemenswaardige ontwikkeling is dat internationaal recht via nationaal recht kan worden toegepast.

Stampvragen

1. Schets de vier bronnen van internationaal recht.

2. Noem de zes hoofdorganen van de VN en omschrijf hun taken.

3. Waarom moet het EVRM vooral worden gezien als een verklaring van (goede) voornemens?

4. Wie kunnen zich tot het EHRM wenden en wanneer is dit mogelijk?

5. Waarom werden zowel het Tokyo als het Neurenberg Tribunaal gezien als een mijlpaal in de geschiedenis van het internationaal recht?

6. In welk opzicht onderscheiden het Rwanda en het Joegoslavië Tribunaal zich van de twee tribunalen uit vraag 5?

7. Wat is het principiële doel van het Internationaal Strafhof?

8. Waarom heeft de VS het statuut van het Strafhof nog niet geratificeerd? Wat is hier het gevolg van?

9. Wat is de rol van het Internationaal Gerechtshof?

Welke conclusies kunnen er getrokken worden over het vergelijkend strafrecht? - Chapter 12

Een aantal ontwikkelingen in het vergelijkend strafrecht zijn net zo deprimerend als dat ze logisch zijn. Straffen die niet werken worden in toenemende mate opgelegd, terwijl de rechten van verdachten in niet-democratische landen bedroevend blijven. Er is echter ook goed nieuws. Er zijn voorbeelden van landen waarin het aantal gevangen succesvol wordt teruggebracht. Zij laten zien dat beleid tegen de stroom in op lange termijn succes kan boeken. Afgezien van straffen, zijn criminologen in toenemende mate bezorgd over het gebruik van toezicht om sociale controle uit te oefenen. Bijvoorbeeld door middel van camera's en het monitoren van internetgebruik. Globalisering is op verschillende momenten aan de orde gekomen. We kunnen ervan uitgaan dat globalisering alle aspecten van strafrecht gaat beïnvloeden. Er is een zekere romantiek verbonden aan ouderwets vergelijkend onderzoek. Het was eerst alleen weggelegd voor de ontdekkingsreiziger. Tegenwoordig gebruikt vergelijkend onderzoek veel meer methoden.

De evolutie van het strafrecht: convergentie en divergentie

Gemeenschappelijke dreigingen, zoals cybercrime en terrorisme, zorgen voor convergentie in het strafrecht. Ze worden gemeenschappelijk aangepakt. Er kunnen echter een aantal andere redenen voor convergentie worden genoemd. Bijvoorbeeld: buitenlandse overheersing, gelijktijdige ontwikkeling en internationale regulering. De tegenovergestelde kracht, divergentie, komt voor uit twee andere mechanismen. De eerste is culture volharding. Dit is de neiging om buitenlandse invloeden te weerstaan. De tweede is het herstellen van een originele toestand, wat vooral gebeurt in voormalige koloniën. Er kan gesteld worden dat verandering voortkomt uit een mix van convergentie en divergentie. Desondanks zal globalisering op het gebied van strafrecht waarschijnlijk meer druk gaan uitoefenen op convergentie. Aan de ene kant kan dit als een verlies worden gezien. Strafrecht is echter niet zoals de wereld waar zij zich in bevindt. Strafrecht moet immers effectief zijn, en zolang culturen, talen en publieke opinie verschillen, zullen strafrechtelijke systemen dat ook doen.

 

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Psychology and behavorial sciences - Theme
Law and public administration - Theme

Law and public administration - Theme

Image
Summaries, internships, tips and tools for study and work in law and public administration Definitions, Jurisprudence, Stories, Subjects, Study assistance,
Click & Go to more related summaries or chapters

Samenvattingen: de beste studieboeken voor criminologie en victimologie samengevat

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1898 1