Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16054 keer gelezen
Het lichaamsbeeld ontwikkelt zich geleidelijk met leeftijd. In iedere ontwikkelingsfase zijn er specifieke aspecten van het lichaamsbeeld die veranderen aan de hand van ervaringen van het kind. In dit hoofdstuk staat de ontwikkeling van lichaamsbeeld van pasgeboren baby’s tot basisschoolkinderen centraal.
Liefdevolle aanrakingen, in de ontwikkelingspsychologie ‘affectief bevestigende aanrakingen’ genoemd, spelen een basale rol bij pasgeboren baby’s. Het samengaan van de blik, stem en aanrakingen van een persoon is heel belangrijk omdat deze het fundament vormen voor het te ontwikkelen lichaamsbeeld. De tast is het zintuig waarmee baby’s de meest directe ervaringen kunnen opdoen; andere zintuigen zijn nog niet optimaal ontwikkeld. Affectief bevestigende aanraking leidt tot het vormen van een band en een gevoel van veiligheid vanwaaruit de baby de wereld en zichzelf kan exploreren.
Het belang van liefdevolle aanrakingen en de behoefte van baby’s hieraan wordt ondersteund door het bekende experiment van Harlow. Hij liet babychimpansees kiezen tussen twee surrogaatmoeders. De kleintjes bleken een warme, zachte surrogaatmoeder van kussens te verkiezen boven een ijzeren frame waar ze melk konden halen. De behoefte aan voedsel werd dus gedomineerd door de behoefte aan een warm en zacht gevoel.
Rond de leeftijd van 2 jaar hebben de meeste kinderen zelfbesef ontwikkeld. Dit kan aangetoond worden doordat ze zichzelf bijvoorbeeld in de spiegel herkennen.
Waarschijnlijk hebben mensen een aangeboren eigenschap om dit ‘ik-gevoel’, oftewel lichaamsego, te ontwikkelen. Er is een specifiek gebied in de hersenschors waar het lichaam gerepresenteerd wordt. Leerervaringen, zoals aanrakingen, kijkrichting en benoemingen van anderen, activeren het aangeboren vermogen om een lichaamsego te ontwikkelen. Het lichaamsbeeld ontwikkelt dus in interactie met anderen. Anderen zijn als het ware een spiegel.
Geleidelijk ontwikkelt een kind cognitieve schema’s over het lichaam. Schema’s verlenen betekenis aan ervaring, maar zijn ook voortdurend aan verandering onderhevig door nieuwe ervaringen. Een normaal lichaamsbeeld wordt opgebouwd door drie typen ervaring:
1. Spiegeling. De manier waarop de ouders op het kind reageren beïnvloedt de ontwikkeling van het lichaamsbeeld van het kind. Meestal is het de moeder die als spiegel voor het kind fungeert.
2. Eigen gedrag. De ervaringen van het kind met het eigen gedrag in relatie tot anderen en de gevolgen ervan dragen bij tot het ontstaan van het lichaamsbeeld.
3. Interne lichaamssensaties. De ervaringen van het kind met de eigen interne lichaamssensaties zijn belangrijk bij het ontwikkelen van het lichaamsbeeld. Omdat de peuter nog geen taal kent, vallen emotionele en lichamelijke sensaties samen met het lichaamsego.
Rond het eerste jaar begint een kind te leren lopen. Doordat een kind zich nu beter in de ruimte kan voortbewegen, leert een kind zijn lichaam in te schatten qua lengte en omvang ten opzichte van de omringende ruimte.
Naarmate een kind ouder wordt leert het meer lichaamsfuncties te beheersen, bijvoorbeeld door zindelijkheidstraining. Het leren van lichaamsfuncties gaat samen met het leren van controle over het lichaam, dus gaat het ten koste van het lichamelijk genot. Het kind leert welke delen van het lichaam heimelijke delen zijn en welke functies ondeugend, lelijk en beschaamd zijn. Volwassenen stimuleren het kind om zijn lichaam onder controle te krijgen. Het lichaam als bron van plezier en genot verandert in een vies lichaam dat in bedwang gehouden moet worden. Kinderen kunnen enkel onderscheid maken tussen prettig en onprettig. Het is de taak van de ouders om het kind te leren wat de culturele betekenis van de verschillende lichaamsdelen is. Volwassenen geven een andere reactie aan het kind, afhankelijk van welk lichaamsdeel aangeraakt wordt. Het niet leren van dergelijke ‘regels’ kan er voor zorgen dat het kind zichzelf buiten de groep voelt staan en dat kan veel gevoelens van schaamte geven.
Kinderen leren ook al snel onderscheid maken tussen jongens en meisjes. Het socialiseringsproces zorgt ervoor dat mensen, of ze het nu willen of niet, jongens en meisjes op verschillende manieren opvoeden.
Jongens hebben bijvoorbeeld meer bewegingsruimte dan meisjes. Hierdoor worden jongens minder vaak aangeraakt door hun moeder. Impliciet leren we kinderen hierdoor dat koestering en aangeraakt worden gepaard gaat met gebrek aan bewegingsruimte. En, omgekeerd, meer bewegingsvrijheid hangt samen met minder aangeraakt worden. Ouders reageren anders, maar ook de cultuur vindt sekse een belangrijke indelingscriterium tussen mensen.
Rond het derde levensjaar is een kind in staat ‘ik’ en ‘jij’ uit elkaar te houden. Het maken van dit onderscheid is een belangrijke stap in de ontwikkeling van het zelfbewustzijn van het kind. Door ‘ik’ te kunnen zeggen kan het kind zichzelf afgrenzen van anderen. Het woordje ‘nee’ wordt in deze periode veel gebruikt. Ook het woord ‘nee’ is van belang, omdat nee- zeggen helpt het kind om te leren wat van hem is en wat niet. Daarnaast leren kinderen in deze periode woorden om naar zichzelf te verwijzen.
De meeste kinderen beginnen met school als ze 4 zijn. Op school moeten ze veel stilzitten, waardoor het lichaam als bron van plezier en kennis op de achtergrond raakt. De nadruk gaat liggen op intellectuele ontwikkeling.
Naast intelligentie en schoolprestaties draag het uiterlijk bij aan de populariteit van een kind in de klas, en daardoor aan het zelfvertrouwen. Onbewust worden positievere eigenschappen toegekend aan aantrekkelijke kinderen.
Ook sportiviteit draagt bij aan het mogen meedoen in een groep en erbij horen. Kinderen die wel goed zijn in sport, behoren tot de populaire kinderen. Motorisch wat onhandig zijn, betekent eigenlijk je lichamelijk niet makkelijk in de wereld begeven. Het kennen van de eigen lichaamsgrenzen is van belang voor het motorisch soepel bewegen. Nieuwe vaardigheden zijn in het begin van het leerproces altijd ongecoördineerd. Wanneer het automatisch lijkt te zijn geworden, is het ingebed in het lichaamsbeeld.
Het lichaamsbeeld is het referentiepunt voor ruimtelijke oriëntatie. Het is hierbij belangrijk om te weten waar het lichaam begint en waar het ophoudt.
Motorisch onhandige kinderen hebben wellicht moeite met zelf ruimte innemen. Ook kan het zijn dat ze geen vast referentiepunt nemen. Omdat het lichaamsbeeld uit meerdere dimensies bestaat, kunnen er verschillende factoren ten grondslag liggen aan motorische onhandigheid.
Spelen is een onderdeel van de socialisering. Het aanbod van speelgoed heeft invloed op het lichaamsbeeld. Poppen zijn hier een duidelijk voorbeeld van. Poppen voor meisjes zijn in de loop der jaren steeds dunner geworden, jongenspoppen steeds gespierder. Het zijn culturele modellen van het lichaamsideaal.
Daarnaast is het aanbod gescheiden voor jongens en meisjes. Voor meisjes is er meer ruimte om ook jongensspeelgoed te gebruiken, dan andersom. Dit hoort bij de socialisatie van mannelijkheid of vrouwelijkheid.
Verschillende vormen van spelen hebben invloed op het lichaamsbeeld. Bewegingsspelen dragen bij aan het leren kennen van het lichaam. Kinderen in steden spelen steeds minder buiten; de vraag is wat de consequentie is voor hun lichaamsbeeld. Constructiespelen helpen bij het ontwikkelen van logisch redeneren en ruimtelijke oriëntatie. Competitiespelen hebben betrekking op de vergelijking van zelf en anderen.
Net als bij speelgoed, is er bij kleding sprake van een duidelijk onderscheid tussen wat voor jongens en wat voor meisjes bedoeld is. Kleding is een uitdrukkingsmiddel dat belangrijk is voor de ontwikkeling van zelfbeeld. Het drukt uit bij welke groep je hoort en het lichaam kan ermee geaccentueerd of juist verborgen worden.
Kennis over het eigen lichaam neemt sterk toe tijdens de lager schoolperiode. Volgens sommige onderzoekers drukken jongere kinderen de kennis over hun lichaam uit in termen van wat er in het lichaam wordt gestopt en wat eruit komt. Ook verwijzen jonge kinderen meer naar de psychologische of sociale betekenis van lichaamsdelen, door bijvoorbeeld het hart te zien als symbool voor liefde. Oudere kinderen noemen eerder de biologische functies.
Onderzoek over lichaamskennis vanaf 12 jaar is helaas schaars. Dit is precies het moment dat secundaire geslachtsontwikkeling begint. Er vindt dus een grote verandering in het lichaamsbeeld plaats.
Ook onderzoek naar verschillen in lichaamsbeeld tussen jongens en meisjes ontbreekt.
Wel is er enig onderzoek naar de invloed van seksueel misbruik. Hieruit blijkt dat misbruikte kinderen vaak een minder goed besef hebben van hun eigen lichaam en een lagere globale zelfwaardering hebben.
Het lichaamsbeeld wordt ontwikkeld door het samenzijn en het samenleven van een kind met andere mensen. Hierbij gaat het niet alleen om aangeraakt worden, maar ook om de duur, de locatie, de intensiteit en de sensatie van de aanraking. Uit onderzoek komt een aantal bevindingen naar voren:
Langdurige en intense aanrakingen zorgen voor een groeiend besef van het eigen lichaam;
Hoe regelmatiger en hoe meer mensen worden aangeraakt, hoe accurater het lichaamsbeeld is;
Pijnlijke aanrakingen verstoren het functioneren van het perceptuele systeem;
Prettige aanrakingen zijn van wezenlijk belang voor een gezond en positief lichaamsbeeld.
Het aantal aanrakingen dat kinderen krijgen neemt af naarmate ze ouder worden. Dit komt onder meer doordat de emotionele afstand tussen hen en hun ouders groter wordt.
Aanrakingen blijven belangrijk gedurende het leven. Oudere mensen ontvangen helaas weinig aanrakingen, bijvoorbeeld doordat ze hun partner verloren hebben en doordat lichamelijke kenmerken van ouderdom als onaantrekkelijk gezien worden.
Een laatste punt is dat aanrakingen invloed hebben op hechting. Er is sprake van veilige hechting wanneer een kind zichzelf als waardevol ziet en anderen als betrouwbaar. Het gevoel waardevol te zijn wordt bevorderd door affectief bevestigende aanrakingen, die in het begin van het hoofdstuk besproken zijn.
Het lichaamsbeeld is geen statisch gegeven. In de puberteit begint de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken en het cognitief vermogen te abstraheren. Het snel veranderend lichaam in combinatie met de mogelijkheid om over zichzelf na te denken maakt een puber kwetsbaar. Het lichaam groeit harder dan het lichaamsbeeld zich aanpast. Dit verklaart de tijdelijke motorische onhandigheid in de puberteit. Deze processen zijn voor zowel meisje als jongens gelijk.
Zoals aangegeven in hoofdstuk A, zijn aanrakingen belangrijk. Pubers worden echter weinig aangeraakt. Het is vreemd en onwennig voor ouders dat het lichaam van hun kind volwassen vormen begint aan te nemen; ze kunnen in de knoop komen met seksuele gevoelens. Ook adolescenten zelf vinden het moeilijk om te gaan met intimiteit. Wel geven ze aan een juist grotere behoefte te hebben om aangeraakt te worden.
De geringe maatschappelijke ruimte voor pubers om elkaar aan te raken zou volgens McAarney (1990) kunnen leiden tot vroeg seksueel contact, met als doel aanrakingen met niet-seksuele intenties. Volgens Delfos (2009) zou het kunnen leiden tot ‘paradoxale intimiteit’: een gewelddadige en ruwe manier van aanraken, bijvoorbeeld op het sportveld.
De puberteit begint bij meisjes eerder en gaat sneller dan bij jongens. De menstruatie luidt voor meisjes het begin in van hun puberteit. Dit kan grote psychische gevolgen hebben. Niet voor niets staat menstruatie in de volkmond gelijk aan ‘vrouw zijn’. In de puberteit worden meisjes ervan bewust dat zij als seksueel object worden bekeken, wat ambivalente reacties kan oproepen, namelijk trots aan de ene kant, maar schaamte aan de andere kant.
Pubermeisjes vergelijken zich eindeloos met elkaar en beoordelen elkaar vooral op het uiterlijk. Hierdoor wordt het lichaam een bron van zorg. Ook de combinatie van minder aanrakingen van ouders met meer seksueel bekeken worden door mannen draagt bij aan de preoccupatie met het lichaam. Het nastreven van het schoonheidsideaal kan ten koste gaan van schoolprestaties.
Meisjes krijgen bovendien dubbele boodschappen uit de maatschappij die tot een verstoord lichaamsbeeld kunnen leiden. Ten eerste is er het slankheidsideaal, terwijl het lichaam zich in de tegenovergestelde richting ontwikkelt. De heupen worden breder en de borsten ontwikkelen zich. Ten tweede zijn er nauwelijks positieve termen voor de vrouwelijke geslachtsdelen; denk bijvoorbeeld aan ‘schaamlippen’.
Onderzoek van Vasilenko en collega’s (2011) naar het verband tussen de eerste seksuele ervaring en lichaamsbeeld laat zien dat de meeste meisjes minder tevreden zijn over hun uiterlijk na de eerste keer. Mogelijke verklaringen zijn de objectivering van het meisjeslichaam en de onzekerheid die hieruit voortvloeit, en schuld- en schaamtegevoelens over seksualiteit. Jongens blijken juist meer tevreden te zijn met hun lichaam na de eerste seksuele ervaring, waarschijnlijk omdat seksualiteit past bij het beeld van mannelijkheid.
Ontevredenheid over het lichaam hangt vaak samen met gewicht. Daarnaast hangt ook het belang dat aan het uiterlijk gehecht wordt samen met tevredenheid.
De puberteit bij jongens begint gemiddeld twee jaar later dan bij meisjes en wordt gemarkeerd door de zaadlozing. De zaadlozing wordt eerder gekoppeld aan seksualiteit en mannelijkheid dan aan vaderschap. Het lichaam groeit in deze periode het snelst, hierbij groeien de armen en benen het eerst. Ook de testosterontoename is groot, waardoor seksuele gevoelens erg sterk worden. Deze kunnen een ongemakkelijk gevoel veroorzaken.
Leeftijdsgenoten spelen een steeds belangrijkere rol in het definiëren wat mannelijkheid inhoudt. In tegenstelling tot bij meisjes verloopt dit echter via ‘doen’ in plaats van via het uitwisselen van gevoelens.
Een ander verschil met meisjes is dat jongens vaak tevreden zijn over hun lichaam en zichzelf als ‘mooi’ benoemen. Hier zijn verschillende mogelijke verklaringen voor. Ten eerste kan het zijn dat het latere begin van de puberteit gunstig is, omdat de cognitieve ontwikkeling dan al verder is. Daarnaast zijn jongens in mindere mate een seksueel object voor buitenstaanders, waardoor ze zich minder druk maken over hun uiterlijk. Tot slot groeien jongens naar het ideaalbeeld toe: ze worden groter en gespierder.
Het lijkt erop dat meisjes het moeilijker hebben met hun ontwikkeling dan jongens. Jongens zijn al iemand op zichzelf en worden minder benaderd als mensen- in- wording. Dit maakt het samenvallen van lichaam en geest voor jongens makkelijker dan voor meisjes. Jongens ontwikkelen zich met de groei van de secundaire geslachtskenmerken en het toenemend spiergehalte juist dichter naar het mannelijke ideaalbeeld toe. Dit in tegenstelling tot meisjes die juist in tegengestelde richting ontwikkelen. Ook hebben jongens het voordeel dat zij niet van liefdesobject hoeven te veranderen: dat blijft een vrouw.
Voor zowel jongens als meisjes geldt dat ze door het socialisatieproces leren dat gewicht, kleding en uiterlijk belangrijk zijn. Deze boodschap krijgen ze van ouders en andere mensen in hun omgeving door middel van aanrakingen, commentaar en reacties. Tijdens de adolescentie hebben leeftijdsgenoten de meeste invloed en fungeren zij als spiegel.
Lichaamsbeelden veranderen voortdurend, ook op volwassen leeftijd. Lichaamsbeeld is belangrijk om menselijk gedrag te begrijpen. Volwassenen nemen niet waar op een open manier, maar denken vanuit een aangeleerd kader. Het lichaamsbeeld staat niet op zichzelf, maar is afhankelijk van anderen en wordt beïnvloed door emoties.
Er bestaan algemene ideeën over wat schoonheid is. Het ideale schoonheidsbeeld heeft specifieke afmetingen en verhoudingen en is symmetrisch. Daarnaast wordt het vormgegeven door mannelijkheid of vrouwelijkheid: mensen hebben een klassiek beeld van hoe een vrouw of man eruit hoort te zien en proberen deze kenmerken bij zichzelf te accentueren.
Ook bestaat het idee dat schoonheid zowel betrekking heeft op het innerlijk als het uiterlijk. Het woord ‘mooi’ wordt toegekend aan mensen die aantrekkelijk zijn, maar ook aan mensen die bijvoorbeeld iets goeds doen voor anderen.
Het lichaam is geen objectief en vaststaand gegeven.
Gerelateerd hieraan is de vraag of we een lichaam ‘zijn’ of een lichaam ‘hebben’. Het ene moment is iemand zich meer bewust van het lichaam, het andere moment minder. Als we het gevoel hebben dat we het lichaam niet alleen ‘hebben’ maar het ook ‘zijn’, kunnen we ons mooier voelen. Dat is effectiever dan het lichaam proberen te veranderen, want het lichaam is niet volledig maakbaar.
Onbewust worden persoonlijkheidstrekken aan uiterlijke kenmerken gekoppeld. Aantrekkelijke mensen worden automatisch positieve eigenschappen toegedicht. Voorbeelden zijn het verband tussen lengte en status: mensen schatten mensen met een belangrijke titel enkele centimeters langer.
Mensen kunnen heel snel boodschappen aflezen aan de gezichtsuitdrukking van een ander. Voor jonge kinderen al zijn de gezichtsuitdrukkingen van ouders een belangrijke bron van informatie over gepast gedrag. Pasgeboren baby’s maken al onderscheid tussen verschillende gezichtsuitdrukkingen.
Volwassenen proberen vaak te beïnvloeden wat ze via hun gezicht uitdrukken. Ze proberen bepaalde emotionele expressies te onderdrukken of te glimlachen om een ander gerust te stellen. Dit kan het ‘sociale gezicht’ genoemd worden. Het kan echter een soort masker zijn, verarmd van emoties. Volgens De Waal (2009) kan dit leiden tot minder empathisch begrip; emotionele expressie is van belang voor empathie.
Mensen kunnen moeite hebben om hun emoties te laten zien, omdat ze zich dan kwetsbaar opstellen. Iedereen is weleens gekwetst, en daarom kan het veiliger voelen om emoties te verbergen. Verbergen voor een ander is echter ook verbergen voor jezelf.
Het beeld dat vrouwen van hun lichaam hebben wordt beïnvloed door hun ervaringen in de kindertijd en adolescentie. Het belang van uiterlijk is niet voor iedere vrouw even sterk.
In de media overheerst het beeld dat de meeste vrouwen ontevreden zijn over hun lichaam. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat de meerderheid haar lichaam positief beoordeelt. Het is dus vreemd dat de media een negatief beeld blijven uitdragen.
De volwassenheid brengt veel veranderingen met zich mee op het gebied van relaties, werk en gezondheid. Hierdoor kan ook het zelfbeeld beïnvloed worden.
Voor vrouwen is zwangerschap iets dat een grote verandering in het lichaam teweeg brengt. Ondanks dat de meeste vrouwen flink aankomen en van het schoonheidsideaal verwijderd raken, zijn ze vaak juist meer tevreden met hun lichaam. Vrouwen associëren zich meer met het beeld van ‘moeder’ dan met het schoonheidsideaal. Sommige vrouwen hebben echter wel moeite met hun lichaam na zwangerschap, doordat het moet herstellen na een zware periode en uit balans is. Vrouwen kunnen zich zorgen gaan maken of hun partner hen nog wel seksueel aantrekkelijk vindt.
Vrouwen die met liefde en trots naar hun lichaam kijken, kunnen de veranderingen na zwangerschap beter accepteren.
Onderzoek is vaak gericht op sekseverschillen bij lichaamsbeeld. Uit onderzoek van Woertman en Van den Brink (2008) blijkt dat mannen iets vaker tevreden zijn met hun lichaam dan vrouwen, maar dat verschil is niet groot. Ook blijkt uit meerdere studies dat er bij vrouwen meer variatie is in tevredenheid over hun lichaam.
Bij onderzoek naar tevredenheid is het informatief om onderscheid te maken tussen verschillende dimensies van het lichaamsbeeld: evaluatief en perceptueel. Dan blijkt dat veel mensen een slanker ideaalbeeld hebben, maar toch tevreden zijn met hun lichaam.
Het ideaalbeeld dat mannen en vrouwen hebben kan verschillen. Zowel mannen als vrouwen geven vaak aan slanker te willen zijn, maar mannen geven ook weleens aan zwaarder te willen zijn. Dit is waarschijnlijk gerelateerd aan het streven naar meer spiermassa.
Nog een verschil tussen mannen en vrouwen is hun rol in kijken en bekeken worden. Het klassieke beeld is dat vrouwen bekeken worden en mannen de kijkers zijn. Uiterlijk is daardoor voor vrouwen belangrijker dan voor mannen. Er is wel een verschuiving gaande, waarbij mannen meer op hun uiterlijk beoordeeld worden dan voorheen. In de jaren 70 leek het er daarnaast op dat het uiterlijk voor vrouwen juist minder van belang zou worden vanwege hun toenemende economische onafhankelijkheid, maar daar is in de huidige maatschappij niets meer van terug te zien.
In de maatschappij wordt het lichaam van de oudere als onaantrekkelijk gezien. Voor vrouwen geldt dit sterker dan voor mannen: jeugdigheid staat voor sociale en biologische aantrekkelijkheid bij vrouwen, terwijl aantrekkelijkheid van de man meer aan maatschappelijk succes en status wordt ontleend. Er is dus sprake van een dubbele standaard over het ouder worden.
Vanaf de menopauze krijgen vrouwen minder waardering voor hun uiterlijk. Aangezien bewondering een belangrijk deel van de vrouwelijke identiteit omvat, kan de afname hierin zwaar vallen.
Eeuwige jeugdigheid is het ideaalbeeld, maar uiterlijke verandering als gevolg van een toenemende leeftijd is onvermijdelijk. Rimpels, strammere gewrichten, een minder vitale huid, iedereen krijgt ermee te maken. Ouderdom wordt hierdoor zelden als iets positiefs gezien.
Gedurende de volledige levensloop wordt het lichaamsbeeld bepaald door contact met anderen.
Vrouwelijkheid wordt vooral bepaald door het slankheidsideaal, terwijl mannelijkheid gedefinieerd wordt door een sterk en gespierd lichaam. Hier zijn de wensen over het lichaam dan ook aan gekoppeld. Op alle leeftijden lijkt de beleving van het lichaam cruciaal te zijn voor tevredenheid over het lichaam.
De betekenis die mensen aan hun uiterlijk verlenen wordt bepaald door hun ervaringen binnen hun cultuur en relaties. Een oordeel over wat mooi is of niet, is niet aangeboren of genetisch bepaald. Via de media wordt een cultureel ideaalbeeld uitgedragen en ook de waardering van familie en leeftijdsgenoten speelt mee. Over het algemeen geldt dat waardering voor vrouwen sterk gekoppeld wordt aan het uiterlijk. Bij mannen licht de nadruk meer op macht.
Er zijn zes factoren die invloed kunnen hebben op onvrede over het lichaam. Dit zijn: onveilige hechting, het lichaam objectiveren, een onrealistisch ideaalbeeld, het spelen van meerdere sociale rollen, het uiterlijk als belangrijk onderdeel van de vrouwelijke identiteit, en ontwikkelingen op het gebied van cosmetische chirurgie. Deze factoren zullen achtereenvolgens beschreven worden.
De manier waarop mensen zich hechten, wordt beïnvloed door de situatie waarin ze opgevoed zijn. Er zijn vele factoren die de veiligheid van de hechting bepalen: de relatie tussen ouders, de consistentie van het gedrag van de ouders naar het kind, geruststelling bij angst, veilige omarmingen enzovoort. Bij lichamelijk contact komt oxytocine vrij en ook moedermelk bevat oxytocine, dat helpt bij de binding van moeder en kind.
De veiligheid van de hechting speelt een grote rol bij de lichaamsbeleving. Dit komt doordat de eerste ervaringen met anderen zintuiglijk via het lichaam verlopen. Vertrouwen en veiligheid maakt het makkelijker om van het eigen lichaam te houden.
Onveiligheid leidt echter tot een nerveuze basishouding en wantrouwen, wat het lastiger maakt gevoelens te ervaren. Nieuwe levenservaringen worden dan mogelijk beleefd vanuit de negatieve basishouding. Complimenten of handelingen van anderen met betrekking tot het lichaam worden eerder negatief geïnterpreteerd. Dit kan leiden tot een negatief lichaamsbeeld.
Mensen met een negatief lichaamsbeeld zijn minder geneigd tot actief flirtgedrag en hebben minder plezier in seksuele ervaringen. Ze zullen seksualiteit zelfs eerder vermijden. Seksueel contact kan echter leiden tot positieve waardering van het lichaam. Deze positieve waardering wordt dus vermeden en het negatieve lichaamsbeeld wordt in stand gehouden.
Ons lichaam kunnen we van binnenuit ervaren, maar we kunnen het ook objectiveren en ernaar kijken met de blik van een buitenstaander. Dit is het verschil tussen een lichaam ‘zijn’ en een lichaam ‘hebben’.
Jonge kinderen voelen vooral, en ervaren hun lichaam op een prettige manier als er prettig mee wordt omgegaan.
In de adolescentie gaan vooral meisjes echter objectief naar hun lichaam kijken. Open kijken zonder oordelen is lastig; ze zien voornamelijk dingen die afwijken van het ideaalbeeld dat ze hebben. Het idee dat anderen haar kunnen afwijzen op basis van hun uiterlijk, staat op de voorgrond.
Ook jongens kijken objectiever naar hun lichaam. Ze willen groot, sterk en gespierd zijn, zoals mannelijkheid door leeftijdsgenoten gedefinieerd wordt. Ze hebben echter meer mogelijkheden dan meisjes om hun mannelijkheid richting het ideaal te ontwikkelen en dit te tonen.
Ook in de volwassenheid blijft het onderscheid tussen het lichaam ervaren en het lichaam objectiveren bestaan. Opgaan in activiteiten als dansen en sporten en het lichaam hierbij ervaren, geeft een goed gevoel. Zorgen maken over het oordeel van anderen kan juist een negatief gevoel geven.
De huidige culturele ideaalbeelden worden steeds onrealistischer.
Schoonheidsidealen hebben altijd al bestaan, maar tegenwoordig wordt het beeld technisch gemanipuleerd door bijvoorbeeld fotoshoppen. De manipulatie gaat zo ver dat deze veranderingen in werkelijkheid alleen met operaties nagebootst zouden kunnen worden.
Hierdoor wordt het verschil tussen het normale lichaam en het ideale lichaam zo groot, dat er nooit aan het ideale beeld voldaan kan worden. De ontevredenheid over het lichaam groeit hierdoor, vooral bij meisjes in de puberteit.
Naast de ontwikkeling dat het ideaalbeeld steeds onrealistischer wordt, worden mensen ook steeds meer aan het ideaalbeeld blootgesteld. Mensen maken steeds meer gebruik van internet, televisie en andere media. Reclame maakt op grote schaal gebruik van ideale lichaamsbeelden. Op den duur gaan mensen het ideaalbeeld daardoor als realistisch zien, maar het blijft onrealistisch.
Een andere ontwikkeling is dat mensen steeds meer functies verrichten. Bij iedere functie kan een ander beeld horen. Iedere functie wordt echter uitgevoerd met hetzelfde lichaam.
Het ideale lichaam van een moeder is anders dan dat van een werkende vrouw. Deze conflicterende ideaalbeelden kunnen leiden tot onvrede. Het ideale lichaamsbeeld van mannen verschilt minder per sociale rol. Dit zou kunnen verklaren waarom mannen minder onvrede ervaren dan vrouwen.
Vrouwen voelen zich tegenwoordig gelijkwaardig aan mannen, maar benadrukken ook sterk hun lichamelijke vrouwelijkheid. De gelijkwaardigheid met mannen bestaat pas sinds de jaren zestig, terwijl het belang van het uiterlijk voor de vrouw altijd al groot is geweest.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten schoonheid: een feitelijke schoonheid die uitgaat van een blik van buitenaf, en een schoonheid op basis van betekenis en beleving van het uiterlijk. Vrouwen die vooral uitgaan van de blik van buitenaf, zijn sterk beïnvloedbaar door het culturele ideaalbeeld. Deze vrouwen vergelijken zich met anderen en geretoucheerde schoonheidsidealen, waarbij ze vaak tot een negatief oordeel over zichzelf komen.
De nadruk ligt op het lichaamsbeeld van de vrouw, omdat mannen hun identiteit niet verbinden met hun uiterlijk. In plaats daarvan is hun identiteit gekoppeld aan macht en status en dus zijn ze minder kwetsbaar voor een negatief lichaamsbeeld.
Er is steeds meer mogelijk op het gebied van cosmetische chirurgie. Waar het vroeger uitsluitend werd ingezet bij ongelukken en ziekten, is het nu een middel om het uiterlijk te veranderen. Het aantal klinieken neemt toe en de acceptatie in de maatschappij groeit. Het feit dat er zoveel veranderingen mogelijk zijn, doet ontevredenheid over het eigen imperfecte lichaam groeien.
In de huidige maatschappij wordt het idee uitgedragen dat het lichaam maakbaar is. Gerelateerd hieraan is het standpunt dat er ingrepen gedaan kunnen worden om de vorm en het functioneren van het lichaam te perfectioneren.
Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die een cosmetische ingreep laten doen, aangeven er ‘normaal’ uit te willen zien. Dit roept de vraag op: wat is normaal? Normaal is datgene wat het meeste voorkomt in een bevolking. Hoe meer mensen dus cosmetische chirurgie laten doen, hoe normaler dat wordt. Mensen gaan bijvoorbeeld denken dat het normaal is om geen rimpels te hebben op 50-jarige leeftijd. Door de ontwikkeling en acceptatie van cosmetische chirurgie vindt er een verschuiving plaats in het beeld van wat normaal is.
De auteur noemt het idee dat iedereen er perfect uit kan zien, en daarvoor de juiste crèmes moet gebruiken en ingrepen moet laten doen, pervers.
De media draagt vele boodschappen uit. In reclames en televisieprogramma’s wordt bijvoorbeeld de suggestie gewekt dat bepaalde crèmes leiden tot de perfecte huid, terwijl het resultaat dat te zien is in werkelijkheid een fotoshopbewerking is. Ook wemelt het van de beelden van dunne en gefotoshopte modellen; dit leidt tot een onrealistisch beeld van hoe het lichaam kan zijn.
Nu is de ene persoon kwetsbaarder voor de invloed van mediabeelden dan de ander. In de adolescentie bijvoorbeeld, wanneer grote onzekerheid over het lichaam kan ontstaan, is de kwetsbaarheid groter. Toch kan er ook een verband aangetoond worden tussen de hoeveelheid mediagebruik en onzekerheid over het lichaam.
Veel onderzoek duidt erop dat hoe meer media gebruikt wordt, hoe meer ontevredenheid er bestaat over het lichaam. Woertman en Van den Brink (2009) keken of dit verband bestond bij zowel mannen als vrouwen. Het bleek dat zowel mannen als vrouwen minder tevreden waren over hun lichaam naarmate zij meer naar schoonheidsgerelateerde televisieprogramma’s keken. Daarnaast hadden ze een grotere wens om een cosmetische ingreep te laten doen.
Dit verband geldt sterker voor vrouwen; enerzijds omdat zij kwetsbaarder zijn en het uiterlijk belangrijker vinden, en anderzijds omdat zij meer aan schoonheidsgerelateerde mediabeelden blootgesteld worden.
Het is echter onduidelijk of het verband causaal is, omdat het meeste onderzoek correlationeel is.
Wie zien meisjes als hun belangrijkste rolmodel? Dit kunnen vrouwen of andere meisjes in hun directe omgeving zijn, zoals vriendinnen en zussen of hun moeder, maar ook personen in de media. In welke spiegel ze het meest kijken, is mogelijk van invloed op hun lichaamsbeeld en de tevredenheid erover.
Sociale vergelijking is nodig om tot een oordeel te komen. Meisjes die meer blootgesteld worden aan mediabeelden en uiterlijk belangrijker vinden voor hun identiteit, zijn kwetsbaarder.
Het advies voor een beter lichaamsbeeld is om minder naar schoonheidsgerelateerde programma’s te kijken en minder vrouwentijdschriften te lezen die vol reclames met ideaalbeelden staan. Op die manier is er minder de gelegenheid om het eigen lichaam te vergelijken met een onrealistisch ideaalbeeld. In die media wordt namelijk de suggestie gewekt dat perfectie bereikt kan worden, terwijl er nooit aan het beeld voldaan kan worden. De sociale leertheorie van Bandura is hier relevant.
Over cosmetische chirurgie is al jaren een discussie gaande. Aan de ene kant zijn er mensen die het geweldig vinden dat het mogelijk is om het leven te veraangenamen. Aan de andere kant bestaat de opinie dat het niet acceptabel is om te opereren wanneer het niet medisch noodzakelijk is. De grens of een ingreep medisch noodzakelijk is, is echter niet eenvoudig te stellen. Overhangende oogleden worden bijvoorbeeld problematisch genoemd, terwijl het een normaal verschijnsel is.
De meest gebruikte argumenten onder mensen die een cosmetische ingreep laten doen, zijn:
De beschikbaarheid van de ingreep
De mening van anderen
Sociale druk die ervaren wordt, doordat normale verschijnselen als afwijkend bestempeld worden.
Sommige mensen vragen zich af of iemand nog zichzelf is na een cosmetische ingreep. Volgens de auteur is het antwoord ‘ja’. Het zelf is namelijk geen constante, maar verandert voortdurend door ervaringen. Na een ingreep is het zelf dus aangepast, maar de persoon is nog wel zichzelf.
Cijfers over cosmetische chirurgie zijn lastig vast te stellen. De vraag is waar naar gekeken moet worden en wat wel en niet meegeteld wordt in de metingen. Er bestaan officieel plastisch chirurgen, maar ook mensen die zichzelf cosmetisch of esthetisch arts noemen. De laatste twee zijn echter zelfbenoemde beroepen, een basisarts kan zonder verdere opleiding als zo’n arts voor zichzelf beginnen.
Een schatting is dat het aantal klinieken in Nederland gestegen is van 72 in 2003 naar 166 in 2012. Soms worden hogere getallen genoemd. Wat de exacte getallen ook zijn, duidelijk is dat er sprake is van een grote toename van het aantal klinieken.
Wat internationale gegevens betreft, is bekend dat de meeste ingrepen in de VS worden uitgevoerd. Bovenaan staat liposuctie. Het zou echter interessanter en informatiever zijn om te kijken naar procentuele gegevens; de bevolking in de VS is groter dan van veel andere landen, waardoor het niet verwonderlijk is dat het aantal ingrepen daar ook groter is.
Er kan ook gekeken worden naar kenmerken van mensen die een ingreep laten doen. Dan blijkt dat 6-15% met Body Dysmorphic Disorder (BDD) gediagnosticeerd is. Dit is een stoornis in de lichaamsbeleving. Eén van de criteria is dat de persoon 3 tot 8 uur per dag aandacht aan het uiterlijk besteedt. Ter vergelijking: gemiddeld besteden mensen 35-45 minuten aan hun uiterlijk. Het probleem bij BDD is dat patiënten vaak nog steeds niet tevreden zijn na cosmetische ingrepen.
Verder is de veranderingswens groter bij vrouwen dan bij mannen, doordat er meer belang wordt gehecht aan het uiterlijk. De wens betekent echter niet meteen dat er ook daadwerkelijk tot ingreep overgegaan wordt.
Gepest worden is een voorspeller voor het overgaan tot cosmetische chirurgie. Ook de nabijheid van andere mensen die een ingreep hebben ondergaan, vergroot de kans. Andere voorspellers zijn gering zelfvertrouwen, meer blootstelling aan mediabeelden en het hebben van een meer traditionele sekseopvatting.
Andere interessante groepen zijn vrouwen na zwangerschap en gescheiden mensen. Volgens de populaire media doen pas gescheiden mensen weleens een ingreep om hun ex-partner jaloers te maken. Of dit daadwerkelijk het geval is, is niet verder onderzocht. Ook over vrouwen na zwangerschap is weinig bekend; verwacht zou kunnen worden dat zij minder tevreden zijn over hun lichaam vanwege de grote veranderingen die zwangerschap teweeg brengt, maar ze blijken vaak juist meer van hun lichaam te houden.
Over de effecten van cosmetische chirurgie is veel onduidelijkheid, omdat onderzoek hiernaar schaars is. Een Zweedse studie wees uit dat vrouwen die borstimplantaten hadden laten zetten, drie keer zo vaak zelfmoord pleegden als vrouwen die geen ingreep hadden laten doen. Waarschijnlijk was psychopathologie hierbij de oorzaak.
Verder zijn er weinig cijfers bekend over tevredenheid na een ingreep.
De sekseparadox wordt beschreven als de tegenstelling tussen succes op het gebied van opleidingen en succes op het gebied van carrière bij mannen en vrouwen.
Vrouwen zijn over het algemeen succesvoller dan mannen op het gebied van opleiding. Voorbeelden van gegevens die dit ondersteunen, zijn:
Meer meisjes gaan naar de universiteit
Op de universiteit haalt 62% van de meisjes het bachelordiploma, tegenover 44% van de jongens
Vrouwen tussen de 25 en 35 zijn gemiddeld hoger opgeleid dan mannen in die leeftijdsgroep.
Het zijn echter nog altijd mannen die de meeste topposities bekleden.
Er kan gekeken worden naar ambitie en motivatie, en naar individuele tegenover omgevingsfactoren.
Wat betreft ambitie blijken mannen en vrouwen niet te verschillen op de werkvloer. Het gaat dan uitsluitend om carrièredoelen. Wanneer privédoelen worden meegenomen, neemt de ambitie op het gebied van carrière bij vrouwen af vergeleken bij mannen. Vrouwen lijken dus meer waarde te hechten aan privédoelen, die ten koste gaan van carrièredoelen.
Daarnaast blijken vrouwen meer te werken vanuit intrinsieke motivatie, terwijl mannen extrinsiek gemotiveerd worden. Extrinsieke motivatie zorgt ervoor dat mensen meer streven naar aspecten die horen bij topposities, zoals geld en status.
Individuele factoren die carrièresucces bij vrouwen voorspellen, zijn:
Een androgyne persoonlijkheid
Een hoge mate van zelfvertrouwen
Een academisch zelfconcept
Omgevingsfactoren bij vrouwen zijn:
Het hebben van een werkende moeder en steunende vader
Hoogopgeleide ouders
Vrouwelijke rolmodellen op het gebied van carrière
Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn sekserollen minder vastgelegd dan daarvoor. Dat geeft ruimte en keuzemogelijkheden, maar er is nog steeds sprake van sociale en economische beperkingen. Een interessante groep is universitaire studenten. Zij hebben te maken met uitgestelde volwassenheid en de keuzes die ze maken zijn nog niet definitief. Het zou kunnen dat universitaire studenten zich laten leiden door rolmodellen in hun omgeving.
Hierbij kan de vraag gesteld worden of er seksespecifieke patronen in keuzes zijn. Woertman en Van Mens-Verhulst (2010) vonden dat vrouwelijke studenten meer waarde hechten aan hun sociale rollen van vriendin, dochter en kleindochter. Daarnaast besteden ze veel aandacht aan hun uiterlijk. In een later onderzoek waar ook gekeken werd naar de waarden van mannelijke studenten, bleek dat deze groep meer belang hecht aan bijbanen dan sociale rollen en uiterlijk.
De situatie in het gezin van herkomst is van invloed op de normen en waarden van kinderen. Waarden over het werk worden vooral van de vader overgenomen, terwijl de moeder een grotere rol speelt bij autonomie. Verder blijken kinderen gevoeliger te zijn voor de waarden van de ouder van het eigen geslacht. Mannen zien dus vaker dan vrouwen hun vader als voorbeeld, terwijl vrouwen vaker dan mannen hun moeder als voorbeeld zien. Opvallend is dat onder vrouwen een even groot deel de vader als inspirerend ziet als de moeder. Dit zou verklaard kunnen worden doordat vaders vaker succesvol zijn op het gebied van carrière en dus eerder als rolmodel op dit gebied gezien worden. Er zijn minder vrouwen met topposities om als rolmodel te dienen.
Identiteitsontwikkeling is in de moderne samenleving veel belangrijker dan vroeger. Voorheen was de identiteit grotendeels vooraf gedefinieerd door vaste rollen in de maatschappij en de sturing van gemeenschappelijke orde (zoals religie).
In de huidige maatschappij waarin identiteitsontwikkeling belangrijk is, wordt veel waarde gehecht aan autonomie en perfectie. Alles moet perfect zijn, en er zijn steeds meer mogelijkheden om ingrepen te doen om die perfectie te bereiken.
In een maatschappij waar weinig vaststaat, is veel onzekerheid. De toenemende instabiliteit van gezinnen en beroepsgroepen zou kunnen leiden tot meer mensen die onveilig gehecht zijn. Wat nog wel redelijk vaststaat, is het lichaam. Wellicht wordt het lichaam gezien als houvast voor veiligheid en de eigen identiteit.
De focus op het lichaam leidt echter niet per definitie tot een veilig gevoel. Juist de gerichtheid op het perfectioneren van het lichaam kan leiden tot onzekerheid.
Het idee van autonomie past goed bij het idee van perfectie. Iedereen kan zelf keuzes maken over het eigen lichaam. Maar juist die keuzemogelijkheden maken onzeker.
Doordat de nadruk ligt op autonomie, wordt er ook veel waarde gehecht aan prestaties. Het betekent ook dat alles wat fout gaat of niet perfect is, wordt gezien als persoonlijk falen.
Er wordt ook gedacht dat mensen een lichaam ‘hebben’ in plaats van ‘zijn’. Het wordt gezien als iets maakbaars.
De cosmetische chirurgie wordt gezien als oplossing met de mogelijkheid het lichaam perfect te maken. Mediaboodschappen en reclames laten ideaalbeelden zien die met de juiste middelen bereikt zouden worden. Deze beelden zijn echter onrealistisch.
Het stereotype dat wie mooi is, goed is, wordt ingezet in reclames. Daardoor denken mensen dat de producten waar reclame voor gemaakt wordt hen mooier zal maken, en dus gelukkiger. Ook wordt er steeds meer gebruik gemaakt van wetenschappelijk ogende reclames. Deze reclames bevatten echter vaak foutieve of misleidende informatie.
Schoonheidsidealen zijn van alle tijden. Tegenwoordig zijn er echter drie factoren die voorheen niet of nauwelijks aanwezig waren:
Globalisering zorgt voor een universeel schoonheidsideaal
Mogelijkheden op cosmetisch gebied
De eis van levenslange seksuele aantrekkelijkheid
Hoe meer mensen blootgesteld worden aan reclames en mediabeelden over het uiterlijk, hoe minder mooi zij zichzelf vinden. Dit maakt kwetsbaar voor de wens voor een cosmetische ingreep.
Daarnaast zijn onveilig gehechte mensen kwetsbaar, vooral wanneer zij als basis van hun identiteit de seksuele identiteit hebben.
De sociale druk om perfect te zijn is groot. Hoe meer beelden van perfectie er in de omgeving zijn, hoe groter het verlangen wordt om er zelf ook perfect uit te zien.
De auteur probeert het idee van autonomie te nuanceren. Het zelf is niet iets dat op zichzelf staat, maar bestaat in relatie tot anderen. De invloed van boodschappen uit de media is groot. Ook mensen in de directe omgeving dienen als voorbeeld. De manier waarop mensen hun eigen lichaam waarderen, is het resultaat van vergelijking met anderen.
Bron
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2806 | 1 |
Add new contribution