Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

 

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Geneeskunde, jaar 1, aan de Universiteit Leiden.

Heb je zelf samenvattingen, aantekeningen en/of oefenmaterialen? Deel ze hier met je medestudenten!

Bundle items:
Geneeskunde & Gezondheidszorg: samenvattingen en studiehulp - WorldSupporter Start
Van Mens tot Cel: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Van Cel tot Molecuul: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Van Basis tot Homeostase: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG)
Crossroads: activities
This content is used in bundle:

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde aan de Universiteit Leiden

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 3 aan de Universiteit Leiden

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 3 aan de Universiteit Leiden

Bevat collegeaantekeningen, oefenmateriaal e.d. bij de blokken van zowel het nieuwe als ook het oude Geneeskunde curriculum van de Universiteit Leiden. 

Lijn samenwerken en organisatie (College 1 t/m 6) - Geneeskunde - UL - Notes

Lijn samenwerken en organisatie (College 1 t/m 6) - Geneeskunde - UL - Notes


2014-2015

HC 1a – Gezondheidseconomie en keuzen in de zorg

Volgens de WHO heeft gezondheid niet alleen een fysieke waarde, maar heeft het ook zijn bijdrage aan de welvaart en de economie. Gezondheid leidt tot hogere productiviteit en hogere welvaart leidt tot een betere gezondheid in de samenleving. Deze termen hangen dus samen. De kosten van de Nederlandse gezondheidszorg stijgen elk jaar. De totale Nederlandse gezondheidszorg kost 92 miljard. Als je dit deelt door alle mensen in ons land is dat 5 tot 6 duizend per persoon. De stijging is de afgelopen jaren wel een beetje afgevlakt, maar het blijft stijgen.

Het regeerakkoord zegt dat de overheid 5 miljard moet bezuinigingen in de zorg. In de miljoenennota is dit nog een beetje aangescherpt door nog 1,5 miljard extra te bezuinigen in de zorg. Als je de totale kostenstijging van bijna 7% bekijkt tussen 2001 en 2010, zie je dat deze opgebouwd is uit een prijsstijging in de zorg, de demografie (veroudering van de samenleving) en de inhoud van de zorg (nieuwe zorg & nieuwe patiënten).

Prijsstijging in de zorg

De prijzen stijgen overal (inflatie) en een Amerikaanse econoom stelt dat in de gezondheidszorg de prijzen nu eenmaal sneller stijgen dan is alle andere sectoren. In alle andere sectoren kan één persoon meer arbeid verzorgen door een stijgende arbeidsproductiviteit (mechanisering en automatisering). De lonen kunnen hierdoor omhoog, maar om genoeg werknemers in de zorg te houden moeten deze lonen wel mee stijgen. Helaas hebben we in de zorg niet dezelfde stijging in de arbeidsproductiviteit, waardoor de loonstijging niet gecompenseerd wordt door een productiviteitsstijging. Deze theorie gaat echter helaas niet helemaal op omdat de prijsstijgingen in de zorg heel vergelijkbaar zijn met de algemene inflatie, respectievelijk 2,3% en 2,4%.

Demografie

De tweede component van de totale kostenstijging is de demografie. De levensverwachting stijgt met drie maanden per jaar, we kunnen.....read more

Access: 
Public

Van Mens tot Cel: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Van mens tot cel: TentamenTests - Studiebundel

Van mens tot cel: TentamenTests - Studiebundel

Image

In deze bundel worden oude en oefententamens gedeeld voor het vak Van mens tot cel voor de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Geneeskunde UL op JoHo.org

Van mens tot cel: Study notes bij de colleges - Geneeskunde UL - Studiebundel
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Van Cel tot Molecuul: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

TentamenTests bij Cel tot Molecuul - Geneeskunde UL

TentamenTests bij Cel tot Molecuul - Geneeskunde UL

Bevat een blokspecifiek oefententamen met antwoorden uit voorgaande collegejaren.


Oefententamen 1

1. Hans en Tineke willen graag een kindje. Zowel de ouders van Hans als de ouders van Tineke zijn beide drager van een autosomaal recessieve ziekte. Wat is de kans dat Hans en Tineke een gezond kind krijgen?

A: 1:4
B: 1:8
C: 1:16
D: 1:32
E: 1:64

2. Merel is een gezonde 26-jarige vrouw. Haar vader heeft daarentegen een dominante erfelijke aandoening, die zich al op kinderleeftijd uit. Merel vraagt zich af hoe groot de kans is dat zij draagster is van dit dominante gen. Deze kans is:

A: 0%
B: 25%
C: 33%
D: 50%

3. Kleurenblindheid heeft een X-chromosomale overerving. De prevalentie van kleurenblindheid is onder de Nederlandse-mannen 4%. Het percentage Nederlandse-vrouwen dat homozygoot is voor deze genen zou rond de … liggen:

A: 0,16%
B: 0,2%
C: 0,8%
D: 1,6%

4. Angelos komt bij de huisarts. Hij maakt zich zorgen, aangezien zijn zus vorige week is overleden aan een aandoening die autosomaal recessief overerft. Voor zover Angelos weet is zijn zus de eerste in de familie waarbij deze ziekte tot uiting kwam. Angelos heeft op dit moment een kinderwens en vraagt de arts hoe groot de kans is dat zijn kind het zieke gen bevat, deze kans bedraagt:

A: 1:3
B: 1:6
C: 1:8
D: 1:12

5. Een vrouw met het syndroom van down is zwanger. Hoe groot is de kans dat dit kindje ook het syndroom van down krijgt? (de kans dat de meiose bij haar partner fout gaat is verwaarloosbaar).

A: 0%
B: 33%
C: 50%
D: 75%

6. Nancy en Robert hebben beide het syndroom van Down. Zij hebben een kinderwens. Hoe groot is de kans dat zij een kindje krijgen met het syndroom van Down?

A: 0 - 12,5%
B: 12,5 - 25%
C: 25 - 50%
D: >50%

7. Susan komt bij de huisarts en verteld dat haar broer vorige week is overleden aan de gevolgen van Duchenne’s spierdistrofie. Susan vraagt hoe groot de kans is dat haar kind ook duchenne zal krijgen. Haar broer is de enige in de familie die Duchenne heeft. De dragerschapsfrequentie van Duchenne is 1:30. Hoe groot is de kans dat Susan haar kind Duchenne krijgt?

A: 1:12
B: 1:24
C: 1:48
D: 1:60

8. 3 broers hebben een bepaalde aandoening die X-gebonden wordt overerft. De moeder van deze broers heeft dit gen niet. Welke uitspraak is juist:

A: De vader heeft het X-gen met de ziekte.
B: Er is sprake van nonpenetrantie
C: Er is 3x een noveau mutatie opgetreden

9. 3 broers hebben een bepaalde aandoening.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Van Basis tot Homeostase: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

TentamenTests bij Van basis tot homeostase - Geneeskunde UL

TentamenTests bij Van basis tot homeostase - Geneeskunde UL

Bevat 2 proeftentamens met totaal 112 vragen en antwoorden bij het blok


Oefententamen I

Thema 2 Homeostase

  1. Welke buffer levert de grootste bijdrage aan het bloed?

    a. bicarbonaat

    b. eiwit

    c. fosfaat

  2. Welke regulerende eiwitten zitten op het dunne filament van de sarcomeer?

    a. actine en myosine

    b. heavy en light chain

    c. titine en nebuline

    d. tropomyosine en troponine

  3. Wanneer de hartfrequentie verhoogd is:

    a. blijft de duur van de hartcyclus constant

    b. blijft de verhouding tussen de duur van de systole en diastole gelijk

    c. neemt de duur van de diastole relatief toe

    d. neemt de duur van de systole toe

  4. Wat is de normaalwaarde van de eind-diastolische druk van de linkerkamer?

    a. 10 mm Hg

    b. 25 mm Hg

    c. 80 mm Hg

    d. 130 mm Hg

  5. Wat gebeurt er in de linkeronderhoek van de druk-volumecurve?

    a. aortaklep gaat open

    b. aortaklep gaat dicht

    c. mitralisklep gaat open

    d. mitralisklep gaat dicht

  6. Welke cellen produceren de elastinelamellen in de vaatwand van de aorta?

    a. bindweefselcellen in de adventitia

    b. bindweefselcellen in de media

    c. endotheelcellen in de intima

    d. gladde spiercellen in de media

  7. Wanneer een mannelijke student gaat hardlopen, stijgt zijn hartfrequentie van 60 naar 160 bpm. De arteriele drukt stijgt van 80 naar 140 mm Hg en de systemische weestand daalt 40%, Wat is het effect van het hardlopen op het slagvolume van de linkerkamer?

    a. neemt meer dan 10% af

    b. neemt minder dan 10% af

    c. neemt minder dan 10% toe

    d. neemt meer dan 10% toe

  8. Wanneer iemand in shock raakt, neemt de systemische vasculaire weerstand met de helft af, neemt de hartfrequentie toe van 100 naar 120, de arteriele bloeddruk zakt van 100 mm Hg naar 60 mm Hg en de systolische bloeddruk neemt af van 120 naar 70. Wat is het effect van de shock op de diastolische bloeddruk?

    a. blijft onveranderd

    b. daalt 10%

    c. daalt 40%

    d. daalt meer dan 50%

  9. Wanneer 6 parallelle arteriolen met dezelfde vaatweerstand toenemen in weerstand met 50%, komt dit omdat één of meerdere vaten geoccludeerd zijn. Hoeveel vaten zijn nog open?

    a. 2

    b. 3

    c. 4

    d. 5

  10. De normale vaatweerstand van een bloedvat van 2mm in diameter bedraagt 0.8 mm Hg. Wanneer het hematocriet verdubbelt, verdubbelt ook de viscositeit. Als de viscositeit verdubbelt, neemt de vaatweerstand toe, maar de diameter blijft gelijk. De vaatweerstand wordt weer genormaliseerd indien een vasodilaterende stof wordt toegediend. Waarvoor zorgt de vasodilaterende stof?

    a. 0% verandering omdat de diameter gelijk is gebleven

    b. 10% toename van de diameter

    c. 20% toename van de diameter

    d. 50% toename van

  11. .....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Lijn Beroepsvorming (LBV) - Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Study Notes bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 3 - Geneeskunde UL (2014-2015)

Study Notes bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 3 - Geneeskunde UL (2014-2015)

Bevat notes bij de colleges, werkcolleges en patientdemonstraties, gebaseerd op 2014-2015


HC 1 – Inleidend hoorcollege LBV jaar 3

Casus 1
Vrouw van 38 jaar is nooit ziek geweest, ze is erg moe en tijdens het werk in het huishouden heeft ze soms last van duizelingen en hartkloppingen. Haar man vindt dat ze er bleekjes uit is gaan zien en hij moet haar steeds meer helpen in het huishouden. Verder zijn er geen bijzonderheden in de ontlasting en er zijn geen maagklachten, buikpijn of krampen in de buik. Verschillende oorzaken voor moeheid zijn: overbelasting, anemie, hypothyreoïdie, slaapproblemen, tumor, psychische klachten, infecties enzovoorts. Moeheid kan voorkomen bij oneindig veel ziekten. De voorgeschiedenis roept geen vragen op, maar ze heeft thuis wel drie kinderen en doet het huishouden. Anemie geeft over het algemeen pas moeheid als het Hb lager is dan 6.5.

De zeven dimensies bij moeheid zijn natuurlijk iets anders dan pijn. De lokalisatie is niet echt aan de orde, behalve als je vraagt of iemand meer moe is in het hoofd of in het lichaam. De kwaliteit kan wel uitgevraagd worden, lusteloosheid duidt eerder op een psychische oorzaak zoals een depressie, terwijl een verminderde uithouding de kans op een somatische oorzaak vergroot. Bij de kwantiteit vraag je in hoeverre de patiënt belemmerd wordt in zijn dagelijkse bezigheden door de aanwezigheid van de vermoeidheid. Beloop: wanneer men in de ochtend al moe is duidt dit eerder op een psychische oorzaak, wanneer deze pas later op de dag ontstaat is er meer kans op een somatische oorzaak. In de context wordt er gevraagd naar de context en bezigheden voor het begin van de moeheid. Bij factoren van invloed vraag men naar medicatie, intoxicaties en de invloed van rust. Als laatste vraagt men naar begeleidende verschijnselen. Omdat moeheid op zoveel verschillende ziekten kan duiden is de lijst met de verschijnselen ontzettend lang en moet je de patiënt hierop voorbereiden.

Casus 2
Een jonge man van 24, zesdejaars geneeskunde student, heeft last van moeheid. Afgelopen maanden waren erg leuk, is verliefd geworden op een medestudente. Nu heeft hij echter al enkele weken geen fut meer en is bij het opstaan al moe. Zijn medestudente komt iedere dag kijken hoe het met hem is en kookt dan ook voor hem. Hij heeft helaas bijna geen eetlust. Moeheid bij opstaan duidt eerder op.....read more

Access: 
Public
Samenvatting verplichte artikelen bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Geneeskunde UL

Samenvatting verplichte artikelen bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Geneeskunde UL

Deze samenvatting is gebaseerd op voorgaande studiejaren.


Pendleton Rules

De regels van Pendleton geven een richtlijn om feedback te geven over een presentatie of een video. Er zijn vijf stappen:

  • Vraag om uitleg bij onduidelijke punten

  • Vraag de spreker wat hij/zij vond dat goed ging

  • Bespreek met de groep wat goed ging, voeg hier je eigen bevindingen aan toe

  • Vraag de spreker wat hij/zij vond dat minder goed ging en wat er volgende keer beter/anders kan.

  • Bespreek met de groep wat minder goed ging en geef tips.

De regels van Pendleton zijn goed omdat de spreker zelf ook kan evalueren en over de eigen goede punten kan nadenken. Een minder goed punt is dat je vier aparte conversaties hebt en dus telkens de conversatie moet afbreken. Daarbij komt de feedback pas als allerlaatste, waardoor mensen vaak alweer veel vergeten zijn.

Culturele interviews

('Bijlage cultureel interviewen in de huisartsenpraktiek' in LBV blokboek)

De culturele vragenlijst
De exploratiefase van de anamnese is bedoeld om een helder beeld te krijgen van de klacht van de patiënt. Hierbij hoort ook het culturele interview. De opvattingen van patiënt en de naasten worden hierin uitgevraagd. Het is een aanvulling op de SCEGS. Cultuur is een abstract begrip wat patiënten zelf invullen, dus stel vooral open vragen. Er is een culturele vragenlijst opgesteld door de GGZ. Deze inventariseert:

  • De culturele identiteit van de patiënt

  • De opvattingen en verklaringen van de patiënt over de klachtenpatroon

  • De sociale context en het functioneren van de patiënt

  • Aspecten die van belang kunnen zijn bij de behandelrelatie

De vragenlijst begint met een verkenning over identiteit, omgeving en (psychosociaal) functioneren. Deze vragen zijn niet klachtgericht en worden meestal alleen bij het eerste contact met de patiënt gevraagd. Het tweede deel van de vragenlijst heeft betrekking tot de klacht. Belangrijk bij beide is dat de arts actief luistert, doorvraagt en ordenende, motiverende en verhelderende gesprekstechnieken toepast. Hierbij moet de arts niet oordelen en zorgen dat de patiënt zich begrepen voelt. Probeer in te schatten hoe de vraag gesteld moet worden. Bij sommige patiënten is de vraag 'bent u gelovig?' bijvoorbeeld beledigend omdat het geloof onlosmakelijk verbonden is aan het leven. Dan is een vraag als 'voor veel van mijn patiënten is het geloof erg belangrijk, is dat voor u ook zo?' beter. Vraag de patiënt om antwoorden toe te lichten.

De niet-klachtgebonden vragen
Deze vragen zijn niet alleen relevant bij allochtone patiënten, maar ook autochtone patiënten die uit een bepaalde streek komen of buitenlandse ouders.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 1 - Geneeskunde UL

Study Notes bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 1 - Geneeskunde UL

Bevat 10 patientdemonstraties, gebaseerd op voorgaande studiejaren.


PD 1 – Een patiënt met acute buik

Casus 1: meisje, 12 jaar, buikpijn

Een meisje van 12 jaar met een blanco voorgeschiedenis heeft sinds de ochtend buikpijn. Deze buikpijn is in de loop van de dag toegenomen: het is progressief. De pijn zit voornamelijk in de rechter onderbuik. Verder heeft ze in de loop van de dag koorts gekregen en ze voelt zich niet lekker.

Bij een acute buik is de differentiaal diagnose afhankelijk van de lokalisatie van de pijn. Bij deze patiënte was er acute pijn in de rechter onderbuik. Hierbij past de volgende differentiaal diagnose: gastro-enteritis, appendicitis, opstijgende urineweginfectie of beginnende pijnlijke menstruatie. De eerste twee diagnoses passen bij de tractus digestivus en de laatste twee bij de tractus urogenitalis.

Hierna wordt gekeken of er andere zieken zijn in de familie en of er een medische voorgeschiedenis is. Ook wordt de klacht verder uitgevraagd. Het blijkt dat de pijn hoog in de buik is begonnen, waarna de pijn naar rechtsonder is gezakt. De pijn is continu en het is een zeurende pijn. Verder heeft de patiënte geen eetlust. Ze heeft geen last van braken, misselijkheid, pijnlijke mictie en diarree.

Door deze extra informatie wordt de diagnose appendicitis waarschijnlijker. Bij gastro-enteritis zou er sprake moeten zijn van diarree, maar deze diagnose wordt niet uitgesloten. Hetzelfde geldt voor een UWI, want daarbij is normaal gesproken een pijnlijke mictie.

Bij lichamelijk onderzoek wordt er gelet op meerdere dingen. Als er een vermoeden zou zijn op een peritonitis, dan zou er geen peristaltiek waar te nemen zijn bij auscultatie. Verder geeft pijnlijke percussie ook kans op een peritonitis.

Door de verdenking op een appendicitis wordt de patiënte doorverwezen naar de chirurg. Bij het lab blijkt dat de CRP verhoogd is. Dit duidt op een ontstekingsproces. Uit de echo blijkt dat er een ontstoken appendix is. De appendix is normaal gesproken niet goed te zien bij een echo, maar als de appendix wel goed te zien is, dan duidt dit op een verdikking en dus op een ontsteking. De verdikking kan ook een andere oorzaak hebben.

De behandeling bij een appendicitis is een operatie: een appendectomie. Hierbij wordt de appendix verwijderd. Tijdens deze operatie wordt de diagnose bevestigd. Als de appendix geperforeerd is, dan zijn er zeer ernstige complicaties. Er kan.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 2 - Geneeskunde UL (2014-2015)

Study Notes bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 2 - Geneeskunde UL (2014-2015)


Patiëntdemonstraties

PD-01: Koorts (09/09/2014)

Casus 1: Een vrouw van 75 jaar oud komt bij de dokter met de volgende klachten: Pijn net onder de ribbenkast tot aan de schouder en koorts. DD: Hartinfarct, pneumonie (veel voorkomende oorzaak van koorts), longembolie.

Anamnese: Ze was kortademigheid en de pijn kwam acuut opzetten. Ze had eerder een hartinfarct doorgemaakt maar dat was hele andere pijn. Ze had verder geen last van hoesten of andere klachten.

Lichamelijk onderzoek: Bij zuchten werd de pijn op haar borst erger. Als je diep zucht gaan de longbladen over elkaar heen, als daar een ontsteking zit wordt dat veel pijnlijker. Ook horen we pleurawrijven (knisperen) bij haar longen. Als je dat hoort wijst het op pleuritis. De oorzaak van de pleuritis is dan nog onbekend.

Crepiteren hoor je als de longblaasjes openknappen. Ze zijn dan dus anders dan normaal dan zit er vocht in de longblaasjes of er zit ontstekingsinfiltraat in de longblaasjes. Het crepiteren hoor je bij het inademen.

Aanvullend onderzoek: Om een longembolie uit te sluiten moet je de D-dimeren prikken. Er werd een te hoge concentratie van het D-dimeer vastgesteld. Het is het afbraakproduct van een trombus. Vervolgens is er een longfoto gemaakt. Aan de linker zijde was duidelijk wat te zien wat er niet hoorde. De bloedgassen waren goed op peil. Dit laatste geeft aan hoe acuut het is. Als de bloedgassen op peil zijn weet je dat het hart nog goed functioneert en dat er genoeg zuurstof wordt opgenomen in de longen.

Als er een te hoge D-dimeer concentratie wordt geprikt mag je nooit meteen concluderen dat het een longembolie is. Er werd nog een CT-scan gemaakt waaruit bleek dat er wat vocht zat aan de linkerkant en dat er misschien wat collaps was van de luchtwegen aangezien het diafragma links hoger ligt dan normaal. Uit de CT-scan werd vastgesteld dat mevrouw een pneumonie had. Een pneumonie is een infectie van het longweefsel.

Symptomen pneumonie: Hoesten, koorts en kortademigheid zijn de 3 belangrijkste en meest voorkomende symptomen van een pneumonie. Andere symptomen zijn pijn op de borst mentale verwardheid, zweterig, hoofdpijn, malaise. Er is altijd een reden voor iemand om een pneumonie te krijgen:

  • Verminderde weerstand (door een eerder doorgemaakte infectie)

  • Blootstelling aan een micro-organisme uit een ander land. Je bent dan vaak machteloos en een behandeling is niet mogelijk.

  • Een overweldigende belasting van je longweefsel bijvoorbeeld door verslikken in maagzuur. Ook mensen die zich vaak verslikken hebben meer kans op pneumonie.

Onderzoek van de longen gaat in de volgende volgorde: inspectie, percussie, auscultatie, palpatie. Met percussie.....read more

Access: 
Public
Samenvatting literatuur bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2013-2014)

Samenvatting literatuur bij Lijn Beroepsvorming (LBV) - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2013-2014)

Let op, deze samenvatting is van het collegejaar 2013/2014.


[toc:menu]

Samenvatting van de verplichte stof

Het geneeskundig proces, hoofdstuk 1: Een klacht

Een klacht is een ongewone en meestal onaangename sensatie, zoals pijn, kortademigheid, verdriet, ontevredenheid, bewegingsbeperking, etc.

Klagen

Klagen is het communiceren van de klachten. Dit gebeurt veelal verbaal. Sommige mensen kunnen zich alleen non-verbaal uiten: hele jonge kinderen, geestelijk gehandicapten, dementerende bejaarden, etc. In de communicatie van klachten worden twee aspecten onderscheiden; het inhouds- en betrekkingsaspect. Het inhoudsaspect heeft betrekking op wat de klager zegt. Iemand die keelpijn zegt te hebben, geeft hiermee aan dat er onaangename sensaties worden waargenomen in het keelgebied. Het betrekkingsaspect heeft te maken met de bedoeling die de patiënt heeft met het communiceren van de klachten. Het betrekkingsaspect is vaak verborgen, omdat het niet alleen uit de verbale uitingen gedestilleerd kan worden: houding, gelaatsuitdrukking zijn vaak een belangrijk onderdeel hiervan. De arts dient ervan bewust te zijn dat het uiten van een klacht vaak meer inhoudt dan het letterlijke aspect.

Ziek-zijn

Het begrip gezondheid volgens de definitie van de WHO is: een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn. Daardoor wordt iedereen die klachten heeft ongezond verklaard, zonder dat er per se sprake is van ziek-zijn. Gezondheid zou volgens deze definitie een zeldzame toestand zijn. Echter, iemand die klachten.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 3 aan de Universiteit Leiden

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 3 aan de Universiteit Leiden

Bevat collegeaantekeningen, oefenmateriaal e.d. bij de blokken van zowel het nieuwe als ook het oude Geneeskunde curriculum van de Universiteit Leiden. 

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde aan de Universiteit Leiden

Start tot Arts: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Study Notes bij Start tot Arts - Geneeskunde UL - Studiebundel

Study Notes bij Start tot Arts - Geneeskunde UL - Studiebundel

Image

In deze bundel zijn aantekeningen samengevoegd voor het vak Start tot arts voor de opleiding Geneeskunde, jaar 1 aan de Universiteit van Leiden

Heb je zelf aantekeningen van de colleges, werkgroepen, PD of zelfstudies? Deel ze met je medestudenten!

TentamenTests bij Start tot Arts - Geneeskunde UL - Studiebundel
Samenvatting: Volksgezondheid en Gezondheidszorg

Samenvatting: Volksgezondheid en Gezondheidszorg


Deel 1: Gezondheid van het volk

Hoofdstuk 1: Introductie

1.1  Een Nederlands leerboek over volksgezondheid

Vaak hebben we voor het begrip ‘gezondheid’ en ‘ziekte’ niet genoeg aan een individuele benadering, omdat er soms collectieve oorzaken voor een bepaalde aandoening gevonden kunnen worden. Deze oorzaken vragen om een gemeenschappelijke aanpak, als de individuele aanpak faalt. Het zieke individu behoort namelijk tot een grotere groep (gezin, stad, land, etc.) en deze groep kan een effectieve ingang bieden tot het voorkómen van de ziekte.

De term ‘public health’ geeft een combinatie weer van de termen ‘volksgezondheid’ en ‘algemene maatregelen om de volksgezondheid te verbeteren’. Collectieve maatregelen staan in deze aanpak dus centraal om de gezondheid van een volk te verbeteren. Public health omvat in Nederland de afdelingen sociale geneeskunde en gezondheidswetenschappen.

1.2  Geschiedenis

De levensverwachting is de afgelopen anderhalve eeuw sterk toegenomen, voornamelijk door de public health. Dit komt met name door een verandering van het doodsoorzakenpatroon, waarbij dood door infectieziekten veel minder vaak voorkomt, maar degeneratieve afwijkingen des te meer. Introductie van antibiotica en vaccinaties heeft weliswaar bijgedragen aan de toename in levensverwachting. Maar nog belangrijker bleken hygiënische maatregelen en een toegenomen welvaart.

Hieronder volgt een korte geschiedenis van de public health-beweging:

  • Het tijdperk van de Verlichting (1750 – 1830)  Men stelde een ‘medische politie’ in, begon de gezondheidsdata van de bevolking te administreren, en men voerde experimenten met pokkenmateriaal uit. Hierbij werd er een milde variant van de pokken ingespoten, en soms werkte dit als een vaccinatie. Men begon te denken dat ziekten te voorkómen waren.

  • Het tijdperk van de industrialisatie en sanitaire groepering (1830 – 1875) Tijdens dit tijdperk heeft public health zijn hedendaagse karakter ontwikkeld. Ze bedachten dat de meeste ziekten gevoelig

  • .....read more
Access: 
Public
Tips bij het bestuderen van 'Volksgezondheid en Gezondheidszorg'
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Academische en Wetenschappelijke Vorming (AWV): Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2019-2020)

Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2019-2020)


Hoorcollege 1 Introductie klinisch onderzoek & opzet blok

Algemene informatie

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
    • Dit college vormt een introductie voor het blok AWV
  • Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
    • Alles wordt behandeld in de literatuur
  • Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
    • Er zijn geen recente ontwikkelingen besproken
  • Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
    • Er zijn geen opmerkingen over het tentamen gemaakt
  • Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
    • Er zijn geen mogelijke vragen behandeld

Vraagstelling

Vraagstelling moet een aantal eigenschappen hebben:

  • Precies, concreet en duidelijk
  • Beperkt
  • Wetenschappelijk
  • Relevant
  • Onderzoekbaar

Een algemene vraag bevat:

  • Een determinant
  • Uitkomst
  • Doelgroep/domein

Bijvoorbeeld: Wat is het effect van stoppen met roken op de longfunctie bij mannen die minder dan 20 jaar hebben gerookt?

Wat is bij doelgroep D het effect van determinant X op uitkomst Y? → dit kan worden weergegeven in een 2x2 tabel (X en Y, beide met + en -).

Een verslag bestaat uit:

  • Inleiding met vraagstelling
  • Methode
  • Resultaten
  • Discussie

Soorten statistiek

  • Beschrijvende statistiek: alle numerieke uitkomsten worden samengevat tot een gemiddelde
    • De uitbuiters worden weggelaten
  • Toetsende statistiek: hoe ver kan het gemiddelde van de steekproef afwijken van die van de hele populatie?
    • Meestal verschilt dit een paar punten → standaardfout

Hoorcollege 2 Waarom Statistiek?

Algemene informatie

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
    • In dit college wordt kort het belang van statistiek toegelicht en worden de eerste paar basisbegrippen behandeld
  • Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
    • Alle onderwerpen in dit college worden ook behandeld in de literatuur
  • Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
    • Er zijn geen recente ontwikkelingen besproken
  • Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
    • Er zijn geen opmerkingen over het tentamen gemaakt
  • Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
    • Er zijn geen mogelijke vragen behandeld

Typen onderzoek

Cross-sectioneel onderzoek is een onderzoek waarbij men een dwarsdoorsnee van de totale populatie in de steekproef opneemt. Hoe groter de

.....read more
Access: 
Public
Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2016-2017)

Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2016-2017)

Bevat collegeaantekeningen bij week 1 & 2 van het vak.


HC Opzet blok

De klassieke benadering voor het aanleren van wetenschappelijke vorming:

  • Eerst: veel theorie.

  • Oefenen met fictieve voorbeelden.

  • Luisteren naar voorbeelden van de docent.

  • Literatuuronderzoek doen.

  • Wetenschapsstage.

Bij LUMC leert met wetenschappelijke vorming op een eigen manier aan:

  • Integratie met kliniek.

  • Zelf doen.

Doel: het beantwoorden van de eigen vraagstelling door literatuur te zoeken, gegevens te analyseren, een verslag te schrijven en de resultaten te presenteren.

Toetsing: In dit blok wordt er een tentamen gehouden dat voor 60% meetelt. Daarnaast moet je een presentatie houden en een verslag schrijven over je onderzoek die elk voor 20% meetellen.

Aanvullende eisen:

  • Data verzamelen (zorgstage)

  • Actieve deelname in de werkgroepen

  • Verslag van je onderzoek inleveren aan begin van de werkgroep 3

  • Presentatie houden over je onderzoek in werkgroep 3.

HC Onderzoek in de praktijk

Wetenschappelijk onderzoek is vaak nauw verbonden met de klinische praktijk.

Een vrouw (86 jaar) valt:

  • Konden we dit zien aankomen?

  • Voorspellen?

  • Voorkomen? (Bijvoorbeeld door medicatie, wooninrichting, etc.)

  • Hard maken? (Helpt het om het bed in de laagste stand te zetten?)

  • Evidence nodig? (Vroeger was er bijvoorbeeld geen onderzoek)

Vallen heeft met meerdere factoren te maken. Bij ouderen kan het te maken hebben met medicatie, BMI, ziekten, woonomstandigheden etc. Aan de hand van verschillende onderzoeken zijn bepaalde richtlijnen opgesteld.

Arts in de praktijk: hoe kan ik deze patiënt beter helpen?

Biomedische onderzoeker: ziekte onderzoeken

Er is soms sprake van een tegenstelling tussen wat de arts in praktijk nodig heeft om de patiënt te helpen en wat biomedische onderzoekers gevonden hebben bij het onderzoeken van de ziekte.

Er is nog zeer veel wat men nog niet weet. Wel zijn er ideeën over wat goed is, maar nog niet over alles is er evidence. Vragen stellen, nadenken en kritisch zijn, zijn belangrijke vaardigheden die vallen onder wetenschappelijke vorming.

Bij onderzoek maakt men vaak gebruik van twee groepen: 1 groep met de onderzochte factor en 1 groep zonder de onderzochte factor (de controle groep).

Vaak maakt men gebruik van observationeel onderzoek. Hierbij worden mensen geselecteerd (op basis van restrictie.....read more

Access: 
Public
Samenvatting literatuur bij Academische en Wetenschappelijke Vorming - Geneeskunde UL

Samenvatting literatuur bij Academische en Wetenschappelijke Vorming - Geneeskunde UL

Bevat samenvattingen bij relevante artikelen en hoofdstukken uit Epidemiology (Rothman) .


Epidemiologie - Het meten van het optreden van ziekte en de causale effecten (4)

In de wetenschap staat het meten van gegevens centraal. Epidemiologie is de wetenschap van het optreden van ziektes. Het gaat vooral over de frequentie, risico, incidentie en prevalentie van de ziekte. Bij het risico wordt er onderscheid gemaakt tussen een persoon en een populatie. Voor een populatie is de formule: risico = A / N te gebruiken. A is hier het aantal mensen dat gedurende een bepaalde periode de ziekte heeft ontwikkeld en N is de hele populatie die gedurende een periode is gevolgd. Het algemene risico wordt ook wel het incidentie proportie genoemd. De enige manier om een risico te interpreteren is wanneer het bekend is over welke tijdsperiode het risico geldt.
Tijdens een onderzoek moet er rekening gehouden worden met het ‘concurrerende risico’. Dit fenomeen houdt in dat er in de populatie die wordt gevolgd mensen zijn die overlijden, waardoor het niet zeker is welke uitkomst van het onderzoek zij zouden hebben. Dit risico wordt groter wanneer de deelnemers van het onderzoek ouder zijn of een langere tijd worden gevolgd. De incidentie van een ziekte kan worden berekend met de formule: incidentie = A / T.

Hierbij is A het aantal mensen dat de ziekte ontwikkeld en T is de tijd waarin deze groep werd gevolgd. De incidentie wordt hier niet gemeten binnen een domein [0,1]. Dat komt doordat het aantal mensen dat door een bepaalde ziekte getroffen wordt heel erg groot kan zijn. Bij een epidemie is de tijd waarin dit gemeten wordt ook nog eens erg klein. Daarom kan de incidentie in theorie oneindig groot worden.

In een onderzoek wordt ernaar gestreefd om zo veel mogelijk variabelen gelijk te houden en om één variabele te laten verschillen in de onderzoeksgroepen. Dit is de determinant. Het is niet mogelijk om alle variabelen constant te houden, daarom moet hier ook altijd rekening mee worden gehouden bij het interpreteren van de resultaten van het onderzoek.

Voor een.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2015-2016)

Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 1 - Geneeskunde UL (2015-2016)


HC Opzet blok

De klassieke benadering voor het aanleren van wetenschappelijke vorming:

  • Eerst: veel theorie.

  • Oefenen met fictieve voorbeelden.

  • Luisteren naar voorbeelden van de docent.

  • Literatuuronderzoek doen.

  • Wetenschapsstage.

Bij LUMC leert met wetenschappelijke vorming op een eigen manier aan:

  • Integratie met kliniek.

  • Zelf doen.

Doel: het beantwoorden van de eigen vraagstelling door literatuur te zoeken, gegevens te analyseren, een verslag te schrijven en de resultaten te presenteren.

Toetsing: In dit blok wordt er een tentamen gehouden dat voor 60% meetelt. Daarnaast moet je een presentatie houden en een verslag schrijven over je onderzoek die elk voor 20% meetellen.

Aanvullende eisen:

  • Data verzamelen (zorgstage)

  • Actieve deelname in de werkgroepen

  • Verslag van je onderzoek inleveren aan begin van de werkgroep 3

  • Presentatie houden over je onderzoek in werkgroep 3.

HC Onderzoek in de praktijk

Wetenschappelijk onderzoek is vaak nauw verbonden met de klinische praktijk.

Een vrouw (86 jaar) valt:

  • Konden we dit zien aankomen?

  • Voorspellen?

  • Voorkomen? (Bijvoorbeeld door medicatie, wooninrichting, etc.)

  • Hard maken? (Helpt het om het bed in de laagste stand te zetten?)

  • Evidence nodig? (Vroeger was er bijvoorbeeld geen onderzoek)

Vallen heeft met meerdere factoren te maken. Bij ouderen kan het te maken hebben met medicatie, BMI, ziekten, woonomstandigheden etc. Aan de hand van verschillende onderzoeken zijn bepaalde richtlijnen opgesteld.

Arts in de praktijk: hoe kan ik deze patiënt beter helpen?

Biomedische onderzoeker: ziekte onderzoeken

Er is soms sprake van een tegenstelling tussen wat de arts in praktijk nodig heeft om de patiënt te helpen en wat biomedische onderzoekers gevonden hebben bij het onderzoeken van de ziekte.

Er is nog zeer veel wat men nog niet weet. Wel zijn er ideeën over wat goed is, maar nog niet over alles is er evidence. Vragen stellen, nadenken en kritisch zijn, zijn belangrijke vaardigheden die vallen onder wetenschappelijke vorming.

Bij onderzoek maakt men vaak gebruik van twee groepen: 1 groep met de onderzochte factor en 1 groep zonder de onderzochte factor (de controle groep).

Vaak maakt men gebruik van observationeel onderzoek. Hierbij worden mensen geselecteerd (op basis van restrictie of stratificatie) en voor een bepaalde tijd geobserveerd.

Wanneer mensen

.....read more
Access: 
Public
Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 2 - Geneeskunde UL (2015-2016)

Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 2 - Geneeskunde UL (2015-2016)


Blok Wetenschappelijke Vorming Jaar 2

23/11/2015 – 01/12/2015

HC-01: Introduction (23/11/2015) - inleidend college, geen samenvatting nodig

HC-02: Study designs/The research question (24/11/2015)

Het doel van een epidemiologisch onderzoek is om de associatie tussen een blootstelling en een uitkomst te bestuderen. Met blootstelling kan worden gedacht aan een risicofactor, therapie, genetische variant etc. en met de uitkomst kan er worden gedacht aan een ziekte, mortaliteit, verbetering van de gezondheid etc. Er zijn verschillende onderzoeksmethoden om vergelijkbare onderzoeksvragen te beantwoorden.

Er zijn verschillende onderzoeksopzetten:

  • Case studie/ case report:

Eén, twee, of meer gevallen worden gevolgd en worden in detail bestudeerd. Het geeft een indicatie om verder onderzoek te doen naar de associatie bij opmerkelijke bevindingen. Dit wordt vaak gebruikt bij nieuwe ziekten, ontdekking van een mogelijke oorzaak/ mechanisme, een nieuwe therapie of educatie.

  • Case series:

Er wordt een groep met dezelfde opmerkelijke bevinding gevolgd en in detail bestudeerd. Het versterkt de suggestie van een associatie.

  • Case controle-studie:

Er wordt een groep met de uitkomst vergeleken met een gezonde controlegroep (zonder de uitkomst) en dan wordt in het verleden gekeken of de blootstelling bij de groep met de uitkomst meer voorkwam dan bij de controlegroep. Het versterkt de suggestie van een associatie.

  • Cohort studie (follow-up studie):

Er wordt een groep met blootstelling vergeleken met een groep zonder blootstelling en gevolgd in de tijd, waarbij er wordt gekeken of de uitkomst meer optreedt bij de groep met dan zonder blootstelling. De blootstelling wordt bepaald door de deelnemer zelf of door de situatie. De associatie en het absolute risico kan in de tijd bepaald worden. Een cohort studie kan zowel prospectief als retrospectief zijn, de directie van blootstelling  uitkomst blijft echter hetzelfde.

  • Gerandomiseerd klinisch onderzoek:

Het is een interventiestudie, waarbij er twee groepen (vaak geblindeerd en) gerandomiseerd worden geclassificeerd in een groep met en een groep zonder blootstelling. Vervolgens wordt de associatie met de uitkomst bestudeerd met de tijd. Deze onderzoeksopzet

.....read more
Access: 
Public
Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 2 - Geneeskunde UL (2014-2015)

Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 2 - Geneeskunde UL (2014-2015)

Bevat aantekeningen bij het blok, gebaseerd op 2014-2015, komt overeen met onderwerpen uit meer recente collegejaren.


Collegeaantekeningen

HC-01: Introductie (24/11/2014) - inleidend college, geen samenvatting nodig

HC-02: Gerandomiseerde Klinische Onderzoeken (24/11/2014)

Onderzoeksvraag: Verlaagt Prozac de symptomen van depressie in mannen van 40-60 jaar? Is dit een goede onderzoeksvraag? Een onderzoeksvraag moet vier componenten bevatten, namelijk Populatie/Patiënt, Interventie, Controle en Uitkomst (Outcome): PICO.

Stel dat er een jonge psychiater (A) is en een depressieve man komt naar hem toe. Hij schrijft Prozac voor en zes weken later komt de man terug zonder symptomen. De psychiater behandelt nog drie depressieve mannen en zij komen ook terug zonder symptomen. De conclusie die de psychiater trekt, is dat Prozac werkt. Deze conclusie mag niet getrokken worden, want het natuurlijke beloop kan ook zijn dat de symptomen binnen zes weken weg zijn. Een andere psychiater (B) gelooft de resultaten niet. Psychiater A schrijft Prozac voor en na 6 weken zijn 8 van de 10 patiënten genezen. Psychiater B zet mensen op een wachtlijst en dan zijn na 6 weken 6 van de 10 patiënten genezen. Nu concludeert psychiater A dat Prozac beter is dan niks doen.

Elk onderzoek dat gedaan wordt, kan een naam krijgen zoals retrospectief, longitudinaal, follow-up en case-control. Het onderzoek dat psychiater A deed, was een case-series. Een case-series is niet belangrijk voor het bepalen van een therapeutische interventie. Het resultaat kan veroorzaakt worden door het natuurlijke beloop van de ziekte of door een non-specifiek effect. Er is power nodig, waarvoor gezorgd kan worden door een cohort te gebruiken. Er wordt dan een cohort studie gedaan. In dit geval wordt er een prospectief onderzoek gedaan. Door het introduceren van een controle groep kan worden uitgesloten dat het natuurlijke beloop zorgt voor genezing en niet het medicijn. Bij een cohort studie kan er een probleem zijn in de vergelijkbaarheid van de controle groepen. Een retrospectieve cohort studie zal zorgen dat de power goed is. Bij een RCT wordt het placebo effect ingevoerd. Een placebo is.....read more

Access: 
Public
Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 2 - Geneeskunde UL - Deel 1 (2013-2014)

Study Notes bij Academische Wetenschappelijke Vorming - Jaar 2 - Geneeskunde UL - Deel 1 (2013-2014)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Opfris college statistiek

Statistiek: er is een grote, onbekende populatie (bijvoorbeeld alle inwoners van Nederland boven de 65 jaar) en het is vaak lastig om iedereen te meten. Daarom neemt men een steekproef uit de populatie. Met deze steekproef gaat men proberen om uitspraken te doen over de gehele populatie. Kansrekening is het kijken naar: als mijn populatie er op deze manier uitziet, hoe ziet mijn steekproef er dan uit? Bij statistiek gaat het juist andersom: als dit mijn steekproef is, hoe ziet de populatie er dan uit?

 

Medische artikelen beginnen meestal met een tabel 1, die de karakteristieken geeft van de mensen in de studie. Mean is het gemiddelde. De sd is de standaarddeviatie. Met de standaarddeviatie kan men zeggen dat 95% van de bevolking zich bevindt tussen het gemiddelde + 2 x sd en gemiddelde – 2 x sd. De standaarddeviatie is de gemiddelde spreiding. Officieel is het geen 2 x sd, maar 1,96 x sd. Als een individu buiten dit interval ligt, dan is deze persoon ‘extreem’. 68% van de bevolking ligt één sd van het gemiddelde af.

 

De standaard fout (error) zegt hoe nauwkeurig het gemiddelde geschat is, dus het meet de precisie van het steekproef gemiddelde.

 

Wat gebeurt er nu als de steekproef groter wordt? De standaard fout zal dan kleiner worden, want het gemiddelde wordt steeds preciezer. De standaard deviatie zal ongeveer hetzelfde blijven, doordat de verhouding (95% ertussen en 5% erbuiten) hetzelfde zal blijven.

 

P-waarde

Een voorbeeld: men vergelijkt twee medicijnen (A en B). 10 patiënten krijgen A en 3 patiënten genezen. 10 patiënten krijgen B en 4 patiënten genezen. Er is dus 10% verschil (40%-30%). De kans dat dit wordt gezien als A en B dezelfde medicijnen zijn, is 64%: p = 0,64. Stel nu dat het gaat om 30 uit 100 en 40 uit 100 genezen. Dan is de kans op dit toeval 14%, dus p=0,14. Bij 300 uit 1000 en 400 uit 1000 is de p < 0,001 op toeval. Dus de p-waarde is de kans op het krijgen van de geobserveerde resultaten, of nog extremer, onder de veronderstelling dat beide behandelingen even effectief zijn. De p-waarde wordt berekend door middel van statistische toetsen.

 

Het algemene idee van de hypothese toetsen is steeds hetzelfde. Het gaat als volgt:

  1. Men begint met het definiëren van twee

  2. .....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Lijn Farmacologie (Pharmacology): Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2015-2016)

Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2015-2016)


Hoorcolleges Jaar 1

HC: Inleiding in de farmacologie

Er zijn duizenden medicijnen die voorgeschreven kunnen worden aan patiënten. Het kan moeilijk zijn om te bepalen welk medicijn het best voorgeschreven kan worden aan welke patiënt. Hierin ligt de uitdaging voor de farmacologie. Het blijkt dat afgestudeerde geneeskunde studenten niet in staat zijn om rationeel en adequaat medicatie voor te schrijven. Het is zelfs zo dat 50% een verkeerd middel kiest en dat 35% een onjuist recept voorschrijft. 70% geeft de patiënt verkeerde informatie.

Veranderingen in de samenleving en de gezondheidszorg zorgen voor veranderingen in de farmacologie. Onder deze veranderingen vallen de wetenschappelijke ontwikkelingen, de maatschappelijke ontwikkelingen en de politieke ontwikkelingen. Alle medicijnen kunnen giftig zijn (toxiciteit), maar de dosis waarin medicatie wordt voorgeschreven maakt dat het niet giftig is. Dit is waar de farmacologie naar kijkt. Verder kan elk geneesmiddel bijwerkingen hebben. Het probleem is dat bij de farmaceutische industrie geld een belangrijke rol speelt. Op populatieniveau zijn sommige geneesmiddelen te duur voor het voordeel wat ze opleveren.

Een geneeskundige die een geneesmiddel voorschrijft, moet in elk geval weten hoe het medicijn werkt, wat de bijwerkingen zijn en hoe het uit het lichaam verwijderd wordt. Verder moet de geneeskundige niet alleen letten op de richtlijnen of standaarden, want elke patiënt is uniek. Een medisch hulpverlener moet dus altijd kritiek blijven. Ten slotte moet er altijd sprake zijn van overleg met de patiënt. Het is gebleken dat de behandeling beter werkt als de patiënt goed op de hoogte is. De patiënt is dan ook meer gemotiveerd zijn medicijnen te nemen.

De totale kosten aan farmaceutische hulp stijgen nog elk jaar. Meestal stijgt het met ongeveer 5% per jaar. De kosten stijging moet zo veel mogelijk onderdrukt worden. Generieke middelen zijn geneesmiddelen die op de markt gebracht kunnen worden voor een veel lagere prijs dan de prijs van het originele geneesmiddel. Het is dus de goedkopere variant van een merk geneesmiddel. Een voorbeeld hiervan is de aspirine tegenover acetylsalicylzuur. Er is een bedrijf dat het patent heeft op de officiële aspirine, maar er zijn al heel veel andere versies van de aspirine die veel goedkoper

.....read more
Access: 
Public
Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2014-2015)

Pharmacology (Lijn Farmacologie) - Geneeskunde - UL - jaar 1 & jaar 2 - Notes (2014-2015)

Hoorcolleges 9 en 12 ontbreken. HC-9 ging over oefenberekeningen en HC-12 over een opdracht en zijn dus minder geschikt om aantekeningen van te maken.


HC-01: Refresher

De aangrijpingspunten (drug targets) voor medicatie kunnen van alles zijn. Onder andere receptoren, enzymen, transporters, ion-kanalen en pompen. Voor de receptor bestaan verschillende klassen:

  1. Ion-kanalen

  2. G-protein coupled receptors

  3. Kinase receptors

  4. Nuclear receptors

De snelheid waarmee het effect optreed neemt in bovenstaand rijtje af, dus bij ion-kanalen treed het effect het snelst op en bij nuclear receptors het traagst. In alle gevallen is de tijd die het kost om bij de receptor te komen de snelheidsbeperkende factor.

De affiniteit zegt iets over de mate van binding. Bij een hoge affiniteit, oftewel een lage affiniteitsconstante, zullen alle receptoren bezet zijn. Deze bindingscurve zal verder naar links liggen dan een curve van een stof met een lage affiniteit. In een dose response curve kan je zien hoe een agonist, antagonist of partieel agonist zich gedraagt. Een agonist zal 100% effect bereiken, een partiele agonist minder en een antagonist bereikt helemaal geen effect.

Competitief (reversibel) antagonisme in het bijzijn van een agonist kan je herkennen in een dose-response curve door een verschuiving naar rechts. De concentratie van de agonist zal hoger moeten zijn om hetzelfde effect te bereiken. Non-competitief (irreversibel) antagonisme kan je herkennen aan een verschuiving naar beneden. Een deel van de receptoren zal covalent gebonden zijn met de antagonist en kunnen dus niet gebruikt worden door de agonist, hoe hoog de concentratie agonist ook is.

In de dose response curve van een agonist met een partieel agonist zijn verschillende dingen te zien. Allereerst begint de curve hoger door de aanwezigheid van de partiele agonist, een deel van de receptoren is bezet en hebben effect. Door vervolgens een agonist toe te voegen zal de curve verder stijgen. Op een bepaald punt ontstaat er competitie tussen de partiele en volle agonist. Dan gaat de curve naar beneden, omdat de partiele agonist niet tot de 100% kan komen en wel een deel bindt. Bij een hele hoge concentratie agonist zal je wel de 100% bereiken doordat de partiele agonist loslaat door de competitie.

HC-02: ANS 5-HT systems

Serotonine, 5-HT, bindt verschillende soorten receptoren en heeft veel verschillende soorten drug targets. Het is een signaalmolecuul gemaakt uit tryptofaan, tryptofaanhydroxylase en aromatic L-amino acid decarboxylase zijn nodig om het om te zetten in serotonine. Het heeft invloed op verschillende processen.....read more

Access: 
Public
Oefenmateriaal bij Pharmacology (lijnonderwijs Farmacologie, LUMC)

Oefenmateriaal bij Pharmacology (lijnonderwijs Farmacologie, LUMC)

Bevat een blokspecifiek oefententamen met antwoorden uit voorgaande collegejaren.


Meerkeuzevragen

1. Activiteit van het sympathisch zenuwstelsel leidt tot toegenomen bloedvoorziening van de skeletspieren en verhoogde hartslag. Via welke receptoren verlopen beide
processen van activatie?

A. Alfa-1 adrenerge receptoren
B. Alfa-1 en bèta-1 adrenerge receptoren
C. Bèta-2 adrenerge receptoren
D. Bèta-1 en bèta-2 adrenerge receptoren

2. Via welk doelwit of via welke doelwitten verloopt de signaaltransductie van noradrenaline en acetylcholine?

A. Alleen via G-eiwitten
B. Alleen via ionenkanalen
C. Via ionenkanalen en G-eiwitten
D. Via ionenkanalen, G-eiwitten en tyrosinekinasen

3. Onderstaande figuur toont de interactie tussen een barbituraat en een benzodiazepine op de GABA receptor. Waarop heeft de combinatie van een benzodiazepine en barbituraat invloed?

A.     Affiniteit
B.     Effectiviteit
C.     Potentie
D.     Specificiteit

4. Wat is het effect van een bèta-2 specifiek sympathicomimeticum via adrenerge receptoren op het hart?

A. Afhankelijk van de dosering een verlaging of verhoging van de hartfrequentie
B. Geen verandering in hartfrequentie
C. Verhoging van de hartfrequentie
D. Verlaging van de hartfrequentie

5. Welke van de onderstaande receptoren behoort tot de groep van G-eiwit gekoppelde receptoren?

A. Bèta-adrenerge receptor
B. GABAA receptor
C. Insuline receptor
D. Nicotinerge receptor

6. Welke uitspraak over affiniteit is WAAR?

A. Affiniteit is bepalend voor de activatie van de receptor.
B. Affiniteit is omgekeerd evenredig met de effectiviteit.
C. Antagonisten hebben lagere affiniteit dan agonisten.
D. Hoe hoger de Ka, des te lager de affiniteit.

7. Tijdens sympathische stimulatie kan een antagonist van de muscariene receptor de zweetproductie onderdrukken. Dit is:

A. juist, omdat alle ganglia muscariene receptoren bevatten die functioneel sympathisch worden gestimuleerd.
B. juist, omdat zweetklieren muscariene receptoren bevatten die functioneel sympathisch worden gestimuleerd.
C. onjuist, omdat de zweetproductie via parasympathische neuronen wordt gestimuleerd.
D. onjuist, omdat bij zweetproductie de muscariene receptor helemaal geen rol spelen.

8. Wat is downregulatie? De afname in receptoraantal of affiniteit voor een:

A. agonist na langdurige blootstelling aan een agonist.
B. agonist na langdurige blootstelling aan een antagonist.
C. antagonist na langdurige blootstelling aan een agonist.
D. antagonist na langdurige blootstelling aan een antagonist.

9. Bij astma kunnen steroïden of bèta-agonisten worden voorgeschreven om aanvallen te voorkómen. Bij een acute exacerbatie van astma worden echter alleen bèta-
agonisten toegepast. Waarom?

A. Bèta-agonisten hebben een hogere affiniteit voor hun receptoren dan steroïden.
B. Bèta-agonisten werken beter als enzymremmers om de exacerbatie af te remmen dan steroïden.
C. Steroïden kunnen alleen oraal worden toegediend, terwijl bèta-agonisten geïnhaleerd kunnen worden.
D. Steroid-effector mechanismen zijn trager dan die van de bèta-adrenerge G eiwit gekoppelde receptoren.

10. De dosisresponscurven van een volledige agonist en een partiële agonist worden.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde aan de Universiteit Leiden

Sturing en Stofwisseling: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL - Bundel

Hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens bij Sturing en Stofwisseling 2019/2020

Hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens bij Sturing en Stofwisseling 2019/2020

Deze bundel bevat alle hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens van het blok Sturing en Stofwisseling van de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden.

Study notes bij het blok Sturing en Stofwisseling - UL - Bundel
Stofwisseling - Geneeskunde - Bundel

Stofwisseling - Geneeskunde - Bundel

Bundel met diverse samenvattingen op het gebied van stofwisseling, metabolisme, regulatie.

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Samenvattingen literatuur Thema I t/m VI Van Mens tot Cel 2019/2020 - Geneeskunde UL - Studiebundel

Samenvattingen literatuur bij Thema I (Bouwplan en Ontwikkeling) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)

Samenvattingen literatuur bij Thema I (Bouwplan en Ontwikkeling) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)


Access: 
Public
Samenvattingen literatuur bij Thema II (Huid) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)

Samenvattingen literatuur bij Thema II (Huid) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)


Histology: A Text and Atlas van Ross & Pawlina - 6e druk

*** Inmiddels is er een 8e druk beschikbaar met bijgewerkte inhoud m.b.t. de nieuwste ontwikkelingen in cellulaire en moleculaire biologie. De 6e druk bevat nog wel relevante informatie.

Wat is de essentie van histologie en bijbehorende methodiek? - Chapter 1

De histologie gaat over het begrijpen van de microanatomie van cellen, weefsels en organen en hoe structuur en functie samenhangen. Vaak wordt gebruik gemaakt van de lichtmicroscoop, maar voor een meer gedetailleerde weergave wordt de elektronenmicroscoop (EM) gebruikt. Om iets te weten te komen over de cel en de moleculaire biologie wordt van verschillende technieken gebruik gemaakt:

  • Histochemie en cytochemie

  • Immunofluorescentie

  • Autoradiografie

  • Weefselkweek

  • Centrifugatie om cellen en organellen te scheiden

  • Gespecialiseerde microscopie

Wanneer je onder de normale microscoop naar coupes kijkt, zijn deze meestal behandeld met formaline, paraffine, hematoxyline en eosine.

De eerste stap bij het maken van een preparaat, is zorgen dat de structuur behouden blijft, door middel van fixatie. Fixatie zorgt voor:

  • Stoppen van het celmetabolisme

  • Voorkomen dat door enzymen het preparaat verteerd wordt door autolyse

  • Pathogene micro-organismen doden, zoals bacteriën, schimmels en virussen

  • Het sterker maken van het

  • .....read more
Access: 
Public
Samenvattingen literatuur bij Thema III (Bewegingsstelsel) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)

Samenvattingen literatuur bij Thema III (Bewegingsstelsel) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)


Essential Cell Biology - Alberts, Hopkins - 4e druk

Celbiologie: Hoe is het cytoskelet opgebouwd? - Chapter 17

Wat is het doel van spiercontractie?

De mogelijkheid van eukaryote cellen om zich aan te passen aan de omgeving, interacties aan te gaan enzovoorts hangt af van het cytoskelet: een ingewikkeld netwerk van eiwit filamenten in het cytoplasma. Ondanks dat bacteriën soms wel een cytoskelet hebben, komt het voornamelijk voor in de grotere en meer complexe eukaryote cellen. Het cytoskelet verandert continue mee met de acties van een cel (celdeling, vormveranderingen, reactie op de omgeving) en is niet alleen het bot, maar ook de spier van de cel. Zonder een cytoskelet zullen wonden niet helen en zullen spieren niet contraheren. Het cytoskelet organiseert de locaties van de organellen en is betrokken bij de segregatie van chromosomen tijdens celdeling. Het cytoskelet is opgebouwd uit drie typen eiwitten: microtubules, intermediaire filamenten en actine filamenten.

Een lange spiervezel is opgebouwd uit grote cellen, opgebouwd uit kleinere cellen. Het cytoplasma bestaat uit myofibrillen, de contractiele elementen van een spier. Een myofibril bestaat weer uit kleinere units, de sarcomeren. Eén sarcomeer bestaat uit dikke myosinefilamenten en dunne actinefilamenten. De actinefilamenten zijn bevestigd aan de Z-disc en zij overlappen de myosinefilamenten. Een contractie ontstaat wanneer de filamenten langs elkaar schuiven door dat een myosine kopje gaat lopen langs een actinefilament, waarbij elke keer een molecuul ATP wordt gehydrolyseerd. Door deze beweging worden bij een spiercontractie de sarcomeren korter, zonder dat de filamenten zelf van lengte veranderen. Elk myosinefilament heeft 300 myosine kopjes, waardoor een myosine kopje wel tot 5 keer per seconde aan actine kan binden. De filamenten kunnen hierdoor zeer snel langs elkaar schuiven waardoor een spier in minder dan een tiende van een seconde volledig kan contraheren. 

Wat zijn intermediaire filamenten?

Deze filamenten hebben een grote elasticiteit en zijn er om mechanische stress op een cel te weerstaan. Deze filamenten zijn het sterkst en blijven het langst bestaan van alle filamenten in het cytoskelet. Intermediaire filamenten vormen een groot netwerk in het cytoplasma om de celkern heen. De filamenten zitten vaak vast aan desmosomen op het celmembraan. De filamenten zijn ook te vinden in.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen literatuur bij Thema IV, V, VI (Borst, Bekken, Buik, Hoofd en Hals) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)

Samenvattingen literatuur bij Thema IV, V, VI (Borst, Bekken, Buik, Hoofd en Hals) - Van mens tot cel - Geneeskunde UL (2019/2020)


Voor literatuur gedeeltelijk bij Thema IV en V, zie Thema I (rechterbalk)

Thema IV (Borst)

The Developing Human, Clinically Oriented Embryology van Moore e.a. - 10e druk

Hoe worden de luchtwegen gevormd bij de ontwikkeling van de mens? - Chapter 10

Wat zijn de functies van de luchtwegorganen?

De ontwikkeling van de lagere luchtwegorganen (het strottenhoofd, de luchtpijp, de bronchiën en de longen) begint in de vierde week van de ontwikkeling van het embryo. Het ademhalingsstelsel start als een uitgroei in het caudale einde van de primordiale farynx (het meest superieure deel van de slokdarm). Deze uitgroei heet de laryngotracheale gleuf. Het endoderm hiervan zal uitgroeien tot de klieren van de larynx, de trachea en bronchi. Het bindweefsel, kraakbeen en glad spierweefsel ontstaat uit het splanchnisch mesoderm van de voordarm.

De laryngotracheale gleuf groeit uit tot het zakachtige laryngotracheale diverticulum, ventraal ten opzichte van het caudale deel van de voordarm. Tegen het einde van de 5e week ontstaat het tracheoesophageale septum. Dit deelt het craniale deel van de voordarm in een ventraal deel (de laryngotracheale buis, dit wordt de larynx, trachea, bronchiën en longen) en een dorsaal deel (dit wordt de orofarynx (achterkant mondholte) en oesophagus.

Het laryngotracheale diverticulum vormt de trachea en twee laterale zakjes (bronchiën). Het endoderm groeit uit tot klieren en het splanchisch mesoderm groeit uit tot het kraakbeen, bind- en spierweefsel van de laryngotracheale.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Literatuursamenvatting bij het blok Sturing en Stofwisseling - UL - Bundel

Samenvatting literatuur bij Sturing en stofwisseling (Thema 1 + 2: Regelkringen + Regelingen van de voortplanting) - Geneeskunde UL - 2019-2020

Samenvatting literatuur bij Sturing en stofwisseling (Thema 1 + 2: Regelkringen + Regelingen van de voortplanting) - Geneeskunde UL - 2019-2020


Thema 1: Regelkringen

Medical Physiology: A Cellular And Molecular Approach - Boron, Boulpaep - 2e druk

*** Inmiddels is de 3e druk verschenen, herzien met recent onderzoek en huidige klinische praktijken. Maar de indeling is vergelijkbaar met de 2e druk

Medische Fysiologie - Lichaamstemperatuur - BulletPoints - Chapter 59

  • De mens is een homeotherme soort, wat betekent dat de lichaamstemperatuur zelfstandig (onafhankelijk van de omgeving) gereguleerd kan worden. Het thermoregulatie systeem zorgt ervoor dat het interne milieu redelijk stabiel blijft, rond het optimum voor reactiesnelheden. Het bestaat uit sensoren, afferente paden, het centrale zenuwstelsel, efferente paden en organen.

  • De normale lichaamstemperatuur is ligt tussen de 36 en 37.5 graden Celsius, gemeten in het oor, rectum of onder de tong. Het rectum geeft de meest betrouwbare meting. Deze kerntemperatuur is afhankelijk van tijdstip (op zijn laagst tussen 03-06uur, op zijn hoogst tussen 15-18u), menstruatiecyclus (+0.5 graden rond de ovulatie), mate van activiteit en leeftijd. Kleine kinderen en ouderen kunnen hun temperatuur minder goed reguleren. Kinderen door een hoge oppervlakte/gewicht ratio en het onvermogen om te zweten of rillen, ouderen door een verminderde gevoeligheid en verminderd vermogen om warmte te produceren of kwijt te raken.

  • .....read more
Access: 
Public
Samenvatting literatuur bij Sturing en stofwisseling (Thema 3: Sturing en bouw van het maag- darmkanaal) - Geneeskunde UL - 2019-2020

Samenvatting literatuur bij Sturing en stofwisseling (Thema 3: Sturing en bouw van het maag- darmkanaal) - Geneeskunde UL - 2019-2020


Medical Physiology: A Cellular And Molecular Approach - Boron, Boulpaep - 2e druk

*** Inmiddels is de 3e druk verschenen, herzien met recent onderzoek en huidige klinische praktijken. Maar de indeling is vergelijkbaar met de 2e druk

Medische Fysiologie - Het gastrointestinale systeem - BulletPoints - Chapter 41

  • Het spijsverteringsstelsel begint bij de mond, waar het eten vermalen wordt en speeksel wordt toegevoegd. Hierdoor vindt het begin van de afbraak van koolhydraten en vetten plaats. Via de oesophagus gaat het naar de maag, een tijdelijke opslagplek, waar proteasen en zuren worden toegevoegd. Alleen stukjes kleiner dan 2 mm kunnen door de pylorus naar de dunne darm. De dunne darm is de voornaamste plek voor opname van voedingsstoffen. De dikke darm resorbeert vloeistof en elektrolyten en slaat de feces op voordat dat het lichaam verlaat. De pancreas scheidt verteringsenzymen af in het duodenum, en ook HCO3- (bicarbonaat)

  • .....read more
Access: 
Public
Samenvatting literatuur bij Sturing en stofwisseling (Thema 4 + 5: Stofwisseling + Regeling van de schildklier en bijnier) - Geneeskunde UL - 2019-2020

Samenvatting literatuur bij Sturing en stofwisseling (Thema 4 + 5: Stofwisseling + Regeling van de schildklier en bijnier) - Geneeskunde UL - 2019-2020


Thema 4: Stofwisseling

Medical Physiology: A Cellular And Molecular Approach - Boron, Boulpaep - 2e druk

*** Inmiddels is de 3e druk verschenen, herzien met recent onderzoek en huidige klinische praktijken. Maar de indeling is vergelijkbaar met de 2e druk

Medische Fysiologie - De pancreas als endocrien orgaan - BulletPoints - Chapter 51

  • De pancreas heeft twee typen klierweefsel. Het exocriene weefsel, dat verteringsenzymen in het duodenum uitscheidt en het endocriene weefsel, ook wel de eilandjes van Langerhans genoemd. Van deze eilandjes zijn er zo’n 500.000 tot enkele miljoenen en ze bestaan voornamelijk uit de volgende vier typen cellen. De α-cellen secreteren glucagon, de β-cellen zijn het meest talrijk en produceren voornamelijk insuline, de δ-cellen produceren somatostatine en de F-cellen produceren polipeptiden.

  • De afgifte van deze hormonen wordt door drie verschillende processen bepaald. De humorale communicatie tussen de hormonen wordt veroorzaakt door de manier waarop de verschillende cellen over de eilandjes verspreid liggen (sommige meer centraal, andere meer perifeer). De concentratie van bepaalde hormonen heeft invloed

  • .....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden

Hersenen en aansturing: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL - Bundel

Collegeaantekeningen bij Hersenen en Aansturing 2019/2020

Collegeaantekeningen bij Hersenen en Aansturing 2019/2020

Deze bundel bevat aantekeningen van alle hoorcolleges en patiëntdemonstraties en (proef)tentamens van het blok Hersenen en Aansturing van de studie Geneeskunde aan de Universitiet Leiden in het jaar 2019/2020.

Literatuursamenvatting bij het blok Hersenen en aansturing - UL - Bundel

Literatuursamenvatting bij het blok Hersenen en aansturing - UL - Bundel

Image

In deze bundel zijn de aantekeningen samengevoegd voor het vak Hersenen en aansturing voor de opleiding Geneeskunde, jaar 1 aan de Universiteit van Leiden

Heb je zelf samenvattingen en oefenmaterialen? Deel ze met je medestudenten!

Study notes bij het blok Hersenen en aansturing - UL - Bundel
Oefenmateriaal bij Hersenen & aansturing

Oefenmateriaal bij Hersenen & aansturing

Bevat oefenmateriaal bij het tentamen, gebaseerd op voorgaande studiejaren


Tussentoets 2016

 

Vraag 1: Welk hormoon wordt door een van de APUD-cellen (amine prucursos uptace and decarbocylation cells’) in de maag geproduceerd?

a. cholecystokinine

b. gastrine

c. peptide YY

d. secretine

 

Vraag 2: In welke leverparenchymcel wordt het bilirubine gevormd?

a. cholangiocyt

b. hepatocyt

c. itocel – opslag vit. A en stamcel van alle levercellen

d. macrofaag

 

Vraag 3: Wat is de meest gebruikelijke eerste vorm van behandeling voor een patiënte met kinderwens en een WHO-II-anovulatie met een onregelmatige cyclus?

a. Antioestrogenen therapie

b. FSH- en LH- suppletietherapie

c. Oestradiol/progesteron-substitutietherapie

 

Vraag 4: In welk deel van het maag-darmkanaal wordt netto het meeste kalium uitgescheiden?

a. colon

b. duodenum

c. ileum

d. jejunum

 

 

Vraag 5: Er wordt in een histologische coupe van een volwassen menselijke testis naar bloedvaatjes gezocht. Waar in de lobuli testes zijn de te vinden?

a. basaal in de tubuli seminiferi

b. luminaal in tubuli seminiferi

c. tussen de tubuli seminiferi

 

Vraag 6: Welke functie van de maag is meest waarschijnlijk ontregeld als een patiënt klaagt over een snel optredend verzadigingsgevoel tijdens de maaltijd?

a. mixen en vermalen

b. lediging – lang na maaltijd nog steeds verzadiging

c. reservoir – snel na de maaltijd verzadigd gevoel

d. start vertering

e. zuursecretie

 

Antwoorden bij tussentoets

  1. B

  2. D

  3. A

  4. A

  5. C

  6. C

 

Oefenvragen uit 2015 (meerkeuze)

  1. Welke arterie is verantwoordelijk voor de perfusie van het mediale oppervlak van de lobus frontalis?

     

  2. In welke gyrus bevindt zich de primaire somatosensibele cortex?

     

  3. Welke hersenzenuwen verlaten de schedelholte samen met de vena jugularis?

     

  4. Welk van de basale ganglia is gelegen in het mesencephalon?

 

Antwoorden bij oefenvragen (2015)

  1. Arteria cerebri anterior

  2. Gyrus postcentralis

  3. IX, X en XI (glossopharyngeus, vagus en accessorius)

  4. Substantia nigra

 

Oefenvragen uit 2013 (meerkeuze)

 

Vraag 1: Een rechthandige man van 77.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 1 aan de Universiteit Leiden
Follow the author: Medicine Supporter
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2728 1