Vraagstukken Borst en Nier 2020/2021 UL

 

Deze bundel bevat aantekeningen van alle hoorcolleges, werkcolleges en patiëntdemonstraties van het blok vraagstukken Borst en Nier uit het jaar 2020/2021  van de studie Geneeskunde aan de Universiteit Leiden.

Bundle items:
Vraagstukken Borst en Nier thema 1: hoest, hemoptoë en stemveranderingen
Vraagstukken Borst en Nier thema 2: hartkloppingen
Vraagstukken Borst en Nier thema 3: afwijkende urine
Vraagstukken Borst en Nier thema 4: pijn op de borst
Vraagstukken Borst en Nier thema 5: nierinsufficiëntie
Crossroads: activities
Follow the author: nathalievlangen
This content is used in bundle:

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde Bachelor 2 aan de Universiteit Leiden

Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Mechanisms of Disease 1 en 2 - Geneeskunde UL - Studiebundel

Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Mechanisms of Disease 1 en 2 - Geneeskunde UL - Studiebundel

Image

In deze bundel zijn samenvattingen, oefenmaterialen en aantekeningen samengevoegd voor het vak Mechanisms of Disease 1 en Mechanisms of Disease 2 (MOD 1 & 2) voor de opleiding Geneeskunde, jaar 2 aan de Universiteit van Leiden

Heb je zelf samenvattingen en oefenmaterialen? Deel ze met je medestudenten!

Oefenmateriaal bij Pharmacology (lijnonderwijs Farmacologie, LUMC)

Oefenmateriaal bij Pharmacology (lijnonderwijs Farmacologie, LUMC)

Bevat een blokspecifiek oefententamen met antwoorden uit voorgaande collegejaren.


Meerkeuzevragen

1. Activiteit van het sympathisch zenuwstelsel leidt tot toegenomen bloedvoorziening van de skeletspieren en verhoogde hartslag. Via welke receptoren verlopen beide
processen van activatie?

A. Alfa-1 adrenerge receptoren
B. Alfa-1 en bèta-1 adrenerge receptoren
C. Bèta-2 adrenerge receptoren
D. Bèta-1 en bèta-2 adrenerge receptoren

2. Via welk doelwit of via welke doelwitten verloopt de signaaltransductie van noradrenaline en acetylcholine?

A. Alleen via G-eiwitten
B. Alleen via ionenkanalen
C. Via ionenkanalen en G-eiwitten
D. Via ionenkanalen, G-eiwitten en tyrosinekinasen

3. Onderstaande figuur toont de interactie tussen een barbituraat en een benzodiazepine op de GABA receptor. Waarop heeft de combinatie van een benzodiazepine en barbituraat invloed?

A.     Affiniteit
B.     Effectiviteit
C.     Potentie
D.     Specificiteit

4. Wat is het effect van een bèta-2 specifiek sympathicomimeticum via adrenerge receptoren op het hart?

A. Afhankelijk van de dosering een verlaging of verhoging van de hartfrequentie
B. Geen verandering in hartfrequentie
C. Verhoging van de hartfrequentie
D. Verlaging van de hartfrequentie

5. Welke van de onderstaande receptoren behoort tot de groep van G-eiwit gekoppelde receptoren?

A. Bèta-adrenerge receptor
B. GABAA receptor
C. Insuline receptor
D. Nicotinerge receptor

6. Welke uitspraak over affiniteit is WAAR?

A. Affiniteit is bepalend voor de activatie van de receptor.
B. Affiniteit is omgekeerd evenredig met de effectiviteit.
C. Antagonisten hebben lagere affiniteit dan agonisten.
D. Hoe hoger de Ka, des te lager de affiniteit.

7. Tijdens sympathische stimulatie kan een antagonist van de muscariene receptor de zweetproductie onderdrukken. Dit is:

A. juist, omdat alle ganglia muscariene receptoren bevatten die functioneel sympathisch worden gestimuleerd.
B. juist, omdat zweetklieren muscariene receptoren bevatten die functioneel sympathisch worden gestimuleerd.
C. onjuist, omdat de zweetproductie via parasympathische neuronen wordt gestimuleerd.
D. onjuist, omdat bij zweetproductie de muscariene receptor helemaal geen rol spelen.

8. Wat is downregulatie? De afname in receptoraantal of affiniteit voor een:

A. agonist na langdurige blootstelling aan een agonist.
B. agonist na langdurige blootstelling aan een antagonist.
C. antagonist na langdurige blootstelling aan een agonist.
D. antagonist na langdurige blootstelling aan een antagonist.

9. Bij astma kunnen steroïden of bèta-agonisten worden voorgeschreven om aanvallen te voorkómen. Bij een acute exacerbatie van astma worden echter alleen bèta-
agonisten toegepast. Waarom?

A. Bèta-agonisten hebben een hogere affiniteit voor hun receptoren dan steroïden.
B. Bèta-agonisten werken beter als enzymremmers om de exacerbatie af te remmen dan steroïden.
C. Steroïden kunnen alleen oraal worden toegediend, terwijl bèta-agonisten geïnhaleerd kunnen worden.
D. Steroid-effector mechanismen zijn trager dan die van de bèta-adrenerge G eiwit gekoppelde receptoren.

10. De dosisresponscurven van een volledige agonist en een partiële agonist worden.....read more

Access: 
Public
Vraagstukken Borst en Nier 2020/2021 UL
Vraagstukken Psychisch Functioneren 2020/2021 UL

Vraagstukken Psychisch Functioneren 2020/2021 UL

Deze bundel bevat aantekeningen van alle colleges van het blok Vraagstukken Psychisch Functioneren van de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden. Week 1 bevat colleges 1 t/m 14, week 2 colleges 15 t/m  23 en week 3 colleges 16 t/m 28.

Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1166
Last updated
08-11-2022