Psychologie en Wetenschap -UL - StudyNotes (2012-2013)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1: Logisch positivisme & Categoriale logica

 

Al heel lang vraagt men zich af wat wetenschap is en hoe men wetenschap moet bedrijven. In de loop der jaren zijn hier verschillende visies op geweest, met als belangrijkste het logisch positivisme (L-P). Logisch positivisme werd lange tijd (tot 1960) gezien als de standaard theorie over wetenschap en is gebaseerd op de natuurwetenschap. Het L-P is van grote invloed geweest op de status van psychologie als wetenschap en ook nu is het nog van invloed op o.a. het vak Methode & Technieken.

 

Logisch positivisme aan de hand van een voorbeeld
Een klassiek model van wetenschappelijk onderzoek is het infectiemodel van Semmelweis. In 1844 werkte Semmelweis als arts in het ziekenhuis in Wenen. Hij vroeg zich af hoe het kwam dat er al jarenlang op kraamafdeling 1 een veel hoger sterftecijfer was dan op kraamafdeling 2.

De standaard visie in die tijd was dat ziekten ontstonden door ‘epidemische’ invloeden, kortweg ‘slechte’ lucht (Latijn: mal-aria). Dit verklaarde echter niet het verschil tussen de twee afdelingen. Daarom ging Semmelweis op zoek naar een verklaring. Hij testte verschillende hypothesen, maar kwam niet tot een significant verschil tussen de twee afdelingen. In 1847 is er een doorbraak; een collega arts wordt verwond door een student tijdens een autopsie-les en sterft vervolgens. Zijn ziektebeeld komt overeen met die van de vrouwen. Het blijkt dat ‘Lijkstof’, rottende stof in de bloedbaan, de oorzaak is van het hogere sterftecijfer op kraamafdeling 1. Aangezien studenten direct van de autopsie-les (alleen) naar kraamafdeling 1 gaan om daar de vrouwen te onderzoeken.

Door het chemisch reinigen van de handen, daalt het sterftecijfer binnen enkele maanden. De hypothese wordt later nog uitgebreid. Semmelweis kwam tot de conclusie dat wondkoorts ontstaat door infectie.
Er is veel weerstand op Semmelweis’ ideeën, de methode van handen wassen is namelijk erg pijnlijk en het idee dat artsen verantwoordelijk zijn voor een ziekte wekt veel weerstand op. Hij wordt ontslagen, maar in 1861 publiceert hij zijn boek: ‘Die Ätiologie, der Begriff und die Prophylaxis des Kindbrettfiebers´. Semmelweis zocht dus een verklaring (der Begriff) voor het ontstaan van de ziekte. Maar wat is een verklaring? Het is toetsbare voorspellingen genereren. Verklaringen zijn niet hetzelfde als pseudo-verklaringen, waarin iets alleen maar een label opgeplakt krijgt. Een hypothese (verklaring) selecteert de relevante feiten uit een stroom van informatie. Zo kun je gericht onderzoek doen naar de relevante feiten in plaats van alles maar te willen verklaren. Logisch positivisme richt zich op dit soort onderzoek.

 

Geschiedenis van het positivisme
In de Middeleeuwen werd er filosofisch gespeculeerd over de meest uiteenlopende dingen, maar in 1600 kwam F. Bacon met het empirische wetenschapsmodel. Dit model stelde dat wetenschap ontstond door het observeren en ordenen van feiten (‘spreadsheet model’). In 1700 kwamen de empiristen, Locke en Hume, met het idee dat kennis alleen ontstond door ervaring. Het positivisme van Compte rond 1850 stelde dat wetenschap en maatschappij op een ‘positieve’ manier bekeken moesten worden. Dus geen speculaties, maar feiten. Ook het (pure) positivisme van Mach in 1900, vond dat men alleen uit mocht gaan van de ‘observeerbare’ feiten.
Zo kwamen ze op een demarcatiecriterium, het onderscheid tussen echte kennis/wetenschap en onechte kennis/onzin. Echte kennis ontstond door ervaring, logica en feiten, dit in tegenstelling tot onechte kennis.
Maar na 1900 kwam er een ‘kink in de kabel’. Het bleek dat er wel degelijk theorieën gevormd konden worden zonder dat er observeerbare waarnemingen aan vooraf gingen, denk bijvoorbeeld aan de atoomtheorie. Hieruit ontwikkelt zich het neopositivisme ofwel logisch positivisme, dat stelt dat er wel theorieën gevormd kunnen worden als die logisch volledig kunnen worden afgeleid uit observeerbare uitspraken. Dus vanaf dat moment is de combinatie van logica en observatie het demarcatiecriterium voor echte kennis versus pseudokennis.

 

Logisch positivisme
Het logisch positivisme is gebaseerd op het positivisme van Comte en het empirisme van Locke en Hume. Het empirisme zegt dat observaties (of feiten) de basis zijn voor wetenschap. Het positivisme zegt dat feiten objectief zijn, dus voor iedereen hetzelfde, en dat ze onafhankelijk zijn van theorie. Dit samen vormt het logisch positivisme. Wetenschap is dus het observeren van feiten en uit deze feiten vervolgens theorieën(wetten) afleiden en die toetsen middels logica. Dit kan door operationalisatie. Operationalisatie is een begrip voor de manier van observeren, hoe men een abstract begrip kan herleiden tot iets waarneembaars. Zo is IQ de maat voor intelligentie.

Doordat observaties en logisch redeneren samen de basis vormen van echte kennis, is wetenschap cumulatief, er komt steeds meer van/er is vooruitgang. Vooruitgang is mogelijk, vooral door verificatie van hypothesen.
Alleen wetenschap die gebaseerd is op logica en observatie verschaft ware kennis (het demarcatiecriterium).

 

Het gebruik van logica in logisch positivisme
Logisch positivisme gebruikt inductie en deductie. Inductie is van individuele feiten of observaties een algemene regel/uitspraak maken. Hiermee overstijg je alle individuele observaties (overal en over alle tijden) en je bent dus aan het generaliseren. Inductie wordt toegepast bij het formuleren van algemene wetten (theorieën). Je kunt bij inductie nooit alle zekerheid hebben, de algemene uitspraak kan in sommige omstandigheden niet waar zijn. Een observatie is een ondersteuning voor een algemene wet, maar niet een bewijs. Dit wordt ook wel het ´Inductieprobleem´ genoemd.
Ook Semmelweis gebruikte inductie bij zijn onderzoek, hij kwam namelijk tot de conclusie dat alle gevallen van wondkoorts ontstaan door infectie.

Deductie is het logisch afleiden van een individuele uitspraak (conclusie) uit algemene wetten (premissen of aannames). Een conclusie is pas waar, als alle premissen waar zijn. Deductie wordt toegepast bij het geven van verklaringen/voorspellingen, ook wel categoriale logica genoemd. Ook wordt deductie gebruikt voor het toetsen van hypothesen, vooral als verificatie. Dit wordt propositielogica genoemd en verder uitgewerkt in college 2.

Het basismodel voor verklaringen bij logisch positivisme is het deductief-nomologisch model. Dit betekent letterlijk: het logisch afleiden uit algemene wetten. Het model bestaat uit het explanans (het verklarende) en het explanandum (wat verklaard moet worden). Het explanans bestaat uit algemeen geldende wetten en observaties/begincondities, beide zijn nodig om tot een explanandum te komen. Dit model geeft dus een verklaring en een voorspelling, maar ook een oorzaak voor het explanandum.

 

Categoriale logica
Een logische vorm van redeneren, die gebruik maakt van het deductief-nomologisch model, is een categoriale redenering, ook wel syllogisme genoemd. Een syllogisme bestaat uit drie categoriale beweringen, waarvan de eerste twee premissen zijn en de derde de conclusie. De premissen vormen de explanans (algemene wet en beginobservatie)’ en de conclusie vormt het explanandum (observatie/gebeurtenis).

Een categoriale bewering is een bewering met daarin ‘alle’, ‘sommige’ of ‘geen’. Dit wordt ook wel categoriale logica of predicatenlogica genoemd.

Er zijn vier basis categoriale beweringen. De A en E beweringen zijn algemene wetten. A is hierbij bevestigend: Alle metalen zijn geleiders. En E is ontkennend: Geen metalen zijn geleiders. De I en O beweringen zijn de observaties, (bijzondere) begin condities. Hierbij is de I bewering bevestigend: Sommige metalen zijn geleiders. En de O bewering is ontkennend: Sommige metalen zijn geen geleiders.

Een voorbeeld:
(Major) Premisse: Alle metalen (MT) zijn geleiders (P) (algemene wet)
(Minor) Premisse: Sommige buizen (S) zijn metaal (MT) (bijzonder feit/observatie)
Conclusie: Sommige buizen (S) zijn geleiders (P)

De minor premisse bevat het subject (S) van de conclusie, terwijl de major premisse het predicaat(P) van de conclusie bevat. De midden term (MT) valt in de conclusie weg, waardoor er als het ware een verbinding ontstaat tussen S en P. De MT is het predicaat van de ene premisse en het subject van de andere.

De geldigheid van een syllogisme is na te gaan met een Venn diagram (zie Critical Thinking, Moore/Parker).

N.B. Let op het verschil tussen waar en geldig. Geldig betekent dat iets een logisch gevolg is uit een redenering en waar betekent dat een afzonderlijk feit klopt. Een conclusie is pas waar als alle premissen waar zijn. Een conclusie kan geldig zijn, ook als de premissen onwaar zijn. Een syllogisme kan dus geldig zijn en tegelijkertijd onwaar (andersom geldt dit ook).

 

College 2: Propositie logica, Popper & Falsificationisme

 

Bij het logisch positivisme wordt gebruik gemaakt van inductie en deductie. Deductie wordt, zoals eerder besproken, toegepast bij het geven van verklaringen/voorspellingen (Categoriale logica) en bij het toetsen van hypothesen (om tot verificatie te komen). Bij deze tweede toepassing wordt gebruik gemaakt van propositielogica, wat hieronder besproken zal worden.

 

Propositielogica
Bij propositielogica (truth-functional logic) worden proposities geanalyseerd en vinden renederingen plaats op basis van proposities. Een propositie is een uitspraak die waar of onwaar is. Er zijn twee soorten proposities, enkelvoudige en samengestelde. Enkelvoudige proposities kunnen niet verder worden ontleed in eenvoudigere proposities. Alleen door observatie kan worden bepaald of de propositie waar is of onwaar. Samengestelde proposities kunnen echter wel onderverdeeld worden in eenvoudigere proposities. Meerdere enkelvoudige proposities vormen dus samen een samengestelde propositie. Een samengestelde propositie kan ook uit meerdere samengestelde proposities bestaan. De proposities in een samengestelde propositie worden met elkaar verbonden door voegwoorden. Deze voegwoorden zijn en, of en als .. dan. Ook de negatie (´niet´) wordt onder de voegwoorden gerekend.

 

Waarheidstabellen
Elk voegwoord of negatie heeft een waarheidstabel, die laat zien hoe de waarheid van een samengestelde propositie afgeleid kan worden uit de deel-proposities. Hier onder volgen de waarheidstabellen voor en, of en niet. (1 = waar en 0 = onwaar).

 

 

Hierbij is de betekenis van ´of´ anders dan bij het dagelijkse taalgebruik. ‘Of’ betekent hier ‘dan wel’. Het is een ‘inclusieve of´, waarbij dus ook twee ware deel-proposities (zowel A als B waar) leiden tot een ware samengestelde propositie (A of B waar), niet alleen een van de twee.
Verder worden voegwoorden en negatie ook wel logische constanten (truth-functional) genoemd. Hun effect is dus onafhankelijk van de inhoud van de proposities.

 

De waarheidstabel voor als .. dan, is als volgt:

N.B. Als A dan B is altijd 1, behalve als A = 1 en B = 0.

A is hierbij de antecedens en B de consequens. Dus als A dan B is alleen onwaar wanneer de antecedens waar is en de consequens onwaar.

 

 

Uit de omgekeerde waarheidstabel volgt dat de twee niet symmetrisch zijn. Dit verschijnsel maakt dat als .. dan erg lastig is.

Als… dan is voor de wetenschap erg belangrijk en vormt de basis voor redeneringen als: modus ponens, modus tollens en verificatie.

Propositielogica kijkt niet naar de inhoud van proposities, het bekijkt alleen of ze waar zijn of niet.

 

Modus ponens
Stel: als P dan Q = 1 en P = 1 dan moet Q altijd 1 zijn(zie waarheidstabel als .. dan, bovenste regel). Dit heet de modus ponens, ook wel stellende wijs of afkappingsregel.

Modus tollens
Stel: als P dan Q = 1 en Q = 0, dan moet P ook 0 zijn(zie waarheidstabel, onderste regel). Dit wordt ook wel de opheffende wijs genoemd. De modus tollens wordt gebruikt bij falsificatie.

Verificatie
Stel: Als P dan Q = 1 en Q = 1 dan kan P zowel 1 als 0 zijn. Dit kun je zien in de eerste en een na laatste regel van de waarheidstabel. Verificatie geeft dus geen zekerheid en wordt ook wel de drogreden van de consequens (fallacy of the consequent) genoemd. Verificatie wordt gebruikt bij het testen en accepteren van hypothesen, maar geeft volgens de propositie logica dus geen zekerheid. De hypothese klopt ten aanzien van de observatie, maar kan ook door iets heel anders veroorzaakt worden.
Verificatie is dus een ander probleem van het logisch positivisme. Carnap verving daarom verificatie door confirmatie. Confirmatie betekent dat een theorie die overeenstemt met de observatie wordt bevestigd (dus theorie wordt niet als waar gezien), maar het is alsnog geen logisch bewijs voor de waarheid van een theorie, waardoor het inductieprobleem blijft bestaan.

 

Karl Popper
Karl Popper was tegen het logisch positivisme. Hij vond dat er een fundamenteel verschil is tussen kritisch en dogmatisch denken. Ook zouden we meer leren van fouten en onze kennis zou groeien door het verbeteren van die fouten. Wetenschap levert verder alleen vermoedens op en geen zekerheden.
Volgens hem was het criterium van wetenschappelijkheid: falsificeerbaarheid. Een algemene uitspraak is niet te verifiëren, want je kunt nooit alle gevallen overzien. Maar een dergelijk uitspraak kun je wel weerleggen, één tegenvoorbeeld is genoeg om de theorie te verwerpen. Door Poppers idee komt er een ander demarcatiecriterium: een theorie is wetenschappelijk als deze gefalsificeerd kan worden. Deze demarcatie geeft daarmee het verschil aan tussen wetenschappelijk (falsificeerbaar) en niet-wetenschappelijk (niet falsificeerbaar).

Een theorie moet dus zo geformuleerd zijn dat deze gefalsificeerd kan worden. Tautologieën en contradicties zijn voorbeelden van verkeerd geformuleerde theorieën. Een tautologie is een uitspraak die altijd waar is, als P dan P. Een contradictie is een uitspraak die altijd onwaar is, P en niet P. Hierbij is de negatie van een tautologie een contradictie en andersom. Alle logische wetten zijn tautologieën. Deze voegen geen nieuwe kennis toe, maar maken alleen bestaande relaties duidelijk. Ze zijn wel belangrijk voor (complex) redeneren.

Een theorie die je niet kunt falsificeren heeft geen empirische inhoud. Er zijn twee maten om theorieën met elkaar te vergelijken. Als een theorie een grotere empirische inhoud heeft, kunnen er meer uitspraken uit worden afgeleid, welke weer gefalsificeerd kunnen worden. Hierdoor wordt het aantal potentiële falsificatoren groter. De tweede maat wordt corraboratie graad genoemd: dit is het aantal falsificatie tests die een theorie heeft doorstaan.

Als een theorie gefalsificeerd is moet je de uitspraak, die gefalsificeerd is, niet gaan herinterpreteren. Ook moet je geen ad hoc hypothese invoeren om zo de theorie te redden. Ad hoc hypothesen kunnen niet meer gefalsificeerd worden.

 

Duhem-Quine stelling
Ook bij falsificatie treedt er een probleem op. Theorie en meting vormen onderdeel van het geheel, een ‘theoretisch’ complex. Er is dus geen eenduidige relatie tussen feit en theorie. Bij een negatieve uitkomst is het zo niet duidelijk wat er precies gefalsificeerd is.
Daardoor is achtergrondkennis van belang, er moet rekening worden gehouden met de stand van de theorie op het moment dat deze bedacht wordt. Van belang voor vooruitgang van de wetenschap zijn het confirmeren van stoutmoedige hypothesen en het falsificeren van voorzichtige hypothesen.

 

 

College 3: Post-positivisme (vervolg) & Lakatos

 

Post-positivisme
Het post-positivisme had zowel kritiek op Popper als op het logisch positivisme. De kritiek op Popper was zijn gebruik van logica met betrekking tot het falsificeren van theorieën. Bij het logisch positivisme vroeg men zich af of de wetenschap een zelfde verloop zou hebben gekend als het logisch positivisme zou kloppen. Zowel het logisch positivisme als Popper’s bijdrage komt niet overeen met hoe de geschiedenis van de wetenschap feitelijk is verlopen. In termen van Popper zouden we kunnen zeggen dat deze ideeën zijn gefalsifieerd.

Wetenschapsfilosofie van Kuhn
Kuhn was de eerste die de kritiek op Popper en het logisch positivisme probeerde te verwoorden. Hij vond dat het ontstaan van een nieuwe theorie moest worden beschreven en verklaard op basis van sociologie en historie. Dit wordt context of discovery genoemd, hierbij is de rechtvaardiging van een theorie historisch bepaald. Deze is dus niet op basis van observaties en logisch redeneren, wat werd gedaan door Popper en het logisch positivisme. Dat wordt context of justification genoemd, hierbij is men opzoek naar wat echte wetenschap is om zo een demarcatiecriterium vast te stellen.

Ontwikkeling van wetenschap
Kuhn vond dat wetenschap zich ontwikkelde in verschillende stadia. Allereerst is er een beginstadium, welke pre-science wordt genoemd. Deze voorwetenschap heeft nog geen vast paradigma, want deze is nog in ontwikkeling. Er bestaan zelfs meerdere paradigma’s naast elkaar, wat zorgt voor onzekerheid, methodestrijd en debat over grondslagen. Pas als een bepaald paradigma vaststaat en vrijwel iedereen het ermee eens is, kan worden overgegaan naar normal science.
Een paradigma is een algemeen geaccepteerd wereldbeeld, wat als referentiekader geldt voor onder andere theorieën. Een paradigma bevat ook de theoretische en praktische regels van een onderzoek.
Zo’n paradigma bepaalt normal science. De normale wetenschap wordt dus gekenmerkt door overeenstemming, er is namelijk één heersend wereldbeeld. Binnen dit paradigma moeten puzzels worden opgelost. Deze puzzels zijn experimentele of theoretische problemen. Soms kan een puzzel niet worden opgelost, er is dan sprake van een anomalie; dit betekent letterlijk zich niet aan de wet houdend. Deze anomalieën zullen altijd in een paradigma aanwezig zijn, maar worden niet als falsificatie gezien. Ze worden gezien als een mislukking van de wetenschappers zelf.
Er ontstaat dan ook pas een crisis als de anomalie ingaat tegen het fundament van het paradigma, er te veel anomalieën ontstaan of als er belangrijke sociaal/economische problemen bij betrokken raken. Zo’n crisis zorgt voor onzekerheid en debatten in de wetenschap. Het vertrouwen in een paradigma verdwijnt zodanig dat er een revolutie ontstaat. Bij een revolutie wordt er gekozen voor een geheel nieuw paradigma en daarmee een heel nieuw wereldbeeld, met daarin andere feiten en relevante vragen. Dit heet een Gestalt switch. Je kunt volgens Kuhn dus ook niet in twee paradigma’s tegelijk geloven.
Paradigma’s zijn incommensurabel. Dat wil zeggen dat ze onvergelijkbaar zijn. Dit komt omdat twee paradigma’s een totaal andere kijk op de wereld geven en ze allebei een andere manier van observeren en andere feiten accepteren. Er is dus geen universele methode om twee paradigma’s met elkaar te vergelijken, waardoor de ene dus niet beter is dan de andere. Hierdoor is er geen vooruitgang in wetenschap. Dit is te vergelijken met het relativisme dat door Feyerabend verder is geradicaliseerd.

Paul Feyerabend
Feyerabend trok Kuhn’s ideeën radicaal door. Hij vond dat men geen demarcatie moest maken tussen echte en onechte wetenschap en geen methodologische voorschriften moest volgen (methodisch anarchisme). Dit zou de bloei van de wetenschap en de creativiteit belemmeren. Zijn motto was: ‘Anything goes’. Ook moest de staat zich niet bemoeien met de wetenschap.

Lakatos
Imre Lakatos heeft als laatste geprobeerd om wetenschap te scheiden van niet-wetenschap. Hij had kritiek op het relativisme van Kuhn en het gebruik van falsificatie door Popper. Door Kuhns relativisme kon er geen vooruitgang in de wetenschap zijn. Popper gooide volgens Lakatos alles veel te snel overboord, door een verkeerd gebruik van falsificatie. Falsificatie werkte volgens Lakatos namelijk alleen op individuele uitspraken en niet op complexe theorieën.

Lakatos kwam daarom met een nieuw idee, dat gebaseerd was op de theorieën van Popper en Kuhn. Zijn researchprogramma bevat een harde kern met daarin vaststaande ideeën dat te vergelijken is met Kuhns paradigma. En om deze harde kern bevindt zich een gordel van beschermende hulphypothesen en positieve heuristieken. De inhoud van de gordel valt te falsifiëren, wat overeenkomt met Popper’s ideeën. Deze gordel ligt niet vast en is vatbaar voor kritiek. Er vindt pas een paradigmaverschuiving plaats, als de kern onhoudbaar wordt.
Ook kunnen er meerdere rivaliserende researchprogramma’s naast elkaar bestaan. Een research programma is beter dan een ander als deze progressief is. Het progressieve programma maakt het verschil door positieve heuristiek. Positieve heuristiek is het vermogen om nieuwe onderzoeksvragen te genereren en nieuwe verschijnselen in de theorie onder te brengen. Dat bepaalt de groei van een research programma. Tegenover een progressief programma staat een degenererend programma, dat achter de feiten aanloopt. Het kan dus geen nieuwe vragen genereren, geen nieuwe verschijnselen opnemen en alleen achteraf reageren op de vooruitgang van andere programma’s.
Een progressief researchprogramma doet dus nieuwe voorspellingen, maar dat kan leiden tot willekeur. Daarom stelde Lakatos later dat een research programma progressief is als het op een natuurlijke manier nieuwe voorspellingen doet. Ze moeten dus vanuit het programma zelf komen en er niet achteraf bij worden gehaald (ad hoc).

Problemen
Ook de ideeën van Lakatos stuitten op problemen. Hij stelde namelijk dat degenererende researchprogramma’s gedurende een tijd mochten bestaan, tegen bescherming van te snelle falsificatie. De vraag is alleen hoe lang mag zo’n degenererend programma dan bestaan? Daar is geen regel voor, want je weet niet wat er in de toekomst gaat gebeuren. Daarom zijn Lakatos’ ideeën te vaag als methodologische maat.
Lakatos’ research programma geeft dus een beschrijving achteraf. Het geeft geen regels (bijvoorbeeld demarcatie) en is sterk gebaseerd op natuurwetenschap. Zijn theorie maakt echter wel duidelijk waarom wetenschappers vaak vasthouden aan een theorie/research programma.

 

Conclusie
Chalmers concludeert uit dit alles dat er geen universele methode is, maar dat tegelijkertijd niet alles kan. Wetenschap en onze kennis over methoden is tijdsgebonden, maar dat wil niet zeggen dat ‘anything goes’. Je kunt wel degelijk rationeel kritiek hebben. Een methode kan groeien en zich aanpassen, net als een theorie. Dus theorieën, feiten en methoden zijn feilbaar, maar kunnen worden verbeterd. We leren dus door continue interactie met de realiteit.
 

 

College 4: Overzicht Wetenschapsleer & Logica

 

Logisch positivisme
Het Logisch Positivisme domineerde de wetenschap tot 1960 en is in deze tijd nog steeds van invloed. Het logisch positivisme richt zich op de context of justification. Context of justification is de rechtvaardiging van een theorie op basis van logische- en ervaringsgronden. De waarheid van een theorie komt dus voort uit observatie-uitspraken. Feiten die door observatie zijn verkregen vormen de basis van wetenschap, wat vergelijkbaar is met de common sense view of science (Chalmers). Hierbij zijn feiten direct gegeven, betrouwbaar en onafhankelijk van theorie. Je kunt alleen iets observeren als het meetbaar is, daarom moet men een theoretisch begrip operationaliseren. Operationaliseren is aangeven hoe je een theoretisch begrip kunt meten (observeren). Een voorbeeld hierbij is IQ.

Het doel van logisch positivisme is het formuleren van een universele methode van wetenschap. Het demarcatiecriterium maakt hierbij onderscheid tussen wetenschap en pseudowetenschap (onzin). Dit leidt tot een vooruitgang in de wetenschap.
Het logisch positivisme maakt gebruik van twee vormen van logica: inductie en deductie. Inductie is het afleiden van een universele uitspraak uit bijzondere uitspraken. Er zijn vier categoriale beweringen bij het inductivisme. A en E zijn algemeen, terwijl I en O individueel zijn. Verder zijn A en I bevestigend, en E en O zijn ontkennend. Het doel van wetenschap is om tot een deductief-nomologische verklaring te komen. Hierbij wordt uit algemene wetten en begincondities (explanans) een conclusie afgeleid (explanandum). Een deductief-nomologische verklaring wordt verkregen door deductie. Deductie is een individuele uitspraak (conclusie) logisch afleiden uit andere uitspraken (premissen). De basisvorm hiervoor is een syllogisme. Modus ponens is zo’n syllogisme: Als P dan Q, P, dus Q.
Deductie wordt ook gebruikt voor verificatie, het toetsen van hypothesen. De redenering van een verificatie is als volgt: Als P dan Q, Q, dus P. Helaas geldt dit niet altijd, daarom wordt verificatie ook wel de drogreden van de consequens genoemd. De oplossing van dit probleem is confirmatie. Volgens Chalmers zijn feiten uitspraken over objecten in de buitenwereld, waardoor ze feilbaar zijn. Er heerst dus een inductieprobleem, aangezien inductie nooit zekerheid geeft.

Popper
Inductie en verificatie zijn geen logisch geldende redeneringen en geven dus geen zekerheid. Popper kwam daarom met het begrip falsificatie. Volgens Popper kunnen individuele gevallen namelijk algemene wetmatigheden falsifiëren. Hierbij geldt het syllogisme van de vorm modus tollens: Als P dan Q, niet Q, dus niet P. Door je te richten op de mogelijkheid van falsificatie van theorieën en hypothesen ontstaat een vooruitgang in de wetenschap. Zodra er falsificatie optreedt, moet de theorie worden vervangen door een nieuwe theorie. Deze heeft meer empirische inhoud als het meer mogelijke falsificaties bevat dan de vorige.
Volgens Chalmers legt Popper teveel nadruk op falsificatie en hij introduceert daarom sophisticated falsificationism. Volgens die theorie vindt er vooruitgang plaats door confirmatie van stoutmoedige gissingen en falsificatie van voorzichtige gissingen. Dit hangt af van de achtergrondkennis en die kennis verschuift natuurlijk. Een stoutmoedige gissing is onwaarschijnlijk gegeven de achtergrondkennis van die tijd. Achtergrondkennis zijn de theorieën die op een bepaald moment algemeen geaccepteerd zijn

Historische kritiek (Kuhn)
De historische kritiek richt zich op context of discovery; dit is de manier waarop een theorie, historisch gezien, tot stand is gekomen.
Volgens Kuhn bestaat in wetenschap de logische opeenvolging van voorwetenschap, paradigma en normale wetenschap. Toch zijn er altijd anomalieën, waarvan een teveel leidt tot een crisis en uiteindelijk een wetenschappelijke revolutie. Door een Gestalt-switch ontstaat vervolgens een nieuw paradigma. Van zo’n paradigma is er altijd maar één. Deze is alomvattend en bevat dus theoretische én praktische regels van onderzoek. Dit schept een algemeen wereldbeeld.
Verder zijn paradigma’s incommensurabel, wat betekent dat paradigma’s op geen enkele manier objectief met elkaar te vergelijken zijn, omdat er geen overkoepelende maatstaf is.
Feyerabend kwam hierdoor met het radicale idee van ‘Anything goes’. Dat houdt in dat er geen universele methode is voor wetenschap en dat er geen voorschriften zijn. Hij vond dat we een scheiding van staat en wetenschap moesten hebben. Elke wetenschap kent een ideologie en daarom is er sprake van relativisme.

 

Lakatos
Lakatos maakte een combinatie van Popper en Kuhn door te komen met zijn researchprogramma’s. Hierbij is er een harde kern van beweringen waaraan wordt vastgehouden (te vergelijken met een paradigma bij Kuhn). Daar omheen bevindt zich een gordel van falsifieerbare hypothesen, welke vatbaar zijn voor kritiek en de harde kern beschermen (falsificatie van Popper). Dit model wordt ook wel het perzikmodel genoemd.
Volgens Lakatos kunnen er, in tegenstelling tot Kuhn, wel verschillende rivaliserende researchprogramma’s naast elkaar bestaan. De keuze tussen researchprogramma’s wordt bepaald door positieve heuristiek. Dit is het vermogen om nieuwe onderzoeksvragen te stellen en nieuwe voorspellingen te doen. Hiermee groeit een researchprogramma. Met een positieve heuristiek komt men tot progressieve programma’s. Hier tegenover staan de degenererende researchprogramma’s, welke achter de feiten aanlopen.
Lakatos kwam later nog met het feit dat verklaringen natural moeten zijn. Dit betekent dat de verklaringen voort moeten komen uit het programma zelf en niet ad hoc zijn.

 

Quine-Duhem stelling
De Quine-Duhem stelling was een aanval op de falsificatietheorie van Popper. Observatie uitspraken zouden niet afzonderlijk beoordeeld kunnen worden, omdat ze deel uitmaken van grotere theorieën. Bij een negatieve uitkomst van een test is het tevens onduidelijk wat er precies is gefalsifieerd.
Chalmers concludeert dat zowel theorieën, feiten en methoden feilbaar zijn, maar te allen tijde kunnen worden verbeterd. We leren door voortdurend in interactie te zijn met de realiteit.

 

 

College 5: Critical Thinking H1 – H4.

 

Je kunt je afvragen wat ‘critical thinking’ precies inhoudt. Je zou het kunnen toetsen door na te gaan of ons denken voldoet aan logische criteria.

Ontstaan van denkfouten
Denkfouten vind je overal. Ze zijn grofweg onder te verdelen in drie soorten. De eerste is het onjuiste of misleidende gebruik van argumenten. De argumenten moeten namelijk wel de conclusie onderbouwen, want het gaat ten slotte om de redenering. Ten tweede worden er soms verkeerde conclusies getrokken uit de gegeven argumenten. Ten slotte worden manipulatieve argumentatietechnieken gebruikt om zo via emotie een ‘denkfout’ te creëren.

Denkfouten kunnen ontstaan door allerlei mogelijkheden, een paar voorbeelden zijn het onderwerp, de proefopzet en generalisatie naar ‘de echte wereld’. Vooral aan dit laatste maakt de media zich vaak schuldig. Die brengen bijvoorbeeld onderzoeksbevindingen zo uit dat de suggestie wordt gewekt dat deze ook van toepassing zijn op mensen. Een voorbeeld daarvan is dat er door de media geconcludeerd wordt dat ‘zelfbewuste vrouwen dochters krijgen’. Dit is een conclusie uit een onderzoek bij meelwormen. Zo wordt er van meelwormen naar mensen gegeneraliseerd.

Bewering, opinion, claim, argument, premisse, conclusie
Er is nogal wat verwarring over de verschillende begrippen die opduiken naar aanleiding van argumentatie. Zo betekenen het woord bewering en claim hetzelfde. Dit is een vermoeden of mening die door iemand wordt uitgesproken. De reden waarom diegene denkt dat de bewering waar is, noemen we het argument. Een argument bestaat verder uit twee delen; de premisse en de conclusie. Sommige beweringen hebben geen argumentatie nodig.
Bij redeneren gaat het er vooral om of de claim waar is op basis van de genoemde argumenten en gaat het niet om de waarheid zelf. Waarheid kan iets zijn waar je het mee eens bent, maar het blijft een vaag begrip. Toch hebben we allemaal wel een beetje een idee over het waarheidsgehalte van een uitspraak.

Subjectivisme
Het subjectivisme stelt dat elke mening even goed is en dat waarheid is wat je zelf de waarheid vindt. Belangrijk hierbij is het verschil tussen objectief en subjectief. Bij subjectieve uitspraken kan je de contradiction test toepassen: volgens die test moeten beide kanten van een probleem verdedigbaar zijn.

Moreel subjectivisme
Zodra een uitspraak een evaluatie bevat noemen we deze uitspraak een waardeoordeel (value judgement). Deze hoeft niet subjectief te zijn, maar er zijn wel bepaalde (niet universele) standaarden waartegen een waarde kan worden getoetst. Zo weten de meeste mensen dat er een groot verschil zit tussen kippen bij de poelier en kippen die op een boerderij rondlopen. Zodra de poelier een kip slacht van een boerderij, dan zit de poelier fout, maar van de dode kippen in zijn winkel, zegt niemand wat.

Cognitieve biases
Het blijkt dat mensen niet zulke rationele wezens zijn als altijd gedacht is. We laten ons leiden door subjectieve processen. We hechten meer waarde aan subjectieve waarde dan aan objectieve waarde (‘utiliteit’). We hebben bijvoorbeeld een grotere hekel aan het verliezen van twintig euro dan dat we blij worden van het winnen van twintig euro. De objectieve waarde (twintig euro) is echter hetzelfde. Ook zijn we erg slecht in het inschatten van risico’s en kansen. Mensen denken bijvoorbeeld dat er jaarlijks veel mensen sterven door een aanval van een haai. Dit is niet zo, maar als het gebeurd is is het overal in het nieuws en dus denken mensen dat de kans dat het gebeurt groot is (beschikbaarheidsheuristiek/availability heuristic).

Men denkt bijvoorbeeld dat aan een ernstige situatie ook verschrikkelijke dingen ten grondslag moeten liggen. Daardoor wordt het aantal rechercheurs dat aan een misdrijf wordt gekoppeld vaak ernstig overdreven. Dit noemen we de outcome bias. Verder is er nog de hindsight bias, dit houdt in dat dingen altijd logischer zijn als je ze achteraf bekijkt. Tot slot heb je nog het bandwagon effect, dit wil zeggen dat de waarheid van een stelling afhangt van de populariteit ervan, dus hoeveel mensen het eens zijn met die stelling.

Argumenten
Een argument is niet hetzelfde als een verklaring. Een voorbeeld van een argument is: ‘De hond krabt, omdat hij vlooien heeft’. En zo kan: ‘De mand van de hond zit vol met vlooien’ een verklaring zijn voor het feit dat de hond vlooien heeft.

Een argument is een poging om iemand te overtuigen. Meestal gaat het dan niet om het waarheidsgehalte van de argumenten, maar om de relatie tussen de argumenten en de gemaakte claim.
Soms zijn argumenten onwaar, maar dit is meestal niet met kwade opzet. De geurproef bij misdrijven is hiervan een goed voorbeeld. Het blijkt namelijk dat de hondenbegeleider weet welk sample van de verdachte is. Daardoor kan het zijn dat de begeleider onbewust de hond naar de goede sample gestuurd heeft.
Ook kunnen bepaalde ondervragingstechnieken een verkeerde uitwerking hebben. Zo bekennen sommige mensen een moord, die ze in werkelijkheid helemaal niet hebben gepleegd, doordat ze onderhevig zijn aan dwingende ondervragingstechnieken.

Vaagheid, Ambiguïteit en Definities
Soms is de betekenis van een zin niet helemaal duidelijk, maar ook begrippen kunnen vaag zijn. Begrippen als ‘rijk’, ‘gelukkig’ en ‘gezond’, maar zelfs het begrip ‘kaal’ is vaag. Hoeveel haren moet je bijvoorbeeld uit je baard trekken voordat het een sik wordt? Er is hierbij geen strikte grens te trekken. Vaagheid kan ook komen door complexiteit.

Door vaagheid kan informatie manipulerend werken. Denk bijvoorbeeld aan aanbiedingen van de supermarkt, deze zijn soms helemaal niet goedkoper. Ook de woorden vernieuwd en verbeterd zijn manipulatief. Dat soort woorden hebben een emotionele lading, maar wat betekenen ze eigenlijk?

Een woord of zin is ambigu als het meer dan 1 betekenis heeft.

Het belangrijkste doel van een definitie is de betekenis van een woord weergeven. Je kunt met een definitie ook emoties uitlokken: Rap is slechte poëzie uitgevoerd door mensen die niet kunnen zingen. Dit is geen objectieve definitie, maar hiermee probeer je een waardeoordeel te geven over muziek.

Waar of niet?
Of een bewering waar is, is tot op zekere hoogte een kwestie van vertrouwen. Over het algemeen is een bewering waar als het uit een betrouwbare bron komt, als het in overeenstemming is met de eigen observaties, met iets dat we al wisten of met andere beweringen. Betrouwbaarheid blijkt af te hangen van de gelijkenis met jezelf. Hoe meer de persoon op jezelf lijkt, hoe betrouwbaarder je die persoon vindt. Ook maken we heel snel waarheidsoordelen. Niet op basis van rationele argumenten, maar op basis van emotionele inschattingen.

Waar het boek verder nog voor waarschuwt is het te snel vertrouwen van dingen. Reclames zijn per definitie niet te vertrouwen zijn, want ze maken uitsluitend gebruik van technieken die emoties uitlokken. De media zijn ook minder betrouwbaar dan ze lijken. Een voorbeeld hiervan is dat het nieuws in alle verschillende kranten eigenlijk maar uit een beperkt aantal bronnen komt.

 

 

College 6: Critical Thinking H5 – H7

 

Overtuigen en retoriek

Retoriek is een methode om argumenten een positieve of negatieve bijklank te geven. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van eufemistisch of dysfemistisch taalgebruik. Men kan iemand overtuigen door gebruik te maken van stereotypen, toespelingen, beladen vragen, weasels en downplayers. Een voorbeeld van een weasel is: ‘Dit product is dermatologisch getest’. Heel veel mensen trappen hierin, er wordt hier namelijk niet gezegd wat de resultaten van deze tests zijn. Wellicht zijn deze resultaten heel erg slecht. Bij een downplayer worden bepaalde woorden gebruikt om je te laten denken dat de informatie negatief geladen is. Zo kan bij het woord kwakzalver, ook het woord magisch of zogenaamd worden gebruikt om het geheel in een negatieve sfeer te plaatsen. Ook beelden zijn erg gevoelig voor manipulatie, denk bijvoorbeeld aan fotoshoppen of in scène gezette foto’s. Wat vaak ook gedaan wordt door mensen is het gebruik van hyperbolen of het belachelijk maken van iets of iemand.

 

Fallacies

Fallacies zijn nepargumenten, ze lijken een conclusie lijkt te ondersteunen, maar doen dat in werkelijkheid niet. In de rest van dit college worden de belangrijkste fallacies besproken. Deze fallacies of drogredeneringen kunnen elkaar overlappen en er zijn er nog veel meer dan de paar die in dit college besproken worden.

 

Argument from outrage

Hierbij gaat het niet meer om het argumenteren van claims, maar worden er alleen maar beschuldigingen geschreeuwd. Hieraan gerelateerd is scape goating. Hierbij geeft men het ‘systeem’ of een groep de schuld van alle problemen. Berlusconi is heel goed in het schreeuwen van beschuldigingen; zo zou je wel gek moeten zijn om rechter te worden; rechters zijn namelijk gek, zowel politiek gezien als van naturen.

 

Scare tactic

Bij deze drogredenering probeer je niet zozeer een argument voor of tegen te geven, maar probeer je mensen angst aan te jagen met beelden of woorden. Hierdoor kan men iemand ergens mee laten instemmen. Zo is er campagne gevoerd tegen kernenergie, met plaatjes van een nucleaire bom. Men kan met fotoshoppen een indrukwekkend beeld bij mensen oproepen. Hierbij kun je denken aan het donker maken van een vulkaanwolk, om deze dreigender over te laten komen.

Ook taalgebruik kan angst aanjagen. Zo heeft niemand zin in test tube food. Vooral de woorden explosie en onveilig worden veelvuldig gebruikt om de maatschappij onnodig angst aan te jagen. Onveilig heeft meestal betrekking op het niet naleven van bepaalde regels, wat dus een heel ander idee is dan waar de meeste mensen aan denken bij het lezen van het woord onveilig.

 

Wishful thinking

Hierbij nemen we een argument aan op grond van het feit dat we een prettig gevoel krijgen als het argument waar zou zijn. Hierbij wordt dus heel erg met de emotie van mensen gespeeld. Aangezien je wilt dat iets waar is, geloof je het argument. Paragnosten maken hiervan gretig gebruik, ook al is het te mooi om waar te zijn. Denk hierbij vooral aan de mailtjes die je vertellen dat je bent uitgekozen om 1 miljoen euro te ontvangen et cetera.

 

Group think

Dit is een van de belangrijkste en meest robuuste effecten. Als men tot een groep behoort, is de trots op het lidmaatschap van een groep belangrijker dan de redelijkheid. Het ingenomen standpunt staat dus eigenlijk al vast. Het idee van de groep, is ook jouw idee. Je doet een beroep op het groepsgevoel, het gaat niet meer om de objectieve waarheid.

 

Red herring

Deze rare naam is ontstaan door een trucje van dieven. Zij gooiden een rode haring in een andere richting dan zijzelf vluchtten. De speurhond zou zo afgaan op de overheersende geur van de rode haring, waardoor de dief makkelijker kon vluchten. Deze drogredenering heeft dan ook als doel om een vals spoor te creëren. Een voorbeeld van een red herring is: De parkeerboete is niet terecht, want met het aantal criminelen dat hier rondloopt, heeft u als politie wel wat anders te doen dan mij bekeuren. De politie zou dus boeven moeten vangen. Dit doet echter niet af aan het feit dat jij ook fout bent.

 

Ad Hominem

De meest gebruikte drogredenering is Ad Hominem. Bij ad hominem wordt niet naar de argumenten gekeken, maar haalt men de persoon die de bewering maakt onderuit (op de man spelen). Er wordt dus verwezen naar (niet relevante) eigenschappen van die persoon om zo de ‘waarheid’ van een stelling te betwisten. Zo vinden sommige mensen dat men euthanasie niet mag goedkeuren, als men de Nazi’s afkeurt. De Nazi’s waren immers ook voor euthanasie. Een ander voorbeeld is dat een arts zijn geloofwaardigheid verliest als hij adviezen geeft over gezond leven (niet roken, afvallen), wanneer deze zelf ongezond leeft (rookt, te zwaar is).

 

Genetic Fallacy

Hierbij gebruiken mensen de geschiedenis van iets als enige onderbouwing van een bewering. Men probeert een bepaalde claim te onderbouwen door de oorsprong ervan ter discussie te stellen. Een voorbeeld hiervan is iemand die zegt dat mensen die een trouwring dragen seksistisch zijn, omdat de ring oorspronkelijk een symbool was van de enkelbanden die vrouwen droegen die ervoor moesten zorgen dat ze niet weg konden lopen.

 

Straw men

Bij straw men neemt iemand een claim van iemand anders over. Aan deze claim verandert hij een paar kleinigheden om vervolgens de aangepaste claim onderuit te halen. Degene lijkt hiermee ook het oorspronkelijke argument onderuitgehaald te hebben. Er is als het ware een afbreekbaar bouwwerk van de claim gemaakt. Deze drogredenering wordt straw men genoemd, omdat het lijkt op het strooien popje waar men om de beurt een strootje uit mag trekken tot het popje in elkaar stort. Deze strategie kan erg effectief zijn, maar is tegelijkertijd heel erg opvallend.

 

False Dilemma

Deze drogredenering wekt het idee dat er maar twee mogelijkheden zijn bij een bepaalde claim. Alle nuances worden dus weggelaten. De evolutie of de schepping? Of je bent voor me of je bent tegen me.

 

Hasty conclusion

Bij een hasty conclusion wordt nogal kort door de bocht geredeneerd. Daarbij worden er verkeerde relaties gelegd tussen oorzaak en gevolg. Meestal wordt hierbij iets of iemand aangevallen waar men toch al een hekel aan had. Er wordt dus een compleet verkeerde oorzaak-gevolg relatie getrokken en men kijkt niet meer naar de alternatieve verklaringen.

 

Post hoc, ergo propter hoc

Bij deze drogredenering worden oorzaak en gevolg omgedraaid. Een voorbeeld: De zon komt altijd op, nadat de haan gekraaid heeft. Dus de zon komt op omdat de haan kraait. De temporale relatie wordt hier verward met de causale relatie. Zo zouden antidepressiva helpen bij een depressie. Maar zonder de pillen blijkt de depressie ook te verbeteren. De depressie wordt dus niet verminderd door het gebruik van de pillen. Een ander voorbeeld is dat je vast wel eens iemand hebt horen zeggen dat hij of zij aan je dacht vlak voor je hem of haar hebt opgebeld en dat dat geen toeval kon zijn!

 

‘Argument’ from popularity

Hierbij hangt de waarheid af van de mate van populariteit van een bepaalde mening. Er wordt dus een beroep gedaan op aantallen.

 

Kritisch denken

Concluderend kunnen we stellen dat kritisch denken een essentiële vaardigheid is voor onder andere academici. We moeten daarom bepaalde vaardigheden hebben als het gaat om het beoordelen van argumenten.

Let op: een samenzweringstheorie kan wel waar zijn! Zo bestaan er werkelijk geheime gevangenissen in de VS.

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

College- en werkgroepaantekeningen bij Psychologie en Wetenschap - UL

College-aantekeningen bij Psychologie en Wetenschap aan de Universiteit Leiden - 2014/2015

College-aantekeningen bij Psychologie en Wetenschap aan de Universiteit Leiden - 2014/2015

Let op: dit zijn de collegeaantekeningen uit studiejaar 2014-2015. Verwijzingen naar de verplichte stof zijn mogelijk niet meer actueel.


College 1: Logisch positivisme & Categoriale logica

Al heel lang vraagt men zich af wat wetenschap is en hoe men wetenschap moet bedrijven. In de loop der jaren zijn hier verschillende visies op geweest, met als belangrijkste het logisch positivisme (L-P). Logisch positivisme werd lange tijd (tot 1960) gezien als de standaard theorie over wetenschap en is gebaseerd op de natuurwetenschap. Het L-P is van grote invloed geweest op de status van psychologie als wetenschap en ook nu is het nog van invloed op o.a. het vak Methode & Technieken.

Logisch positivisme aan de hand van een voorbeeld


Een klassiek model van wetenschappelijk onderzoek is het infectiemodel van Semmelweis. In 1844 werkte Semmelweis als arts in het ziekenhuis in Wenen. Hij vroeg zich af hoe het kwam dat er al jarenlang op kraamafdeling 1 een veel hoger sterftecijfer was dan op kraamafdeling 2.

De standaard visie in die tijd was dat ziekten ontstonden door ‘epidemische’ invloeden, kortweg ‘slechte’ lucht (De ziekte ‘malaria’ heeft hier haar naam aan te danken; slechte lucht is in het Latijn: mal-aria). Dit verklaarde echter niet het verschil tussen de twee afdelingen. Daarnaast hadden vrouwen die onderweg naar het ziekenhuis begonnen te bevallen veel minder kans op kraamkoorts. Daarom ging Semmelweis systematisch op zoek naar een verklaring. Hij testte verschillende hypothesen maar kwam niet tot een significant verschil tussen de twee afdelingen. In 1847 is er een doorbraak; zijn collega arts Kolletscha wordt verwond door een student tijdens een autopsie-les en sterft vervolgens. Zijn ziektebeeld komt overeen met die van de vrouwen. Het blijkt dat ‘Lijkstof’, rottende stof in de bloedbaan, de oorzaak is van het hogere sterftecijfer op kraamafdeling 1, studenten gaan namelijk direct van de autopsie-les (alleen) naar kraamafdeling 1 gaan om daar de vrouwen te onderzoeken. Door het chemisch reinigen van de handen daalt het sterftecijfer binnen enkele maanden. De hypothese wordt later nog uitgebreid. Semmelweis kwam tot de conclusie dat wondkoorts ontstaat door infectie. 


Er is veel weerstand tegen Semmelweis’ ideeën, de methode van handen wassen is namelijk erg pijnlijk en het idee dat artsen verantwoordelijk zijn voor een ziekte wekt veel weerstand op. Hij wordt ontslagen en gaat naar Budapest om daar te werken in een ziekenhuis. In 1850-1856 is het sterftecijfer in zijn ziekenhuis minder dan 1%. In 1861 publiceert hij zijn boek: ‘Die Ätiologie, der Begriff und die Prophylaxis des Kindbrettfiebers´. Semmelweis zocht.....read more

Access: 
JoHo members
Psychologie en Wetenschap -UL - StudyNotes (2012-2013)

Psychologie en Wetenschap -UL - StudyNotes (2012-2013)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


College 1: Logisch positivisme & Categoriale logica

 

Al heel lang vraagt men zich af wat wetenschap is en hoe men wetenschap moet bedrijven. In de loop der jaren zijn hier verschillende visies op geweest, met als belangrijkste het logisch positivisme (L-P). Logisch positivisme werd lange tijd (tot 1960) gezien als de standaard theorie over wetenschap en is gebaseerd op de natuurwetenschap. Het L-P is van grote invloed geweest op de status van psychologie als wetenschap en ook nu is het nog van invloed op o.a. het vak Methode & Technieken.

 

Logisch positivisme aan de hand van een voorbeeld
Een klassiek model van wetenschappelijk onderzoek is het infectiemodel van Semmelweis. In 1844 werkte Semmelweis als arts in het ziekenhuis in Wenen. Hij vroeg zich af hoe het kwam dat er al jarenlang op kraamafdeling 1 een veel hoger sterftecijfer was dan op kraamafdeling 2.

De standaard visie in die tijd was dat ziekten ontstonden door ‘epidemische’ invloeden, kortweg ‘slechte’ lucht (Latijn: mal-aria). Dit verklaarde echter niet het verschil tussen de twee afdelingen. Daarom ging Semmelweis op zoek naar een verklaring. Hij testte verschillende hypothesen, maar kwam niet tot een significant verschil tussen de twee afdelingen. In 1847 is er een doorbraak; een collega arts wordt verwond door een student tijdens een autopsie-les en sterft vervolgens. Zijn ziektebeeld komt overeen met die van de vrouwen. Het blijkt dat ‘Lijkstof’, rottende stof in de bloedbaan, de oorzaak is van het hogere sterftecijfer op kraamafdeling 1. Aangezien studenten direct van de autopsie-les (alleen) naar kraamafdeling 1 gaan om daar de vrouwen te onderzoeken.

Door het chemisch reinigen van de handen, daalt het sterftecijfer binnen enkele maanden. De hypothese wordt later nog uitgebreid. Semmelweis kwam tot de conclusie dat wondkoorts ontstaat door infectie.
Er is veel weerstand op Semmelweis’ ideeën, de methode van handen wassen is namelijk erg pijnlijk en het idee dat artsen verantwoordelijk zijn voor een ziekte wekt veel weerstand op. Hij wordt ontslagen, maar in 1861 publiceert hij zijn boek: ‘Die Ätiologie, der Begriff und die Prophylaxis des Kindbrettfiebers´. Semmelweis zocht dus een verklaring (der Begriff) voor het ontstaan van de ziekte. Maar wat is een verklaring? Het is toetsbare voorspellingen genereren. Verklaringen zijn niet hetzelfde als pseudo-verklaringen, waarin iets alleen maar een label opgeplakt krijgt. Een hypothese (verklaring) selecteert de relevante feiten uit een stroom van informatie. Zo kun je gericht onderzoek doen naar de relevante feiten in plaats van alles maar te willen verklaren. Logisch.....read more

Access: 
Public
P&W overzicht college 2

P&W overzicht college 2

College 2

Categoriale logica: geven van verklaringen 

Propositie logica: analyseren van proposities, wanneer zijn ze waar en wanneer niet. Je kijkt naar de status van de hele zin, het gaat om de waarheid van de hele zin, niet om een onderdeel daarvan. Vooral verificatie. Toetsen hypothesen.

Twee soorten: enkelvoudig en samengestelde

  • Enkelvoudige proposities kunnen niet verder worden ontleed. Via een observatie moet je bepalen of ze waar zijn of niet. 
  • Samengestelde proposities ontstaan uit eenvoudigere proposities door gebruik van voegwoorden (en; of; als dan). De voegwoorden bepalen of de zin waar is of niet. 

De voegwoorden en negatie hebben waarheidstabellen. 

Waarheidstabellen: laat zien hoe de waarheid van een samengestelde propositie volgt uit deel-proposities. 

Verificatie: theorie (algemene uitspraak) die overeenstemt met observatie is waar

Confirmatie: theorie (algemene uitspraak) die overeenstemt met observatie wordt bevestigd 

Modus Ponens: stellende wijs, afkappingsregel àP=1; Q=1; als P dan Q, 

Modus Tollens: opheffende wijs, falsificatie àP=0; Q=0; als P dan Q = 1

Verificatie hypothese: hypothese bevestigen, na bevestiging stoppen met zoeken. 

Popper: was het oneens met wetenschappers. Hij vond dat een theorie falsificeerbaar dient te zijn. We leren meer van onze fouten: kennis groeit bij poging fouten te verbeteren. Objectieve kennis is kennis die bekritiseerd kan worden. 

Popper geeft ander demarcatie-criterium: een theorie is wetenschappelijk als het gefalsifieerd kanworden. Een theorie die niet gefalsificeerd kan worden heeft geen empirische inhoud.  

Falsificatie: aantonen dat iets niet klopt. 

Tautologie: uitspraak die altijd waar is: als P dan P àals het vriest, dan vriest het = niet falsificeerbaar àgeeft geen nieuwe informatie 

Contradictie: uitspraak die altijd niet waar is: P en niet P àhet vriest en het vriest niet 

Duhem-Quine stelling: aanval op falsificatie, het is niet duidelijk wat er gefalsificeerd wordt bij een negatieve uitkomst. Observatie uitspraken kun je niet afzonderlijk toetsen. Bij negatieve test kun je de uitspraak behouden en iets anders in de theorie veranderen (VB: het meetinstrument (IQ-test: meetinstrument is verkeerd).

Access: 
JoHo members
College- werkgroepaantekeningen week 4 en 5 (P&W)

College- werkgroepaantekeningen week 4 en 5 (P&W)

Bevat de college- en werkgroepaantekeningen van week 4 en 5.


College 4: Overzicht Wetenschapsleer & Logica (12-05-2015)

Logisch positivisme

Het Logisch Positivisme domineerde de wetenschap tot 1960 en is in deze tijd nog steeds van invloed. Het logisch positivisme richt zich op de context of justification. Context of justification is de rechtvaardiging van een theorie op basis van logische- en ervaringsgronden. De waarheid van een theorie komt dus voort uit observatie-uitspraken. Feiten die door observatie zijn verkregen vormen de basis van wetenschap, wat vergelijkbaar is met de common sense view of science (Chalmers). Hierbij zijn feiten direct gegeven, betrouwbaar en onafhankelijk van theorie. Je kunt alleen iets observeren als het meetbaar is, daarom moet men een theoretisch begrip operationaliseren. Operationaliseren is aangeven hoe je een theoretisch begrip kunt meten (observeren). Een voorbeeld hierbij is intelligentie meten door middel van een IQ score.

 

Het doel van logisch positivisme is het formuleren van een universele methode van wetenschap. Het demarcatiecriterium maakt hierbij onderscheid tussen wetenschap en pseudowetenschap (onzin). Dit leidt tot een vooruitgang in de wetenschap.

 

Het logisch positivisme maakt gebruik van twee vormen van logica: inductie en deductie. Inductie is het afleiden van een universele uitspraak uit bijzondere uitspraken. Er zijn vier categoriale beweringen bij het inductivisme. A en E zijn algemeen, terwijl I en O individueel zijn. Verder zijn A en I bevestigend, en E en O zijn ontkennend.

 

Het doel van wetenschap is om tot een deductief-nomologische verklaring te komen. Hierbij wordt uit algemene wetten en begincondities (explanans) een conclusie afgeleid (explanandum). Een deductief-nomologische verklaring wordt verkregen door deductie. Deductie is een individuele uitspraak (conclusie) logisch afleiden uit andere uitspraken (premissen). De basisvorm hiervoor is een syllogisme. Modus ponens is zo’n syllogisme: Als P dan Q, P, dus Q.

 

Deductie wordt ook gebruikt voor verificatie, het toetsen van hypothesen. De redenering van een verificatie is als volgt: Als P dan Q, Q, dus P. Helaas geldt dit niet altijd, daarom wordt verificatie ook wel de drogreden van de consequens genoemd. De oplossing van dit probleem is confirmatie. Volgens Chalmers zijn feiten uitspraken over objecten in de buitenwereld, waardoor ze feilbaar zijn. Er heerst dus een inductieprobleem, aangezien inductie nooit zekerheid geeft. Bewijzen hoort thuis in de logica, niet in de wetenschap.

 

 

Popper

Inductie en verificatie zijn geen logisch geldende redeneringen en geven dus geen zekerheid. Popper kwam daarom met het begrip falsificatie. Volgens Popper kunnen individuele gevallen namelijk algemene wetmatigheden falsifiëren. Hierbij geldt het syllogisme van de vorm modus tollens: Als P dan Q, niet Q, dus niet P. Dit is de opheffende wijs. Door je te richten op de mogelijkheid van falsificatie van theorieën en hypothesen ontstaat.....read more

Access: 
Public
Psychologie en Wetenschap: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2707
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Follow the author: Psychology Supporter