Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen januari 2016


Vragen

Vraag 1 (30 punten)

Meneer Hiensch woont in de oude dorpskern van Woubrugge (gemeente Alpen aan den Rijn). Uit duurzaamheidsoverwegingen wil zij graag haar woning laten voorzien van fundering. De Subsidieverordening Duurzaamheid 2012-2016 van de gemeente heeft als doel particulieren te stimuleren milieuvriendelijke verbeteringen aan hun woning aan te brengen. Op dinsdag 12 mei 2015 belt Meneer Hiensch met de gemeente over zijn plannen om haar woning te isoleren. De ambtenaar die ze aan de lijn heeft, zegt dat er nog voldoende geld in de pot zit en zegt: “Als u deze week nog een aanvraag indient, zullen al uw kosten zeker voor subsidie in aanmerking komen”. Op vrijdag 15 mei 2015 dient Meneer Hiensch een subsidieaanvraag in, voor een bedrag van €4.000,-, conform de door haar ontvangen offerte van de aannemer. Op 23 juni 2015 ontvangt zij van het college van burgemeester en wethouders de beschikking tot subsidieverlening ex artikel 4:29 Awb, waarbij subsidie wordt toegekend tot een bedrag van €1.800,-. In de beschikking wordt gewezen op artikel 11 lid 2 Subsidieverordening, op grond waarvan maximaal 50% van de kosten voor subsidie in aanmerking komen. In de beschikking wordt aangegeven dat na uitvoering van de werkzaamheden een melding bij het college dient te worden gedaan, zodat daarna gecontroleerd kan worden of de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de subsidie definitief kan worden vastgesteld.

Artikel 11 lid 2 van de Subsidieverordening luidt:

“Het College verleent niet meer subsidie dan 50% van de geoffreerde kosten voor de betreffende maatregel, tenzij uit duurzaamheidsoogpunt een volledige vergoeding gewenst is.” Meneer Hiensch maakt tijdig bezwaar tegen de subsidieverlening. Hij voert aan dat ze erop mocht vertrouwen dat de volledige aanvraag van € 4.000,- zou worden verleend. Als de werkzaamheden op 9 november 2015 door de aannemer zijn verricht, maakt hij daarvan dezelfde dag nog melding bij het college. De week daarop vindt een controle plaats en de ambtenaar stelt vast dat de bodemisolatie is uitgevoerd conform de verleningsbeschikking. Op 22 december 2015 stelt het college de subsidie definitief vast op € 1.800,-. Bij beslissing op bezwaar van 13 november 2015 verklaart het college het bezwaar van Meneer Hiensch ongegrond; het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt afgewezen. Meneer Hiensch is verbijsterd over de inhoud van de beslissing op bezwaar en is vastberaden hiertegen beroep in te stellen. Echter, als de beroepstermijn verstrijkt in de week voor kerst, vergeet hij het beroepschrift te versturen.

Het is inmiddels midden januari 2016 en Meneer Hiensch vraagt zich af wat hij nu nog kan doen, nu hij geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Hij overweegt naar de civiele rechter te stappen om haar schade van €2.200,- vergoed te krijgen. Hij benadert u als advocaat. Schrijf een brief waarin u gemotiveerd antwoord geeft op de volgende vragen van Meneer Hiensch.

Vraag 1a

Is er in artikel 11 lid 2 Subsidieverordening sprake van beleidsvrijheid en/of van beoordelingsvrijheid?

Vraag 1b

Hoe beoordeelt u de rechtmatigheid van de beslissing op bezwaar van 13 november 2015, waarbij het beroep van Meneer Hiensch op het vertrouwensbeginsel is afgewezen? Besteed daarbij aandacht aan alle voorwaarden voor een geslaagd beroep op dit beginsel.

Vraag 1c

Is het mogelijk om bij de civiele rechter alsnog schadevergoeding van € 2.200,- te vorderen? Besteed daarbij aandacht aan de bevoegdheid van de civiele rechter en de (on)mogelijkheid tot inhoudelijke beoordeling van de beslissing op bezwaar door de civiele rechter.

Vraag 2 (25 punten)

Themapark Hertjes BV heeft al jarenlang lang de wens haar park, gelegen in de bossen van Vierhouten (gemeente Nunspeet) uit te breiden met 5 nieuwe attracties. Tot op heden weigert de gemeente(raad) hieraan medewerking te verlenen, maar nu de gemeente kampt met zwerfproblemen van vluchtelingen doordat er weinig te doen is, is zij toch bereid mee te werken, op de voorwaarde dat Hertjes BV vluchtelingen korting zal aanbieden. Het hoofdzakelijk christelijke gemeentebestuur wil op deze manier vanuit christelijke barmhartigheid vluchtelingen helpen. Partijen sluiten een overeenkomst, waarin het volgende wordt afgesproken;

  • de gemeente verkoopt de aangrenzende 4 hectare grond aan Het Veluws Hert ten behoeve van de gewenste uitbreiding van het themapark;

  • de gemeenteraad spant zich in een nieuw bestemmingsplan vast te stellen, dat de basis biedt voor de uitbreiding van het themapark met 5 nieuwe attracties op deze 4 hectare;

  • Hertjes BV verbindt zich om per direct gedurende 8 maanden 200 vluchtelingen met korting naar binnen te laten in het themapark. De gemiste winst wordt door de gemeente vergoed.

Vraag 2a

Met wie sluit Hertjes BV deze overeenkomst? (5 punten)

Vraag 2b

Hoe kwalificeert u deze overeenkomst en is op de uitvoering van deze overeenkomst het privaatrecht en/of het publiekrecht van toepassing? (10 punten)

Hertjes BV voldoet aan haar verplichtingen en laat 200 vluchtelingen met korting naar binnen. Daarna wordt de grond geleverd. De gemeenteraad stelt bovendien een nieuw bestemmingsplan voor het gebied vast, maar dat voorziet slechts in een uitbreiding met 3 attracties. De gemeenteraad vindt dat een uitbreiding met 5 attracties een te grote negatieve impact op het omliggende natuurgebied zou hebben; 3 attracties zou nog net aanvaardbaar zijn. Hertjes BV overweegt juridische stappen tegen de gemeente en/of de gemeenteraad.

Vraag 2c

Welke juridische mogelijkheden heeft Hertjes BV bij niet-nakoming van de overeenkomst? Verwijs in uw antwoord naar relevante jurisprudentie. (10 punten)

Vraag 3 (20 punten)

De heer Marsman voert sinds 2000 een eigen praktijk als neuroloog in Groningen. Bij beslissing van het Tuchtcollege is aan Marsman de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving als arts in het register ex artikel 3 van de Wet op de Beroepen in de individuele Gezondheidszorg (Wet BIG; niet in uw wettenbundel). Vanaf 25 juni 2016 mag Marsman de wettelijk erkende en beschermde titel van neuroloog niet meer voeren.

Op 12 december 2016 is het praktijkadres van Marsman gecontroleerd door de inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De inspecteur constateert dat op het naamplaatje naast de

deur van de praktijk nog altijd ‘L. M. Marsman, neuroloog vermeld staat. Artikel 17 lid 2 Wet BIG bevat het verbod tot het voeren van een krachtens die wet erkende specialistentitel, tenzij dit recht is toegekend op grond van artikel 17 lid 1 Wet BIG. Artikel 100 Wet BIG luidt:

“Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens deze wet.”

Vraag 3a

Wat houdt de beginselplicht tot handhaving in en geldt deze verplichting ook voor de Minister ten aanzien van het opleggen van bovengenoemde bestuurlijke boete? (5 punten)

Voordat de inspecteur een rapport van de geconstateerde overtreding opstelt, vraagt hij zich af of hij Marsman moet horen over de voorgenomen boeteoplegging.

Vraag 3b

Is de inspecteur verplicht Marsman te horen voordat de boete wordt opgelegd en is Marsman verplicht te antwoorden? (7 punten)

De Minister van VWS besluit aan Marsman een boete op te leggen van €3.225,-.

Vraag 3c

Leg uit waarom er hier sprake is van een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 EVRM. Wat betekent dat voor de intensiteit van de toetsing door de rechter? (8 punten)

Vraag 4 (25 punten)

Themapark Hertjes BV heeft al jarenlang lang de wens haar park, gelegen in de bossen van Vierhouten (gemeente Nunspeet) uit te breiden met 5 nieuwe attracties. Tot op heden weigert de gemeente(raad) hieraan medewerking te verlenen, maar nu de gemeente kampt met zwerfproblemen van vluchtelingen doordat er weinig te doen is, is zij toch bereid mee te werken, op de voorwaarde dat Hertjes BV vluchtelingen korting zal aanbieden. Het hoofdzakelijk christelijke gemeentebestuur wil op deze manier vanuit christelijke barmhartigheid vluchtelingen helpen. Partijen sluiten daartoe een overeenkomst. Tot verbazing van Hertjes BV, voorziet het nieuwe ontwerpbestemmingsplan ex art. 3.1 jo. 3.8 lid 1 Wro slechts in de basis voor 3 attracties. De gemeenteraad vindt dat een uitbreiding met 5 attracties een te grote negatieve impact op het omliggende natuurgebied zou hebben; 3 attracties zou nog net aanvaardbaar zijn. Hertjes BV overweegt juridische stappen tegen de gemeente en/of de gemeenteraad.

Vraag 4a

Beschrijf de bestuursrechtelijke rechtsgang tegen (de vaststelling van) het (ontwerp-)bestemmingsplan tot in hoogste nationale instantie. (10 punten)

Buurman Veldhoen woont pal naast de in- en uitgang van Hertjes BV en zijn idyllische tuin grenst direct aan het nieuw te bouwen deel van het park. Hij vreest voor zijn rust als gevolg van de uitbreiding van het themapark. Vanuit zijn keuken kijkt hij nu uit op het bos en straks op de nieuwe attracties. Om die reden wendt hij rechtsmiddelen aan tegen het (ontwerp-)bestemmingsplan. In beroep voert hij aan dat het bestemmingsplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, aangezien in het aangrenzende bosgebied verschillende strikt beschermde diersoorten zitten, zoals een broedend paartje van de visarend. Volgens Veldhoen zal de uitbreiding van het themapark leiden tot een onaanvaardbare verstoring van de daar aanwezige diersoorten en is ten onrechte geen vergunning/ontheffing op grond van de Natuurbeschermingswet/Flora- en faunawet verleend. Daarnaast voert Veldhoen aan dat de bestuurlijke voorprocedure in totaal veel te lang heeft geduurd.

Vraag 4b

Geef gemotiveerd aan of de beroepsgrond inzake de verstoring van de visarend tot vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan kan leiden. (8 punten)

Vraag 4c

Kan de rechter, indien hij meent dat de wettelijke termijn voor de bestuurlijke voorprocedure inderdaad is overschreden, het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan toch in stand laten? (7 punten)

Vraag 5 (25 punten)

Het Rijbewijsbureau is op grond van de Wegenverkeerswet 1994 onder meer belast met het beoordelen van de rijvaardigheid.

Vraag 5a

Is het Rijbewijsbureau aan te merken als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb? (5 punten)

Stichting Loetje is een stichting die in het leven is geroepen door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om patiënten getroffen door de gekke koeienziekte te ondersteunen na epidemieuitbraak van de koude winter van 2009. De ondersteuning ziet nu vooral op begeleiding bij de correcte medische behandeling en problemen op de werkvloer. Stel, de minister van VWS wil de patiënten die in 2016 nog altijd gevolgen ondervinden van deze ziekte, financieel te ondersteunen. Zij laat de verstrekking van deze ondersteuningen uitvoeren door het bestuur van Stichting Q-koorts, gelet op de daar aanwezige kennis van de ziekte en stelt daarvoor aan de Stichting €9 miljoen beschikbaar. Bovendien dient het Bestedingsreglement van de Stichting door de minister te worden goedgekeurd.

Vraag 5b

Welke criteria zijn van belang om uit te maken of de beslissing omtrent de verstrekking van een financiële tegemoetkoming van het bestuur van de Loetje is aan te merken als een besluit in de zin van de Awb? Wordt daaraan in casu voldaan? (10 punten)

Naast het strategisch besluitbegrip in het bestuursrecht, wordt ook wel gesproken van het strategisch bestuursorgaan-begrip.

Vraag 5c

Leg vanuit rechtsstatelijk perspectief uit wat er met deze definities wordt bedoeld en benoem daarna één voor- en één nadeel. (10 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Beoordelingsvrijheid: het bestuursorgaan is vrij om zelfstandig te beoordelen of aan de wettelijke bevoegdheidscriteria is voldaan. Dit kan onder andere worden herkend aan de hand van vage wettelijke termen. Heeft de wetgever aan het bestuursorgaan de vrijheid gelaten om de bevoegdheidscriteria te interpreteren, dan spreken we van beoordelingsvrijheid. Dit kan expliciet blijken uit de woorden ‘naar het oordeel van’, maar ook meer impliciet, bijvoorbeeld door het gebruik van vage termen (zoals ‘openbare orde’ of ‘openbare veiligheid’), of uit de aard van de bevoegdheid en/of taak van het bestuur.

TOEPASSING: Er is hier sprake van beoordelingsvrijheid. Er staan immers vage termen in, zoals ‘gewenst’ en ‘duurzaamheidsoogpunt’. Beleidsvrijheid: een bestuursorgaan is vrijgelaten om van het gebruik een bevoegdheid af te zien, in gevallen waarin wel aan de wettelijke bevoegdheidscriteria is voldaan, en is daarbij vrij gelaten om de belangen af te wegen . Beleidsvrijheid blijkt vaak uit een vervoeging van het werkwoord ‘kunnen’.

TOEPASSING: nee, er is geen beleidsvrijheid voor wat betreft de verlening van de subsidie voor meer dan 50%. Er staat immers geen kan: het gaat om een gebonden bevoegdheid.

Vraag 1b

Het vertrouwensbeginsel houdt in dat gerechtvaardigde verwachtingen zoveel mogelijk gestand gedaan moeten worden. Voor een geslaagd beroep zijn vier criteria van belang:

  • Wie heeft het vertrouwen gewekt?

  • Hoe is het vertrouwen gewekt?

  • Is er gedisponeerd?

  • Zijn er contra-indicaties (contra-legem/derde belanghebbenden)?

In casu zijn de toezeggingen onbevoegd gedaan, namelijk door een ambtenaar. Bovendien zijn de toezegging mondeling gedaan, waardoor er mogelijk een bewijsprobleem ontstaat. De toezegging is overigens wel concreet. Of aan het dispostievereiste is voldaan blijkt niet heel duidelijk uit de casus. Van belang is de vraag wanneer zij de opdracht aan de aannemer heeft gegeven om de fundering uit te voeren (en dus kosten heeft gemaakt). Is dat direct na de toezegging (en dus voor het primaire besluit) of pas in november als de werkzaamheden worden uitgevoerd? Afhankelijk van de beantwoording van die vraag, is wel/niet aan het dispositievereiste voldaan. Contra-indicaties: nee, die zijn er niet, want er zijn geen derde- belangen in het spel. Ook geen contra-legem, gelet op de tenzij- clausule in d bepaling.

Vraag 1c

In het arrest Guldemond/Noordwijkerhout is de objectum litis leer geformuleerd, inhoudende dat de burgerlijke rechter zich bevoegd zal verklaren als eiser stelt te zijn getroffen in een burgerlijk recht (een onrechtmatige daad). De burgerlijke rechter is in deze casus dus bevoegd als Meneer Hiensch stelt dat jegens haar een onrechtmatige daad is gepleegd.

Het gaat hier om de leer van de formele rechtskracht. Dit is voor het eerst aangenomen in Heesch/Van de Akker, waarin is bepaald dat de burgerlijke rechter uitgaat van de rechtmatigheid van een besluit indien de bestuursrechtelijke rechtsgang niet is benut omdat de bezwaar- of beroepstermijn niet is benut. Dit tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.

De civiele rechter zal de zaak van Meneer Hiensch echter niet inhoudelijk beoordelen, omdat de formele rechtskracht van de beslissing op bezwaar daaraan in de weg staat. Er zijn hier geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de formele rechtskracht rechtvaardigen.

Laatste 5 punten worden toegekend voor de kwaliteit van de (brief)opbouw, de structuur en het schrijven in correct Nederlands.

Vraag 2a

Privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen alleen worden verricht door de rechtspersonen, niet door bestuursorganen. Er wordt hier een overeenkomst naar burgerlijk recht gesloten: dat kan alleen door een rechtspersoon gebeuren. Op grond van artikel 2:1 (lid 1) BW heeft de gemeente rechtspersoonlijkheid. Hertjes BV heeft de overeenkomst dus gesloten met de rechtspersoon de gemeente (Nunspeet).

Echter, er wordt gecontracteerd over bevoegdheden van de gemeenteraad. De rechtspersoon de gemeente kan niet zomaar afspraken maken over de manier waarop de gemeenteraad van zijn bevoegdheden gebruik zal maken. De gemeenteraad zal dus hiermee moeten instemmen/goedkeuren/meetekenen/ meecontractreren.

Vraag 2b

De overeenkomst bestaat uit verschillende afspraken die elk een ander karakter hebben:

  • Afspraak 1 - Verkoop grond = civiele/gewone/koopovereenkomst;

  • Afspraak 2 - Invulling bestemmingsplan = bevoegdhedenovereenkomst;

  • Afspraak 3 – Huurovereenkomst bestaande vakantiehuisjes om doelstelling opvang vluchtelingen na te streven = beleidsovereenkomst;

Omdat in deze overeenkomst dus verschillende soorten afspraken worden gemaakt, gaat het hier overkoepelend om een gemengde overeenkomst.

[Voor de volle punten moeten alle kwalificaties worden genoemd]

Welk recht is nu op de uitvoering van deze overeenkomst van toepassing? Hiervoor is de gemengde rechtsleer relevant. Deze leer houdt in dat een mix van privaatrecht en publiekrecht van toepassing is. Meer in het algemeen is de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan bestuursrechtelijk genormeerd, de verkoop van de grond privaatrechtelijk.

[Verhandelingen over de doorkruisingsleer/tweewegenleer van Windmill en Kunst- en Antiekstudio Lelystad leveren geen punten op, omdat i.c. geen sprake is van het nastreven van doelstellingen van publiekrechtelijke bevoegdheden via het privaatrecht]

Vraag 2c

Uit het arrest Damesmode Etam Groep blijkt dat Hertjes BV bij niet nakoming van een afspraak inzake het gebruik van publiekrechtelijke bevoegdheden de keuze heeft tussen een beroep bij de bestuursrechter tegen het naar aanleiding van de overeenkomst genomen besluit (i.c. het bestemmingsplan dat 100 huisjes mogelijk maakt) dan wel een vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie bij de burgerlijke/civiele rechter. Bij de bestuursrechter Hertjes BV de rechtmatigheid van het vastgestelde bestemmingsplan moeten aanvechten door middel van een beroep op het vertrouwensbeginsel. Door het sluiten van de overeenkomst had Hertjes BV gerechtvaardigd mogen verwachten dat de gemeenteraad een bestemmingsplan zou vaststellen voor 5 attracties in plaats van 3 attracties, zo kan Hertjes BV stellen.

[Geen punten worden toegekend aan een vordering tot nakoming (sec), omdat nakoming in het geval van een bevoegdhedenovereenkomst niet kan worden afgedwongen bij de civiele rechter vanwege de typisch bestuursrechtelijke belangenafweging (zie informatie uit het onderwijs van week 6). Het noemen van het arrest GCN/Nieuwegein II levert geen punten op, omdat het daar om een niet vergelijkbare situatie gaat (beleidsovereenkomst).]

Vraag 3a

Ondanks de discretionaire aard van de handhavingsbevoegdheid, is in de uitspraak H&M bepaald: gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, dient ingeval van een overtreding het bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder dwangsom op te leggen, in de regel van deze bevoegdheid gebruik te maken. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden of indien handhaving onevenredig is in verhouding met de te dienen belangen, dient van handhaving te worden afgezien. De beginselplicht tot handhaving geldt niet ten aanzien van bestraffende sancties .

Vraag 3b

Horen: Ja, op grond van artikel 4:8 Awb moet een belanghebbende in beginsel worden gehoord voordat een beschikking wordt genomen waartegen hij naar verwachting bedenkingen zal hebben; of

Ja, dit volgt voor het opleggen van een zware boete, d.w.z. hoger dan € 340, expliciet uit 5:53 lid 3 Awb.

Verplichting tot antwoorden: Op grond van artikel 5:10a Awb is Marsman niet verplicht tot antwoorden. Er wordt immers gehoord met het oog op (dan wel: er is sprake van) het opleggen van een bestraffende sanctie; of

Uit art. 6 EVRM (dat van toepassing is, zie Opgave c) volgt ook het verbod van zelf-incriminatie (nemo tenetur-beginsel). De overtreder hoeft vanaf het moment dat sprake is vaan een ‘charge’ geen antwoord meer te geven op vragen die worden gesteld ten behoeve van de oplegging van die sanctie (dan wel: er is immers sprake van een bestraffende sanctie).

Vraag 3c

Criminal charge in de zin van 6 EVRM: Ozturk-arrest van belang:

  • Kwalificatie naar nationaal recht

  • Aard van de overtreding

  • Aard en ernst van de sanctie

Het opleggen van een bestuurlijke boete wordt naar nationaal recht gekwalificeerd als bestuursrecht. Het gaat i.c. om overtreding van een algemeen verbindend voorschrift. De aard van de sanctie is punitief (oogmerk is bestraffend), de ernst (hoogte) van de sanctie is hoog/laag. Vooral toepassing van het laatste criterium is doorslaggevend: gelet op het punitieve karakter van de sanctie, wordt aangenomen dat het gaat om een criminal charge. Dit betekent dat de rechter de hoogte van de opgelegde boete vol zal toetsen.

Vraag 4a

In art. 3.8 lid 1 Wro staat dat op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing is. Dit betekent dat eerst het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Tegen het ontwerpbestemmingsplan kunnen zienswijzen op grond van art. 3:15 Awb worden ingediend bij de gemeenteraad. Gelet op artikel 7:1 lid 1 onder d Awb hoeft er dan geen bezwaar te worden gemaakt.

Daarna wordt het bestemmingsplan vastgesteld. Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan kan beroep worden ingesteld op grond van artikel 8:1 Awb. Op grond van artikel 8:6 lid 1 Awb gebeurt dit bij de rechtbank , tenzij de bijlage anders bepaalt. Op grond van artikel 2 Bijlage 2 bij de Awb (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) moet beroep worden ingesteld in eerste en enige instantie worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 4b

Het is de vraag of het relativiteitsvereiste in de weg staat aan de vernietiging van het bestemmingsplan. Het relativiteitsvereiste staat in art. 8:69a Awb en houdt in dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt als een norm kennelijk niet strekt tot de bescherming van de belangen van degenen die zich erop beroept.

In casu doet de buurman, die direct in het bos woont, een beroep op de verstoring van de beschermde diersoorten. De bescherming van diersoorten is een algemeen belang dat zijn grondslag vindt in de Natuurbeschermingswet (en Flora- en faunawet). In het algemeen wordt aangenomen dat deze beide wetten niet zien op de bescherming van particuliere belangen. Deze normen zien dus niet op de bescherming van de belangen van de buurman. Deze beroepsgrond zal waarschijnlijk dan ook niet tot vernietiging leiden.

Vraag 4c

Hier wordt gevraagd naar de mogelijkheden om op grond van artikel 6:22 Awb een besluit in stand te laten, ondanks schending van een wettelijk voorschrift. Dit kan als aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Het gaat hier om een termijnoverschrijding. Het lijkt niet aannemelijk dat de buurman door overschrijding van de termijn in zijn belangen is geraakt. Dus de rechter kan het besluit in stand laten, ondanks de overschrijding van de wettelijke beslistermijn.

Vraag 5a

Een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb is:

A: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

In artikel 4z van de Wvw 1994 is bepaald dat het Rijbewijsbureau rechtspersoonlijkheid bezit. Hieruit blijkt dat het CBR een rechtspersoon is die krachtens publiekrecht is ingesteld. Het Rijbewijsbureau is dus de rechtspersoon en niet een bestuursorgaan.

Vraag 5b

Besluit-begrip:

Een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling: De financiële verstrekking door de Stichting aan patiënten geschiedt schriftelijk, en is tevens een (publiekrechtelijke) rechtshandeling. Het is de vraag of de Stichting kan worden aangemerkt als bestuursorgaan.

Bestuursorgaan-begrip

Een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb is:

  • a: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

  • b: een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

Uit Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol volgt dat openbaar gezag in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift kan worden toegekend. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder b Awb worden aangemerkt. Deze uitzondering doet zich voor als aan twee cumulatieve vereisten is voldaan:

  • inhoudelijke band: de inhoudelijke criteria voor de geldelijke verstrekking worden in beslissende mate bepaald door een a-bestuursorgaan, EN

  • financiële band: de verstrekking wordt in overwegende mate (2/3 of meer) gefinancierd door een a-bestuursorgaan.

Uit de casus volgt dat aan beide criteria wordt voldaan: de minister stelt de volledige € 10 mln. ter beschikking en moet bovendien het Bestedingsreglement goedkeuren. De verstrekking kan dus worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb.

Vraag 5c

Strategisch bestuursorgaan-begrip: het strategisch interpreteren van dit begrip houdt in dat organen of colleges die op de keper beschouwd geen bestuursorgaan zijn, omdat ze niet voldoen aan de wettelijke criteria van artikel 1:1 Awb, toch als zodanig worden aangemerkt.

Een voordeel vanuit rechtsstatelijk perspectief is dat hierdoor rechtsbescherming bij de bestuursrechter ontstaat: alleen tegen besluiten van bestuursorganen staat immers beroep open bij de bestuursrechter.

Een nadeel vanuit rechtsstatelijk perspectief is dat het legaliteitsbeginsel niet (strikt) in acht wordt genomen. Er worden immers publiekrechtelijke bevoegdheden toegekend aan een (privaatrechtelijke) organen, zonder dat daarvoor een wettelijke basis bestaat.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Bestuursrecht aan de Universiteit Leiden

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen januari 2018

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen januari 2018


Vragen

Vraag 1

Het college van B&W van de gemeente Rijswijk kondigt de komst aan van een nieuw buitenzwembad in het Wilhelminapark, bij de Muziekwijk. Kort daarvoor hebben de bewoners van de Muziekwijk een bewonersvereniging opgericht. De vereniging telt 150 leden. In de statuten staat onder meer dat de vereniging de belangen van de bewoners behartigt bij gemeentelijke beslissingen die impact hebben op de woon- en leefomgeving van de wijk. Het te bouwen zwembad raakt rechtstreeks de belangen van alleen drie leden van de bewonersvereniging. De vereniging wil de beslissing aanvechten die het zwembad mogelijk maakt.
Waarom zal de vereniging niet worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit een buitenzwembad te bouwen in de Muziekwijk?

  1. Het doel van de vereniging zoals omschreven in de statuten is te ruim;
  2. De vereniging kan het verrichten van feitelijke werkzaamheden niet aantonen;
  3. De vereniging behartigt niet een substantieel deel van de belangen van haar leden.

Vraag 2

De omgevingsvergunning voor het bouwen van het buitenzwembad is aangevraagd door de Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB). In het besluit waarin de omgevingsvergunning wordt toegekend, staat de volgende passage:

"Op 19 september 2015 hebben wij uw aanvraag ontvangen tot verlening van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het perceel, plaatselijk bekend als het Wilhelminapark te Rijswijk, voor het volgende project: ‘nieuwbouw van een buitenzwembad: wedstrijdbad met twee duikplanken, golfslagbad, peuterbad met glijbanen, clubgebouw met cafetaria en kleedhokjes’.
Wij hebben besloten om de vergunning te verlenen.

Dit besluit is een:

  1. Concretiserend besluit van algemene strekking;
  2. Persoonsgerichte beschikking;
  3. Zaaksgerichte beschikking.

Vraag 3

Mevrouw Volkers, die aan het de Ocarinalaan een flat huurt op ongeveer 700 meter van het nieuw te bouwen zwembad aan de andere kant van het Wilhelminapark, vreest overlast van het zwembad. Ze heeft geen zicht op het zwembad. Het zwembad is in de periode 15 april tot 15 september elke dag open van 9.00 uur tot 19.00 uur. De sirene van het golfslagbad gaat ieder half uur af. De sirene maakt een zeer luid snerpend geluid. De sirene is ook duidelijk te horen met dichte ramen. Mevrouw Volkers zal ook hinder ondervinden van het stemgeluid van kinderen, met name bij oostenwind, die in Nederland gemiddeld 18% van de tijd waait.
Is mevrouw Volkers belanghebbende bij het besluit?

  1. Nee, ze voldoet niet aan het afstandscriterium;
  2. Nee, ze ondervindt geen gevolgen van enige betekenis;
  3. Ja, ze ondervindt wel gevolgen van enige betekenis.

Vraag 4

Het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van de ‘uniforme openbare voorbereidingsprocedure’ (afdeling 3.4 Awb). Na de aanvraag van KNZB, stuurt het college van B&W een brief waarin de volgende passage is opgenomen:

Op 19 september 2015 hebben wij uw aanvraag ontvangen tot

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2016

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2016


Vragen

Vraag 1 (20 punten)

Per 1 januari 2015 is het waarborgen van jeugdzorg geen taak meer van de provincies, maar van de gemeenten. Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland zag dat aankomen

en kondigde al in een besluit uit december 2012 aan dat zij de jaarlijkse subsidierelatie met Jeugdzorg Noord-Holland per 1 juni 2015 niet meer zal voortzetten. Dat leidde toen tot veel onrust, omdat er over de situatie vanaf 1 juni 2015 nog veel onduidelijk was.

Vraag 1a

Waren ongeruste medewerkers van Jeugdzorg, die vreesden hun baan te verliezen, belanghebbenden bij het besluit uit 2012? (6 punten)

Vraag 1b

Is de periode van twee jaar die nog resteerde tussen december 2012 en 1 januari 2015 in dit geval een ‘redelijke termijn’ in de zin van artikel 4:51 lid 1 Awb? (7 punten)

Vraag 1c

Had het college in plaats van de subsidie te beëindigen zoals het college nu heeft gedaan, er ook voor kunnen kiezen om de subsidieverlening voor 2015 in te trekken wegens ‘veranderde omstandigheden’? (7 punten)

Vraag 2 (20 punten)

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt in artikel 1:1 lid 1 Awb onderscheid tussen a-organen en b-organen.

Vraag 2a

Wat is er, vanuit rechtsstatelijk oogpunt, problematisch aan b-organen met ‘buitenwettelijk openbaar gezag’? (10 punten)

Artikel 110 Wet op het Notarisambt luidt als volgt: Er is een Bureau Financieel Toezicht dat gevestigd is te Utrecht. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.

Vraag 2b

Is het Bureau Financieel Toezicht een b-orgaan? (10 punten)

Vraag 3 – Regulier (30 punten)

Vogelliefhebber Beer Janssens is gek op roodborstjes. Hij bouwt in zijn achtertuin een roodborstjestoren: een 8 meter hoge vogelkast waar roodborstjes overdag hun toevlucht kunnen zoeken. Buurvrouw Jannie gruwelt van het hoge gevaarte en beklaagt zich bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Voorst. Volgens Jannie is de vleermuizentoren zonder de daartoe benodigde vergunning gebouwd en overschrijdt de toren de in het bestemmingsplan opgenomen maximale bouwhoogte van 4 meter. Binnen het college bestaat twijfel over de vraag of het gemeentebestuur in dit geval tegen de overtreding dient op te treden.

Vraag 3a

Beoordeel of het gemeentebestuur in dit geval verplicht is om handhavend op te treden? (5 punten)

Verplicht of niet, de voorstanders van handhaving krijgen uiteindelijk hun zin: het College besluit, na een protesttocht van de buurtvereniging, om handhavend op te treden. Beer Janssens ontvangt een beschikking met daarin de opdracht om ‘binnen 10 maanden te voldoen aan alle op zijn perceel geldende wet- en regelgeving, op straffe van toepassing van bestuursdwang’.

Vraag 3b

Beoordeel of het besluit juridisch in stand kan blijven. (10 punten)

Naar aanleiding van het handhavingsbesluit nodigt Beer op zaterdag een bevriend ambtenaar van de gemeente uit. De ambtenaar is werkzaam bij de Dienst Milieu en Omgeving. Samen met de ambtenaar loopt hij op.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen januari 2016

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen januari 2016


Vragen

Vraag 1 (30 punten)

Meneer Hiensch woont in de oude dorpskern van Woubrugge (gemeente Alpen aan den Rijn). Uit duurzaamheidsoverwegingen wil zij graag haar woning laten voorzien van fundering. De Subsidieverordening Duurzaamheid 2012-2016 van de gemeente heeft als doel particulieren te stimuleren milieuvriendelijke verbeteringen aan hun woning aan te brengen. Op dinsdag 12 mei 2015 belt Meneer Hiensch met de gemeente over zijn plannen om haar woning te isoleren. De ambtenaar die ze aan de lijn heeft, zegt dat er nog voldoende geld in de pot zit en zegt: “Als u deze week nog een aanvraag indient, zullen al uw kosten zeker voor subsidie in aanmerking komen”. Op vrijdag 15 mei 2015 dient Meneer Hiensch een subsidieaanvraag in, voor een bedrag van €4.000,-, conform de door haar ontvangen offerte van de aannemer. Op 23 juni 2015 ontvangt zij van het college van burgemeester en wethouders de beschikking tot subsidieverlening ex artikel 4:29 Awb, waarbij subsidie wordt toegekend tot een bedrag van €1.800,-. In de beschikking wordt gewezen op artikel 11 lid 2 Subsidieverordening, op grond waarvan maximaal 50% van de kosten voor subsidie in aanmerking komen. In de beschikking wordt aangegeven dat na uitvoering van de werkzaamheden een melding bij het college dient te worden gedaan, zodat daarna gecontroleerd kan worden of de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de subsidie definitief kan worden vastgesteld.

Artikel 11 lid 2 van de Subsidieverordening luidt:

“Het College verleent niet meer subsidie dan 50% van de geoffreerde kosten voor de betreffende maatregel, tenzij uit duurzaamheidsoogpunt een volledige vergoeding gewenst is.” Meneer Hiensch maakt tijdig bezwaar tegen de subsidieverlening. Hij voert aan dat ze erop mocht vertrouwen dat de volledige aanvraag van € 4.000,- zou worden verleend. Als de werkzaamheden op 9 november 2015 door de aannemer zijn verricht, maakt hij daarvan dezelfde dag nog melding bij het college. De week daarop vindt een controle plaats en de ambtenaar stelt vast dat de bodemisolatie is uitgevoerd conform de verleningsbeschikking. Op 22 december 2015 stelt het college de subsidie definitief vast op € 1.800,-. Bij beslissing op bezwaar van 13 november 2015 verklaart het college het bezwaar van Meneer Hiensch ongegrond; het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt afgewezen. Meneer Hiensch is verbijsterd over de inhoud van de beslissing op bezwaar en is vastberaden hiertegen beroep in te stellen. Echter, als de beroepstermijn verstrijkt in de week voor kerst, vergeet hij het beroepschrift te versturen.

Het is inmiddels midden januari 2016 en Meneer Hiensch vraagt zich af wat hij nu nog kan doen, nu hij geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Hij overweegt naar de civiele rechter te stappen om haar schade van €2.200,- vergoed te krijgen. Hij benadert u als advocaat. Schrijf een brief waarin u gemotiveerd antwoord geeft op de volgende vragen van Meneer Hiensch......read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen oktober 2015

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen oktober 2015


Vragen

Vraag 1 (15 punten)

In de uitspraak ‘Siervogels’ verzoeken eisers bij de bestuursrechter om een schadevergoeding van het college van burgemeester en wethouders wegens schade als gevolg van onrechtmatig handelen.

Vraag 1a

Aan welke eisen moet een dergelijke vordering op grond van onrechtmatige daad tegen de overheid voldoen om te kunnen slagen? (5 punten)

Vraag 1b

Geef gemotiveerd aan waarom in dit geval aan de vereisten van toerekenbaarheid en onrechtmatigheid is voldaan. (5 punten)

Vraag 1c

Hadden eisers hun vordering tot schadevergoeding ook bij de civiele rechter aanhangig kunnen maken? (5 punten)

Vraag 2 (15 punten)

In het arrest Van der Weerd (niet verplicht voorgeschreven) overwoog het Hof van Justitie van de Europese Unie:

“Blijkens vaste rechtspraak is het bij het ontbreken van een desbetreffende gemeenschapsregeling een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de bevoegde rechter aan te wijzen en de procesregels te geven voor de rechtsvorderingen die ertoe strekken de rechten te beschermen die de justitiabelen aan het gemeenschapsrecht ontlenen.”

Vraag 2a

Hoe wordt bovengenoemd uitgangspunt van het Unierecht genoemd? (5 punten)

Vraag 2b

Welke twee grenzen (beginselen) stelt het Unierecht aan de hierboven beschreven vrijheid van de lidstaten? Benoem de twee beginselen en geef in eigen woorden aan wat ze inhouden. (5 punten)

Vraag 2c

Geef een voorbeeld van een uitspraak waaruit blijkt dat de toepassing van een van bovengenoemde beginselen grote gevolgen kan hebben voor de toepassing van het nationale bestuurs(proces)recht en licht uw voorbeeld toe. (5 punten)

Vraag 3 (40 punten)

De gemeente Rotterdam heeft ervoor gekozen om binnen de gemeentegrenzen vuurwerkvrije zones in te stellen. Artikel 2:73 van de Algemene Plaatselijke Verordening bepaalt dat het verboden is vuurwerk af te steken op de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen. Overtreding kan worden bestraft met een bestuurlijke boete van 80 euro.

Het vuurwerkverbod in delen van de gemeente Rotterdam komt op een welkom moment. De gemeentebegroting is al jaren nauwelijks sluitend. Het college verwacht met een streng handhavingsbeleid niet alleen de veiligheid in de gemeente te bevorderen, maar ook de gemeentekas te spekken: er zullen immers vele bestuurlijke boeten kunnen worden opgelegd. Op oudejaarsavond is dan ook een groot team gemeentelijke opsporingsambtenaren op de been om overtredingen te sanctioneren. In het door het college aangewezen gebied zien de dienders een man een vuurpijl in een lege bierfles zetten met de klaarblijkelijke bedoeling de vuurpijl aan te steken. Overtuigd dat de vuurpijl elk moment kan worden aangestoken, stappen de handhavers op de man af en leggen hem de in de APV genoemde bestuurlijke sanctie op.

Vraag 3a

Zijn de gemeentelijke opsporingsambtenaren bevoegd de man een bestuurlijke boete op te leggen, op het moment dat er nog geen overtreding van artikel 2:73 APV heeft plaatsgevonden? (10 punten)

Juist vanwege het vuurwerkverbod dat in grote delen.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen oktober 2014

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen oktober 2014


Vragen

Vraag 1 (20 punten)

Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) kan overtreding van bepaalde verplichtingen worden bestraft met een bestuurlijke boete. Eén van die verplichtingen is de meldingsplicht genoemd in artikel 27 Wbp. Op grond daarvan moet men geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens melden bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp). Artikel 66 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) luidt als volgt:

Het College (Cbp) kan aan de verantwoordelijke een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste EUR 4.500 ter zake van overtreding van het bij of krachtens artikel 27 (…) bepaalde.

Vraag 1a

Betreft deze bevoegdheid van het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) een bevoegdheid met beleidsvrijheid? (5 punten)

Vraag 1b

Mag het Cbp, met een beroep op de ‘inherente afwijkingsbevoegdheid’ uit artikel 4:84 Awb een hogere boete opleggen (dan het in artikel 66 Wbp genoemde bedrag) aan grote multinationals zoals Microsoft? (7,5 punt)

Vraag 1c

Mag de Minister van Veiligheid en Justitie beleidsregels opstellen ten aanzien van de bevoegdheid van het Cbp om deze boetes op te leggen? (7,5 punt)

Vraag 2 (20 punten)

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt in artikel 1:1 lid 1 Awb onderscheid tussen a-organen en b-organen.

Vraag 2a

Wat is er, vanuit rechtsstatelijk oogpunt, problematisch aan b- organen met ‘buitenwettelijk openbaar gezag’? (10 punten)

Artikel 110 Wet op het Notarisambt luidt als volgt:

Vraag 2b

Er is een Bureau Financieel Toezicht dat gevestigd is te Nijmegen. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid. Is het Bureau Financieel Toezicht een b-orgaan? (10 punten)

Vraag 3 regulier (30 punten)

Tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de Nederlandse Schuttersassociatie (NSA) is een overeenkomst gesloten. In Nederland is wapenbezit op grond van de Wet wapens en munitie verboden, tenzij men over een wapenverlof beschikt. Zowel de Minister van Veiligheid en Justitie als de korpschef kunnen deze verloven afgeven. Met de NSA spreekt de Minister van Veiligheid en Justitie af dat wapenverloven uitsluitend zullen worden afgegeven aan aanvragers die

lid zijn van een bij de NSA aangesloten schietvereniging. Daartoe zal de Minister beleidsregels vaststellen. Deze afspraak wordt vastgelegd in de overeenkomst.

Vraag 3a

Is in dit geval sprake van een bevoegdheden- of een beleidsovereenkomst? (5 punten)

Benjamin Ras is geen lid van een bij de NSA aangesloten vereniging. Verhoek beschikt wel over een wapenverlof van de korpschef. De korpschef trekt op grond van artikel 7 lid 2 aanhef en onder d van de Wet wapens en munitie (Wwm) Verhoeks wapenverlof in. Verhoek is het niet eens met de intrekking van zijn wapenverlof. Hij wil zelf bepalen van welke vereniging hij lid is.

Vraag 3b

Wat voor soort sanctie is de intrekking van het wapenverlof? (10 punten)

Als tegenprestatie spreken de minister en de NSA in de overeenkomst ook af dat bij de NSA aangesloten verenigingen een aantal gevaarlijke schietsporten niet meer.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefenvragen juni 2014

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefenvragen juni 2014


Vragen

Vraag 1 (12 punten)

Geef een voorbeeld van de toepassing van het zogenaamde ‘strategisch besluitbegrip’ (4 punten), leg uit wat er zo ‘strategisch’ is aan de toepassing van het besluitbegrip in het door u genoemde voorbeeld (4 punten) en welk doel met deze toepassing in het genoemde voorbeeld wordt gediend. (4 punten).

Vraag 2 (14 punten)

Schildersbedrijf De Goeje komt door het slechte weer in de zomer van 2013 in tijdnood bij het schilderen van een groot pand aan het Rapenburg. De Goeje huurt daarom drie Bulgaarse schilders in om de klus af te maken. Tijdens een controle van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) blijkt dat De Goeje niet beschikt over de vereiste tewerkstellingsvergunningen. De Minister van SZW legt het bedrijf daarom een boete op van 36.000 euro wegens drie overtredingen van artikel 2 Wet arbeid vreemdelingen (WAV). De Goeje maakt bezwaar en gaat, na afwijzing van zijn bezwaar, in beroep.

Bij de rechtbank voert De Goeje onder meer aan dat installatiebedrijf Pieterse geen boete opgelegd heeft gekregen, terwijl één van de drie Bulgaren ook voor dat bedrijf werkzaamheden heeft verricht aan hetzelfde pand. Verder voert De Goeje aan dat hij praktisch de hele klus zelf heeft uitgevoerd en dat de Bulgaarse schilders hem alleen de allerlaatste dag hebben geholpen. Gelet op deze omstandigheden meent De Goeje dat de boete ten onrechte is opgelegd en in ieder geval veel te hoog is. De Minister van SZW verweert zich met het argument dat de rechter in dit geval uitsluitend marginaal mag toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur.

Vraag 2a

Op welke (materiële) beginselen van behoorlijk bestuur doet De Goeje een beroep? (6 punten)

Vraag 2b

Hoe beoordeelt u het standpunt van de minister dat de rechter marginaal moet toetsen? (8 punten)

Vraag 3 (16 punten)

De buren van Willem de Bruijn klagen al jaren over vermeende geluidsoverlast van Willem. Voor de burgemeester is dat reden gebruik te maken van zijn bevoegdheid uit artikel 174a lid 1 Gemeentewet: hij laat de woning per 1 september 2013 voor een maand dichtspijkeren. Willem is hierdoor gedwongen tijdelijk andere woonruimte te zoeken. Het bezwaar dat Willem tegen dit besluit maakt, wordt ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 februari 2014 verklaart de bestuursrechter het beroep van Willem echter gegrond. De rechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat Willem de geluidsoverlast heeft veroorzaakt en vernietigt zowel de beslissing op bezwaar als het primaire besluit van de burgemeester. De burgemeester gaat niet in hoger beroep.

Willem heeft echter inmiddels wel schade geleden als gevolg van het handelen van de burgemeester. Hij heeft 800 euro betaald voor de huur van een kamer waar hij heeft verbleven gedurende de periode dat zijn woning gesloten was. Willem vraagt zich af of hij deze schade op de gemeente kan.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen april 2014

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen april 2014


Vragen

Vraag 1 (12 punten)

De gemeenteraad in uw gemeente wil graag een fietspad laten aanleggen, en heeft daarvoor een stuk van uw royale achtertuin nodig. U besluit de grond te gaan verkopen. U bent echter bang voor geluidsoverlast van dat nieuwe fietspad en wilt er graag een stevig geluidsscherm langs bouwen. In de overeenkomst waarin u de grond verkoopt, bedingt u daarom tevens dat u van het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning zult krijgen voor het bouwen van dat geluidsscherm.

Vraag 1a

Sluit u de overeenkomst met de gemeente of met een wethouder, namens het college van burgemeester en wethouders? (6 punten)

Vraag 1b

Als u, na het aangaan van de overeenkomst, wel uw grond overdraagt maar geen omgevingsvergunning krijgt, kunt u dan naar de civiele rechter stappen om de afgifte van de omgevingsvergunning af te dwingen? (6 punten)

Vraag 2 (16 punten)

Om de beschikbare woonruimte in de Leidse regio eerlijk te verdelen, werkt een aantal woningbouwcorporaties met een gezamenlijke wachtlijst. Deze wachtlijst is gebaseerd op de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2009. Als het wachten te lang duurt, is het op basis van deze verordening mogelijk om een zogenaamde urgentieverklaring te krijgen, zoals blijkt uit de verordening:

Artikel 19 Urgentieverklaring

Een ingeschreven woningzoekende kan op zijn verzoek urgent verklaard worden door de Urgentiecommissie.

Artikel 21 Criteria voor toekenning van urgentie

Een woningzoekende komt in aanmerking voor een urgentieverklaring op basis van medische dan wel psychosociale gronden, met welke oorzaak dan ook. De medische dan wel psychosociale gronden moeten zijn verbonden met omstandigheden in de huidige woonruimte.

Een veroordeelde zedendelinquent die vaak en veel last heeft van getreiter en overlast van zijn huidige buurtgenoten, wil graag snel verhuizen in Leiden om aan het wangedrag van zijn omgeving te ontkomen. Hij ziet een mooi huisje aan de andere kant van de stad vrijkomen en vraagt een urgentieverklaring aan.

Vraag 2a

Is in artikel 19 van de Huisvestingsverordening sprake van beleidsvrijheid en/of van beoordelingsvrijheid? (6 punten)

Vraag 2b

Mag de Urgentiecommissie, na afweging van de betrokken belangen, de urgentieverklaring weigeren omdat het huis waar de betrokken zedendelinquent zijn oog op heeft laten vallen in een kinderrijke buurt ligt? (10 punten)

Vraag 3 (30 punten)

Het molencomplex ‘Vrieze’s Erfgoed’ te Heerde (Provincie Gelderland) bestaat uit molen ‘De Vlijt’, een molenaarswoning, een schuur en een hooiberg. Het gehele molencomplex is aangewezen als gemeentelijk monument op grond van de gemeentelijke monumentenverordening. De molen verkeert in een bijzonder slechte staat, maar het zou een fortuin kosten om de molen weer te laten opknappen. Bovendien is de molen al lang niet meer in functie. Daarom vraagt de eigenaar en bewoner van de molenaarswoning, de heer Majoor, bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.2 lid 1 sub b ten.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2013

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2013


Vragen

Vraag 1 (12 punten)

Een alleenstaande vader van drie kinderen die nog weleens in betalingsproblemen verkeert, krijgt een belastingaanslag van 1.100 Euro opgelegd, met de verplichting deze te betalen voor 1 april 2010. Op 23 maart 2011 krijgt hij bericht van de Belastingdienst dat het bedrag nog niet is ontvangen en dat de aanslag verhoogd is met 350 Euro boete en 238 Euro administratiekosten. Hij maakt tegen deze beide verhogingen bezwaar en gaat vervolgens in beroep.

Valt de boete, respectievelijk de verhoging van de belastingaanslag in verband met de administratiekosten onder de reikwijdte van artikel 6 EVRM?

Vraag 2 (12 punten)

Beschikt de regering alleen krachtens delegatie over regelgevende bevoegdheid?

Vraag 3 (12 punten)

Bram de Koker is ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet, en werkzaam bij het bureau van de Nationale Ombudsman. Zijn collega’s hebben klachten tegen hem ingediend en daarom wordt hij uitgenodigd voor een gesprek met de Nationale Ombudsman. Tijdens dat gesprek wordt hem medegedeeld dat hij per direct het pand moet verlaten en voorlopig niet meer hoeft terug te komen. Bram geeft gehoor aan deze mededeling. Eenmaal thuis realiseert hij zich echter de consequenties. Bram is het niet eens met deze mededeling.

Beantwoord de vraag in hoeverre de mededeling (1) voldoet aan de vereisten van artikel 1:3 Awb.

Vraag 4 (30 punten)

De heer Brakefield heeft een pand aan de Hogewoerd in eigendom, en wil dit pand ‘onttrekken aan de woningmarkt’ door het te slopen. Daarom vraagt hij een onttrekkingsvergunning in de zin van de Huisvestingswet aan het college van B & W van de gemeente Leiden. De woning ligt veel te dicht aan de waterkant (Nieuwe Rijn) waardoor het risico op verzakking van de kade aanzienlijk vergroot. Ter onderbouwing daarvan legt de heer Brakefield diverse rapporten over. De heer Brakefield wil op dezelfde plek, maar dan wat verder van de kade af, appartementen laten realiseren. Het college van B & W van Leiden verleent de onttrekkingsvergunning.

In het te slopen pand wonen vijf studentes die de sloop niet zien zittenNa eerst tevergeefs bezwaar te hebben gemaakt, hebben de studentes beroep ingesteld bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van de studentes ongegrond verklaard. De studentes komen van deze uitspraak in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De studentes voeren onder meer aan:

(1) dat bij de verlening van de onttrekkingsvergunning ten onrechte geen rekening is gehouden met hun persoonlijke belangen als bewoners van het pand. Het college van B&W heeft alleen maar gekeken naar de belangen van de aanvrager. De rechtbank heeft

dit argument volgens de studentes ten onrechte verworpen; (2) dat de verleende onttrekkingsvergunning tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het pand leidt, omdat het karakter van de.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2012

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2012


Vragen

Vraag 1

In juli 2010 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie. Bij deze vredesmissie komen dertig militairen om het leven.

Ook de media mengen zich uitgebreid in de zaak. Een journalist van Trouw doet bij de minister van Defensie een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op deze manier wil hij inzage krijgen in de debriefingsverslagen van de uitgezonden militairen. In die verslagen luchten militairen naar verluidt openlijk hun hart over de fouten die in de voorbereiding van de uitzending en ter plekke zijn gemaakt.

De minister van Defensie wijst het verzoek van de journalist af. De journalist is het hier niet mee eens.

Beschrijf de rechtsgang tot in hoogste instantie die tegen dit besluit open staat. (3 punten)

Vraag 2

In het Friese dorp Britswerd is het de afgelopen tijd onrustig geweest. Friese landbouwers plegen uit protest gewelddaden tegen landbouwproducten die uit Duitsland komen. Vooral de Duitse Doré-aardappel moet het ontgelden. Wegen worden geblokkeerd, Duitse vrachtauto’s worden onderschept, ladingen vernietigd en de Duitse chauffeurs worden met geweld bedreigd.

Eén van de relschoppers is Aaldert Huys. Hij heeft met zijn tractor urenlang een provinciale weg geblokkeerd. Als gevolg daarvan is zijn tractor door de politie in beslag genomen. Na een week krijgt Huys een brief met de mededeling dat hij zijn tractor nog vier maanden moet missen.

Huys is woedend. Hij meent dat hier sprake is van een verkapte straf en die mag hem pas worden opgelegd na een eerlijk proces. Hij neemt contact op met een advocaat. Deze slaat artikel 6 EVRM er op na en leest dat artikel 6 EVRM van toepassing op daden van ‘strafrechtelijke vervolging’.

Vraag 2a

Hoe wordt beoordeeld of sprake is van ‘strafrechtelijke vervolging’ (criminal charge) in de zin van artikel 6 EVRM? (2 punten)

Burgemeester Mitterlân krijgt van zijn ambtenaren het advies toch daadkrachtig op te treden tegen de oproerige Friezen. Hij stelt een noodverordening vast waarin hij de afdeling handhaving van de gemeente de bevoegdheid geeft preventieve wegversperringen te gebruiken om de protestbeweging een halt toe te roepen. Burgemeester Mitterlân publiceert de noodverordening meteen in De Britswerder Bode (de lokale krant). Daags erna keert de rust weer in Britswerd.

Vraag 2b

Waarom publiceert de burgemeester de noodverordening in De Britswerder Bode? (1,5 punt)

Vraag 3

De HEMA in de gemeente Geenhuizen vraagt het college van B&W om een ontheffing voor de zondagsopenstelling. Het college van B&W bericht het warenhuis bij brief dat geen ontheffing nodig is omdat in de gemeente geen beperkte zondagopenstelling geldt.

Vraag 3a

Kan de brief van het college van B&W worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)? (2 punten)

Bij de beantwoording van onderstaande vragen (b t/m d) kunt u ervan uitgaan.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen april 2012

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen april 2012


Vragen

Vraag 1

Het toekennen van discretionaire bevoegdheden aan het bestuur heeft ook invloed op de manier waarop de rechter de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid door het bestuur toetst. Hoe toetst de rechter de uitoefening door het bestuursorgaan van een discretionaire bevoegdheid? Motiveer uw antwoord in het licht van de scheiding der machten. (3 punten)

Vraag 2

Eind 2011 bereikte de gemeente Amsterdam met de plaatselijke afdeling van de Hells Angels overeenstemming over het vertrek van de Hells Angels uit Amsterdam.

In januari 2012 kopen de Hells Angels een perceel in de directe omgeving van een kleine villawijk in de gemeente Haarlem. Eind februari 2012 tekenen het college van burgemeester en wethouders (college van B en W) van Haarlem en de Hells Angels een overeenkomst op grond waarvan de gemeente toezegt mee te zullen werken aan een wijziging van het bestemmingsplan.

Vraag 2a

Hoe kwalificeert u deze overeenkomst tussen het college van B en W en de Amsterdamse afdeling van de Hells Angels? Motiveer uw antwoord. (2 punten)

In afwachting van de bestemmingsplanwijziging hebben de Hells Angels het perceel alvast in gebruik genomen. Bij brief van 13 februari 2012 bericht het college van
B en W de voorzitter van de Amsterdamse afdeling van de Hells Angels dat het illegale gebruik van het perceel – in afwachting van de bestemmingsplanwijziging – zal worden gedoogd. Zoals u weet, is een gedoogbeslissing eigenlijk geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.

Vraag 2b

Waarom heeft de bestuursrechter in zijn jurisprudentie een gedoogbeslissing gelijk gesteld met een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb? (1,5 punt)

De bewoners van de villawijk hebben zich begin februari 2012 verenigd in de Stichting ‘Houd onze buurt Hells Angels-vrij’. De Stichting behartigt de belangen van de villawijkbewoners. De Stichting wil bezwaar maken tegen de gedoogbeslissing.

Vraag 2c

Is de Stichting belanghebbende in de zin van de Awb bij de gedoogbeslissing? (2,5 punt)

Vraag 3

Op 23 maart 2011 heeft het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) aan Google een last onder dwangsom opgelegd op grond van artikel 65 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Volgens het Cbp heeft Google met street view auto’s in strijd met artikel 7 Wbp op grote schaal persoonsgegevens verwerkt. Het bezwaarschrift van Google tegen het besluit van het Cbp wordt door het Cbp ongegrond verklaard.

Welke rechtsbescherming staat er hierna nog open voor Google? Beschrijf de rechtsgang tot in hoogste instantie. (2 punten)

Vraag 4

Uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de appellant met zijn beroepschrift in beginsel de omvang van het geding bepaalt. Maar ook de bestuursrechter heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) invloed op de omvang van het geding.

Op welke twee manieren heeft de bestuursrechter invloed? Motiveer uw antwoord. (2 punten)

Vraag 5

Simone de Jong verdient.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen april 2011

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen april 2011


Vragen

Vraag 1

Noem twee verschillen tussen beleidsregels en algemeen verbindende voorschriften. (2 punten)

Vraag 2

In de bestuursrechtelijke literatuur wordt vaak gesproken over het ‘strategisch besluitbegrip’ .

Vraag 2a

Wat wordt hieronder verstaan en wat is de ratio achter dit fenomeen? (2 punten)

Vraag 2b

Geef twee voorbeelden uit de jurisprudentie waarin de rechter het besluitbegrip strategisch heeft toegepast. (2 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Max. 2 punten te behalen voor het noemen van onderstaande elementen:

  1. Beleidsregels zijn gebaseerd op een bestuursbevoegdheid (0,5 punt); algemeen verbindende voorschriften (avv’s) zijn gebaseerd op een regelgevende bevoegdheid (0,5 punt).

EN/OF

  • Van beleidsregels kan – en moet soms zelfs – het bestuur afwijken: de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid, zie artikel 4:84 Awb. (0,5 punt); van avv mag alleen worden afgeweken als de avv daar zelf een ontsnappingsclausule voor bieden (0,5 punt).

EN/OF

  • Beleidsregels hebben in beginsel interne werking (0,5 punt); avv’s hebben externe werking (0,5 punt).

EN/OF

  • Gepubliceerde beleidsregels kunnen burgers geen verplichtingen opleggen. Aan gepubliceerde beleidsregels kunnen burgers wel rechten ontlenen (beperkte externe werking) (0,5 punt); avv’s kunnen burgers zowel rechten als verplichtingen opleggen (0,5 punt).

EN/OF

  • HR 28 maart 1990 (Leidraad Administratieve Boeten) (0,5 punt).

Vraag 2a

  • Hieronder wordt verstaan de neiging van de wetgever en/of de bestuursrechter om de definitie van besluit in artikel 1:3, lid 1, Awb uit te breiden (of te beperken) (1 punt).

  • Ratio: met het oog op de wenselijkheid van rechtsbescherming door de bestuursrechter. (1 punt).

Vraag 2b

Max. 2 punten te behalen voor het noemen van twee goede voorbeelden:

  • Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 6 mei 1997 (Van Vlodrop): het zelfstandig schadebesluit (1 punt).

OF

  • ABRvS 19 juni 2000 (Bestuurlijk rechtsoordeel) (1 punt).

OF

  • ABRvS 15 april 1994 (Gedoogverklaring Mariekerke) (1 punt).

Access: 
Public
Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2011

Bestuursrecht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen juni 2011


Vragen

Vraag 1

Artikel 89, eerste lid, van de Grondwet geeft de regering in beginsel een ruime bevoegdheid om zogenoemde zelfstandige algemene maatregelen van bestuur vast te stellen.

Waarom staan zelfstandige algemene maatregelen van bestuur desalniettemin op gespannen voet met het legaliteitsbeginsel? (3 punten)

Vraag 2

In de afgelopen jaren is er diverse malen de nodige politieke discussie geweest over de staatsrechtelijke positie van zelfstandige bestuursorganen (hierna: ‘zbo’s’).

Vraag 2a

Waarom zijn zbo’s vanuit staatsrechtelijk perspectief omstreden? (2,5 punt)

Vraag 2b

In 2006 is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (hierna: ‘Kaderwet zbo’s’) in werking getreden. In deze Kaderwet zbo’s zijn onder meer drie verschillende vormen van bestuurlijk toezicht met betrekking tot beslissingen van zbo’s te herkennen. Welke zijn dit? (3 punten)

Vraag 3

Anna wil vanaf juni 2011 zes maanden vrijwilligerswerk doen in Bolivia. Bijna 65% van de bewoners van Bolivia leeft onder de armoedegrens en Anna wil zich voor deze groep graag nuttig maken. Zij dient daarom een aanvraag in bij de Nederlandse Stichting ‘Samen sterker’ (hierna: ‘de Stichting’) die vrijwilligers uitzendt naar onder meer de hoofdstad La Paz.

De Stichting blijkt een gezamenlijk initiatief te zijn van de minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Onderwijs en Media. Zij hebben de Stichting in het leven geroepen om enerzijds jongeren aan maatschappelijke stages te helpen en hen te stimuleren internationale ervaring op te doen en om anderzijds meer en kleinschaliger aan ontwikkelingssamenwerking te doen.

Het bestuur van de Stichting stelt zelf de criteria vast op basis waarvan het aanvragen beoordeelt. De uitgaven van de Stichting worden compleet gedekt uit geld dat afkomstig is van de begroting van beide ministeries.

Anna’s aanvraag voor een maatschappelijke stage wordt gehonoreerd: het bestuur van de Stichting stelt Anna per brief EUR 50,- per maand aan zakgeld ter beschikking. Eveneens heeft Anna recht op kost en inwoning, ziektekosten en een basiscursus Spaans. Anna vindt haar zakgeld (EUR 50,- per maand) echter erg laag en vraagt zich af of het bestuur van de Stichting een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: ‘Awb’) is zodat ze tegen de beslissing van de Stichting bezwaar kan maken ex artikel 7:1 van de Awb.

Vraag 3a

Geef gemotiveerd aan of het bestuur van de Stichting een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 Awb. (3,5 punt)

Ter voorbereiding op haar vertrek moet Anna een nieuw paspoort aanvragen. Omdat Anna ingeschreven staat in Leiden, moet zij op grond van artikel 26, eerste lid, van de Paspoortwet (niet opgenomen in uw wettenbundels) haar aanvraag voor een nieuw paspoort bij de burgemeester van Leiden indienen. Bij aankomst bij de Afdeling burgerzaken in het gemeentehuis in Leiden wordt het Anna duidelijk dat ze niet alleen een pasfoto nodig heeft maar dat er ook vingerafdrukken moeten worden gemaakt die in een.....read more

Access: 
Public
Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht voor de opleiding rechten, jaar 2 aan de Universiteit Leiden.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2298