Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Onderneming en Recht - UL - Oefententamen gedeelte onderneming & recht uit 2009

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De eenmanszaak:

  1. Is een onderneming waarin geen personen krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam kunnen zijn.
  2. Behoort toe aan een natuurlijke persoon.
  3. Wordt opgericht bij notariële akte.
  4. Behoeft niet te worden ingeschreven in het handelsregister.

Vraag 2

Welke stelling is juist?

  1. Een naamloze vennootschap mag als hoofdregel aan haar aandeelhouders bewijzen van aandelen aan toonder afgeven ongeacht of aan de stortingplicht is voldaan.
  2. Een naamloze vennootschap mag aan haar aandeelhouders geen aandeelbewijzen afgeven.
  3. Een besloten vennootschap mag aan haar aandeelhouders bewijzen van aandelen op naam afgeven ongeacht of aan de stortingsplicht is voldaan.
  4. Een besloten vennootschap mag aan haar aandeelhouders geen aandeelbewijzen afgeven.

Vraag 3

Verkrijging door een besloten vennootschap van aandelen in haar kapitaal (“eigen aandelen”):

  1. Is als regel nietig.
  2. Kan zijn toegestaan, maar leidt tot vermindering van het geplaatste kapitaal van de vennootschap.
  3. Kan zijn toegestaan, maar de vennootschap kan op de verkregen eigen aandelen geen stemrecht uitoefenen.
  4. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

Vraag 4

Aandeelhouders van een NV en een BV hebben zowel het zogenoemde agenderingsrecht als het recht om (na machtiging door de voorzieningenrechter van de rechtbank) de algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen. Wat is in dit verband de algemene regel?

  1. Het agenderingsrecht en het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
  2. Het agenderingsrecht komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
  3. Het agenderingsrecht komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
  4. Het agenderingsrecht en het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.

Vraag 5

Welke stelling is juist met betrekking tot de regeling van de bevoegdheden van de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) van een NV in Boek 2 BW?

  1. De ava heeft zowel de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, als de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.
  2. De ava heeft wél de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, maar heeft niet de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.
  3. De ava heeft niet de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, maar heeft wél de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.
  4. De ava heeft niet de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, en evenmin de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.

Vraag 6

Welke stelling is juist?

  1. Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen, is zij verplicht één of meer personen te benoemen tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de rechtspersoon.
  2. Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen, is zij verplicht onmiddellijke voorzieningen te treffen.
  3. Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van wanbeleid, is zij verplicht definitieve voorzieningen te treffen.
  4. Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van wanbeleid, kan zij desverzocht definitieve voorzieningen treffen.

Vraag 7

In HR 13 oktober 2000, NJ 2000, 698 (Rainbow) leert de Hoge Raad dat door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen. Het maken van zodanig misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding rust:

  1. Slechts op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht.
  2. Slechts op de betrokken rechtspersonen.
  3. Niet alleen op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, maar ook op de betrokken rechtspersonen.
  4. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

Vraag 8

Uit het arrest Mast Holding (NJ 1993, 271) volgt dat de weigering van een bestuurder om een door de algemene vergadering van aandeelhouders gewenst beleid op te volgen:

  1. In beginsel een redelijke grond voor ontslag oplevert.
  2. Geen redelijke grond voor ontslag oplevert gelet op het beginsel van bestuursautonomie.
  3. Een redelijke grond voor ontslag kan zijn.
  4. Alleen een redelijke grond voor ontslag oplevert als de statuten een instructierecht voor de algemene vergadering van aandeelhouders bevatten.

Vraag 9

Waar in art. 2:317 lid 1 en art. 2:334m lid 1 BW wordt gesproken over ‘fusie’ respectievelijk ‘splitsing’, moet daaronder respectievelijk worden verstaan:

  1. De bedrijfsfusie en bedrijfssplitsing.
  2. De juridische fusie en juridische splitsing.
  3. De aandelenfusie en aandelensplitsing.
  4. Alle hiervoor genoemde varianten van fusie en splitsing

Vraag 10

Een juridische fusie tussen BV X en NV Y:

  1. Is niet mogelijk.
  2. Is mogelijk, maar daarbij is (in ieder geval) vereist een besluit tot fusie genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders van beide vennootschappen.
  3. Is mogelijk, maar daarbij is (in ieder geval) vereist een besluit tot fusie genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders van de verdwijnende vennootschap.
  4. Is mogelijk, maar daarbij is (in ieder geval) vereist een besluit tot fusie genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders van de verkrijgende vennootschap.

Vraag 11

Stelling 1: In het arrest Unidek (NJ 2005, 484) is beslist dat een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot benoeming van een persoon tot bestuurder van de vennootschap, in beginsel tevens meebrengt dat die persoon werknemer van die vennootschap wordt.

Stelling 2: In het arrest Unidek (NJ 2005, 484) is beslist dat een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot ontslag van een bestuurder die tegelijkertijd werknemer van de vennootschap is, in beginsel tevens het arbeidsrechtelijk ontslag van die bestuurder tot gevolg heeft.

Welk alternatief is juist?

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
  3. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 12

Stelling 1: In het arrest Bruil (JOR 2007/169) is beslist dat voor de toepassing van artikel 2:256 BW is vereist dat zeker is dat het tegenstrijdig belang tot benadeling van de vennootschap heeft geleid.

Stelling 2: In het arrest Bruil (JOR 2007/169) is beslist dat de vraag of een tegenstrijdig belang bestaat moet worden beoordeeld naar de situatie op het moment dat een beroep op de aanwezigheid van dat tegenstrijdig belang wordt gedaan.

Welk alternatief is juist?

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
  3. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 13

Als een derde tegenover een NV of BV een onrechtmatige daad heeft begaan, kan een aandeelhouder de schade die de vennootschap daardoor geleden heeft:

  1. In eigen naam verhalen op de derde die voor die schade aansprakelijk is.
  2. Namens de vennootschap verhalen op de derde die voor die schade aansprakelijk is.
  3. Niet verhalen op degene die voor die schade aansprakelijk is.
  4. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

Vraag 14

Een groep in de zin van artikel 2:24b BW:

  1. Kan alleen bestaan uit rechtspersonen.
  2. Kan alleen bestaan uit Nederlandse rechtsvormen.
  3. Kan bestaan uit Nederlandse en buitenlandse rechtsvormen.
  4. Kan niet bestaan uit personenvennootschappen.

Vraag 15

Stelling 1: Bij inbreng op aandelen in het kapitaal van een NV of BV kan geen recht op het verrichten van werk of diensten worden ingebracht.

Stelling 2: Bij een personenvennootschap kan de inbreng bestaan uit het verrichten van arbeid.

Welk alternatief is juist?

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
  3. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 16

Voor het antwoord op de vraag of men een handelsnaam voert:

  1. Is inschrijving van die naam in het handelsregister van doorslaggevende betekenis.
  2. Is een voldoende duurzaam en onder de clientèle bekend gebruik van belang.
  3. Geldt dat een onderneming die nog niet gestart is met haar eigenlijke bedrijfsactiviteiten nog geen handelsnaam kan voeren.
  4. Geldt dat de wijze waarop de naam van een onderneming op haar briefpapier is aangeduid doorslaggevend is.

Vraag 17

Stelling 1: De in art. 5 van de Handelsnaamwet genoemde factoren "de aard der beide ondernemingen" en "de plaats, waar zij gevestigd zijn" zijn de enige factoren waarop het aankomt bij de beant­woording van de vraag of de in genoemd arti­kel 5 vermelde verwarring te duchten is.

Stelling 2: Verwarringsgevaar in de zin van art. 5 van de Handelsnaamwet kan voortvloeien uit de omstandigheid dat een onderneming bekend is in een bepaald deel van het land zonder aldaar afzet te hebben.

Welk alternatief is juist?

  1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is juist.
  2. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
  3. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
  4. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is onjuist.

Vraag 18

Indien sprake is van een economische boycot, die door een onderneming met een machtspositie op de markt in stand wordt gehouden, en waarmee een ongeoorloofd doel wordt nagestreefd, dan:

  1. Kan daartegen uitsluitend op grond van onrechtmatige daad worden opgetreden.
  2. Kan daartegen zowel op grond van onrechtmatige daad, als op grond van de bepalingen van de Mededingingswet worden opge­treden.
  3. Kan daartegen uitsluitend op grond van de bepalingen van de Mededingingswet worden opgetreden.
  4. Kan daartegen bij de huidige stand van wetgeving en rechtspraak niet worden opgetreden.

Vraag 19

De nietigheid kan, binnen de in de wetgeving genoemde termijnen, worden ingeroepen van de inschrijving van:

  1. Het individuele merk "Walkman", voor zover dit door toedoen van de merkhouder de in de handel gebruikelijke benaming voor de desbetreffende waar is geworden.
  2. Het individuele merk "Mercedes", dat verwarring kan stichten met het gelijkluidende algemeen bekende merk, dat toebehoort aan een derde die zijn toestemming niet heeft verleend.
  3. Het collectieve merk "Reli-keur", dat door de houder van dat merk wordt gebruikt voor waren, afkomstig uit zijn eigen onderneming.
  4. Het collectieve merk "Superbakkers", indien binnen vijf jaren volgend op de datum van inschrijving, zonder geldige reden, geen normaal gebruik van het merk is gemaakt binnen het Benelux-gebied.

Vraag 20

Keesmaat is sedert 2000 in de Benelux houder van het bekende merk Labanka voor scheepsmotoren. Op zekere dag bemerkt hij dat De Jong in 2009 te Urk een fabriek is begonnen waarin hij scheepsmotoren vervaar­digt. De Jong treedt daarbij, sedert 2009, in het handelsverkeer op onder de handelsnaam Labanka. Kan Keesmaat met succes tegen het gebruik van de handelsnaam Labanka optreden op grond van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE)?

  1. Ja, op grond van art. 2.20 lid 1 sub c BVIE.
  2. Ja, op grond van art. 2.20 lid 1 sub d BVIE.
  3. Nee, De Jong heeft een geldige reden, namelijk een eigen recht gebaseerd op de Handelsnaamwet.
  4. Nee, dit kan volgens het BVIE alleen als De Jong het merk Labanka niet alleen als handelsnaam, maar ook voor zijn scheepsmotoren zou gebruiken.

Vraag 21

In 2009 wordt aan Keldermans een Nederlands octrooi verleend (op een in 2008 door hem ingediende aanvrage) voor een bepaald mechanisme van een vulpotlood. Achteraf blijkt dat dit mechanisme al in Japan bekend was uit een reeds in 1938 gepubliceerd Japans octrooischrift. Welk alternatief is juist?

  1. Het Nederlandse octrooi kan worden nietigverklaard, in beginsel met terugwerkende kracht.
  2. Het Nederlandse octrooi kan worden nietigverklaard. De Rijksoc­trooiwet 1995 kent daarbij geen terugwerkende kracht.
  3. De bekendheid uit het Japanse octrooischrift is irrelevant voor de geldigheid van het Nederlandse octrooi.
  4. Het Nederlandse octrooi is van rechtswege nietig.

Vraag 22

Wonka NV is in de Benelux houdster van het modelrecht voor een schaal. Identieke schalen worden in Duitsland in het verkeer gebracht door Wurst AG, een vennootschap die geen enkele juridische of economische band met Wonka heeft. In Zwitserland wordt de betrokken schaal in het verkeer gebracht door de vennootschap Aldrikant, een 100% dochter van Wonka. Op zekere dag bemerkt Wonka dat een zekere Virully schalen in Duitsland (afkomstig van Wurst AG) en in Zwitserland (afkomstig van Aldrikant) opkoopt en in Luxemburg invoert en verder verkoopt. Kan Wonka hiertegen met succes optreden?

  1. Ja, tegen invoer en verkoop van schalen uit Zwitserland en Duitsland.
  2. Ja, maar alleen tegen invoer en verkoop van schalen uit Zwitserland.
  3. Ja, maar alleen tegen invoer en verkoop van schalen uit Duitsland.
  4. Nee, noch tegen invoer en verkoop van schalen uit Zwitserland, noch tegen invoer en verkoop van schalen uit Duitsland.

Vraag 23

Stelling 1: Invoer hier te lande door een Nederlandse voorgebruiker van een onder het Benelux-modellenrecht beschermd product kan in het Benelux-modellenrecht door de desbetreffende houder van het modelrecht niet verboden worden.

Stelling 2: Invoer hier te lande door een Nederlandse voorgebruiker van een onder het Nederlandse octrooirecht beschermd product kan in het Nederlandse octrooirecht door de desbetreffende octrooihouder niet verboden worden.

Welk alternatief is juist?

  1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is juist.
  2. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
  3. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
  4. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is onjuist.

Vraag 24

Welk alternatief is juist?

  1. Een auteursrechtelijk beschermd werk moet zijn voorzien van het persoonlijk stempel van een notaris.
  2. Een auteursrechtelijk beschermd werk moet een duidelijk kunstzinnig karakter hebben.
  3. Een auteursrechtelijk beschermd werk moet op schrift zijn gesteld.
  4. Een auteursrechtelijk beschermd werk moet waarneembaar zijn.

Vraag 25

Welk alternatief is juist?

  1. Volledig technisch bepaalde vormgeving komt in aanmerking voor modellenrechtelijke en merkenrechtelijke bescherming.
  2. Volledig technisch bepaalde vormgeving komt uitsluitend in aanmerking voor modellenrechtelijke bescherming.
  3. Volledig technisch bepaalde vormgeving komt uitsluitend in aanmerking voor merkenrechtelijke bescherming.
  4. Volledig technisch bepaalde vormgeving komt in aanmerking voor octrooirechtelijke bescherming.

Open vragen

Vraag 1

Onroerend goedbedrijf Credit Crunch BV heeft drie bestuurders: A, B en C. In de statuten van Credit Crunch BV is bepaald dat slechts A zelfstandig (dus individueel) vertegenwoordigingsbevoegd is, en dat B en C niet zelfstandig (dus individueel) vertegenwoordigingsbevoegd zijn. Deze regeling is voor derden kenbaar door raadpleging van het handelsregister. Verder hebben de bestuurders in een bestuursreglement opgenomen dat zij allen moeten instemmen met, kort gezegd, transacties boven een bedrag van EUR 100.000. Geef voor elk van onderstaande gevallen aan of de BV al dan niet aan de betreffende overeenkomst gebonden is.

Deelvraag 1

Het bestuur koopt namens Credit Crunch BV een pand van EUR 80.000.

Deelvraag 2

Bestuurder C koopt namens Credit Crunch BV een pand van EUR 80.000.

Deelvraag 3

Bestuurder A koopt namens Credit Crunch BV een pand van EUR 120.000. De verkoper is van de “bevoegdheidsbeperking” (inzake transacties boven een bedrag van EUR 100.000) op de hoogte.

Vraag 2

De vennoten van advocatenkantoor de openbare vennootschap ABC O.V. wensen hun persoonlijke aansprakelijkheid ten opzichte van nieuwe cliënten te beperken. Met welke van de onderstaande maatregelen zouden zij dit kunnen bereiken? Bespreek elk van de genoemde alternatieven afzonderlijk.

Alternatief 1

Het maken van een onderlinge afspraak tussen de vennoten dat zij ten opzichte van cliënten van ABC O.V. niet aansprakelijk zijn.

Alternatief 2

Het omzetten van ABC O.V. in een openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid.

Alternatief 3

Het omzetten van ABC O.V. in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Vraag 3

Indien in een octrooischrift onduidelijk geformuleerde passages voorkomen, voor wiens rekening komen deze onduidelijkheden dan, en in welk arrest heeft de Hoge Raad dat bepaald?

Vraag 4

Welk criterium heeft de Hoge Raad gegeven ter beantwoording van de vraag, of slaafse nabootsing van een niet door intellectuele eigendom beschermd product toegestaan is; en in welk arrest deed de Hoge Raad deze uitspraak?

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

  1. B

  2. D

  3. C

  4. B

  5. A

  6. D

  7. Geen antwoordindicatie beschikbaar

  8. C

  9. B

  10. C

  11. C

  12. D

  13. C

  14. C

  15. A

  16. B

  17. C

  18. B

  19. B

  20. B

  21. A

  22. A

  23. A

  24. D

  25. D

Open vragen

Vraag 1

Deelvraag 1

De vennootschap is gebonden; dit vloeit voort uit art. 2:240 lid 1 BW (uitsluiting van het bestuur is niet mogelijk).

Deelvraag 2

De vennootschap is niet gebonden; dit vloeit voort uit art. 2:240 lid 2 en 3 BW (een bestuurder kan worden uitgesloten van de vertegenwoordigingsbevoegdheid – mits ingeschreven in het handelsregister).

Deelvraag 3

De vennootschap is gebonden; dit vloeit voort uit art. 2:240 lid 3 BW (een geldgrens, die bovendien is opgenomen in een bestuursreglement, heeft geen externe werking – tenzij de Bibolini-exceptie van toepassing is).

Vraag 2

Alternatief 1

Dit heeft geen zin. De aansprakelijkheid van de vennoten is dwingend recht.

Alternatief 2

Dit heeft ook geen zin. Verkrijging van rechtspersoonlijkheid verandert niets aan de aansprakelijkheid van de vennoten

Alternatief 3

Dit heeft wel zin. Aandeelhouders zijn (in beginsel) niet aansprakelijk voor de verplichtingen van de BV

Vraag 3

Voor rekening van de octrooihouder, zie HR Ciba Geigy/Oté Optics

Vraag 4

Slaafse nabootsing is niet toelaatbaar indien men zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product evengoed een andere weg had kunnen inslaan, en men door dit na te laten verwarring sticht, zie HR Hijskraan.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
2591 1