Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Onderneming en Recht - UL - Oefententamen gedeelte onderneming & recht uit 2012 (2)

Meerkeuzevragen

Over het onderdeel ‘vennootschapsrecht’

Vraag 1

Welke stelling is juist?

  1. Een vennoot van een maatschap is bevoegd individueel zowel beheershandelingen als beschikkingshandelingen te verrichten;
  2. Een vennoot van een maatschap is wel bevoegd individueel beheershandelingen te verrichten maar niet bevoegd individueel beschikkingshandelingen te verrichten;
  3. Een vennoot van een maatschap is niet bevoegd individueel beheershandelingen te verrichten maar wel bevoegd individueel beschikkingshandelingen te verrichten;
  4. Een vennoot van een maatschap is niet bevoegd individueel beheershandelingen of beschikkingshandelingen te verrichten.

Vraag 2

Welke stelling is juist?

  1. Zowel de vennoten van een maatschap als de vennoten van een vennootschap onder firma zijn voor de schulden van de personenvennootschap voor gelijke delen aansprakelijk;
  2. De vennoten van een maatschap zijn voor de schulden van de personenvennootschap voor gelijke delen aansprakelijk, maar de vennoten van een vennootschap onder firma zijn voor de schulden van de personenvennootschap hoofdelijk aansprakelijk;
  3. De vennoten van een maatschap zijn voor de schulden van de personenvennootschap hoofdelijk aansprakelijk, maar de vennoten van een vennootschap onder firma zijn voor de schulden van de personenvennootschap voor gelijke delen aansprakelijk;
  4. Zowel de vennoten van een maatschap als de vennoten van een vennootschap onder firma zijn voor de schulden van de personenvennootschap hoofdelijk aansprakelijk.

Vraag 3

Welke stelling is juist?

  1. Wanneer een commanditaire vennoot het beheersverbod overtreedt wordt die vennoot voor gelijke delen aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap;
  2. Wanneer een commanditaire vennoot het beheersverbod overtreedt wordt die vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap;
  3. Wanneer een commanditaire vennoot het beheersverbod overtreedt wordt die vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap voor zover die schulden niet door de gewone vennoten kunnen worden voldaan;
  4. Wanneer een commanditaire vennoot het beheersverbod overtreedt heeft dat niet tot gevolg dat die vennoot aansprakelijk wordt voor de schulden van de commanditaire vennootschap.

Vraag 4

De statuten van een naamloze of besloten vennootschap bevatten de volgende bepalingen over de vertegenwoordigingsbevoegdheid:

(1) Bestuurder X is niet bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen;

(2) Bestuurder Z is slechts bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen na goedkeuring van de algemene vergadering.

De inhoud van deze statutaire bepalingen is ook gepubliceerd in het handelsregister.

Welke stelling is juist?

  1. Zowel de bepaling onder (1) als de bepaling onder (2) hebben externe werking;
  2. De bepaling onder (1) heeft wel externe werking, maar de bepaling onder (2) heeft geen externe werking;
  3. De bepaling onder (1) heeft geen externe werking, maar de bepaling onder (2) heeft wel externe werking;
  4. De bepaling onder (1) en de bepaling onder (2) hebben geen van beide externe werking.

Vraag 5

In een enquêteprocedure kan de Ondernemingskamer oordelen dat sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid van een rechtspersoon en dat sprake is van wanbeleid van een rechtspersoon. Daarbij geldt dat de Ondernemingskamer:

  1. Wanneer zij tot het eerste oordeel komt verplicht is een onderzoek naar het beleid van die rechtspersoon te bevelen, en wanneer zij tot het tweede oordeel komt verplicht is ten aanzien van die rechtspersoon voorzieningen te treffen;
  2. Wanneer zij tot het eerste oordeel komt verplicht is een onderzoek naar het beleid van die rechtspersoon te bevelen, maar wanneer zij tot het tweede oordeel komt niet verplicht is ten aanzien van die rechtspersoon voorzieningen te treffen;
  3. Wanneer zij tot het eerste oordeel komt niet verplicht is een onderzoek naar het beleid van die rechtspersoon te bevelen, maar wanneer zij tot het tweede oordeel komt wel verplicht is ten aanzien van die rechtspersoon voorzieningen te treffen;
  4. Wanneer zij tot het eerste oordeel komt niet verplicht is een onderzoek naar het beleid van die rechtspersoon te bevelen, en wanneer zij tot het tweede oordeel komt niet verplicht is ten aanzien van die rechtspersoon voorzieningen te treffen.

Vraag 6

De eerste fase van een enquêteprocedure kan ertoe leiden dat de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid van een naamloze of besloten vennootschap beveelt en de tweede fase van een enquêteprocedure kan ertoe leiden dat de Ondernemingskamer ten aanzien van een naamloze of besloten vennootschap definitieve voorzieningen treft. Daarbij geldt als uitgangspunt dat:

  1. Het verzoek tot het bevelen van een onderzoek en het verzoek definitieve voorzieningen te treffen zowel kunnen worden gedaan door de aandeelhouders als door een vakbond;
  2. Het verzoek tot het bevelen van een onderzoek alleen kan worden gedaan door de aandeelhouders en niet door een vakbond, en het verzoek definitieve voorzieningen te treffen niet kan worden gedaan door aandeelhouders van een naamloze of besloten vennootschap maar alleen door een vakbond;
  3. Het verzoek tot het bevelen van een onderzoek alleen kan worden gedaan door een vakbond en niet door de aandeelhouders, en het verzoek definitieve voorzieningen te treffen alleen kan worden gedaan door de aandeelhouders en niet door een vakbond;
  4. Het verzoek tot het bevelen van een onderzoek en het verzoek definitieve voorzieningen te treffen niet kunnen worden gedaan door de aandeelhouders en ook niet door een vakbond.

Vraag 7

In zijn uitspraak van 10 januari 1997, NJ 1997, 360 (Van de Ven) heeft de Hoge Raad beslist dat voor aansprakelijkheid op de voet van art. 2:9 BW:

  1. Voldoende is dat aan een bestuurder een gering verwijt kan worden gemaakt;
  2. Vereist is dat aan een bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt;
  3. Vereist is dat aan een bestuurder het verwijt moet kunnen worden gemaakt dat die bestuurder bewust roekeloos of opzettelijk handelde;
  4. Vereist is dat aan een bestuurder het verwijt moet kunnen worden gemaakt dat die bestuurder opzettelijk handelde.

Vraag 8

In zijn uitspraak van 9 juli 2010, NJ 2010, 544 (ASMI) heeft de Hoge Raad beslist dat bij conflicten tussen bestuur en aandeelhouders:

  1. De raad van commissarissen de verplichting heeft een bemiddelende rol te vervullen tussen aandeelhouders en bestuur;
  2. De raad van commissarissen de verplichting heeft een bemiddelende rol te vervullen tussen aandeelhouders en bestuur wanneer de raad door de aandeelhouders wordt benaderd met verzoeken om bemiddeling;
  3. De raad van commissarissen de vrijheid heeft om een afweging te maken of bemiddeling tussen aandeelhouders en bestuur wenselijk is;
  4. De raad van commissarissen de vrijheid heeft om een afweging te maken of bemiddeling tussen aandeelhouders en bestuur wenselijk is, maar verplicht is over te gaan tot bemiddeling wanneer de raad wordt benaderd met verzoeken om bemiddeling door aandeelhouders die ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.

Vraag 9

Wanneer in de statuten van een naamloze of besloten vennootschap is opgenomen dat de algemene vergadering bepaalde besluiten slechts kan nemen met een meerderheid van ten minste tweederde van de uitgebrachte stemmen, stellen de statuten aan die besluitvorming het vereiste van:

  1. Een volstrekte meerderheid;
  2. Een versterkte meerderheid;
  3. Een aanwezigheidsquorum;
  4. Een besluitvormingsquorum.

Vraag 10

Tenzij in de statuten van een naamloze of besloten vennootschap anders is bepaald, is bij uitgifte van aandelen het voorkeursrecht niet van toepassing op preferente aandelen. Deze regel brengt mee dat:

  1. Bij uitgifte van gewone aandelen zowel houders van gewone aandelen als houders van preferente aandelen voorkeursrecht hebben;
  2. Bij uitgifte van gewone aandelen houders van gewone aandelen wel, maar houders van preferente aandelen geen voorkeursrecht hebben;
  3. Bij uitgifte van preferente aandelen zowel houders van gewone aandelen als houders van preferente aandelen voorkeursrecht hebben;
  4. Bij uitgifte van preferente aandelen houders van gewone aandelen wel, maar houders van preferente aandelen geen voorkeursrecht hebben.

Vraag 11

Kenmerkend voor een zuivere splitsing is dat:

  1. Het vermogen van één rechtspersoon die ophoudt te bestaan wordt verkregen door één andere rechtspersoon;
  2. De vermogens van twee of meer rechtspersonen die ophouden te bestaan worden verkregen door één andere rechtspersoon;
  3. Het vermogen van één rechtspersoon die ophoudt te bestaan wordt verkregen door twee of meer andere rechtspersonen;
  4. Een gedeelte van het vermogen van één rechtspersoon die blijft voortbestaan wordt verkregen door één of meer andere rechtspersonen.

Vraag 12

De kenmerken van een groep in de zin van Boek 2 BW zijn de aanwezigheid van:

  1. Economische eenheid, organisatorische verbondenheid en aansprakelijkheid tegenover derden voor elkaars schulden;
  2. Centrale leiding en aansprakelijkheid tegenover derden voor elkaars schulden;
  3. Economische eenheid, organisatorische verbondenheid en centrale leiding;
  4. Economische eenheid, organisatorische verbondenheid, centrale leiding en aansprakelijkheid tegenover derden voor elkaars schulden.

Vraag 13

Een naamloze of besloten vennootschap mag aan haar aandeelhouders slechts dividend uitkeren voor zover haar eigen vermogen groter is dan het bedrag van het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal vermeerderd met de reserves die krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden. Deze regel houdt in dat dividenduitkeringen toelaatbaar zijn wanneer:

  1. Het eigen vermogen van de vennootschap groter is dan het vreemd vermogen;
  2. De vennootschap beschikt over een positieve vrije reserve;
  3. De vennootschap volgens de winst- en verliesrekening winst heeft gemaakt;
  4. Het vreemd vermogen van de vennootschap kleiner is dan de positieve vrije reserve.

Vraag 14

Een regeling in de statuten van een naamloze of besloten vennootschap over de benoeming van enkele bestuurders of commissarissen door een derde (dat wil zeggen door een persoon buiten de vennootschap) is:

  1. Mogelijk voor benoeming van zowel bestuurders als commissarissen;
  2. Alleen mogelijk voor benoeming van bestuurders en commissarissen van een besloten vennootschap;
  3. Alleen mogelijk voor benoeming van commissarissen;
  4. Alleen mogelijk voor benoeming van commissarissen van een naamloze vennootschap.

Vraag 15

Een bepaling in de statuten van een naamloze of besloten vennootschap die regelt dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een orgaan van de vennootschap op nader in de statuten aangegeven terreinen:

  1. Kan alleen betrekking hebben op aanwijzingen over de algemene lijnen van het te voeren beleid;
  2. Kan betrekking hebben op aanwijzingen over zowel de algemene lijnen van het voeren beleid als de concrete uitvoering daarvan;
  3. Kan bij een naamloze vennootschap betrekking hebben op aanwijzingen over zowel de algemene lijnen van het voeren beleid als de concrete uitvoering daarvan, maar bij een besloten vennootschap alleen betrekking hebben op algemene aanwijzingen;
  4. Kan bij een besloten vennootschap betrekking hebben op aanwijzingen over zowel de algemene lijnen van het voeren beleid als de concrete uitvoering daarvan, maar bij een naamloze vennootschap alleen betrekking hebben op algemene aanwijzingen.

Over het onderdeel ‘intellectueel eigendomsrecht’

Vraag 16

In 2007 wordt aan Kwibus een Nederlands octrooi verleend (op een in 2006 door hem ingediende aanvrage) voor een bepaald mechanisme van een vulpotlood. Achteraf blijkt echter dat dit mechanisme al in Japan bekend was uit een reeds in 1938 gepubliceerd Japans octrooischrift.

Welk alternatief is juist?

  1. Het Nederlandse octrooi kan worden nietigverklaard, in beginsel met terugwerkende kracht;
  2. Het Nederlandse octrooi kan worden nietigverklaard. De Rijksoc­trooiwet 1995 kent daarbij geen terugwerkende kracht;
  3. De bekendheid uit het Japanse octrooischrift is irrelevant in de verleningsproce dure met betrekking tot het Nederlandse octrooi;
  4. Het Nederlands octrooi is van rechtswege nietig.

Vraag 17

Ten aanzien van het begrip “overeenstemmend teken” in art. 2.20, lid 1, onder b Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom geldt:

  1. dat daarvan slechts sprake is indien het merk en het be­weerdelijk inbreukmakende teken identiek zijn;
  2. dat daarvan slechts sprake is indien het publiek het merk en het beweerdelijk inbreukmakende teken met elkaar verwart;
  3. dat daarvan sprake is ingeval van direct of indi­rect verwarringsgevaar bij het publiek tussen het merk en het beweerdelijk inbreukmakende teken;
  4. dat daarvan niet alleen in het onder C bedoelde geval spra­ke is, maar ook ingeval van associatiegevaar bij het publiek tussen het merk en het beweerdelijk inbreukmakende teken, zonder dat er tevens sprake is van verwarringsgevaar.

Vraag 18

Arba NV is in de Benelux houdster van het modelrecht voor een schaal. Identieke schalen worden in Duitsland in het verkeer gebracht door Wurst AG, een vennootschap die geen enkele juridische of economische band met Arba heeft. In de V.S. wordt de betrokken schaal in het verkeer gebracht door de vennoot­schap Aldrikant, een 100% dochter van Arba. Op een dag bemerkt Arba dat een zekere Virully schalen in Duitsland (afkomstig van Wurst AG) en in de V.S. (afkomstig van Aldrikant) opkoopt en in Luxemburg invoert en verder verkoopt.

Kan Arba hiertegen met succes optreden?

  1. Ja, tegen schalen uit de V.S. en Duitsland;
  2. Alleen tegen schalen uit de V.S.;
  3. Alleen tegen schalen uit Duitsland;
  4. Nee, noch tegen schalen uit de V.S., noch tegen schalen uit Duitsland.

Vraag 19

Wat is indirecte octrooi-inbreuk?

  1. Het verschaffen van middelen tot octrooi-inbreuk;
  2. Octrooi-inbreuk door een licentiehouder;
  3. Octrooi-inbreuk door een dochtervennootschap in een concern, toegerekend aan de moeder;
  4. Octrooi-inbreuk waarvan de elementen door de inbreukmaker niet ineens maar in etappes worden vervuld.

Vraag 20

Aan A is op 2 maart 2011 een werkwijzeoctrooi verleend voor een procédé dat rechtstreeks leidt tot een bepaald soort glazen vazen. Tevens heeft hij per die datum een Benelux-modelrecht verkregen op de sierlijke vorm van de vazen. B maakt in Nederland per 1 februari 2012 via een andere methode precies dezelfde vazen en hij geeft deze dezelfde sierlijke vorm. Kan A met succes iets tegen B ondernemen?

  1. A kan B alleen wegens octrooi-inbreuk aanspreken;
  2. A kan B alleen wegens modelinbreuk aanspreken;
  3. A kan B zowel wegens octrooi-inbreuk als wegens modelinbreuk aan­spreken;
  4. A kan B niet op grond van octrooi-inbreuk en ook niet op grond van modelinbreuk aanspreken.

Vraag 21

Jansen drijft te Utrecht al sinds 1995 een kapsalon onder de naam “De Windhoos”. Op een kwade dag wordt hij in rechte wegens merkinbreuk aangesproken door Pietersen, die sinds 1 februari 2008 houder van het Beneluxmerk “De Windhoos” blijkt te zijn en onder dat merk haardrogers op de markt brengt. Zal Jansen een andere naam voor zijn kapsalon moeten bedenken?

  1. Nee, in dit geval mag hij zijn zaak “De Windhoos” blijven noemen;
  2. Nee, op voorwaarde dat diens zaak “De Windhoos” slechts van plaatse­lijke betekenis is;
  3. Ja, omdat de diensten van de kapsalon enerzijds en de haardro­gers anderzijds als soortgelijk aangemerkt moeten worden;
  4. Ja, omdat verwarring tussen de beide “Windhozen” te duchten is.

Vraag 22

Welke van de volgende handelsnamen is op grond van de bepalingen van de Handelsnaamwet verboden?

  1. Drogisterij “Prins Willem-Alexander”;
  2. Antiquariaat “Rembrandt”;
  3. Sigarenwinkel “Franssen & Co. ”, voor de uitsluitend door J. Frans­sen opgezette en gedreven zaak;
  4. Fietsenhandel “Antilope”, indien er ook een jonger merk “Antilo­pe” voor fietsen bestaat.

Vraag 23

Komt een nieuw computerprogramma als zodanig in aanmerking voor octrooi- en/of auteursrechtelijke bescherming?

  1. Nee, noch voor octrooirechtelijke, noch voor auteursrechtelijke bescherming;
  2. Wel voor octrooirechtelijke, maar niet voor auteursrechtelijke bescherming;
  3. Niet voor octrooirechtelijke, maar wel voor auteursrechtelijke bescherming;
  4. Ja, zowel voor octrooirechtelijke, als voor auteursrechtelijke bescherming.

Vraag 24

Wat is het omgekeerde van inburgering van een merk?

  1. Het uit de gratie raken van een merk;
  2. De verwording van een merk tot soortnaam;
  3. Het proces waarbij een beroemd merk vervalt tot de status van een gewoon merk, met de daaraan door het Hof van Justitie van de EU verbonden consequenties;
  4. Het proces waarbij een merk steeds minder bekendheid geniet bij het grote publiek en steeds meer bij een bepaald deel van het pu­bliek.

Vraag 25

Welke voorwaarde maakt geen deel uit van de drie-stappen-toets in het TRIPS-verdrag?

  1. Beperkingen op het auteursrecht mogen slechts betrekking hebben op bepaalde bijzondere gevallen;
  2. Beperkingen op het auteursrecht mogen geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van werken;
  3. Beperkingen op het auteursrecht mogen de wettige belangen van rechthebbenden niet onredelijk schaden;
  4. Beperkingen op het auteursrecht mogen alleen betrekking hebben op een werk dat reeds voor de eerste maal rechtmatig openbaargemaakt is.

Open vragen

Over het onderdeel ‘vennootschapsrecht’

Open vraag 1 (totale waarde vijf punten)

A BV heeft drie aandeelhouders, te weten X, Y en Z. Het geplaatste kapitaal van A BV is verdeeld in 1000 aandelen met dezelfde nominale waarde. X houdt 500 aandelen, Y houdt 475 aandelen en Z houdt 25 aandelen. Begin 2012 verwerft X het gehele pakket aandelen van Y. X biedt daarop Z aan ook het aandelenpakket van Z over te nemen. Z weigert dit.

Deelvraag 1.1 (waarde drie punten)

Geeft de wettelijke regeling van de besloten vennootschap X een mogelijkheid om de aandelen van Z, ondanks de weigering van Z, op eenvoudige wijze te verwerven?

Deelvraag 1.2 (waarde twee punten)

Stel dat in statuten van A BV een regeling is opgenomen die inhoudt dat de algemene vergadering van A BV besluiten altijd bij unanimiteit moet nemen. Heeft dit gevolgen voor de mogelijkheid voor X om de aandelen van Z heeft op eenvoudige wijze te verwerven?

Open vraag 2 (totale waarde vijf punten)

M BV wil haar activiteiten uitbreiden. Op haar balans staat weliswaar een positieve reserve, maar haar financiële middelen zijn onvoldoende om de gewenste uitbreiding te realiseren. Deze kwestie wordt door het bestuur en de aandeelhouders besproken tijdens de algemene vergadering die begin 2012 plaatsvindt. Dit leidt tot twee besluiten: een besluit van het bestuur en een besluit van de algemene vergadering.

Deelvraag 2.1 (waarde drie punten)

Omdat niet alle aandeelhouders van M BV hun aandelen volledig hebben volgestort, besluit het bestuur de aandeelhouders die niet aan hun volledige stortingsplicht hebben voldaan te vragen het restant bij te storten. Eén aandeelhouder (Z) weigert dit met het argument dat hij een vordering heeft op de vennootschap zodat hij zich kan beroepen op verrekening.

Komt aan Z een beroep op verrekening toe?

Deelvraag 2.2 (waarde twee punten)

De algemene vergadering besluit bij grote meerderheid dat iedere aandeelhouder aan M BV een lening zal verstrekken tegen een lage rente en met een looptijd van tien jaar. Eén aandeelhouder (wederom Z) stemt tegen dit besluit en geeft aan dat hij niet bereid is dat besluit uit te voeren.

Heeft het besluit van de algemene vergadering tot gevolg dat Z verplicht is M BV een lening te verstrekken?

Over het onderdeel ‘intellectueel eigendomsrecht’

Open vraag 3 (waarde drie punten)

De student Kooistra, in opleiding tot werktuigbouwkundig inge­nieur, loopt stage bij de motorenfabriek Clavan B.V. te Rotterdam. Tijdens deze stage vindt hij – op het terrein van zijn werkzaamheden – een revolutionaire motor uit. Kooistra wil voor deze motor een Nederlands octrooi aanvragen, doch Clavan B.V. meent dat Kooistra op octrooi geen aanspraak kan maken. Vaststaat dat Kooistra’s stageovereenkomst in dit opzicht niets bevat dat in casu van belang zou kunnen zijn.

Wie heeft/hebben in dit geval aanspraak op het octrooi: Kooistra, Clavan B.V., of beiden, en waarom?

Open vraag 4 (waarde twee punten)

Pedrokos drijft sinds 1990 onder de handelsnaam Pedroboot een kleine jachtwerf te Amsterdam. Deze handelsnaam geniet bekendheid in Noord- en Zuid-Holland en in Utrecht. In 2006 opent hij een tweede vestiging van zijn bedrijf in Maastricht. Ook hier voert hij de handelsnaam Pedroboot. Vervolgens ontstaat er over de handelsnaam ruzie met een zekere Pedro die sedert 2000 te Maastricht een jachtwerf drijft onder de in heel Maastricht bekende handelsnaam Pedroboot.

Wie kan met succes een verbodsactie instellen met betrekking tot de handelsnaam Pedroboot, voor zover die in Maastricht wordt gevoerd, Pedro of Pedrokos?

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

  1. B

  2. B

  3. B

  4. B

  5. D

  6. A

  7. B

  8. C

  9. B

  10. B

  11. C

  12. C

  13. B

  14. C

  15. A

  16. A

  17. C

  18. A

  19. A

  20. B

  21. A

  22. C

  23. C

  24. B

  25. Geen antwoordindicatie beschikbaar

Open vraag 1

Antwoord 1.1

Ja, de wettelijke regeling van art. 2:201a BW geeft een aandeelhouder, die voor eigen rekening ten minste 95% van het geplaatste kapitaal verschaft, de mogelijkheid tegen de gezamenlijke andere aandeelhouders een vordering in te stellen tot overdracht van hun aandelen. Dit wordt de “uitkoopregeling” genoemd. Voor de NV bestaat een vergelijkbare bepaling in art. 2:92 BW.

Antwoord 1.2

Nee, weliswaar bepaalt art. 2:201a(4) BW dat de rechter de vordering afwijst indien een gedaagde houder is van een aandeel waaraan de statuten een bijzondere zeggenschapsrecht toekennen, maar die bepaling gaat (alleen) over prioriteitsaandelen.

Open vraag 2

Antwoord 2.1

Nee, dit blijkt uit art. 2:191(3) BW: een aandeelhouder is niet bevoegd tot verrekening.

Antwoord 2.2

Nee, dit blijkt uit art. 2:192 BW. De tweede zin van dit artikel bepaalt dat aan een aandeelhouder niet tegen zijn wil enige verplichting kan worden opgelegd. De aandeelhouder kan dus ook niet tegen zijn wil verplicht worden bóven het nominale bedrag te storten.

Open vraag 3

Clavan B.V., zie art. 12 leden 2 en 5 ROW 1995; In Kooistra’s stageovereenkomst is immers niet bepaald dat van art. 12 lid 2 ROW wordt afgeweken.

Open vraag 4

Pedro, omdat die als eerste in Maastricht de handelsnaam voerde, zie art. 5 HNW.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
2107 1