Bijlagen bij de hoorcollegeaantekeningen Rechtshandhaving en Politie
- 1267 reads
De politie staat midden in de samenleving. Als je alleen al kijkt naar alle berichten in de krant die te maken hebben met de politie, krijg je hier een idee van. Voor de duidelijkheid worden eerst twee begrippen uitgelegd waarvan iedereen weet wat ze inhouden, maar die lastig te omschrijven zijn. Het gaat om ‘rechtshandhaving’ en ‘politie’. Rechtshandhaving houdt in dat wetten en regels gehandhaafd worden, dat gezorgd wordt dat mensen zich eraan houden. Voor het woord politie is eigenlijk geen goede, alomvattende definitie, maar toch weten we allemaal wat het is. Een definitie die wel gebruikt wordt is: een rechtshandhavende overheidsinstantie met geweldsmonopolie (Koning, 31-08-2015). Hier moeten echter nuances op aangebracht worden. De politie is namelijk niet de enige rechtshandhaver (een conducteur van de NS of een onderwijsinspectie zijn dat bijvoorbeeld ook). Daarnaast doet de politie meer dan alleen rechtshandhaving (bijvoorbeeld hulpverlening en opsporing). De politie voert heel veel verschillende taken uit. De volgende opsomming laat zien wat voor taken de politie zoal uitvoert/welke functies er zoal zijn: wijkagenten, alcoholcontroles, patrouilles (snelweg), aangifte doen, piloten, ruiters, bikers, hondentrainers, beveiligen belangrijke personen, varen jetski (tijdens Sail bijvoorbeeld), waterpolitie, arrestatieteam, politie NL traint politie in andere landen (Soedan etc.), onderzoek MH17 (nabestaanden identificeren). De politie omvat wijk en wereld en is heel divers.Even een vraag om over na te denken: Is er wel zoiets als ‘de’ politieagent? Moeten...
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Dit vak valt binnen de ontwikkelings- en levensloopcriminologie net als de developmental and life course criminolgy. Farrington richt zich op drie thema’s. Ten eerste op de ontwikkeling van crimineel/ antisociaal gedrag en daarop inhakende preventiemethoden. Daarnaast de risicofactoren voor de ontwikkeling van criminele carrières op verschillende leeftijden en al laatste de effecten van gebeurtenissen tijdens de levensloop op het verloop van criminele carrières. Het is een jonge stroming met veel psychologie. Wat bijzonder is omdat het niet alleen kijkt tussen verschillen maar ook veranderingen bij een individu. Wat kunnen we bij een delinquent zien bij zijn ontwikkeling van crimineel gedrag? Er wordt veel longitudinaal onderzoek gedaan in deze stroming. Dit kan prospectief, dus vooruitkijken en retrospectief en dan kijk je terug naar bijvoorbeeld de jeugd van een dader.
Wat een aspect is van deze stroming is het nature/nurture-debat. Als je wil kijken waar crimineel gedrag vandaan komt, kom je terug bij het nature/nurture-debat. Is crimineel gedrag aangeleerd of aangeboren? Bij nature zijn biologische theorieën belangrijk. Hierbij gaat het om termen als aangeboren, erfelijkheid, genen, hormonen, neuro-chemische processen. Bij nurture spelen leertheorieën een grote rol. Hierbij gaat het om termen als aangeleerd, omgeving, tabula rasa, opvoeding, school en vrienden.
Hoe ontwikkeld crimineel gedrag zich? Wat zijn de risicofactoren voor het ontwikkeling van crimineel gedrag. Zijn die dan voornamelijk biologisch of sociaal? Is het aangeboren of aangeleerd? Dit debat speelt op de achtergrond in de criminologie.
Robbins stelt dat je iets weet als je een relatie leert tussen twee dingen.
Er zijn drie vormen van leren. Zo is er het stimulus-respons-leren. Leren is gebaseerd op de vorming van een verband tussen twee stimuli (klassiek) of tussen een stimulus en een respons (operant). Bij cognitief leren wordt er geleerd aan de hand van mentale processen (inzicht). Observationeel leren is het leren door middel van imiteren van responsen.
Klassieke conditionering is een concept dat door Pavlov is geïntroduceerd. Het is een niet complexe, elementaire vorm van leren, waarbij een stimulus die een aangeboren reflex oproept, wordt geassocieerd met een voorheen neutrale stimulus, die daardoor het vermogen krijgt om dezelfde respons op te roepen. Er wordt een neutrale stimulus toegevoegd, zoals een bel, als dat proces van verwerving wordt herhaald, wordt de neutrale stimulus vanzelf een geconditioneerde stimulus.
Albert was een peuter die ze fobisch wilden maken voor ratten. Het slaan op een metalen plaat leidt tot schrik. Dat is een reflex. Als de rat er
.....read moreDeze samenvatting van artikelen bij Ontstaan en ontwikkeling van crimineel gedrag is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014. Voor meer recentere artikelen gebruik je het best de zoekfunctie van de website
Susanne de Goede, Arjan Blokland & Paul Nieuwbeerta
Als alles anders wordt, verandert dan ook je criminele gedrag? Eerder onderzoek laat zien dat trouwen doorgaans een dempend effect heeft op crimineel gedrag (Blokland & Nieuwbeerta, 2010). Veel publicaties over trouwen als invloedsfactor op deviant gedrag noemen hierbij in één adem het krijgen van kinderen (Farrington & West, 1995). Kwalitatieve studies suggereren echter dat het krijgen van kinderen wel eens een eigen, zelfstandig effect op crimineel gedrag zou kunnen hebben (Farrall & Calverly, 2006; Moloney e.a., 2009). Zo blijkt uit de levensverhalen van de respondenten uit de Glueck-studie dat ouderschap voor hen belangrijk was bij het stoppen met criminaliteit. Toen echter bij kwantitatieve toetsing gecontroleerd werd voor de invloed van trouwen, bleek het effect van het krijgen van kinderen niet langer significant (Laub & Sampson, 2003). Omdat trouwen en kinderen krijgen vaak kort op elkaar voorkomen, blijft daarom de vraag of er een zelfstandig effect is van kinderen krijgen op crimineel gedrag van de ouders (Farrington & West, 1995).
Het krijgen van kinderen kan zorgen voor een toename van sociale integratie en een verandering van de eigen identiteit en daarmee voor een afname van crimineel gedrag. Sociale
.....read moreHet retrivutivisme is retrospectief, het kijkt naar het verleden. Het wil de verstoorde balans herstellen. Er zijn twee varianten:
Positief retributivisme: straf moet, anders is de morele balans niet in balans.
Negatief retributivisme: straffen mag. De voorwaarden zijn dat alleen schuldigen gestraft worden en dat er niet zwaarder gestraft mag worden dan de ernst van het delict en de ernst van de verwijtbaarheid. Verwijtbaarheid is een rekbaar begrip, vinden we het minder erg als een arme steelt? Als er minder zwaar gestraft wordt is de balans niet helemaal hersteld.
Proportionaliteit is een belangrijk begrip binnen het retributivisme. Daarnaast is gelijkheid een toverwoord. Je wordt gestraft voor wat je gedaan hebt. Vergelden is dus niet streng straffen maar straffen naar de ernst van het delict. Vergelden kan juist een limiterende werking hebben. Dat is belangrijk. Von Hirsch en andere nieuwe retributivisten waren voorstander van vergelden vanwege de limiterende werking. Er werd namelijk te streng gestraft en er was willekeur. Hierin komt gelijkheid in terug.
Het utilitarisme is prospectief, het kijkt naar de toekomst. Het maakt niet uit wat je gedaan hebt. De hardcore utilitaristen stellen dat onschuldigen gestraft mogen worden als dat veel nut oplevert. Hier gaat een generaal preventieve werking van uit. Als er delicten mee voorkomen kunnen worden, levert het nut op.
Generale preventie draait om normbevestiging en generale afschrikking. Speciale preventie draait om resocialisatie, incapacitatie en speciale afschrikking. Beide soorten preventie zijn strafdoelen.
Nut wordt gedefinieerd als opbrengsten die hoger zijn dan de kosten. Als het schade voorkomt is dat een opbrengst. Kosten kunnen bijvoorbeeld financiele kosten zijn van de straf en het leed van de straf. Maar, hoe meet je nut? Hoe weet je op voorhand wat het nut gaat zijn? Het bepalen van nut is heel moeilijk. Mensen opsluiten die misschien niks meer zouden doen als ze vrij zouden zijn, is bijvoorbeeld nutteloos. Als de straf geen nut oplevert is er niet goed gestraft. De rechtvaardigheid van de straf valt dan weg. De straf moet hoog genoeg zijn om het nut te behalen. Te veel straf zou geen nut opleveren en is dus onrechtvaardig.
Overeenkomsten tussen het retributivisme en het utilitarisme zijn moeilijk, want het staat haaks op elkaar. Het retributivisme kikt terug en het is belangrijk dat de straf proportioneel is en dat er gelijkheid is. De utilitaristen vinden het barbaars om alleen terug te kijken. Wordt de maatschappij daar beter van? Bij de utilitaristen gaat het om de toekomst. Onschuldigen mogen gestraft worden als dat generaal preventief nut oplevert.
In dit hoorcollege wordt de rode draad weergegeven voor de hele cursus. Als tip wordt er meegegeven om naar de leerdoelen te kijken ter voorbereiding van het tentamen. Tevens wordt er een plaatje van de eerste slide gebruikt in een tentamenvraag. Dit college gaat over rechtvaardiging, de zin en het doel van straf. Hoe moet er gestraft worden?
In dit college worden morele straftheorieën besproken. Allereerst beginnen we met het antwoord op de simpele vraag ‘wat is straf?’. Straf vinden we in deze samenleving heel vanzelfsprekend. Als er een rechtsregel wordt overtreden, volgt er straf. Als er geen straf volgt, worden we zelfs boos. Als er bij een juridische fout geen straf volgt, kan er zelfs eigenrichting volgen. We verwachten het en we eisen het, we vinden het formeel dat er straf volgt. In deze cursus bedoelen we straf binnen het domein van het strafrecht. Je hebt ook straf binnen de huiselijke kring of school. Hier bedoelen we dus het strafrecht.
Er wordt al eeuwenlang nagedacht wat straf is en waarom we straffen. In de definities zien we dat straf pijn doen. Het is leed en wordt onaangenaam gevonden door de ontvanger. Straf is er voor een overtreding van een rechtsregel. Het wordt opzettelijk opgelegd en als straf bedoeld door de mensen die het opleggen. De mensen die straf opleggen, hebben het formele recht om de straf op te leggen. Als een inbreker zijn been breekt en dat als straf wordt gezien is het niet opzettelijk, het is niet als straf bedoelt, want het overkomt hem.
Volgens Kelk (1994) is straf als zodanig bedoeld door de overheid toegebracht leed op grond van een in het strafwetboek als delict omschreven normschending. De kern is opzettelijke leedtoevoeging. Daarom is straf problematisch. Waarom voegen we leed toe en niet een andere reactie? Waarom niet iets dat geen pijn doet? Kortom, als wij leed toevoegen hebben we een coherente en fundamentele rechtvaardiging nodig.
Hart (1969) heeft een instrumentarium gegeven. Er zijn twee vragen die beantwoord moeten worden. Waarom straffen we? Dat is de algemene rechtvaardiging in de praktijk. De tweede vraag is the rules for allocation. Hoeveel, wat voor, voor wie moeten we straffen en met welk doel? Dat zijn de vragen die de straftoemeter zich moet stellen. John Stuart Mill is grondlegger van het utilitarisme en hij had deze vragen ook al in zijn hoofd.
De nadruk ligt op het retributivisme (vergeldingstheorie) en het utilitarisme.
Absolute theorieën en vergeldingstheorieën wordt het retributivisme ook wel genoemd. In de Amerikaanse theorie wordt het Just Desert genoemd. Bij de deontologische theorie wordt iets gerechtvaardigd, omdat we het intrinsiek goed vinden.
.....read moreKwantitatief onderzoek houdt zich bezig met de mate van het optreden van sociale verschijnselen. Het probeert verschijnselen te verklaren. Kwalitatief onderzoek daarentegen houdt zich bezig met de aard van sociale verschijnselen. Het probeert verschijnselen te begrijpen.
Nominaal niveau: zegt niks over rangorde (bv. Man/vrouw). Ordinaal niveau: er zit een rangorde in, maar tussen de stappen zit geen gelijk niveau, dus vwo is niet 2x zo goed als havo (bv. Opleiding). Interval niveau: heeft geen nulpunt, maar de verschillen tussen de stappen zijn gelijk/even groot (bv. Temperatuur). Ratio/absoluut niveau: heeft wel een nulpunt en de stappen zijn ook gelijk (bv. Gewicht/prijs)
De onafhankelijke variabelen zijn de invloedvariabelen. De afhankelijke variabelen zijn de variabelen die je wilt begrijpen/verklaren, de variabelen waar je in geïnteresseerd bent, waar iets invloed op heeft.
Maten van centrale tendentie: waar bevindt zich het gemiddelde? De maten van centrale tendentie zijn het gemiddelde, de mediaan en de modus. De maten van spreiding geven aan hoeveel verschil er is in scores. Dit zijn de variantie: de gemiddelde gekwadrateerde afwijking van individu van het gemiddelde en de standaarddeviatie: de gemiddelde afwijking van individu van gemiddelde.
95% van de scores in een normaalverdeling ligt 1,96 standaarddeviaties onder of boven het gemiddelde. Individuele scores zijn om te rekenen tot z-scores. Dit is de afstand tot het gemiddelde, uitgedrukt in aantallen.
Univariaat: analyse met één variabele.
Bivariaat: analyse met twee variabelen.
Multivariaat: analyse met meer dan twee variabelen. Hierbij zijn meerdere factoren van belang. Tegelijkertijd worden meerdere variabelen bekeken en gecontroleerd.
Correlatie is een vorm van bivariate analyse. Het geeft informatie over de sterkte en de richting van een verband tussen twee variabelen. Significantie speelt hierbij een rol. Het geeft een indicatie hoe groot de kans is dat het gevonden verband tussen groepen per toeval in de steekproef worden gevonden, terwijl die in de populatie niet aanwezig zijn (p<0,05).
Met interval/ratio-variabelen kun je meestal volstaan met Pearson’s R, tenzij er duidelijke sprake is van een niet-normale verdeling van één van de variabelen of van één of enkele outliers. Is dit het geval, dan gebruik je de Spearman’s Rho. De Spearman's Rho wordt ook ingezet om ordinale variabelen aan elkaar te relateren.
Een kruistabel gebruik je om ordinale en nominale variabelen weer te geven, mits ze niet te veel categorieën hebben. Dit is zo,
.....read moreWetenschap is te zien als een systematisch geheel van kennis. Om een systematische samenhang tijdens onderzoek te krijgen maken wetenschappers gebruik van een aantal methoden en technieken.
Er zijn twee typen wetenschappelijk onderzoek. Het eerste type is fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en wil wetenschappelijke kennis uitbreiden. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek is gericht op de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van oplossingen die bestaan voor problemen in de praktijk.
Het boek gaat over de onderzoeksmethoden van de sociale wetenschappen, en heeft een multidisciplinaire insteek. Dit wil zeggen dat er over de grenzen van sociaal-wetenschappelijke disciplines heen wordt gekeken. Sociaal-wetenschappelijke disciplines zijn bijvoorbeeld sociologie, psychologie en communicatiewetenschap, en deze disciplines bestuderen allemaal een ander onderdeel van de mens en maatschappij.
Methodeleer is het geheel van onderzoeksmethoden die er bestaan binnen de sociale wetenschappen. Methodologie betreft de wetenschappelijke bestudering van methoden van onderzoek. Om verschijnselen in de sociale werkelijkheid op een systematische manier te ordenen, maakt men gebruik van methoden. Technieken zijn over het algemeen een klein onderdeel van een methode, bijvoorbeeld een steekproeftechniek die wordt gebruikt om een enquête te maken.
Wetenschap is een communicatieproces. Dit communicatieproces is als volgt te beschrijven: Wie zegt Wat tegen Wie, op welke Manier (Hoe), met welk Effect, met welke Feedback (terugkoppeling), in welke Context?
Een boodschap kan voor een ontvanger vier functies hebben, namelijk als bron van informatie, als vermaak, voor versterking van de identiteit en als middel voor integratie en interactie. Alledaagse kennis is vaak fragmentarisch en tegenstrijdig. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek kan deze ideeën bevestigen maar vooroordelen ook onderuithalen. In het boek komen vervolgens een aantal krantenartikelen aan de orde die hier niet worden behandeld. Lees ze zelf even door, omdat het een voorbeeld is van de manier waarop wetenschappelijk onderzoek in de dagelijkse media verschijnt en hoe dit gepresenteerd wordt.
De dagelijkse stroom van informatie leidt via discussies tot een publieke opinie, en informatie is daarom (onder andere) belangrijk voor politiek en bestuur. Toch kunnen gegevens ook uit hun verband worden gehaald of een emotionele lading meekrijgen, waardoor feitelijke gegevens een andere functie krijgen. Er worden in dat geval bijvoorbeeld geen vragen gesteld naar de kwaliteit van het onderzoek (validiteit, representativiteit en herhaalbaarheid). Onderzoek is dus een communicatieproces over uitkomsten en methoden, en is onlosmakelijk verbonden met de maatschappij.
Het hoofdstuk begint met een onderzoeksvoorbeeld naar
.....read moreIn 2006 werd een nota van wijziging van de Politiewet 1993 door kabinet Balkende III gestuurd. Hierdoor zou het regionale stelsel worden verbeterd. Uiteindelijk in 2010, naar aanleiding van de nota uit 2006, kwam er een systeem die vandaag de dag nog aanwezig is. Ondanks dat het een grote wijziging was werd het door de Raad van State gezien als een nieuwe wet.
De kritiek van de Eerste Kamer op dit systeem werd niet teruggestuurd naar de Tweede Kamer. Omdat het systeem al zo ver was doorgevoerd en klaar stond in de startblokken, moest de Eerste Kamer instemmen met het systeem ondanks de twijfels en kritiek.
Wat waren de doelstellingen van deze wetswijziging? Gunther Moor en Terpstra beweerden dat de kritiekpunten werden 'overgenomen' als nieuwe doelstellingen. Toch waren er twee grote doelstellingen volgens de Raad van State:
Versterking van de democratische inbedding in gemeenten en op landelijk niveau.
Vergroting van de slagvaardigheid van de politie.
Ook moest er meer focus komen op opsporing en verbetering van de samenwerking met het OM.
De politieorganisatie bestond uit:
25 regionale korpsen
het landelijke KLPD
En hieruit is een nieuwe nationale politieorganisatie gevormd. Het is nu één korps met als hoofd de korpschef en is onderverdeeld in 11 eenheden. Deze zijn aangesloten op de 10 arrondissementen van de gerechtelijke kaart en niet de veiligheidsregio's.
Door de nieuwe wet is de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de politie, waar voorheen twee ministers voor waren. Op het moment dat de regionale beleidsregels niet overeen komen met de nationale beleidsregels kan er ingegrepen worden (art. 40).
De korpschef beheert nu in plaats van de korpsbeheerder, hierdoor is het beheer op nationaal niveau komen te liggen. Het beheer op regionaal niveau ligt bij de burgemeester. En dan staat er in artikel 3 dat de politie nog altijd onder het bevoegde gezag van het OM en dus de burgemeester ligt. Naast de schaal waar het gezag plaats vindt heeft het OM ook verantwoording af te leggen aan de minister.
Door de nieuwe wet is de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de politie, waar voorheen twee ministers voor waren. Op het moment dat de regionale beleidsregels niet overeen komen met de nationale beleidsregels kan er ingegrepen worden (art. 40).
De korpschef beheert nu in plaats van de korpsbeheerder, hierdoor is het beheer op nationaal niveau komen te liggen. Het beheer op regionaal niveau
.....read moreDe politie staat midden in de samenleving. Als je alleen al kijkt naar alle berichten in de krant die te maken hebben met de politie, krijg je hier een idee van. Voor de duidelijkheid worden eerst twee begrippen uitgelegd waarvan iedereen weet wat ze inhouden, maar die lastig te omschrijven zijn. Het gaat om ‘rechtshandhaving’ en ‘politie’. Rechtshandhaving houdt in dat wetten en regels gehandhaafd worden, dat gezorgd wordt dat mensen zich eraan houden. Voor het woord politie is eigenlijk geen goede, alomvattende definitie, maar toch weten we allemaal wat het is. Een definitie die wel gebruikt wordt is: een rechtshandhavende overheidsinstantie met geweldsmonopolie (Koning, 31-08-2015). Hier moeten echter nuances op aangebracht worden. De politie is namelijk niet de enige rechtshandhaver (een conducteur van de NS of een onderwijsinspectie zijn dat bijvoorbeeld ook). Daarnaast doet de politie meer dan alleen rechtshandhaving (bijvoorbeeld hulpverlening en opsporing).
De politie voert heel veel verschillende taken uit. De volgende opsomming laat zien wat voor taken de politie zoal uitvoert/welke functies er zoal zijn: wijkagenten, alcoholcontroles, patrouilles (snelweg), aangifte doen, piloten, ruiters, bikers, hondentrainers, beveiligen belangrijke personen, varen jetski (tijdens Sail bijvoorbeeld), waterpolitie, arrestatieteam, politie NL traint politie in andere landen (Soedan etc.), onderzoek MH17 (nabestaanden identificeren). De politie omvat wijk en wereld en is heel divers.
Even een vraag om over na te denken: Is er wel zoiets als ‘de’ politieagent? Moeten politieagenten niet gespecialiseerde trainingen krijgen afhankelijk van hun functie?
Na de Franse bezetting in 1795 is de ‘echte’ politie ontstaan, daarvoor waren er bijvoorbeeld burgerwachten. Koning Willem I houdt zich na de bezetting aan de Franse politiestructuur: dienaren van politie in de steden, veldwachters op het platteland en de koninklijke marechaussee in de zuidelijke Nederlanden. Met de Gemeentewet en het Politiebesluit van 1851 wordt de lokale politie onder het gezag van de burgemeester geplaatst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaan de bestaande korpsen onder de Duitse bezetting op in een Staatspolitie. Na de bevrijding wordt de politie hersteld in twee korpsen: de Gemeentepolitie en de Rijkspolitie. De Politiewet van 1957 maakt de politie ondergeschikt aan het bevoegd gezag: aan de burgemeester voor het bewaren van de openbare orde en aan de Officier van Justitie voor overtredingen en misdrijven. In de jaren ’60 neemt de welvaart snel toe en de criminaliteit ook. In 1993 gaan de West-Europese grenzen open. De politie verandert mee. In 1994 gaan de 148 korpsen Gemeentepolitie en de Rijkspolitie op in 25 grotere regionale politiekorpsen en 1 landelijk politiekorps (met ondersteunende specialistische diensten).
.....read moreDe Nationale Politie in Nederland bestaat maar uit 1 korps (en niet uit 10 of 11). Verwar het woord ‘korps’ dus niet met eenheden. Het gaat ook maar om 1 rechtspersoon. De Nationale Politie valt niet onder het Ministerie van Justitie, omdat het een eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Het valt wel onder de verantwoordelijkheid van de minister.
De politie telt ongeveer 63.000 werknemers.
De Rijksrecherche doet onderzoek naar (eventuele) fouten van de politie (bijv. als een verdachte omkomt bij/door een politiehandeling). Deze taak ligt bij de Rijksrecherche, zodat de recherche niet eigen collega’s hoeft te onderzoeken.
Zoals in het hoorcollege ook genoemd: er is kritiek op de doelstellingen van de Nationale Politie. Volgens politiewetenschappers is het net Haarlemmerolie (een middel tegen allerlei kwalen). Volgens vakbonden wordt er teveel van de politie verwacht en kunnen niet alle doelstellingen waargemaakt worden.
In 2013 is ongeveer 300 euro per persoon uitgegeven aan de (Nationale) politie. De totale uitgave bedroeg ongeveer 5,2 miljard. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie krijgt ‘maar’ 5,5% van het totaal, dat is vrij weinig in vergelijk met sommige andere ministeries.
Het logo van de politie bestaat uit een wetboek en een vlam (+ bom). De vlam staat voor waakzaamheid en werd oorspronkelijk gebruikt door de Rijkspolitie. Het wetboek staat voor het handhaven van de wetten. Dit symbool werd gebruikt door de Gemeentepolitie. Het betekent dus niet dat het wetboek in vlammen opgaat.
In de werkgroep werd herhaald wat in het hoorcollege ook al was verteld, namelijk dat het gezag van de politie bij de burgemeester en de Officier van Justitie ligt en het beheer bij de minister.
Het eerste deel van de werkgroep hebben we vragen moeten beantwoorden met betrekking tot gezag en beheer. Het waren steeds dezelfde vragen bij een andere casus. De vragen waren: gaat de minister de vraag die gesteld wordt in de casus beantwoorden of ketst hij deze af? Als hij de vraag beantwoordt, hoe dan? Als hij de vraag afketst, naar wie dan en waarom? Omdat de werkgroepdocent de casussen niet online wilde publiceren vanwege hergebruik, worden de casussen niet allemaal beschreven en alleen globaal geschetst.
De vraag aan de minister was als volgt: “Fans van Roma hebben wraak aangekondigd. Er komen 2.400 man deze kant op. Er ligt een strijdplan van de gemeente Rotterdam. Onderdeel daarvan is dat de fans van Roma uit het
.....read moreIn het eerste deel van de werkgroep hebben we een filmpje gekeken over toezicht en veiligheid in uitgaansgebieden. De werkgroepdocent (Brands) heeft hiernaar onderzoek gedaan. Uit het filmpje blijkt o.a.:
De generaliseerbaarheid bij specifiek onderzoek is klein.
Er is een verband tussen wetenschap en praktijk en soms komt hier een kennisprobleem bij kijken.
Resultaten van onderzoek kunnen gevolgen hebben (consequenties).
Er zijn heel veel theorieën en ze gaan nooit helemaal weg. De maatschappelijke omstandigheden beïnvloeden een theorie en bepalen de populariteit daarvan (de historische context in combinatie met de sociale en geografische context spelen hierbij een rol). Tussen verschillende continenten/landen bestaan verschillen in contexten, bijv. tussen Amerika en Europa. Pas dus op met het toepassen van theorieën (zoals ze beschreven worden in het boek) in Europa, want het is een Amerikaans boek.
Het doel van hoofdstuk 1 van het boek is het uitleggen van het begrip theorie en het duiden van context en consequenties. Een theorie kan consequenties hebben op het gebied van politiek en beleid, maar ook in de ethiek. Hierbij speelt vooral de sociale context een rol, soms ook de geografische context.
De atoombom is ontstaan door de uitvinding van kernsplijting. Dit hoeft niet uitgevonden te zijn om verkeerd te gebruiken. Kernsplijting kan namelijk ook goed gebruikt worden om energie op te wekken. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd kernsplijting verkeerd gebruikt: op Japan werden atoombommen geworpen. In dit voorbeeld is te zien dat het heel belangrijk is hoe je met een uitvinding (/theorie) omgaat. Een theorie kan bijv. als gevolg hebben dat daders opgesloten worden, maar ook dat ze behandeld worden. Dit is maar één van de vele voorbeelden dat laat zien dat er voor misdadigers grote consequenties kunnen zitten aan een theorie en de gevolgen daarvan.
Tip: bekijk tabel 1.1 in het boek (LC&B) en probeer theorieën te plaatsen in de tijd en maatschappelijke context. Dit is handig om het overzicht te houden als je het boek met de vele theorieën gaat lezen.
Het is belangrijk om bij elke theorie te kijken naar het verklaringsniveau (micro of macro) en naar de elementen (object, explanans, explanandum). Micro heeft betrekking op het individu en macro op meerdere personen (samenleving en groepspatronen). Het object geeft aan over wie de theorie gaat (adolescenten bijvoorbeeld). De explanans geeft de verklaring, waarom is er sprake van het explanandum (bijv. waarom is er sprake van delinquent gedrag)? Het antwoord is dan de explanans, bijv. delinquente vrienden. Het explanandum is dat wat de theorie verklaart (delinquent gedrag). Een ander voorbeeld is: adolescenten (object)
.....read moreIn Engeland eind jaren ’60 en begin jaren ’70 waren de thema’s stuursloten en autodiefstal populair. Nadat de maatregel is ingegaan dat elke nieuwe auto die gemaakt wordt verplicht een stuurslot moet hebben, gaat de diefstal omhoog. Dit is niet de bedoeling en tegen de verwachting. De oorzaak is dat dieven overstappen naar oudere auto’s. Oudere auto’s leverden echter minder op en daarom moesten ze meer auto’s stelen om aan eenzelfde bedrag (winst) te komen.
Rond dezelfde tijd is een onderzoek gedaan naar strafzwaarte bij kinderen. Ze krijgen speelgoed te zien en moeten het een cijfer geven. De robot kreeg gemiddeld een 9. Daarna moeten ze een testje maken en de onderzoeker gaat weg om dit te controleren. De kinderen mogen ondertussen met het speelgoed spelen, behalve met de robot. Er zijn twee dingen die gezegd worden (verschillend per kind; een milde en zware waarschuwing). Een maand later wordt dit onderzoek op een andere manier nog een keer uitgevoerd. Bij het speelgoed ligt de robot van de vorige keer. De vraag hierbij is: heeft de straf waarin ze geconditioneerd zijn een maand later effect op of ze wel of niet met de robot spelen? Het antwoord is ja en het heeft te maken met cognitieve dissonantie. De kinderen die een milde strafdreiging kregen riskeerden niet veel bij de dreiging. Ze vinden het niet zo erg dat ze er niet mee gespeeld hebben (er lag geen grote druk op dat ze het niet mochten doen) en doen dat dus een maand later ook niet. De kinderen die een zware strafdreiging kregen riskeerden heel wat, en nu de regel niet meer lijkt te gelden zien ze hun kans schoon. Het doel was om te kijken naar het lange termijn effect van een straf(dreiging).
Onze ideeën en theorieën worden gevormd door persoonlijke ervaringen, media (ervaringen van anderen), autoriteiten (ouders, leraren) en consensus (traditie, religie, politieke stroming). Mogelijke fouten die ontstaan bij deze vorming zijn:
een gebrekkige/selectieve waarneming (als jou fiets niet meer wordt gestolen na een extra slot erop gedaan te hebben, wil dat niet zeggen dat dit bij anderen dan ook niet meer gebeurd; je neemt alleen jezelf waar)
over-generalisatie (wat voor jou geldt, geldt voor iedereen)
persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp
onlogisch of onvolledig redeneren (elliptische verklaring: conclusies zijn niet logisch op de aannemingen die gedaan worden)
partiële verklaring (als vrouwen meer winkeldiefstal plegen dan mannen, wil dat niet zeggen dat ze ook meteen meer geweldsdelicten plegen)
Wetenschappers zijn ook mensen. Er zijn checks en balances, maar
.....read moreCriminaliteit is een ingewikkeld fenomeen en het is een veeleisende uitdaging om de vele kanten ervan uit te leggen. Vaak wordt gezegd – door bijvoorbeeld politici – dat gezond verstand voldoet om te verklaren waarom burgers delicten plegen en dat gezond verstand ons daarmee dus ook kan vertellen wat we aan criminaliteit moeten doen. Het uitgangspunt van het boek is dat dit een oversimplificatie is. De schrijvers willen criminaliteit anders benaderen en verklaren.
Het onderzoeken en verklaren van criminaliteit is belangrijk. De auteurs geven aan dat er – vooral in de media – vaak een neiging is tot het overdrijven van de prevalentie en ernst van criminaliteit. Er zou hier toch een kern van waarheid in zitten; criminaliteit heeft veel invloed op grote delen van de maatschappij.
De statistieken tonen aan dat hoewel de criminaliteitscijfers lijken te dalen, ernstige geweldsdelicten nog steeds meer dan een miljoen Amerikanen treffen. Het feit dat de genoemde statistieken drugsdelicten en lichtere delicten niet meenemen en het feit dat één op de twee of drie slachtoffers van criminaliteit geen aangifte doet, leidt tot de conclusie dat criminaliteit zeer veel voorkomt in de maatschappij. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat de VS, zeker wat betreft (dodelijke) geweldsdelicten, hogere criminaliteitscijfers lijkt te hebben dan andere Westerse landen.
De auteurs stellen zichzelf en de lezer een aantal vragen, welke de kern van het boek vormen:
Waarom komt criminaliteit zo veel voor in de VS?
Waarom komt criminaliteit in sommige gemeenschappen meer voor dan in andere?
Waarom handelen sommigen in strijd met de wet terwijl anderen de wet naleven?
Waarom plegen ook welvarende burgers en niet alleen mensen uit achtergestelde groepen delicten?
Hoe kunnen deze fenomenen verklaard worden?
Theorie in de sociale context
De auteurs stellen dat de meeste Amerikanen een goed beeld denken te hebben van omstandigheden die tot criminaliteit
.....read moreThere are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution