Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012


Vragen

Vraag 1

Wat zou Plato’s visie zijn op – kort gezegd: de bankencrisis en de oplossing die door de banken zelf is aangedragen?

Moeten we dan vervolgens niet de minder geschikte figuren gaan behandelen? De man die van ruzie en prestige houdt, wat overeenstemt met de Spartaanse staatsvorm, en daarna de mannen die bij de oligarchie, de democratie en de dictatuur passen. Op die manier krijgen we te zien wie het onrechtvaardigste is, waarna we hem tegenover de rechtvaardigste kunnen stellen. (Politeia, nr. 545A)

Bekijk de bankencrisis vanuit Plato’s visie: wat zijn de oorzaken van de bankencrisis en hoe deugdelijk zijn de maatregelen die de banken zelf genomen hebben? Ga bij het beantwoorden van de vraag in op het verval van de staatsvormen en hoe we daaraan ontsnappen. Beredeneer dit vanuit analogie ook voor het individu en organisaties en bedrijven zoals banken.

Vraag 2

Volgens het Nieuwe Testament is het belangrijkste voorschrift van de goddelijke wet tweeledig: ‘Gij zult de Heer uw God liefhebben, en gij zult uw naaste liefhebben zoals uzelf.’

1. Er zijn volgens Thomas van Aquino vier dingen die ons aanzetten tot het liefhebben van de naaste. Welke dingen zijn dat volgens Thomas?

2. Wat wordt - volgens Thomas – precies bedoeld met de wijze van liefhebben, die in het voorschrift wordt aangeduid met het, voor menig verkeerde uitleg vatbare: ‘zoals uzelf’?

Vraag 3

Wat moet volgens Hobbes bepalend zijn voor rechterlijke uitleg van de wet, en waarom? Wat zouden de schrijvers van de Federalist Papers daarvan vinden?

Vraag 4

In hoofdstuk IX van Boek I van Over de democratie behandelt Tocqueville ‘de voornaamste oorzaken die bijdragen aan het behoud van de democratische republiek in de Verenigde Staten’. Hij onderscheidt daarbij drie categorieën. Ten eerste ‘de bijzondere en toevallige situatie waarin de Voorzienigheid de Amerikanen heeft geplaatst’, ten tweede ‘de wetten’, en ten derde ‘de zeden’. Noem en bespreek uit alle drie de categorieën één factor die bijdraagt aan het behoud van de republiek.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Drie dingen moeten in elk geval helder worden in het antwoord:

  • Dat er ook bij een bank, als bedrijf, als organisatie, zoals bij iedere organisatie, sprake is van een ziel-staat analogie. Banken, bedrijven, organisaties zijn eigenlijk staatjes in het klein, waar evengoed dus een analogie tussen de ziel en de organisatie bestaat. Daar wijst de Canadese documentaire The Corporation al met zo veel woorden expliciet op, zoals in de vraagstelling naar voren komt. Plato zou dus de makers van de documentaire prijzen omdat ze in hun benadering van een bedrijf als mens eigenlijk al gebruikt maakten van zijn inzicht in de ziel-staat analogie. Wie je bent, wordt bepaald door het regime waar je in leeft, maar het regime wordt ook bepaald door het soort mensen dat erin leeft en vooral: leiding geeft. Maar eigenlijk is dit punt een inkoppertje, een weggevertje, om zo te zeggen.

  • Dat we in de duiding van de oorzaken van de bankencrisis midden in Plato’s analyse van het verval van de staatsvormen zitten, met name in het verval van aristocratie naar timocratie, van timocratie naar oligarchie, en van oligarchie naar democratie, anarchie en erger. Dit alles is te vinden in Boek VIII.

Hiervan moet tenminste een redelijke uitleg volgen, namelijk hoe geld- en hebzucht aan de macht kan komen in de ziel, namelijk door het middelste deel van de ziel als compromis tussen het hoogste en laagste deel op de troon te zetten. Eerzucht en streven naar roem kunnen het geheel echter niet bijeenhouden, en het gevolg is dat het laagste deel de macht grijpt: de rijksten komen bovendrijven en geldzucht – als meest intelligente en georganiseerde van de lagere driften, neemt de leiding in de ziel en de organisatie. Geldzucht veronderstelt tenminste nog enige vorm van discipline (zie 554D) en kent waarde toe aan lange-termijnplanning (554E-555A). Men zou kunnen refereren aan de bonuscultuur bij topbestuurders van banken gedurende de laatste decennia. Ook dit kan het bedrijf op de lange duur niet bijeenhouden, zeker gelet op de voorbeeldfunctie van bestuurders (waar Plato oog voor heeft als hij het immers heeft over vaders en zonen): omdat in een oligarchie onbeheerst gedrag getolereerd wordt, ontstaat vroeg of laat een onderklasse met revolutionaire aspiraties. Armen die rijk willen zijn zonder te hoeven werken. Als zij aan de macht zijn, is de democratie geboren. Tirannie is dan slechts de volgende fase in het verval. (NB: een analyse van bedrijven slechts in termen van tirannie is niet genoeg – er moet minstens inzicht in het verval dat er aan voorafging getoond worden)

  • Dat we dus voor de oplossing hiervoor, in de geest van Plato, misschien niet naar een gedragscode zouden moeten gaan, maar naar heel iets anders: selectie en opleiding van de besten en fatsoenlijksten tot de deugd.

Plato zou kritisch zijn op gedragscodes die vooral de indruk naar buiten, naar het publiek moeten wekken dat de organisatie fatsoenlijk geleid zou word. In feite verval je daarmee in timocratische neigingen, omdat het je kennelijk vooral om je reputatie gaat. Nee, Plato zou uiteraard heel iets anders bepleiten als oplossing: namelijk het selecteren en opleiden van de verstandigsten en fatsoenlijksten, om de bekende redenen dat alleen een ziel en een organisatie die door het verstand geleid worden rechtvaardige zielen en organisaties zijn die in staat zijn te doen wat ze moeten doen; in het geval van banken: verstandig bankieren.

NB: Het probleem moet uiteengezet worden met de bovenstaande punten daarin behandeld. Hierbij moet de kennis worden toegepast en niet slechts gereproduceerd worden. Deze tentamens zijn slechts ter voorbereiding!

Vraag 2

  1. Het antwoord staat in deel XII van Thomas’ ‘Over de Tien Geboden’. Gij zult uw naaste liefhebben zoals uzelf. Want de liefde vervult de hele wet. Thomas noemt vier dingen die ons aanzetten tot de naastenliefde. 1. De liefde voor God zet ons aan tot de liefde voor de naaste. Wie de naaste niet liefheeft en zegt dat hij van God houdt is een leugenaar. 2. Het goddelijk gebod / de goddelijke wet zet ons aan tot de liefde voor de naaste. Dat mensen elkaar liefhebben is een aanwijzing ervoor dat zij Christus volgen en op een waarachtige manier in het geloof staan. 3. De gemeenschappelijkheid van de natuur van de mens zet hem ertoe aan de naaste lief te hebben. Ieder levend wezen heeft zijn gelijke lief. Als je de naaste haat is dat in strijd met de natuurwet. 4. Door liefde brengen mensen elkaar voordeel. Dit profijt is eveneens iets wat ons aanzet tot naastenliefde.

  2. Het antwoord staat in deel XIII van Thomas’ ‘Over de Tien Geboden’. De wijze van liefhebben die aan de orde is, wanneer gezegd wordt ‘zoals uzelf’, wordt bij Thomas gespecificeerd. Vijf dingen moeten we daarbij in acht nemen. 1. We moeten liefhebben op deugdzame wijze. Dat wil zeggen: met het oog op hemzelf, op het Goed van de ander, en niet ter wille van onszelf. Liefde met oog op het aangename en het voordeel is niet waarachtig, en niet duurzaam. 2. We moeten de ander liefhebben op ‘geordende wijze’. Dus: niet meer dan God, of evenzeer als God, maar naast God; zoals jezelf. 3. Je moet de ander daadwerkelijk liefhebben; dus niet alleen in woorden, maar ook in daden. Zoals je ook jezelf in het handelen lief hebt. 4. Je moet standvastig zijn, zoals je ook jezelf met standvastigheid lief hebt. In voor- en tegenspoed. 5. Je moet de naaste liefhebben op heilige wijze. Door de liefde die God zelf is. Gods liefde is schenkende liefde; geen vragende of erotische liefde. Je moet jezelf niet liefhebben om te zondigen; want daardoor zal je God verliezen. En voor de ander geldt hetzelfde; ook de ander mag je niet liefhebben om te zondigen.

Vraag 3

De onderstaande aspecten dienen terug te komen in het essay. Het gaat hier om een toegespitste uitleg over bepaalde opvattingen van Hobbes en Publius.

  • Hobbes over de rechter:

Leviathan, h. 15, over de wetten van de natuur: niemand kan rechten opeisen die hij een ander niet ook gunt (geen ‘pleonexia’) => rechter moet partijen GELIJKELIJK behandelen (eis van ‘equity’). (Rechter moet in feitenvaststelling zo mogelijk uitgaan van beide pp., indien dat niet kan moet hij beroep doen op derden, etc.)

H. 23: weer nadruk op noodzaak van gelijkelijke rechterlijke rechtsbedeling. De soeverein is de hoogste rechter, omdat regel is wat hij regel beoogt te zijn. Idealiter is wat hij beoogt conform de natuurwet, maar zelfs als dat niet zo is, geldt: zijn bedoeling is wet.

H. 26: Niet de letter van de wet is recht, maar de bedoeling van de wetgever, ‘de kunstmatige rede’ van de soeverein. De soeverein is dan ook de hoogste rechter. (Tegen rechtsgeleerdheid als rechtsbron (!): wordt op valse grondslagen voortgebouwd, dan worden de ruïnes alleen maar groter.)

De wetten van de natuur behoeven geen publicatie <= iedereen weet dat hij een ander niet mag aandoen wat hij zelf niet wil (de Gulden Regel als essentie van de wetten van de natuur). Gulden regel inderdaad bepalend voor rechterlijke uitleg: achtergrond van eerder behandelde eis van gelijkelijke rechtsbedeling.

Voorbeeld: het kan geen recht zijn dat een alsnog opgepakte onschuldige gevlucht uit angst voor oneerlijke rechtspraak alsnog wordt veroordeeld (dat zou in strijd zijn met de natuurwet). Precedenten zijn n i e t bindend en mogen als zodanig dus geen rol spelen in uitleg van de wet, want rechters kunnen zich vergissen (!).

De wet heeft maar één enkele betekenis, die dus niet schuilt in de letter maar in de bedoeling van de wetgever. ‘Equity’ is altijd de bedoeling van de wetgever: de rechter die daarvan niet uitgaat toont minachting voor zijn soeverein. Ook daarom zijn de wetten van de natuur bepalend voor uitleg van de wet. (Een goede rechter begrijpt wat ‘equity’ inhoudt, beschikt meer over natuurlijke rede dan rechtsgeleerde kennis, is onomkoopbaar, onkreukbaar, volstrekt gelijkmoedig, kan goed luisteren, is feitengevoelig en gezegend met een goed praktisch verstand en een geheugen.)

  • Federalist Papers

(hier hoofdzakelijk nr. 78) nemen duidelijk afstand van de voor hobbes bepalende idee van de bedoeling van de wetgever, hoezeer ook “gelijkgesteld” met de wetten van de natuur die aan die bedoeling ten grondslag (zouden moeten) liggen. (Bovendien gaan zij, weer anders dan Hobbes, uit van een democratische wetgever.)

Grote nadruk op rechterlijke onafhankelijkheid (al in nr. 51). (Noodzaak van levenslange aanstelling bij goed gedrag, tijdelijke aanstelling zou bovendien in de weg staan aan noodzaak van levenslang leren van nu eenmaal complex recht, om dat goed te kunnen toepassen)

Zij gaan verder dan Hobbes’ “natuurrecht”, niet alleen wat aangaat rechterlijke toetsing, in ieder geval in de idee van constitutionele toetsting. De constitutie is uitdrukking van de bedoeling van het volk, die gaat inderdaad boven de bedoeling van de “uitvoerders” (de wetgevers en de bestuurders). De rechter moet redelijk beslissen, naar “de natuur der dingen”. Ook afgezien van de constitutie moet de rechter de rechtsgenoten beschermen tegen de gevolgen van onrechtvaardige en partijdige wetten. Het gaat hier om constitutionele rechten én om individuele rechten. Maar toch: ter voorkoming van rechterlijke willekeur moet de rechter gebonden zijn aan strikte regels en precedenten (anders Hobbes op dit punt).

  • Verdere mogelijke overwegingen:

Enerzijds lijken Hobbes en Publius ver van elkaar af te staan, als ook hier uitgelegd. Maar: alleen al Hobbes’ dubbelzinnigheid in zijn gebruik van het begrip ‘soeverein’ (positieve machtsmonopolist maar ook executieve van de wetten van de natuur!) maakt duidelijk dat bij beiden sterk natuurrechtelijke elementen bepalend zijn voor goede rechterlijke uitleg, goede rechtspraak en openbaar bestuur in het algemeen. Beide betogen zijn doorspekt met natuurrechtelijke noties, stilzwijgend of uitdrukkelijk gedragen door de Gulden Regel (uiteindelijk ook voor Publius van fundamenteel belang). – etc. etc.

Vraag 4

De vraag gaat over hoofdstuk IX van deel II van Boek I. Daarin bespreekt Tocqueville de drie voornaamste oorzaken die bijdragen aan het behoud van de democratische republiek in de Verenigde Staten. Het zijn drie categorieën:

  1. ‘De bijzondere en toevallige situatie waarin de Voorzienigheid de Amerikanen heeft geplaatst’

  2. ‘De wetten’

  3. ‘De zeden’

U dient uit elk van deze categorieën één oorzaak te noemen en bespreken.

Categorie 1 omvat:

  1. Het feit dat de VS geen buren hebben en dus geen grote oorlogen, met legers, belastingen, verwoestingen e.d., wat leidt tot destabilisatie en centralisatie.

  2. Het feit dat de VS (anders dan Frankrijk) geen grote hoofdstad hebben van waaruit alles bestuurd wordt.

  3. De invoering van de gelijkheid door de eerste settlers, waaruit later wel een democratische republiek moest voortvloeien, omdat deze settlers ‘de toon zetten’.

  4. Tenslotte de voornaamste uit categorie 1: De enorme uitgestrektheid, leegte en natuurlijke rijkdom van het Noord-Amerikaanse continent, die bewerkstelligen dat ‘alle behoeften en hartstochten zonder moeite kunnen worden bevredigd’, zodat iedereen tevreden is. (pp.308-309)

Categorie 2 omvat:

  1. De federale staatsstructuur: scheiding van machten etc. (vgl. Federalist Paper 51 en 78)

  2. Het belang van de gemeentelijke instellingen (de decentralisatie), waardoor despotie voorkomen/gematigd wordt.

  3. De inrichting van de rechterlijke macht: met name de bevoegdheid wetten te toetsen aan de constitutie (Vgl. Federalist Paper 78).

Categorie 3 omvat maar één zaak: de religie.

  • Voornaamste functie van de religie: zij tempert de menselijke vrijheid, die anders in een democratie waarschijnlijk te groot wordt, waardoor chaos ontstaat en de republiek te gronde gaat.

  • Hoe komt het dat de invloed van de religie zo groot is: in de VS zijn staat en kerk vanaf het begin gescheiden, waardoor het falen van de staat nooit op de kerk afstraalt (dit in tegenstelling tot Frankrijk). Weinigen voelen dus de behoefte tegen te kerk te zijn en velen beseffen haar grote nut.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Oefenmaterialen Rechtsfilosofie I - UL

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013


Vragen

Vraag 1

Zowel Plato als de Federalist Papers houden zich bezig met het zogeheten ‘eliteprobleem’. Wat houdt dit in? Hoe luiden hun respectievelijke oplossingen hiervoor? Leg uit hoe zij dit beredeneren.

Vraag 2

Beschrijf en analyseer de overeenkomsten en verschillen tussen de visies van Thomas van Aquino en Hobbes over de menselijke natuur.

Hanteer hierbij de volgende begrippen: begeertes, wil, ratio en gemeenschap.

Vraag 3

Een citaat uit de Leviathan van Thomas Hobbes, hoofdstuk 15, getiteld: De verdere natuurwetten:

“Deze uiteenzetting van de natuurwetten lijkt misschien te vergezocht om voor iedereen duidelijk te zijn. De meeste mensen hebben het immers te druk met de zorg om hun dagelijks brood, en de overigen zijn te onverschillig om er begrip voor te hebben. Maar om niemand een excuus te laten, kunnen zij nog eens worden samengevat tot een eenvoudige slotsom die zelfs voor het geringste verstand toegankelijk is. Deze luidt: Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doet dat ook een ander niet. Uit zegswijze blijkt dat iemand niets anders hoeft te doen om de natuurwetten te leren dan andermans handelingen aan zijn kant van de schaal te leggen, zodra zij hem bij het afwegen te zwaar lijken, en de zijne aan de andere kant, zodat zijn hartstochten en eigenliefde niets aan het gewicht toevoegen. Dan zal geen van de natuurwetten hem erg onredelijk voorkomen.”

Leg uit hoe Hobbes deze passage heeft bedoeld in het verband van zijn natuurwetten.

Vraag 4

Op p.726 van de Nederlandse vertaling van Over de democratie in Amerika (vol.II, 1840), in het hoofdstuk getiteld Dat de gevoelens van democratische volken in overeenstemming zijn met hun ideeën, waardoor zij ertoe worden aangezet de macht te concentreren, schrijft Tocqueville:

“In tijden van gelijkheid komen mensen gemakkelijk op het idee van een grote centrale macht, maar anderzijds staat het buiten kijf dat reeds hun gewoontes en gevoelens hen ontvankelijk maken voor het erkennen van een dergelijke macht en voor het verlenen van steun aan die macht. Het bewijs hiervoor kan in enkele woorden worden geleverd.”

a. Lever dit bewijs.

Even verderop op dezelfde pagina schrijft Tocqueville:

“Dat dergelijke neigingen niet onoverwinnelijk zijn zal ik niet ontkennen, want mijn hoofddoel bij het schrijven van dit boek was juist ze te bestrijden.”

b. Hoe denkt Tocqueville dat deze ‘neigingen’ bestreden moeten worden? Leg uit.    

 

Antwoordindicatie

Vraag 1

a. Eerst dient uitgelegd te worden wat precies het eliteprobleem is. Dit kan hetzij aan de hand van Plato’s beschrijving, hetzij aan de hand van die van de Federalist Papers.

1. Aan de hand van Plato (369A – 414C in grote lijnen) kan dit uitgelegd worden als volgt.

Een samenleving waarin de menselijke begeerten nu eenmaal groot, talrijk en gevarieerd

.....read more
Access: 
Public
Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013 (2)

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013 (2)


Vragen

Vraag 1

Thomas van Aquino

In ‘Over de wet’ haalt Thomas een belangrijke passage aan uit de Romeinenbrief van Paulus, namelijk, dat ‘de heidenen die de wet niet hebben, van nature de dingen doen die van de wet zijn.’

Leg uit welke uitleg Thomas geeft aan bovenstaande passage. (1)

Hoe is bij hem überhaupt de verhouding tussen de geschreven en de ongeschreven wet(ten)? (2)

Vraag 2

Waarin komen Hobbes’ opvattingen van staat en recht overeen met die van de auteurs van de Federalist Papers?

Antwoorden

Vraag 1

1. We vinden het antwoord in vraagstelling 91 van Over de wet. Eerst dient men uit te leggen wat Thomas hier precies met de wet bedoelt. De heidenen hebben geen toegang tot de eeuwige wet want ze geloven niet. Verder hebben zij ook de goddelijke wet niet. Zij erkennen niet dat de Bijbel het Woord van God is, en zij gebruiken daarom de wetten in de Bijbel niet als leidraad voor hun handelen. Hoe kunnen de heidenen dan toch dingen doen die van de wet zijn? Dat komt, volgens Thomas omdat God de Schepper is van hemel en aarde. Hij heeft ook de mens geschapen, volgens zijn wil en naar zijn evenbeeld. De natuur van de mens weerspiegelt Gods wil en bedoeling. Van nature is de mens tot het goede geneigd, echter niet zonder meer. Het is meer bepaald, het rationele vermogen van de mens, zijn vermogen om na te denken bij wat hij doet, dat in het bijzonder de natuur van God reflecteert. Ook als hij God niet kent door het geloof en door de Bijbel, dan nog zal hij, als hij zijn door God gegeven verstand gebruikt, de dingen doen die God geboden heeft. Een gebrekkige kennis van goed en kwaad - de natuurlijke wet - heeft iedereen van nature in zich, in zijn hart of geweten. Deze kennis is, hoe gebrekkig ook, universeel en eeuwig.

2. Hier dient men de vijf wetten die Tomas onderscheidt eerst duidelijk te omschrijven. Daarbij dient te worden aangegeven of ze geschreven, dan wel ongeschreven zijn. Vervolgens dient kort en bondig te worden uitgelegd hoe ze met elkaar in verhouding staan.

Vraag 2

  • Belangrijkste overeenkomst is de fundering van alle staatsgezag in de mens zelf.

  • Er is geen hogere, laat staan religieuze grond voor staatsautoriteit, “van transcendent naar immanent”

  • Van nature zijn mensen elkaars gelijken. Staats is niet persoonsgebonden.

  • De staat dient geen hoger doel dan het welzijn van de onderdanen.

  • Dat welzijn is niets anders dan optimale vervulling van menselijke wensen, strevingen en verlangens. (Er is geen ideaal van de mens buiten het feitelijk menselijk bestaan: naturalisme.)

  • Staatkundig, politiek en juridisch

.....read more
Access: 
Public
Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012


Vragen

Vraag 1

Wat zou Plato’s visie zijn op – kort gezegd: de bankencrisis en de oplossing die door de banken zelf is aangedragen?

Moeten we dan vervolgens niet de minder geschikte figuren gaan behandelen? De man die van ruzie en prestige houdt, wat overeenstemt met de Spartaanse staatsvorm, en daarna de mannen die bij de oligarchie, de democratie en de dictatuur passen. Op die manier krijgen we te zien wie het onrechtvaardigste is, waarna we hem tegenover de rechtvaardigste kunnen stellen. (Politeia, nr. 545A)

Bekijk de bankencrisis vanuit Plato’s visie: wat zijn de oorzaken van de bankencrisis en hoe deugdelijk zijn de maatregelen die de banken zelf genomen hebben? Ga bij het beantwoorden van de vraag in op het verval van de staatsvormen en hoe we daaraan ontsnappen. Beredeneer dit vanuit analogie ook voor het individu en organisaties en bedrijven zoals banken.

Vraag 2

Volgens het Nieuwe Testament is het belangrijkste voorschrift van de goddelijke wet tweeledig: ‘Gij zult de Heer uw God liefhebben, en gij zult uw naaste liefhebben zoals uzelf.’

1. Er zijn volgens Thomas van Aquino vier dingen die ons aanzetten tot het liefhebben van de naaste. Welke dingen zijn dat volgens Thomas?

2. Wat wordt - volgens Thomas – precies bedoeld met de wijze van liefhebben, die in het voorschrift wordt aangeduid met het, voor menig verkeerde uitleg vatbare: ‘zoals uzelf’?

Vraag 3

Wat moet volgens Hobbes bepalend zijn voor rechterlijke uitleg van de wet, en waarom? Wat zouden de schrijvers van de Federalist Papers daarvan vinden?

Vraag 4

In hoofdstuk IX van Boek I van Over de democratie behandelt Tocqueville ‘de voornaamste oorzaken die bijdragen aan het behoud van de democratische republiek in de Verenigde Staten’. Hij onderscheidt daarbij drie categorieën. Ten eerste ‘de bijzondere en toevallige situatie waarin de Voorzienigheid de Amerikanen heeft geplaatst’, ten tweede ‘de wetten’, en ten derde ‘de zeden’. Noem en bespreek uit alle drie de categorieën één factor die bijdraagt aan het behoud van de republiek.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Drie dingen moeten in elk geval helder worden in het antwoord:

  • Dat er ook bij een bank, als bedrijf, als organisatie, zoals bij iedere organisatie, sprake is van een ziel-staat analogie. Banken, bedrijven, organisaties zijn eigenlijk staatjes in het klein, waar evengoed dus een analogie tussen de ziel en de organisatie bestaat. Daar wijst de Canadese documentaire The Corporation al met zo veel woorden expliciet op, zoals in de vraagstelling naar voren komt. Plato zou dus de makers van de documentaire prijzen omdat ze in hun benadering van een bedrijf als mens eigenlijk al gebruikt maakten van zijn inzicht in de ziel-staat analogie. Wie je bent, wordt bepaald door het regime waar je in leeft, maar het regime

.....read more
Access: 
Public
Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012 (2)

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

Wat zou Plato van het referendum vinden?

Vraag 2

Wat zegt Thomas over het zevende gebod, ‘Gij zult niet stelen’? Wat is de plaats van dit gebod in het systeem van de wet?

Vraag 3

Hobbes wordt wel genoemd als inspirator van Publius. Bespreek dit idee op grond van de nrs 51 en 78 van de Federalist Papers

Vraag 4

Bespreek de tirannie van de meerderheid en de waarborgen daartegen bij Tocqueville.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het referendum is een vorm van directe democratie. Het is een vorm van volksraadpleging over bepaalde collectieve besluiten, met een bindend karakter. In elk geval moet de student het referendum identificeren als een zeer democratisch middel. Dat doet de vraag rijzen wat Plato precies zegt over de democratie als zodanig, en vooral: waarom hij dat zegt; hoe de filosofische redenering achter zijn (kritische!) houding ten opzichte van de democratie eruit ziet. Dat moet de student brengen op de bespreking van de deugd als zodanig, de rechtvaardigheid/rechtschapenheid (dikaiosunè), en hoe deze zich (op grond van Plato’s ziel-staatanalogie) zowel op het niveau van de ziel als dat van de constitutie weerspiegelt. Tenslotte dient de fundering van dit alles verhelderd te worden, namelijk in de notie van de idee van de waarheid en het goede als iets transcendents, dat alleen door moeizame studie en inspanning eigen gemaakt kan worden, en dan ook slechts door diegenen die er de begaafdheid voor bezitten. Wat weer een argument is voor zijn aristocratisch staatsideaal. De vindplaats van Plato’s kritiek op de democratie is Boek VIII, vanaf nr. 555 B tot en met 562A (Het Bestel, pp. 329 t/m 339). Daarvan moet de student toch iets laten zien, namelijk dat vrijheid en gelijkheid het hoogste goed zijn, met als gevolg een volstrekte egalitaire benadering van alle verlangens en begeertes. Gevolg: verdwijning van iedere hiërarchie en discipline, vaders worden bang voor hun zonen en leraren voor de leerlingen, waardoor de samenleving een stuurloos geheel wordt.

Het gevaar van afglijden naar een tirannie is levensgroot, omdat in die chaos de roep om een sterke man groot wordt. Het filosofische hoe en waarom hierachter dient uitgelegd te worden. Centraal daarbij staat de deugd: de rechtvaardigheid/rechtschapenheid. Dit houdt in: balans in de verschillende onderdelen van zowel de menselijke ziel (waarin telkens de bij deze onderdelen behorende deugd betracht wordt) als van de samenleving (waarin ieder het zijne doet). Het lagere deel van de ziel waarin de driften van buik en onderbuik zetelen dient de gematigdheid oftewel de zelfbeheersing te betrachten. Diegenen die hooguit in deze deugd kunnen uitblinken, dienen in de samenleving de functie van werkers te vervullen. Het middendeel van de ziel waarin de edeler passies van het gemoed huizen, zoals de wilskracht

.....read more
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1784