Methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen - Prins & Braet - 2e druk
- 1335 reads
De ontwikkeling van de kindergedragstherapie in de afgelopen vijftig jaar kan beschreven worden aan de hand van drie generaties: (1) jaren ’60-’80, vooral gericht op uiterlijk waarneembaar gedrag; (2) jaren ’80 en ’90, cognities worden betrokken in analyse en aanpak van probleemgedrag; (3) eind jaren ’90 tot nu, nieuwe therapiestromingen, zoals mindfulness. Het gedragstherapeutische proces bij kinderen is al vanaf het begin anders dan dat bij volwassenen, omdat kinderen bijna nooit zelf kiezen voor hulp. Dit proces verloopt volgens een aantal fasen: (1) kennismaking, (2) probleeminventarisatie, (3) probleemdefiniëring, (4) behandelkeuzes, (5) behandeling, (6) evaluatie en afronding, (7) boostersessies en follow-up. Deze fasen hoeven niet allemaal doorlopen te worden. Als de problemen geïnventariseerd zijn, worden de verschillende elementen in een theoretisch kader geplaatst: de holistische theorie (HT). Deze geeft, op basis van gesprekken met, metingen bij en observaties van de cliënt, de probleemsamenhang weer. De therapie moet afgestemd zijn op wat er thuis mogelijk is. ...
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
De moderne geschiedenis van de kindergedragstherapie begint in de jaren twintig van de 20e eeuw. Al in de eerste behandelexperimenten zijn de huidige standaardprocedures terug te vinden. Toepassingen op grote schaal bleven echter uit. In het onderwijs werd ook geprobeerd om gedragstherapeutische methoden te introduceren. Dit mislukte echter ook. De echte doorbraak van de gedragstherapie vond pas in de jaren zestig plaats. Gedragstherapeuten richtten zich toen vooral op de behandeling van kinderen met een ernstige gedrags- of ontwikkelingsstoornis. Behandeling was gebaseerd op de operante conditioneringsprincipes van Skinner. De eerste programma’s waren vooral gericht op het terugdringen van gedrag of het systematisch aanleren van taal. Geleidelijk werd gedragstherapie ook op grotere schaal toegepast. De ontwikkeling van de kindergedragstherapie in de afgelopen vijftig jaar kan beschreven worden aan de hand van drie generaties (ook wel fasen genoemd):
1) De eerste generatie: jaren ‘60 tot ‘80. In deze periode was men vooral gericht op uiterlijk waarneembaar gedrag. Operante en klassieke conditioneringsprincipes waren de basis voor interventies, en introspectie werd afgekeurd. Gedrag dat waarneembaar was in combinatie met omgevingskenmerken stonden centraal in de analyse en behandeling van probleemgedrag. Bandura voegde hier een belangrijke dimensie aan toe met zijn sociale leertheorie en het principe van modeling. Onder andere hierdoor werd ruim baan gemaakt voor de opkomst van de cognitieve stroming.
2) De tweede generatie: jaren ‘80 en ‘90. Cognities (gedachten of zelfspraak) zijn geen bijverschijnselen van gedrag, maar functionele onderdelen in de gedragsketen. Ze worden betrokken in de analyse en aanpak van probleemgedrag. Het opsporen van denkfouten, het veranderen van denken en het aanleren van specifieke gedachten en gevoelens kwam centraal te staan in de gedragstherapie. Er was toenemende aandacht voor informatieverwerkingsprocessen.
3) De derde generatie: eind jaren ‘90 tot nu. Nieuwe therapiestromingen – zoals de acceptance and commitment therapy, de mindfulness based cognitive therapy en de dialectische gedragstherapie – doen hun intrede. Zij richten zich minder op het direct veranderen van gedachten en gevoelens, maar meer op de functie en de context ervan.
Kindergedragstherapie is een empirische benadering van psychologische problemen. Het uitgangspunt is dan ook dat ongewenst/abnormaal gedrag grotendeels aangeleerd is. Gedrag bestaat uit zowel waarneembare motorische en sociale gedragingen, als uit gedachten. Wat onderscheidt de (cognitieve) gedragstherapie van andere interventiemethoden?
Het ontwikkelingsperspectief
A. Eerste generatie
B. Tweede generatie
C. Derde generatie
A. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
B. Stelling 2 is juist; stelling 1 is onjuist
C. Beide stellingen zijn juist
D. Beide stellingen zijn onjuist
A. Fase 1: kennismaking
B. Fase 2: probleeminventarisatie
C. Fase 3: probleemdefiniëring
D. Fase 4: behandelingskeuzes
A. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
B. Stelling 2 is juist; stelling 1 is onjuist
C. Beide stellingen zijn juist
D. Beide stellingen zijn onjuist
A. De gezinsbehandeling
B. De individuele behandeling
C. De groepsbehandeling
D. De meditatieve behandeling
A. Time sampling
B. Event sampling
C. Interval sampling
D. Frequency sampling
A. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
B. Stelling 2 is juist; stelling 1 is onjuist
C. Beide stellingen zijn juist
D. Beide stellingen zijn onjuist
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution