Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 1942 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Vragen naar aanleiding van het arrest Stichting Leefbaar Buitengebied & Stichting VROM? ABRvS 21-12-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3431
Waar gaat dit arrest over?
In het arrest Stichting Openbare Ruimte heeft de Afdeling bepaald dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Wat is de ratio daarvan?
Waarom concludeert het college dat de Stichting Leefbaar Buitengebied geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken?
Wat is de beslissing van de Afdeling over de feitelijke werkzaamheden van Stichting Leefbaar Buitengebied?
Lees in r.o. 2.4 en 2.5 de statutaire doelstellingen van de Stichting Leefbaar Buitengebied en de Stichting VROM?. Wat valt u op aan deze doelstellingen in het licht van de stan- daarduitspraak Stichting Openbare Ruimte en het oordeel van de Afdeling ten aanzien van de statutaire doelstellingen?
Vragen naar aanleiding van het arrest Het belanghebbende bestuursorgaan ABRvS 29-11-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3274
Beschrijf de casus.
Op welke wijze moet in het algemeen worden beoordeeld of een bestuursorgaan belanghebbende in de zin van de Awb is?
Leg aan de hand van de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:3970) uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de rechtbank geen belanghebbende is in de zin van de Awb.
Leg uit waarom het college van gedeputeerde staten van Overijssel volgens de Afdeling bestuursrechtspraak wel belanghebbende is in de zin van de Awb.
Vragen naar aanleiding van het arrest Mestbassin Mechelen ABRvS 23-08-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271
Beschrijf de casus.
Sinds maart 2016 hanteert de Afdeling bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het bepalen van de belanghebbendheid een gelijkluidende standaardoverweging als bij andere besluiten die leiden tot activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, de verlening van een evenementenvergunning of een omgevingsvergunning bouwen).
Hoe luidt de standaardoverweging?
Leg uit op welke van de EPOAD-criteria uit het redeneerschema deze standaardoverweging betrekking heeft. Was dat ook het geval in de uitspraak van maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737)?
Hoe past de Afdeling in deze uitspraak de standaardoverweging toe?
Bespreek aan de hand van de annotatie van Tolsma in AB 2017/348 (punt 3 en 4) welke kanttekening kan worden gezet bij het vaststellen van de kring van belanghebbendheid zoals de Afdeling in r.o. 3.2 schetst.
Vragen naar aanleiding van het arrest Evenementenvergunning defilé Veteranendag ABRvS 09-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3764
Geef de casus van dit arrest weer.
Is bij het beoordelen van de belanghebbendheid relevant of de Vereniging Veterans MC Netherlands feitelijke werkzaamheden verricht? Waarom wel/niet?
Welke redenering volgen de rechtbank en de Afdeling voor het oordeel dat de appellant een afgeleid belang heeft bij het besluit van 24 juni 2014 waarbij aan de Stichting Nederlandse Veteranendag een vergunning is verleend voor het houden van de Nederlandse Veteranendag? Leg uw antwoord uit aan de hand van het ‘redeneerschema belanghebbende’.
Ondanks dat sprake is van een afgeleid belang is toch een mogelijkheid om als belanghebbende moet worden beschouwd. Leg uit onder welke voorwaarden iemand toch als belanghebbende bij een besluit kan worden aangemerkt.
Casusbeschrijving:
Het college aan [vergun- ninghouder] een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor het in wer-king hebben en uitbreiden van een pluimvee- houderij aan de [locatie 1] te Geerdijk. SLB en VROM? Maken hiertegen bezwaar, worden niet- ontvankelijk verklaard.
Uitspraak SOR
RO 2.3:
De Afdeling overweegt dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, in zoverre voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen pleegt aan te wenden. De uitleg van de criteria van art. 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder open zou staan (actio popularis).
Naar het oordeel van de Afdeling kunnen evenmin als feitelijke werkzaamheden als bedoeld in art. 1:2, derde lid, van de Awb gelden het indienen van verzoeken tot handhavend optreden en het naar voren brengen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, nu beide dienen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten.
De Afdeling neemt voorts in aanmerking dat is gebleken dat de Stichting door het optreden in rechte in dit geval geen bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen.
RO 2.1 Voorts is volgens het college niet gebleken dat SLB en VROM? feitelijke werkzaamheden verrichten ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken.
In de bestreden besluiten is ten aanzien van SLB vermeld dat op basis van de verschafte informatie is gebleken van feitelijke werkzaamheden, gericht op een belang waarop de bestreden besluiten inbreuk zouden maken, over de periode tot 1 oktober 2015. Uit de overgelegde stukken blijkt onder meer dat SLB in juni 2015 een zienswijze heeft ingediend tegen een ontwerpbestemmingsplan, voor het werkgebied Overijssel samenwerkt met milieudefensie, in maart 2014 een inspraakreactie heeft ingediend bij de gemeente Almelo over de Verordening Buitengebied, een bewonersgroep begeleidt bij acties tegen de realisatie van een landbouwontwikkelingsgebied en bijeenkomsten bezoekt die verband houden met het buitengebied. Na voornoemde periode is niet gebleken van activiteiten anders dan het vanaf 1 januari 2016 indienen van een groot aantal bezwaarschriften tegen Nbw-vergunningen. Deze activiteiten kunnen echter niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb.
Nu is gebleken dat SLB sinds 1 oktober 2015 geen feitelijke werkzaamheden heeft verricht, anders dan het indienen van een groot aantal bezwaarschriften, dient volgens het college te worden geconcludeerd dat SLB geen feitelijke werkzaamheden verricht ter behartiging van een van de belangen die rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken.
RO 2.4: De Afdeling overweegt dat bij een beoordeling van de feitelijke werkzaamheden in dit verband acht dient te worden geslagen op de periode voorafgaand aan het indienen van bezwaar, hetgeen in het voorliggende geval een beoordeling met zich brengt van de feitelijke werkzaamheden van SLB in 2015, maar dat, zoals in de uitspraak van 19 december 2014 is overwogen, ook werkzaamheden langer dan een jaar geleden van belang kunnen zijn, nu de continuïteit van de activiteiten ter beoordeling voorligt.
De conclusie is dat SLB kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb bij de besluiten van 1 december 2015 en 22 december 2015. Hieruit volgt dat het college het bezwaar van SLB tegen deze besluiten ten onrechte niet- ontvankelijk heeft verklaard.
De statutaire doelstellingen zijn zeer ruim, desondanks worden ze toch belanghebbende geacht omdat dit wordt gecompenseerd door de feitelijke werkzaamheden die zijn verricht.
Casusbeschrijving: het belanghebbende bestuursorgaan
Aan de orde is een van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruik van het pand als reguliere detailhandel. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle.
Het college van gedeputeerde staten heeft tegen de van rechtswege gegeven vergunning bezwaar gemaakt en het college heeft naar aanleiding van dit bezwaar de van rechtswege gegeven omgevingsvergunning herroepen bij besluit van 17 mei 2016.
Het college van gedeputeerde staten en het college betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college van gedeputeerde staten geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
Art 1:2 lid 2 BW: bij bestuursorganen gaat het om de aan hun toevertrouwde belangen. Gebruik hierbij tevens EPOAD.
Toevertrouwde belangen
RO 3.8: De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat in de artikelen 2.4.2 en 2.4.3 van de Omgevingsverordening weliswaar instructies zijn gegeven aan gemeenteraden, die bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht behoren te worden genomen, maar dat deze geen concrete verplichtingen bevat voor de beoordeling van individuele aanvragen om verlening van een omgevingsvergunning. In artikel 1.1.3 van de Omgevingsverordening is het provinciaal belang nadrukkelijk beperkt door te bepalen dat deze instructies niet rechtstreeks doorwerken bij de afgifte van bouwvergunningen, aanlegvergunningen en ontheffingen. De onderhavige omgevingsvergunning is daarmee gelijk te stellen, zodat GS de verlening daarvan, ook de verlening van rechtswege, nadrukkelijk geheel aan verweerder heeft overgelaten. De rechtbank is daarom van oordeel dat GS niet op grond van de Omgevingsverordening als belanghebbende kon worden aangemerkt bij de verlening van een omgevingsvergunning van rechtswege aan eiseres.
RO 4: Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient, wegens strijd met artikel 7:1 van de Awb, te worden vernietigd
Rechtbank zegt het college heeft wel bevoegdheden maar de betrokken belangen zijn te beperkt om te kunnen stellen dat het college belanghebbende is.
R.O 4.2:De enkele omstandigheid dat in de omgevingsverordening niet is geregeld dat het college bij de onderhavige omgevingsvergunning een ontheffing van de omgevingsverordening hoeft te vragen, nu in artikel 1.1.3 van de omgevingsverordening is bepaald dat de instructieregels niet rechtstreeks doorwerken bij de afgifte van bouwvergunningen, aanlegvergunningen en ontheffingen, doet niet af aan de omstandigheid dat aan het college van gedeputeerde staten in het kader van de ruimtelijke ordening belangen zijn toevertrouwd. Het aan gedeputeerde staten toevertrouwde belang is gelet op het voorgaande rechtstreeks betrokken bij het ontstaan van de aan [wederpartij] gegeven vergunning van rechtswege.
In mechelen is een mestbassin die veel overlast veroorzaakt; verzoek gedaan tot bezwaar; bezwaar afgewezen want meer dan 250m afstand van het bassin; geen belanghebbenden. De vraag die de afdeling moet beantwoorden is; “ zijn zij belanghebbenden? “
Voor belanghebbendheid bij een omgevingsvergunning voor milieu moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning op het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.
R.O. 3.2 ; Met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, heeft de rechtbank overwogen dat voor het zijn van belanghebbende aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.
2017; R.O. 3.2; Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon- , leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
2016; Bij de uitspraak van maart 2016 gaat het over het objectief belang en het rechtstreeks belang. “Appellante wordt dan ook niet geraakt in een objectief bepaalbaar belang dat rechtstreeks bij het besluit tot vergunningverlening is betrokken.
Hoewel het mestbassin op een afstand van ongeveer 300 m tot 600 m van hun woningen ligt, heeft het college niet weersproken dat [appellant] en anderen ter plaatse van hun woningen de geur van het in gebruik zijnde mestbassin waarnemen. De Afdeling wijst in dit kader op het aanvankelijk door het college in het besluit van 23 september 2014 ingenomen standpunt dat het aannemelijk is dat alle bezwaarmakers geuroverlast kunnen ondervinden. Er zijn ter plaatse van de woningen van betrokkenen dus feitelijke milieugevolgen als gevolg van het mestbassin. Dit betekent dat [appellant] en anderen belanghebbende zijn bij het besluit, tenzij geoordeeld moet worden dat ‘gevolgen van enige betekenis’ voor hen ontbreken. Met betrekking tot deze laatste vraag is van belang dat de geurhinder zich met name voordoet als het mestbassin net gevuld is en de wind in de richting van de betreffende woningen staat, dat de geurhinder niet continue maar wel regelmatig plaatsvindt en dat geur van mest doorgaans als penetrant wordt ervaren. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat voor de betreffende omwonenden van het mestbassin gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Het voorgaande betekent dat ook de op een afstand van meer dan 250 m van het mestbassin wonende bezwaarmakers belanghebbende zijn bij het besluit. Het college heeft de door hen gemaakte bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit van 15 september 2015 dient in zoverre te worden vernietigd. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt.
VMC v.s. burgemeester van Den Haag. De burgemeester heeft aan de stichting Nederlandse Veteranendag een vergunning verleend voor het houden van de Nederlandse veteranendag. VMC komt in beroep omdat ze het niet eens zijn met de maatregel dat er geen hesjes mogen worden gedragen met het logo van de motorbende, dit willen zij wel.
De VMC komt op voor een collectief belang; voor alle leden van de motorclub. In de AWB staat vermeld dat 1:2 lid 3 Awb; ten aanzien van rechtspersonen geldt dat feitelijke werkzaamheden hier toe doen.
ECHTER; Arrest buurtplatform randwyk; feitelijke werkzaamheden zijn niet vereist omdat een collectieve belangbehartiger niet algemeen belang behartigt, maar individuele belangen bij elkaar opgeteld; dan is het handiger dat de collectieve belangbehartiger procedeert en niet alle individuen onderling. Dan geldt niet het feitelijke werkzaamheden vereiste.
Geen sprake van een direct geraakt belang, maar een afgeleid belang. Het belang is afgeleid van de stichting Nederlandse veteranendag, die heeft immers de dag georganiseerd. Zij worden direct geraakt. De belangen van de VMC en de stichting lopen echter niet parallel; dus niet zeer sterk argument.
Misschien nog kunnen komen dat ze geen belanghebbende zijn door te stellen dat ze zich niet onderscheiden van andere motorbendes.
Betreft hier een grondrecht;
Zendmast T-mobile uitspraak; betreft een zendmast die eigendom is van iemand en T-mobile huur deze zendmast. T-mobile stelde dat zij werden geraakt in hun grondrecht van artikel 10 EVRM; dit werd als uitzondering genoemd, ondanks een afgeleid belang ben je dan toch belanghebbende
Eigendomsrecht; is ook een uitzondering op het afgeleid belang; stel je voor dat er een weg wordt aangelegd voor je huis en je verhuurd dit huis. Alleen de huurder is misschien de belanghebbende want die heeft alleen last van de weg, maar de eigenaar van het huis wordt dan alsnog gezien als belanghebbende ; arrest gesloten verklaring Boxtel.
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018, te gebruiken bij het vak Bestuursrecht: Inleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2008 |
Add new contribution