Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 1942 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Vragen naar aanleiding van het arrest Vuurwerkvrije zone Hilversum ABRvS ECLI:NL:RVS:2016:3342
Wat was er in dit arrest aan de hand? Tegen welk besluit wordt er geprocedeerd? Op welk besluit is dat in rechte bestreden besluit gebaseerd? En op welke wet in formele zin is het besluit uiteindelijk gebaseerd?
Wie zijn opgekomen tegen het bestreden besluit en waarom?
Hoe heeft het college de bevoegdheid voor de Aanwijzingsbesluit verkregen?
In het arrest speelt o.a. de vraag of art. 2.7.3 APV onverbindend is, gelet op art. 172 en art. 160 Gemeentewet. Leg uit waarom die vraag is gerezen en welk antwoord de Afdeling bestuursrechtspraak geeft.
Zoek de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rb. Midden-Nederland in deze zaak (ECLI:NL:RBMNE:2014:6907) op rechtspraak.nl. Welke redenering volgde de Voorzieningenrechter om tot een andersluidend oordeel te komen dan de Afdeling bestuursrechtspraak?
In het arrest Fluoridering (HR 22 juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AD2208) overwoog de Hoge Raad: ‘dat de toevoeging van stoffen aan het drinkwater teneinde daar- mee een geheel buiten de eigenlijke drinkwatervoorziening gelegen doel te dienen daarom een maatregel is van zo ingrijpende aard dat, zonder wettelijke grondslag, niet kan worden aangenomen dat een waterleidingbedrijf daartoe bij de vervulling van de hem in art. 4 lid 1 van de Wet opgedragen taak de vrijheid heeft ́. Is het instellen van een vuurwerkvrije zone zo ingrijpend dat het gemeentebestuur van Hilversum daartoe niet de vrijheid heeft zonder wettelijke grondslag? Leg uit.
Het begrip ‘zo ingrijpend’ uit het Fluorideringsarrest is nogal onbepaald. Is overheidshandelen nog mogelijk, indien dat niet is gebaseerd op een wettelijke bevoegdheidsgrondslag?
Leg uit waarom zowel art. 89 lid 2 Grondwet, Methadonbriefarrest als het Fluorideringsarrest relevant zijn voor het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel.
De appellanten voerden tegen de regeling van de vuurwerkvrije zone in de APV aan, dat de regeling onverbindend zou zijn, omdat het in strijd is met het Vuurwerkbesluit. Wat is het oordeel van de ABRvS?
In rechtsoverweging 6.2 van bovenstaande uitspraak wordt ingegaan op het in art. 3:4 Awb gecodificeerde specialiteitsbeginsel. Wat houdt dat beginsel in en op welke wijze is het gerelateerd aan het legaliteitsbeginsel?
Zijn er redenen om de reikwijdte van het legaliteitsbeginsel in de sociale rechtsstaat uit te breiden tot (feitelijk) ingrijpend overheidsoptreden?
Vragen naar aanleiding van het arrest Wielerronde ’s-Gravendeel ARRvS 02-06-1986, ECLI:NL:RVS:1986:AM9455
Wat is er in dit arrest aan de hand? Tegen welk(e) besluit(en) van het college van B&W procedeert de heer D. Visser?
In bovenstaand geschil blijkt de gemeente ’s-Gravendeel het parcours van de op 18 augustus 1984 te houden wielerronde te hebben verpacht aan het comite van de R.C. De Hoeksche Renners. Is die rechtshandeling publiekrechtelijk van aard?
De Drank- en Horecawet (nu art. 35 DHW) biedt het gemeentebestuur de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het verbod om – kort gesteld – alcohol te schenken buiten een horecabedrijf. De weigering om de ontheffing te verlenen wordt in casu door de bestuursrechter vernietigd. Leg uit welk bestuursrechtelijk vereiste de reden is voor de vernietiging van de beslissing en ga daarbij in op het verband met de standaarduitspraak Methadonbrief (HR 27 juni 1986, ECLI:NL:HR:1986:AM9331).
Wat is/zijn het/de doel(en) van de regel: ‘geen bestuurshandelen zonder wettelijke bevoegdheid’, die uit de uitspraak naar voren komt?
De APV biedt het gemeentebestuur de bevoegdheid om standplaatsvergunning te verlenen voor de dag van de wielerronde. Op welke wijze heeft het gemeentebestuur die bevoegdheid verkregen?
Wat heeft het gemeentebestuur in feite gedaan met die bevoegdheid volgens de bestuursrechter en welke juridische norm(en uit de Awb) verzet(ten) zich daartegen?
Ziet u mogelijkheden om de bevoegdheid om standplaatsvergunning te verlenen te mandateren aan het organiserend comite? Leg uit.
Vragen naar aanleiding van het arrest Gebiedsontzegging pedoseksueel Rb. Utrecht 03-12-2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BK5246
Geef de kern van de casus weer en geef aan wat de te beantwoorden rechtsvraag is.
Het bevel ex art. 172 lid 3 Gemeentewet is een besluit in de zin van art. 1:3 Awb, dat wil zeggen: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudend een publiekrechtelijke rechtshandeling. Waarom is hier sprake van een rechtshandeling?
Waarom is het geven van het bevel publiekrechtelijk van karakter?
Verweerder in deze zaak is de Burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Waarom is de burgemeester de verweerder en niet het college van B&W van de gemeente Utrechtse Heuvelrug en evenmin de gemeente Utrechtse Heuvelrug?
De bevoegdheid om publiekrechtelijke rechtshandelingen te verrichten verkijgt de overheid op een bepaalde wijze: door attributie of door delegatie. Op welke wijze heeft de Burgemeester de bevoegdheid om het bevel te geven verkregen?
Indien een bevoegdheid wordt gedelegeerd, dan verandert de bevoegdheidsverdeling die door de wetgever in de wet is neergelegd. Welke belangrijke voorwaarde kent de Awb in dat verband voor het delegeren van een bestuursbevoegdheid?
Kan de bevoegdheid door de Burgemeester naar uw oordeel worden gedelegeerd aan een (bestuurs)commissie van de gemeente? En gemandateerd?
Verzoeker (degene tot wie het bevel is gericht) heeft zeker een belang bij het gegeven bevel. Hij is belanghebbende. Kunt u nog andere (rechts)personen / bestuursorganen be- denken die eveneens een (relevant) belang hebben bij het al dan niet geven van het bevel?
Een bevel (gebod) zoals de Burgemeester in bovenstaand geschil heeft gegeven op grond van art. 172 lid 3 Gemeentewet, beperkt de vrijheid van degene aan wie het bevel is gericht. Moet een dergelijk bevel worden gekenschetst als negatief (Eingriffsverwaltung) of als positief (Leistungsverwaltung) overheidsoptreden?
In het verleden werd het onderscheid tussen negatief en positief overheidsoptreden van wezenlijk belang geacht voor de betekenis van het bestuursrechtelijke legaliteitsvereiste. Uit paragraaf 1.2.3 van het boek Bestuursrecht 1 blijkt dat onderscheid nu minder relevant. Wat houdt het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel in en waarom heeft het onderscheid aan belang ingeboet?
Moet de beslissing om een bouwvergunning te verlenen naar uw oordeel worden gezien als postief of als negatief overheidsoptreden? Leg uit.
Lees overweging 2.17. Op welk(e) in het boek Bestuursrecht 1 genoemd(e) beginsel(en) doelt de voorzieningenrechter?
In overweging 2.19 laat de voorzieningenrechter weten dat, ook als wel sprake was geweest van ernstige vrees van verstoring van de openbare orde, het bestreden besluit de rechterlijke toets niet had kunnen doorstaan. Met welke beginselen zou het besluit blijkens overweging 2.19 nog steeds in strijd zijn?
Stel, u bent de advocaat van de (Burgemeester van de) gemeente Utrechtse Heuvelrug. U legt de burgemeester uit dat hij nog een beslissing op het bezwaar van verzoeker moet nemen. Ziet u nog een mogelijkheid om het ingediende bezwaar ongegrond te verklaren, ondanks alle kritiek van de voorzieningenrechter?
College van BW heeft een gebied in het centrum van Hilversum aangewezen als gebied waar het verboden is om tijdens de periode als bedoeld in art. 2.3.6 van het Vuurwerkbesluit consumentenvuurwerk af te steken. Appellante A en anderen zijn in Hilversum gevestigde verkopers van vuurwerk. Zij kunnen zich niet met het Aanwijzingsbesluit verenigen, zij vrezen dat daardoor hun met de verkoop van vuurwerk te generen omzet zal dalen. Zij procederen tegen het Aanwijzingsbesluit, die gebaseerd is op de APV Hilversum 2010. Uiteindelijk gebaseerd op de Gemeentewet (art. 149).
Appellante, bedrijf A, bedrijf B en belanghebbende. Zij komen op tegen dit besluit omdat zij anders omzet verliezen.
Attributie, 2.7.3. APV het is een nieuwe bevoegdheid om die gebieden aan te wijzen.
Art. Gemeentewet burgemeester is bevoegd met handhaving van de openbare orde. Maar zo’n gebied aanwijzen waar vuurwerkverbod geldt is geen handhaving van de openbare orde en daarom is burgemeester niet bevoegd.
Art. 172 Gemeentewet wordt ruimer uitgelegd door de voorzieningenrechter. Die zegt dat het Aanwijzingsbesluit wel valt onder feitelijke handhaving van de openbare orde.
Niet zo ingrijpende maatregel. In deze casus gaat het om een negatief overheidsoptreden, want het gaat om een verbod. Daarvoor heb je een wettelijke grondslag nodig. Dat is het grote verschil met de uitspraak fluoridering, gaat over iets heel anders.
Soms bij het verstrekken van subsidies geen wettelijke grondslag nodig. Zoals wanneer geen voorwaarden worden gesteld aan zo’n subsidie. Veel privaatrechtelijke dingen kunnen zonder wettelijke grondslag (bv. Bestellen van potloden) en feitelijk handelen behoeft ook geen wettelijke grondslag.
Hierin wordt vereist dat een wettelijke grondslag nodig is. Art. 89 lid 2 Gw is een gedeeltelijke codificatie van het legaliteitsbeginsel.
Vuurwerkbesluit is niet uitputtend geregeld. Art. 121 Gemeentewet
Bevoegdheid mag niet gebruikt worden dan iets anders waarvoor het is bedoeld. Wanneer je geen bevoegdheid hebt (dus legaliteitsbeginsel) dan kun je het ook niet voor iets anders gebruiken.
Rechtszekerheid, democratie, gelijke behandeling. Voor feitelijk overheidsingrijpen is dit ook van belang.
Appellante heeft een verzoek ingediend om een vergunning te verlenen voor het verkopen van bier en frisdranken langs het parcours van de wielerronde. Verweerders (college van B&W) hebben dit verzoek afgewezen. Appellante heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat vervolgens ongegrond is verklaard. Appellante heeft beroep ingesteld. Enerzijds een besluit voor standplaats en anderzijds een besluit drank en horecawet.
Nee, het is in dit geval door de gemeente gedaan maar ook burgers kunnen dit doen. Het is geen exclusieve bevoegdheid van de gemeente dus het is privaatrechtelijk.
Wanneer het overheidsoptreden juridisch gezien niet gebiedend of verbiedend is maar feitelijk wel dezelfde werking heeft dan behoeft dit ook een wettelijke grondslag. Verlenen van de vergunning is een bevoegdheid van het gemeentebestuur en niet van het college van B&W. Burgmeester is het aangewezen bestuursorgaan, dus is in strijd met legaliteitsbeginsel.
Rechtszekerheid, legaliteitsbeginsel
Attributie, in de APV wordt een nieuwe bevoegdheid gecreëerd voor het college om de vergunning te verlenen.
College van B&W heeft bevoegdheid soort van gedelegeerd aan het wielercomité. Voor delegatie is dus altijd een wettelijke grondslag vereist en die is er niet. Ook het specialiteitsbeginsel wordt hier geschonden.
Voor mandaat is geen wettelijke grondslag nodig, maar het wielercomité is geen ondergeschikte dus op grond van art. 10:4 Awb moet deze instemming geven. Maar het wielercomité heeft andere belangen dus gezien de aard van de bevoegdheid kan deze dan niet gemandateerd worden aan het wielercomité.
Verzoeker is door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor zedendelicten met minderjarigen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Verzoeker heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld. Verzoeker heeft een recreatiewoning gehuurd op een recreatiecentrum binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug en heeft daar enige tijd gewoond. Nadat de burgemeester dit had vernomen heeft hij verzoeker gelast om zich onmiddellijk van het grondgebied te verwijderen en verwijderd te houden.
Rechtsvraag: Was de burgemeester bevoegd om op grond van art. 172 lid 3 Gemeentewet de bestreden maatregel aan verzoeker op te leggen?
Een rechtshandeling heeft als doel rechtsgevolgen in te roepen, dat is in deze casus ook het geval. De burgemeester beoogt namelijk om deze maatregel op te leggen aan de verzoeker.
Omdat de burgemeester de exclusieve bevoegdheid heeft om deze beslissing te nemen. Daarmee heeft het bevel een publiekrechtelijk karakter.
In art. 172 lid 1 Gemeentewet staat dat de burgemeester belast is met de handhaving van de openbare orde, en dus niet de gemeente of het college van B&W. Het bevel in deze casus gaat ook over handhaving van de openbare orde, burgemeester is degene die besluit heeft genomen dus is hij de partij in de procedure.
Attributie, er wordt een nieuwe bevoegdheid aan de burgemeester geattribueerd.
Art. 10:15 Awb bepaalt dat delegatie slechts is toegestaan indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Er moet dus een wettelijke grondslag zijn. Bij mandaat is geen wettelijke grondslag vereist, zie art. 10:3 Awb.
Voor delegatie is wettelijke grondslag nodig, art. 178 lid 1 Gemeentewet is een wettelijke grondslag, maar lid 2 sluit uit dat de bevoegdheid van de burgemeester in art. 172 Gemeentewet niet kan worden overgedragen. Voor mandaat is geen wettelijke grondslag nodig, dus in beginsel is mandaat mogelijk. Maar het is in dit geval zo ingrijpend dat mandaat ook niet mogelijk is, zie art. 177 lid 2 Gemeentewet.
Een belanghebbende is iemand tot wie het besluit rechtstreeks is gericht of iemand die voldoet aan de OPERA voorwaarden voor derde-belanghebbende. Dit zijn: object, persoonlijk, eigen belang, rechtstreeks direct geraakt belang en actueel en voldoende zeker. Omwonenden kunnen derde-belanghebbenden zijn, scholen en stichtingen ook. Als bestuursorgaan kan een andere gemeente als belanghebbende worden aangemerkt wanneer verzoeker naar deze gemeente is gegaan.
Bij een positief overheidsoptreden wordt juist (financiële) steun verstrekt zoals subsidies en uitkeringen. Hierbij wordt er niet direct in rechten en vrijheden van burger ingegrepen. Bij een negatief overheidsoptreden grijpt de overheid in in de vrijheidssfeer van de burger via een gebod of verbod. Het bevel in deze casus is dus een negatief overheidsoptreden.
Het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel houdt in dat het overheidsoptreden een grondslag in de wet behoeft voor zover een bestuursorgaan de burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of eigendom beperkt. Het onderscheid is van belang omdat ook voor sommige vormen van positief overheidsoptreden een wettelijke grondslag nodig is. Namelijk voor zover positief overheidsoptreden tevens negatief overheidsoptreden is. Dus wanneer het leidt tot ingrepen in vrijheid of eigendom, bijv. via voorschriften in subsidiebeschikkingen voor zover deze de burger dwingen anders te handelen dan hij zonder die subsidievoorschriften zou hebben gedaan. Zodra er dus voorwaarden zitten aan bijv. een subsidie die iemand heeft gekregen dan is het al een wat meer negatief overheidsoptreden (is niet meer alleen een presterend overheidsoptreden).
Bij het verlenen van een bouwvergunning wordt er niet ingegrepen in de vrijheid en/of eigendom van de burger. Bij een vergunning wordt juist steun verstrekt en dus is het een positief overheidsoptreden. Negatief overheidsoptreden, er kunnen voorwaarden aan de bouwvergunning zitten en dan is het geen positief overheidsoptreden meer.
Het motiveringsbeginsel (art. 3:46 Awb) en het beginsel van de zorgvuldige voorbereiding (art. 3:2 Awb). Ook specialiteitsbeginsel, burgemeester moest bevoegdheid gebruiken voor het juiste doel (dus verstoring van openbare orde). In dit geval heeft hij bevoegdheid dus gebruikt voor een ander doel waarvoor het is verleend. Legaliteitsbeginsel, de burgemeester heeft helemaal geen bevoegdheid.
Het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb). Er was namelijk geen sprake van een redelijke afweging. En rechtszekerheid
Nee, de rechtsbeginselen worden fundamenteel geschonden.
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018, te gebruiken bij het vak Bestuursrecht: Inleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1961 |
Add new contribution