Oefententamen A Arbeids- en Organisatiepsychologie - Sociale Arbeids & Organisatiepsychologie - B1 - Psychologie - UvA

Vragen

Vraag 1

Als de output van een persoon de directe input van een andere persoon (of eenheid) is, en niet meer terug komt bij eerdere personen in de keten, dan is er sprake van de volgende vorm van onderlinge taakafhankelijkheid (task interdependence):

  1. Wederkerige onderlinge afhankelijkheid (reciprocal interdependence)

  2. Samengestelde onderlinge afhankelijkheid (pooled interdependence)

  3. Sequentiële onderlinge afhankelijkheid (sequential interdependence)

Vraag 2

Noem de drie hoofdkenmerken van actief luisteren.

  1. Empatie tonen (emphatize), informatie organiseren (organize information) en antwoorden (responding)

  2. Evalueren (evaluating), onderbrekingen voorkomen (aviod interruptions) en interesse behouden (maintain interest)

  3. Voelen (sensing), evalueren (evaluating) en antwoorden (responding)

Vraag 3

Elektronisch mail (e-mail):

  1. Maakt statusverschillen minder opvallend

  2. Is vooral geschikt voor communicatie in ambigue (ambiguous) situaties

  3. Vergroot de kans op bias ten aanzien van factoren als leeftijd en ras

Vraag 4

Welke van de volgende communicatiemedia beschikt over het algemeen over de minste mediarijkheid (media richness)?

  1. Een telefoongesprek tussen twee medewerkers

  2. Een e-mail die verzonden wordt aan alle medewerkers van een organisatie

  3. Een videoconferentie (videoconference)

Vraag 5

Team cohesie (team cohesion) is hoger bij:

  1. Afwezigheid van externe competitie (internal competition) dan bij aanwezigheid van externe competitie

  2. Diverse teams dan bij homogene teams

  3. Wederkerige onderlinge taakafhankelijkheid (reciprocal task interdependence) dan bij sequentiële onderlinge taakafhankelijkheid (sequential task interdependence)

Vraag 6

Met het fenomeen groepsdenken (group think) wordt bedoeld dat:

  1. Hoog cohesieve (cohesive) groepen consensus zo sterk waarderen dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van beslissingen

  2. Bepaalde individuen minder inspanning leveren omdat zij denken dat dit niet opvalt wanneer andere groepsleden het werk wel verrichten

  3. Groepsleden vergeten om hun ideeën te uiten wanneer maar één iemand tegelijk kan spreken

Vraag 7

Welk van de volgende beweringen over harde beïnvloedingstactieken (hard influence tactics) is waar?

  1. Informatiecontrole (information control) is een harde beïnvloedingstactiek

  2. Harde beïnvloedingstactieken zijn gebaseerd op persoonlijke bronnen van macht

  3. Harde beïnvloedingstactieken leiden tot betrokkenheid (commitment) bij werknemers

Vraag 8

Welke macht wordt aan werknemers gegeven door 360-graden feedback?

  1. Referentiemacht (referent power)

  2. Legitieme macht (legitimate power)

  3. Beloningsmacht (reward power)

Vraag 9

Welke vorm van macht wordt geassocieerd met charismatisch leiderschap (charismatic leadership)?

  1. Informatiemacht (information power)

  2. Referentiemacht (referent power)

  3. Expertmacht (expert power)

Vraag 10

Merel wil haar collega's vragen om gebruik te maken van gerecyclede producten. Zij wil graag dat haar collega's zich identificeren met haar verzoek en gemotiveerd zijn om gerecyclede producten te gaan gebruiken. Welke twee beïnvloedingstactieken (influence tactics) kan Merel het beste gebruiken?

  1. Informatiecontrole (information control) en stille autoriteit (silent authority)

  2. Overreding (persuasion) en uitwisseling (exchange)

  3. Impressiemanagement (impression management) en opwaarts appel (upward appeal)

Vraag 11

Een mechanistische organisatiestructuur past het beste bij een technologie die wordt gekenmerkt door een:

  1. Hoge variabiliteit (variability) en een lage analyseerbaarheid (analyzability)

  2. Lage variabiliteit (variability) en een hoge analyseerbaarheid (analyzability)

  3. Lage variabiliteit (variability) en een lage analyseerbaarheid (analyzability)

Vraag 12

Bij welke beïnvloedingstactiek wordt actief gebruikt gemaakt van zowel legitieme macht (legitimate power) als bestraffingsmacht (coercive power)?

  1. Opwaarts appel (upward appeal)

  2. Stille autoriteit (silent authority)

  3. Assertiviteit (assertiveness)

Vraag 13

Wat zijn de kenmerken van een mechanistische organisatiestructuur?

  1. Een nauwe controlespan (narrow span of control) een hoge mate van formalisering (high degree of formalization) en een hoge mate van centralisatie (high degree of centralization)

  2. Een wijde controlespan (wide span of control) een hoge mate van formalisering (high degree of formalization) en een hoge mate van centralisatie (high degree of centralization)

  3. Een nauwe controlespan (narrow span of control) een lage mate van formalisering (low degree of formalization) en een hoge mate van centralisatie (high degree of centralization)

Vraag 14

Deze vraag betreft de oefening:
Wanneer twee vrienden samen eigenaar zijn van een organisatie en er ontstaat een conflict over, dan gaat dat waarschijnlijk over:

  1. Cooperatieconflict en constructief conflict (cooperation conflict and constructive conflict)

  2. Taakconflict en relatieconflict (task-related conflict and relationship conflict)

  3. Win-win oriëntatie en onintentioneel conflict (win-win orientation and unintended conflict)

Vraag 15

Er bestaan diverse structurele benaderingen van conflictmanagement. Een van deze benaderingen is de conflicterende partijen meer de gelegenheid bieden om met elkaar te communiceren en elkaar te begrijpen. Deze benadering is vooral effectief wanneer er sprake is van een:

  1. Sterke behoefte om gezichtsverlies te vermijden en harmonie te handhaven

  2. Sterke mate van differentiatie tussen de conflicterende partijen

  3. Individualistische cultuur

Vraag 16

Deze vraag betreft de oefening:
De twee eigenaren van de boekwinkel/bakkerij in de oefening 'Partnership' hadden een conflict. Over wat voor conflict ging het hier?

  1. Intergroeps conflict (intergroup conflict)

  2. Interpersoonlijk conflict (interpersonal conflict)

  3. Interorganisationeel conflict (interorganizational conflict)

Vraag 17

In welke situatie is het aan te raden om dwang (forcing) als interpersoonlijke conflict managementstijl (interpersonal conflict management style) te gebruiken?

  1. Wanneer je weet dat je gelijk hebt en het conflict snel opgelost moet worden

  2. Als onderhandelen meer kosten heeft dan de voordelen van het oplossen van een conflict

  3. Wanneer je de kans op een relatieconflict (relationship conflict) wil verkleinen

Vraag 18

De situationele leiderschapstheorie (SLT) van Hersey en Blanchard veronderstelt dat:

  1. Effectieve leiders hun stijl van leidinggeven aanpassen aan de gereedheid (readiness) van de ondergeschikten

  2. Prestatie-georiënteerd (achievement-oriented) leiderschap het beste past bij werknemers die veel vaardigheden en ervaring hebben en beschikken over een interne attributiestijl (locus of control)

  3. Leiders het effectiefst functioneren wanneer leidinggevende-ondergeschikte relaties (leader-member relations) goed zijn, er een hoge taakstructuur (task structure) bestaat en de positiemacht (position power) van de leider sterk is

Vraag 19

Wat is géén hoofdreden waarom mensen weerstand bieden tegen verandering?

  1. Openheid voor ervaring (openness to experience)

  2. Directe kosten (direct costs)

  3. Angst voor het onbekende (fear of the unknown)

Vraag 20

In het boek worden zes strategieën genoemd om weerstand tegen organisatieverandering bij werknemers te minimaliseren. Een vorbeeld van de strategie werknemersbetrokkenheid (employee involvement) is dat een organisatie:

  1. Haar werknemers trainingen aanbiedt om te leren omgaan met de nieuwe technologieën die geïmplementeerd zullen worden in de organisatie

  2. Cross-functionele teams samenstelt en hen de opdracht geeft om met aanbevelingen te komen over manieren waarop de organisatie marktleider kan worden

  3. Haar werknemers baanzekerheid verschaft in ruil voor striktere regels aangaande de werktijden

Vraag 21

Bij welke theorie over leiderschap horen de begrippen leider-volger relaties (leader-member relationships), taakstructuur (task structure) en positiemacht (position power)?

  1. De path-goal leadership thoery

  2. Fiedler's contingency model

  3. De situational leadership theory (SLT)

Vraag 22

Een organische (organic) organisatiestructuur wordt gekenmerkt door een ___ mate van centralisatie (centralization) en een ___ span of control.

  1. Lage; smalle (narrow)

  2. Hoge; brede (wide)

  3. Lage; brede (wide)

Vraag 23

Organisatiecultuur bevat drie elementen. Rituelen en organisatietaal (rituals and organizational language) maken deel uit van:

  1. Gedeelde waarden (shared values)

  2. Gedeelde aannames (shared assumptions)

  3. Artefacten (artefacts)

Vraag 24

Voor-waar-aangenomen (taken-for-granted) waarnemingen of overtuigingen, mentale modellen en ideeën zijn een verwijzing naar het begrip:

  1. Gedeelde aannames (shared assumptions)

  2. Gedeelde waarden (shared values)

  3. Artefacten (artefacts)

Vraag 25

Een nauwe (narrow) span of control past beter bij:

  1. Een platte (flat) organisatiestructuur dan bij een hoge (tall) organisatiestructuur

  2. Routinetaken dan bij nieuwe taken

  3. Banen met een hoge onderlinge afhankelijkheid (high interdependence) tussen werknemers dan bij banen met een lage onafhankelijkheid (low interdependence)

Vraag 26

Bij conflicten tussen twee partijen is het mogelijk dat een derde partij uitkomst biedt in het oplossen van het conflict (third-party conflict resolution). Bij welk soort interventie heeft de derde partij een hoge mate van beslissingscontrole (decision control) en een lage mate van procescontrole (proces control)?

  1. Arbitrage (arbitration)

  2. Inquisitie (inquisition)

  3. Mediatie (mediation)

Vraag 27

Een kolenhandel uit het oosten van het land wil een organisatieverandering doorvoeren en praat hiertoe met diverse werknemers van een collega-kolenhandel uit het westen van het land om erachter te komen waar hun fundamentele krachten liggen. In welke fase van het Four D model van waarderend onderzoek (appreciative inquiry) bevindt de kolenhandel uit het oosten zich?

  1. Ontdekken (discovery)

  2. Ontwerpen (designing)

  3. Diagnosticeren (diagnosing)

Vraag 28

Wat is potentieel de sterkste vorm van vertrouwen in teams (team trust)?

  1. Op kennis gebaseerd vertrouwen (knowledge-based trust)

  2. Op identificatie gebaseerd vertrouwen (identification-based trust)

  3. Op berekening gebaseerd vertrouwen (calculus-based trust)

Vraag 29

Bakker Jongman neemt bakker Nieuwenhuis over. Beide bakkers hebben een verschillende organisatiecultuur. Bakker Nieuwenhuis heeft een zwakke disfunctionele organisatiecultuur, is zich hiervan bewust en staat open voor andere culturele waarden. Bakker Jongman heeft een sterke organisatiecultuur die in lijn ligt met de externe omgeving. Welke strategie voor het samenvoegen van verschillende organisatieculturen werkt in dit geval het best?

  1. Integratie (integration)

  2. Assimilatie (assimilation)

  3. Deculturatie (deculturation)

Vraag 30

Werkactiviteiten kunnen worden gecoördineerd met behulp van standaardisatie. Wat is geen vorm van standaardisatie?

  1. Processtandaardisatie (standardized processes)

  2. Motivatiestandaardisatie (standardized motivation)

  3. Vaardighedenstandaardisatie (standardized skills)

Vraag 31

Onder welke omstandigheden is een homogene samenstelling van een team (homogeneous team) gunstig? Bij een taak:

  1. Die complex van aard is

  2. Die een innovatieve oplossing vereist

  3. Waarbij een hoge mate van samenwerking en coördinatie nodig is.

Vraag 32

Welke van de volgende beweringen over de drijvende krachten (driving forces) uit Lewin's Force Field Analysis Model is niet waar? Drijvende krachten:

  1. Kunnen de weerstand tegen verandering vergroten

  2. Kunnen zowel extern (external) als intern (internal) zijn

  3. Handhaven de status quo

Vraag 33

Een sterke bedrijfscultuur kan in potentie het succes van een bedrijf laten toenemen door drie belangrijke functies te vervullen, namelijk dat van:

  1. Controle systeem (control system), sociaal bindmiddel (social glue) en vertrouwen (trusting)

  2. Controle systeem (control system), sociaal bindmiddel (social glue) en betekenisgeving (sense making)

  3. Controle systeem (control system), vertrouwen (trusting) en betekenisgeving (sense making)

Vraag 34

In de norming fase van teamontwikkeling:

  1. Worden rollen vastgesteld (roles established) en ontwikkelt de cohesie zich (cohesion develops)

  2. Wordt de waarde van lidmaatschap geëvalueerd (evaluate value of membership) en worden gedragsgrenzen getest (test boundaries of behavior)

  3. Is er een efficiënte coördinatie (efficient coordination) en veel samenwerking en vertrouwen (high cooperation and trust)

Antwoorden

1. C

Zie hoofdstuk 8

2. C

Zie hoofdstuk 9

3. A

Zie hoofdstuk 9

4. B

Zie hoofdstuk 9

5. C

Zie hoofdstuk 8

6. A

Zie hoofdstuk 8

7. A

Zie hoofdstuk 10

8. C

Zie hoofdstuk 10

9. B

Zie hoofdstuk 10

10. B

Zie hoofdstuk 10

11. B

Zie hoofdstuk 13

12. C

Zie hoofdstuk 10

13. A

Zie hoofdstuk 13

14. B

Zie de oefening

15. C

Zie hoofdstuk 11

16. B

Zie de oefening

17. A

Zie hoofdstuk 11

18. A

Zie hoofdstuk 12

19. A

Zie hoofdstuk 15

20. B

Zie hoofdstuk 15

21. B

Zie hoofdstuk 12

22. C

Zie hoofdstuk 13

23. C

Zie hoofdstuk 14

24. A

Zie hoofdstuk 14

25. C

Zie hoofdstuk 13

26. A

Zie hoofdstuk 11

27. A

Zie hoofdstuk 15

28. B

Zie hoofdstuk 8

29. B

Zie hoofdstuk 14

30. B

Zie hoofdstuk 13

31. C

Zie hoofdstuk 8

32. C

Zie hoofdstuk 15

33. B

Zie hoofdstuk 14

34. A

Zie hoofdstuk 8

 

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Arbeids & Organisatiepsychologie - B1 - Psychologie - UvA

Oefententamen A Arbeids- en Organisatiepsychologie - Sociale Arbeids & Organisatiepsychologie - B1 - Psychologie - UvA

Oefententamen A Arbeids- en Organisatiepsychologie - Sociale Arbeids & Organisatiepsychologie - B1 - Psychologie - UvA

Vragen

Vraag 1

Als de output van een persoon de directe input van een andere persoon (of eenheid) is, en niet meer terug komt bij eerdere personen in de keten, dan is er sprake van de volgende vorm van onderlinge taakafhankelijkheid (task interdependence):

  1. Wederkerige onderlinge afhankelijkheid (reciprocal interdependence)

  2. Samengestelde onderlinge afhankelijkheid (pooled interdependence)

  3. Sequentiële onderlinge afhankelijkheid (sequential interdependence)

Vraag 2

Noem de drie hoofdkenmerken van actief luisteren.

  1. Empatie tonen (emphatize), informatie organiseren (organize information) en antwoorden (responding)

  2. Evalueren (evaluating), onderbrekingen voorkomen (aviod interruptions) en interesse behouden (maintain interest)

  3. Voelen (sensing), evalueren (evaluating) en antwoorden (responding)

Vraag 3

Elektronisch mail (e-mail):

  1. Maakt statusverschillen minder opvallend

  2. Is vooral geschikt voor communicatie in ambigue (ambiguous) situaties

  3. Vergroot de kans op bias ten aanzien van factoren als leeftijd en ras

Vraag 4

Welke van de volgende communicatiemedia beschikt over het algemeen over de minste mediarijkheid (media richness)?

  1. Een telefoongesprek tussen twee medewerkers

  2. Een e-mail die verzonden wordt aan alle medewerkers van een organisatie

  3. Een videoconferentie (videoconference)

Vraag 5

Team cohesie (team cohesion) is hoger bij:

  1. Afwezigheid van externe competitie (internal competition) dan bij aanwezigheid van externe competitie

  2. Diverse teams dan bij homogene teams

  3. Wederkerige onderlinge taakafhankelijkheid (reciprocal task interdependence) dan bij sequentiële onderlinge taakafhankelijkheid (sequential task interdependence)

Vraag 6

Met het fenomeen groepsdenken (group think) wordt bedoeld dat:

  1. Hoog cohesieve (cohesive) groepen consensus zo sterk waarderen dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van beslissingen

  2. Bepaalde individuen minder inspanning leveren omdat zij denken dat dit niet opvalt wanneer andere groepsleden het werk wel verrichten

  3. Groepsleden vergeten om hun ideeën te uiten wanneer maar één iemand tegelijk kan spreken

Vraag 7

Welk van de volgende beweringen over harde beïnvloedingstactieken (hard influence tactics) is waar?

  1. Informatiecontrole (information control) is een harde beïnvloedingstactiek

  2. Harde beïnvloedingstactieken zijn gebaseerd op persoonlijke bronnen van macht

  3. Harde beïnvloedingstactieken leiden tot betrokkenheid (commitment) bij werknemers

Vraag 8

Welke macht wordt aan werknemers gegeven door 360-graden feedback?

  1. Referentiemacht (referent power)

  2. Legitieme macht (legitimate power)

  3. Beloningsmacht (reward power)

Vraag 9

Welke vorm van macht wordt geassocieerd met charismatisch leiderschap (charismatic leadership)?

  1. Informatiemacht (information power)

  2. Referentiemacht (referent power)

  3. Expertmacht (expert power)

Vraag 10

Merel wil haar collega's vragen om gebruik te maken van gerecyclede producten. Zij wil graag dat haar collega's zich identificeren met haar verzoek en gemotiveerd zijn om gerecyclede producten te gaan gebruiken. Welke twee beïnvloedingstactieken (influence tactics) kan Merel het beste gebruiken?

    .....read more
    Access: 
    Public
    Oefententamen B Arbeids & Organisatiepsychologie - Sociale Arbeids & Organisatiepsychologie - B1 - Psychologie - UvA

    Oefententamen B Arbeids & Organisatiepsychologie - Sociale Arbeids & Organisatiepsychologie - B1 - Psychologie - UvA

    Vragen

    Vraag 1

    Een oude auto wordt uit elkaar gehaald om te zien hoe deze werkt en gemaakt is. Dit betreft de toepassing van

    1. Menselijk kapitaal (human capital)

    2. Structureel kapitaal (structural capital)

    3. Relatie kapitaal (relationship capital)

    Vraag 2

    In het huidige bedrijfsleven bestaan er steeds meer verschillen tussen werknemers (workforce diversity). Anna is 25 en werkt als psycholoog bij een groot adviesbureau. Ze werkt daar samen met Arnold en Lies. Arnold is 37 jaar oud en van Aziatische afkomst. Lies is 41 en heeft een lichte fysieke beperking. Ondanks alle verschillen kunnen de drie zonder problemen met elkaar samenwerken. De hierboven beschreven verschillen tussen Anna, Arnold en Lies zijn voorbeelden van:

    1. Oppervlakte niveau diversiteit (surface level diversity)

    2. Persoonlijke waarden (personal values)

    3. Diepgaand niveau diversiteit (deep level diversity)

    Vraag 3

    Wanneer een arbeidsadviseur in een organisatie het gedrag van een werknemer onderzoekt volgens het MARS-model, waar zal hij dan niet direcht op letten?

    1. Rol perceptie (role perception)

    2. Motivatie (motivation)

    3. Verantwoordelijkheidsgevoel (sense of responsibility)

    Vraag 4

    Een onderdeel van het MARS-model is motivatie. Welk van de onderstaande begrippen is volgens het MARS-model geen onderdeel van motivatie?

    1. Intensiteit (intensity)

    2. Werkvermogen (ability)

    3. Volharding (persistence)

    Vraag 5

    Lisa heeft een sterke betrokkenheid bij de natuur en het welzijn van alle mensen. Op welke dimensie van Schwatz's waardencircumplex (Values Circumplex) scoort Lisa hoog?

    1. Conservatie (conservation)

    2. Conformiteit (conformity)

    3. Zelftranscendentie (self-transcendence)

    Vraag 6

    Welke twee persoonlijkheidstrekken uit het Five-Factor Model (FFM) (Big Five) zijn het best te gebruiken bij het voorspellen van de individuele prestatie voor bijna elk soort baan?

    1. Neuroticisme (neuroticism) en openstaan voor ervaringen (openness to experience)

    2. Openstaan voor ervaringen (openness to experience) en consiëntieusheid (conscientiousness)

    3. Consiëntieusheid (conscientiousness) en neuroticisme (neuroticism)

    Vraag 7

    Welke bewering over persoon-organisatie waarde congruentie (person-organization value congruence) is waar?

    1. Incongruentie (incongruence) tussen de waarden van de persoon en die van de organisatie kan bijdragen aan betere besluitvorming

    2. Congruentie tussen de waarden van de persoon en die van de organisatie kan leiden tot contraproductief werkgedrag (counterproductive work behavior)

    3. Een sterke mate van persoon-organisatie waarde congruentie bevordert de creativiteit

    Vraag 8

    Welke uitspraak is waar over de mate van individualisme van een cultuur, als deze hoog collectivistisch is?

    1. De cultuur kan zowel laag als hoog individualistisch zijn

    2. De cultuur zal laag individualistisch zijn

    3. De cultuur zal hoog individualistisch zijn

    Vraag 9

    Wat wordt verstaan onder contraproductief werkgedrag (counterproductive work behavior)?

    1. Het is vrijwillig gedrag dat direct of indirect schadelijk kan zijn

    .....read more
    Access: 
    Public
    Oefententamens Social and Work & Organisational Psychology - UvA

    Oefententamens Social and Work & Organisational Psychology - UvA

    Oude tentamens en oefenvragen bij Organizational Behavior voor het eerstejaars vak Social and Work & Organisational Psychology - UvA

    Deel A bevat vragen bij sociale psychologie, deel B gaat over Arbeids- en Organisatiepsychologie

    De 128 oefenvragen bij McShane en Von Glinow zijn gebaseerd op de 6e druk, de 121 vragen bij Smith & Mackie zijn gebaseerd op de 3e druk

    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    oneworld magazine
    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Check the related and most recent topics and summaries:
    Activity abroad, study field of working area:
    Institutions, jobs and organizations:
    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1728 1