Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2017


Vragen

Vraag 1

Een Scheveningse strandtenthouder heeft een nieuwe keuken besteld bij een Italiaanse producent van professionele kwaliteitskeukens. Voor de strandtenthouder is het van groot belang dat de keuken aan het begin van het seizoen bedrijfsklaar is. De producent verwacht geen enkel probleem te hebben met tijdige levering. De partijen komen overeen dat de producent in geval van te late levering een schadevergoeding van € 5.000 zal betalen aan de strandtenthouder voor elke dag dat hij te laat levert. Door logistieke problemen dreigt de producent toch niet op tijd te kunnen leveren. Zonder extra inspanningen zal de levering 5 dagen te laat plaatsvinden. Indien de strandtenthouder 5 dagen later dan gepland zijn deuren kan openen, kost hem dat naar verwachting € 20.000. Door het maken van extra kosten, zoals het inhuren van snel transport, zou de producent toch tijdig kunnen leveren. Die extra kosten bedragen € 22.500. Door hoge transactiekosten vindt geen heronderhandeling over het contract plaats.

Vraag 1a

Beredeneer of de producent maatregelen zal nemen om tijdig te kunnen leveren.

Vraag 1b

Welke consequenties heeft de beslissing van de producent voor de maatschappelijke welvaart? Stel dat de producent een mogelijkheid ziet om zich op overmacht te beroepen waardoor hij bij te late levering toch geen schadevergoeding zou hoeven te betalen. De producent denkt een kans van 20% te hebben op het winnen van een rechtszaak over de te betalen schadevergoeding. De strandtenthouder is ook niet helemaal zeker van de uitkomst en denkt een kans van 80% te hebben op het winnen van een door hem aangespannen rechtszaak. De proceskosten bedragen € 2.500.

Vraag 1c

Als de producent te laat levert en de strandtenthouder vervolgens met het aanspannen van een rechtszaak dreigt, hoe zal dit geschil dan eindigen?

Vraag 1d

Zal, gegeven het antwoord bij c., de producent maatregelen nemen om tijdig te kunnen leveren?

Vraag 2

T is een particuliere transportonderneming die streeft naar winstmaximalisatie. T vervoert met tankwagons gevaarlijke stoffen over het spoorwegnet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade en de kosten van zorg voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt, zijn de totale kosten. De middelste lijn zijn de kosten van zorg. De laagste lijn is de verwachte schade.



                                                       Figuur 1

Vraag 2a

Stel dat er voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een systeem van risicoaansprakelijkheid geldt. Welk zorgniveau zal transportonderneming T dan kiezen? Leg uit dat dat het efficiënte zorgniveau is.

Vraag 2b

Onder welke omstandigheden kan een systeem van schuldaansprakelijkheid transportonderneming T prikkelen tot de keuze van het efficiënte zorgniveau? Geef een korte toelichting.

Met het beschikbare materieel kan T per dag maximaal 5 ritten uitvoeren. De brutowinst van T, d.w.z. het verschil tussen de opbrengst en de directe kosten van het transport (personeel, materieel, energie), is afhankelijk van het aantal ritten en wordt gegeven door de onderstd. Door prijsdiscriminatie toe te passen. Zie boek pp. 241-242. MOJO zou de winst kunnen optimaliseren als ze alle 50.000 kaartjes zou kunnen verkopen en aan iedere belangstellende een individuele prijs op maat in rekening zou kunnen brengen waarbij het consumentensurplus (vrijwel) volledig wordt afgeroomd. De transactiekosten daarvan zijn prohibitief hoog. Immers, MOJO zou van iedere koper moeten weten hoeveel deze maximaal zou wil betalen, en vervolgens met iedere koper een contract moeten afsluiten waarin is vastgelegd dat het kaartje niet mag worden doorverkocht aan iemand anders. Praktisch wel uitvoerbaar is het creëren van verschillende rangen met elk een eigen prijs.aande tabel. In deze brutowinst zijn de verwachte schade en de eventuele kosten van zorg nog niet meegenomen. De verwachte schade en de kosten van zorg per rit worden gegeven door figuur 1.

Aantal ritten per dagBrutowinst per dag in euro’s
1200
2310
3390
4440
5470

Vraag 2c

Voor welk aantal ritten kiest T als er een systeem van schuldaansprakelijkheid zou gelden met een rechtens vereist zorgniveau van 60%?

Vraag 2d

Wat is het efficiënte aantal ritten? Leg uit waarom het antwoord onder c. al dan niet samenvalt met het efficiënte aantal ritten.

Vraag 3    

Een land heeft 3 miljoen automobilisten, die alle risiconeutraal zijn. Ze kunnen worden opgedeeld in 3 gelijke groepen van 1 miljoen automobilisten, A, B en C. Elke automobilist komt gemiddeld één keer per dag in de verleiding om een verkeersovertreding te begaan. Het persoonlijke gewin van een verkeersovertreding (tijdwinst, de kick) verschilt tussen de drie groepen. Ook het persoonlijke vermogen van de automobilisten (denk aan de waarde van de auto) varieert. Zie onderstaande tabel.

 Persoonlijk gewin per overtreding, in euro’s  Vermogen per persoon, in euro’s
   A  2540.000
   B  1010.000
 C14.000

Alle verkeersovertredingen dragen in gelijke mate bij aan de maatschappelijke schade vanwege milieuvervuiling, geluidshinder en verkeersongelukken. Die schade komt uit op € 20 per verkeersovertreding. De overheid besluit de verkeersregels te handhaven via geldboetes. Door het inzetten van extra middelen kan de pakkans in stapjes van 1% worden opgevoerd van 0 tot 100%. Het realiseren van een pakkans in het verkeer kost € 5 miljoen per procent pakkans per dag. De pakkans die zo wordt gerealiseerd is algemeen en geldt voor alle verkeersdeelnemers.

Vraag 3a

Waarom is het vanuit efficiëntieoogpunt gewenst dat de overheid zich met de handhaving van de verkeersregels bezig houdt? De overheid stelt de pakkans op 2 procent en het boetebedrag per overtreding op € 200.

Vraag 3b

Hoeveel verkeersovertredingen worden er gepleegd? Hoe groot is het totale maatschappelijke welvaartsverlies vanwege het overtreden en handhaven van de verkeersregels?

Stel dat de overheid geld nodig heeft voor het terugdringen van het begrotingstekort en het boetebedrag per overtreding verdubbelt.

Vraag 3c

Wat zijn de gevolgen voor het aantal verkeersovertredingen? In hoeverre verandert de netto opbrengst voor de schatkist?

Stel dat de overheid zich niet laat leiden door de netto opbrengst voor de schatkist, maar alleen oog heeft voor de maatschappelijke welvaart. Vrijheidsstraffen voor verkeersovertredingen zijn echter niet aan de orde.

Vraag 3d

Welke aanpak van de verkeersovertredingen zou dan vanuit efficiëntieoogpunt het beste resultaat opleveren? Hoe groot is in dat geval het totale maatschappelijke welvaartsverlies vanwege het overtreden en handhaven van de verkeersregels? Hoe groot is de verwachte netto opbrengst voor de schatkist?

Opgave 4

Stel dat MOJO volgend jaar een groot popconcert wil organiseren in de Rotterdamse Kuip. Met de huur van het stadion, de opbouw van het podium, de beveiligingsmaatregelen en de rest van de organisatie is voor MOJO een vast bedrag aan kosten gemoeid van € 1 miljoen. De optredende artiesten kunnen rekenen op een vaste gage van € 3 miljoen en hebben toegezegd voor dat bedrag te komen. Figuur 2 geeft de vraagcurve weer met betrekking tot de kaartjes voor het concert. De Kuip heeft een capaciteit van 50.000 plaatsen.

                                                            Figuur 2

Stel dat MOJO de kaartjes via internet aanbiedt voor een prijs van € 100 per stuk.

Vraag 4a

Hoeveel kaartjes zullen er bij die prijs worden verkocht? Hoe groot is dan de winst van MOJO?

Vraag 4b

Leg uit dat er vanuit efficiëntieperspectief geen grond is om het doorverkopen van kaartjes te verbieden. Hoe groot zal uiteindelijk het consumentensurplus worden, als de transactiekosten die zijn verbonden aan het doorverkopen verwaarloosbaar klein zijn?

Stel dat MOJO streeft naar maximalisatie van de eigen winst.

Vraag 4c

Welke prijs zal MOJO dan voor de kaartjes in rekening brengen? Hoeveel plaatsen in het stadion blijven er in dat geval onbezet?

Vraag 4d

Op welke wijze zou MOJO de winst verder kunnen vergroten? Aan welke voorwaarde(n) dient dan voldaan te zijn?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Bij te late levering moet de producent een schadevergoeding betalen ter grootte van 5×5.000 = 25.000. Dat is meer dan de kosten van 22.500 om tijdig te kunnen leveren. Hij kiest dus voor tijdige levering.

Vraag 1b

De beslissing van de producent is nadelig voor de maatschappelijke welvaart, omdat de kosten van het vermijden van schade (22.500) groter zijn dan de vermeden schade (20.000).

Vraag 1c

De strandtenthouder kan geloofwaardig dreigen, immers de netto-opbrengst van een rechtszaak is voor hem 0,8 × 25.000 − 0,2 × 2.500 = 19.500. De producent kan dan kiezen tussen een schikking (kosten 19.500) of een rechtszaak. Voor de producent zijn de kosten van een rechtszaak gelijk aan (1 − 0,2) × (25.000 + 2.500) = 22.000. De producent stuurt dus aan op een schikking, voor een bedrag van 19.500.

Vraag 1d

Het schikkingsbedrag van 19.500 is lager dan de kosten van het vermijden van schade, zodat de producent te laat zal leveren en het geschil zal eindigen in een schikking.

Vraag 2a

Omdat T bij risicoaansprakelijkheid altijd aansprakelijk is voor de eventuele schade, draagt T de volledige kosten, S+K. T kiest voor het minimum van de S+K-curve. Dat wordt bereikt bij een zorgniveau van 60%. Het efficiënte zorgniveau wordt bereikt als de maatschappelijke kosten van zorg en schade minimaal zijn. Die maatschappelijke kosten van zorg en schade worden gegeven door S+K, en zijn het laagst bij een zorgniveau van 60%.

Vraag 2b

Schuldaansprakelijkheid prikkelt tot de keuze van het efficiënte zorgniveau als i. de rechtens vereiste norm gelijk is aan het efficiënte zorgniveau van 60%, of ii. de rechtens vereiste norm hoger is dan 80%. Zie verder boek pp. 165-168.

Vraag 2c

Bij een rechtens vereiste norm van 60% heeft T alleen zorgkosten van 60 per rit; de schade S blijft bij de slachtoffers.

Aantal ritten per dagBruto winstKosten van zorg voor rekening van T  Netto winst van T 
120060140
2310120190
3390180210
4440240200
5470300170

T kiest voor maximale winst, dus 3 ritten.

Vraag 2d

Bij het efficiënte zorgniveau van 60% zijn de maatschappelijke kosten van zorg en schade gelijk aan 90 per rit.

Aantal ritten per dag Bruto winst Maatschappelijke kosten van zorg en schade Netto bijdrage aan welvaart
120090110
2310180130
3390270120
4440

360

80
547045020

Antwoord vraag De maatschappelijke welvaart is het beste gediend met 2 ritten per dag. T kiest bij c. niet voor het efficiënte aantal ritten omdat hij geen rekening hoeft te houden met de schade. De verwachte schade van 30 per rit blijft voor rekening van de slachtoffers. Daarom zal T te veel ritten ondernemen. [T haalt bij 3 ritten weliswaar een winst van 210, maar de schade voor de slachtoffers is 3 x 30 = 90, zodat de netto bijdrage aan de welvaart uitkomt op 120. En dat is minder dan de 130 bij het efficiënte aantal van 2 ritten.]

Vraag 3a

i. Verkeersovertredingen zijn, gemiddeld genomen, inefficiënte delicten. De totale schade voor de samenleving, 3 mln x 20 = 60 mln, is groter dan het totale persoonlijk gewin van de daders, 25 x 1 mln + 10 x 1 mln + 1 x 1 mln = 36 mln. ii. Van handhaving langs private weg is weinig heil te verwachten. Met name bij geluidshinder en milieuvervuiling zijn de daders in het algemeen lastig te achterhalen; ook zijn er geen duidelijke slachtoffers doordat de schade diffuus is en/of zich pas in de toekomst realiseert.

Vraag 3b

Het strafrisico (de gemiddelde boete per overtreding) = pakkans x strafmaat = 0,02 x 200 = 4. Alleen groep C laat zich afschrikken. Er resteren 2 miljoen verkeersovertredingen vanwege groepen A en B. Wat betreft de maatschappelijke welvaart: tegenover het persoonlijke gewin van 25 x 1 mln + 10 x 1 mln = 35 mln staat een maatschappelijke schade van 2 mln x 20 = 40 mln plus handhavingskosten van 2 x 5 mln = 10 mln. Per saldo resteert een maatschappelijk welvaartsverlies van 15 mln. [De opbrengst van de boetes van 0,02 x 2 mln x 200 = 8 mln is een last voor de automobilisten en een even grote bate voor de schatkist. Die doet als zodanig dus niet toe of af aan de totale welvaart.]

Vraag 3c

Het strafrisico verdubbelt tot 0,02 x 400 = 8. Het aantal verkeersovertredingen verandert niet, omdat nog steeds alleen groep C wordt afgeschrikt. Wat wel verandert is de netto opbrengst voor de schatkist. De handhavingskosten blijven 2 x 5 mln = 10 mln, de opbrengst van de boetes verdubbelt van 0,02 x 2 mln x 200 = 8 mln naar 0,02 x 2 mln x 400 = 16 miljoen. De netto opbrengst voor de schatkist was 2 en wordt nu +6 mln per dag.

Vraag 3d

Het meest direct is om het strafrisico gelijk te stellen aan de maatschappelijke schade van 20. Bij zo’n strafrisico worden de efficiënte verkeersovertredingen van groep A niet afgeschrikt, en de inefficiënte verkeersovertredingen van de groepen B en C wel. Verder kunnen de handhavingskosten worden geminimaliseerd door de pakkans te verlagen tot 1 procent. De boete moet dan worden vastgesteld op 2000. Het vermogen van alle groepen is voldoende om die boete daadwerkelijk te voldoen. Het aantal verkeersovertredingen wordt dus beperkt tot 1 mln (groep A). Wat betreft de maatschappelijke welvaart: tegenover het persoonlijke gewin van 25 x 1 mln = 25 mln staat een maatschappelijke schade van 1 mln x 20 = 20 mln plus handhavingskosten van 1 x 5 mln = 5 mln. Per saldo resteert een maatschappelijk welvaartsverlies van 0. De verwachte netto opbrengst voor de schatkist is 0,01 x 1 mln x 2000 (opbrengst boetes) 1 x 5 mln = 15 mln. [De overheid zou ook kunnen kiezen voor een boete van 1000 bij een pakkans van 1 procent. Gezien het persoonlijke gewin is dat op zich voldoende voor afschrikking van de groepen B en C. De netto opbrengst voor de schatkist is dan 0,01 x 1 mln x 1000 – 1 x 5 mln = 5 miljoen.]

Vraag 4a

Bij een prijs van € 100 is er vraag naar 60.000 kaartjes. De Kuip kan echter maximaal 50.000 bezoekers herbergen. MOJO verkoopt dus 50.000 kaartjes en moet 10.000 belangstellenden teleurstellen. De opbrengst van de kaartverkoop is 50.000 x 100 = 5 miljoen. Daartegenover staan kosten van 1 + 3 = 4 miljoen. De winst is dus 1 miljoen.

Vraag 4b

Uit de vraagcurve blijkt dat de 60.000 belangstellenden die bij een prijs van € 100 via de internetverkoop willen meedingen naar de kaartjes, niet allemaal dezelfde waarde hechten aan het concert. Omdat de verkoop plaatsvindt op basis van “Wie het eerst komt, het eerst maalt” kunnen er onder de 10.000 belangstellenden die naast een kaartje grijpen, zeer wel mensen zijn die in verhouding heel veel waarde hechten aan een kaartje. Andersom kunnen er onder de gelukkigen met een kaartje zeer wel mensen zijn die in verhouding wat minder waarde hechten aan een kaartje. Doorverkopen zou dan een wederzijds voordelige ruil kunnen opleveren. Als dat doorverkopen slaagt, komen de kaartjes uiteindelijk terecht bij de 50.000 belangstellenden die er het meest voor over hebben. Hun waardering is terug te vinden op de vraagcurve van 0 tot 50.000. Het totale consumentensurplus is dan ½ x (400 – 150) x 50.000 + (150 – 100) x 50.000 = 6,25 + 2,5 = 8,75 miljoen [waarvan een deel terecht komt bij de uiteindelijke concertbezoekers en een deel bij degenen die hun kaartjes hebben doorverkocht].

Vraag 4c

Voor winstmaximalisatie geldt: MO = MK. De MO-curve loopt 2x zo steil als de vraagcurve. Alle kosten zijn vast, zodat MK = 0. Uit de figuur is af te lezen dat MOJO 40.000 kaartjes gaat verkopen, voor een prijs van 200. Er blijven dan 10.000 stoelen onbezet.

De linkerlijn is de MO en de rechterlijn is de MK.

Vraag 4d

Door prijsdiscriminatie toe te passen. Zie boek pp. 241-242. MOJO zou de winst kunnen optimaliseren als ze alle 50.000 kaartjes zou kunnen verkopen en aan iedere belangstellende een individuele prijs op maat in rekening zou kunnen brengen waarbij het consumentensurplus (vrijwel) volledig wordt afgeroomd. De transactiekosten daarvan zijn prohibitief hoog. Immers, MOJO zou van iedere koper moeten weten hoeveel deze maximaal zou wil betalen, en vervolgens met iedere koper een contract moeten afsluiten waarin is vastgelegd dat het kaartje niet mag worden doorverkocht aan iemand anders. Praktisch wel uitvoerbaar is het creëren van verschillende rangen met elk een eigen prijs.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Rechtseconomie - Rechten - UL - B2 - Oefententamens

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2018

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2018


Vragen

Vraag 1a

In een land zijn er 100 personen die elk eens per jaar in de gelegenheid verkeren om zichzelf met corruptie te verrijken. Een delict levert de delinquent een persoonlijk gewin op van € 2.000. Met zo’n delict wordt aan anderen een schade toegebracht van € 3.000. De (potentiële) delinquenten zijn risiconeutraal en beschikken ieder over een vermogen van € 10.000. Om corruptie te bestrijden heeft de overheid een beleid ontwikkeld, waardoor de pakkans uitkomt op 10%. Verder is op deze vorm van criminaliteit een forse geldboete gezet van € 4.000. De kosten van het realiseren van de pakkans bedragen € 2.500 per procent per jaar. De pakkans kan in stapjes van steeds 1% worden veranderd. De pakkans die zo wordt gerealiseerd is algemeen en geldt voor alle delinquenten. De tenuitvoerlegging van gevangenisstraf kost de overheid € 250 per persoon per dag. Voor een delinquent correspondeert een dag gevangenisstraf met een boetebedrag van € 200. Aangenomen mag worden dat als een delinquent gepakt wordt, de buit niet meer te achterhalen valt.

Wat wordt verstaan onder een efficiënt delict? Waarom zal het bij corruptie in het algemeen niet om efficiënte delicten gaan?

Vraag 1b

Hoeveel delicten worden er per jaar gepleegd? Leidt het door de overheid ontwikkelde criminaliteitsbeleid tot een Hicks-Kaldor-verbetering ten opzichte van de situatie waarbij de overheid de criminaliteit ongemoeid zou laten?

Vraag 1c

Stel dat aan iedere pleger van een delict, naast de genoemde geldboete, ook nog standaard de maatregel wordt opgelegd die verplicht tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 2.000. In hoeverre veranderen uw antwoorden onder b.?

Vraag 1d

Hoe zou de efficiënte aanpak van de criminaliteit eruit zien?

Vraag 2

Transportbedrijf T is een particuliere onderneming die streeft naar maximale winst. T vervoert met zijn tankwagens gevaarlijke stoffen over het Nederlandse wegennet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau, dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade (S) en de kosten van zorg (K) voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt is de S+K, die eronder is de K en de laagste is de S.

                                                             Figuur 1

Vraag 2a

Wat is het efficiënte niveau van zorg? Leg uit waarom het niet efficiënt is als T alle voorzorgsmaatregelen treft die in zijn macht liggen om.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2017

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2017


Vragen

Vraag 1

Een Scheveningse strandtenthouder heeft een nieuwe keuken besteld bij een Italiaanse producent van professionele kwaliteitskeukens. Voor de strandtenthouder is het van groot belang dat de keuken aan het begin van het seizoen bedrijfsklaar is. De producent verwacht geen enkel probleem te hebben met tijdige levering. De partijen komen overeen dat de producent in geval van te late levering een schadevergoeding van € 5.000 zal betalen aan de strandtenthouder voor elke dag dat hij te laat levert. Door logistieke problemen dreigt de producent toch niet op tijd te kunnen leveren. Zonder extra inspanningen zal de levering 5 dagen te laat plaatsvinden. Indien de strandtenthouder 5 dagen later dan gepland zijn deuren kan openen, kost hem dat naar verwachting € 20.000. Door het maken van extra kosten, zoals het inhuren van snel transport, zou de producent toch tijdig kunnen leveren. Die extra kosten bedragen € 22.500. Door hoge transactiekosten vindt geen heronderhandeling over het contract plaats.

Vraag 1a

Beredeneer of de producent maatregelen zal nemen om tijdig te kunnen leveren.

Vraag 1b

Welke consequenties heeft de beslissing van de producent voor de maatschappelijke welvaart? Stel dat de producent een mogelijkheid ziet om zich op overmacht te beroepen waardoor hij bij te late levering toch geen schadevergoeding zou hoeven te betalen. De producent denkt een kans van 20% te hebben op het winnen van een rechtszaak over de te betalen schadevergoeding. De strandtenthouder is ook niet helemaal zeker van de uitkomst en denkt een kans van 80% te hebben op het winnen van een door hem aangespannen rechtszaak. De proceskosten bedragen € 2.500.

Vraag 1c

Als de producent te laat levert en de strandtenthouder vervolgens met het aanspannen van een rechtszaak dreigt, hoe zal dit geschil dan eindigen?

Vraag 1d

Zal, gegeven het antwoord bij c., de producent maatregelen nemen om tijdig te kunnen leveren?

Vraag 2

T is een particuliere transportonderneming die streeft naar winstmaximalisatie. T vervoert met tankwagons gevaarlijke stoffen over het spoorwegnet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade en de kosten van zorg voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt, zijn de totale kosten. De middelste lijn zijn de kosten van zorg. De laagste lijn is de verwachte schade.



                                                       Figuur 1

Vraag 2a

Stel dat er voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een systeem.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2016

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2016


Vragen

Vraag 1a

Draaipil, een groot farmaceutisch bedrijf, heeft dankzij octrooien een monopolie voor geneesmiddel Positivol. De marginale kosten (MK) van de productie van het geneesmiddel en de vraag (V) naar het product staan afgebeeld in figuur 2.

Zie Bijlage 2

Bepaal de winstmaximaliserende prijs en productieomvang.

Vraag 1b

Winstmaximalisatie en welvaartsmaximalisatie zijn verschillende begrippen. Wat wordt in dat verband verstaan onder het deadweight loss? Bepaal gegeven uw antwoord onder a. de omvang van het deadweight loss.

Vraag 1c

Zou Draaipil een hogere winst kunnen behalen door middel van prijsdiscriminatie? Zo ja, wat zou de weerslag hiervan zijn voor de maatschappelijke welvaart?

Vanuit efficiëntieoogpunt zou men monopolieposities op grond van octrooien kunnen verdedigen, maar alleen gedurende een bepaalde duur.

Vraag 1d

Welke elementen zijn van belang voor de bepaling van de optimale levensduur van een octrooi?

Vraag 2a

Marketingbedrijf Peertje heeft met klant Alfredo een contract gesloten voor de levering van een nieuwe huisstijl. Alfredo zal de overeengekomen prijs van € 700.000 betalen zodra de huisstijl is geleverd.

Alfredo verwacht met de nieuwe huisstijl aanzienlijk meer klanten te kunnen aantrekken. De opbrengsten zullen daardoor toenemen met € 1.000.000.

Bij het sluiten van het contract heeft Peertje de ontwikkelingskosten van het nieuwe huisstijlpakket geschat op € 600.000. Nu Peertje toe is aan de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht blijkt dat de ontwikkelingskosten zullen uitkomen op € 900.000. Peertje meldt daarop aan Alfredo te willen afzien van nakoming van het contract.

Op dat moment ontstaat er een geschil. Alfredo claimt bij niet-nakoming recht te hebben op een schadevergoeding conform het positieve contractbelang. Volgens Peertje is restitutie de remedie die bij niet-nakoming van toepassing is, zodat hij Alfredo niets schuldig is. Immers, de contractprijs is nog niet voldaan.

Om zijn schadevergoeding zeker te stellen dreigt Alfredo met een rechtszaak. (De advocaat van) Alfredo wil zijn pleidooi baseren op wanprestatie van Peertje en denkt op grond daarvan een kans van 70% te hebben om de rechtszaak te winnen. (De advocaat van) Peertje daarentegen wil zijn pleidooi baseren op overmacht en schat zijn winstkans op 50%. De proceskosten bedragen naar verwachting € 100.000.

Laat zien dat Alfredo geloofwaardig kan dreigen met het aanspannen van een rechtszaak.

Vraag 2b

Ga na of het tot een rechtszaak of een schikking komt. Hoe groot is het eventuele schikkingsbedrag?

Vraag 2c

Zal Peertje, gelet op de uitkomst van het geschil onder b., besluiten tot contractbreuk?

Vraag 2d

Welke consequenties heeft een en ander voor de maatschappelijke welvaart?

Vraag 3a

Stel dat op de markt voor diesel sprake is van volledige mededinging. Het marktaanbod (A) en de marktvraag (V) voor diesel in de uitgangssituatie staan weergegeven in figuur 1. (zie bijlage)

Zie Bijlage 2

De overheid is bekend met de vervuilende kwaliteiten van de uitstoot van dieselmotoren. In economisch jargon: ze brengen negatieve externe effecten.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen oktober 2015

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen oktober 2015


Vragen

Vraag 1a

Een grote bank genaamd Bonk heeft een contract gesloten met softwareontwikkelaar Slok voor de levering van een nieuw computerprogramma. Bonk heeft de overeengekomen prijs van € 8 miljoen vooruit betaald.

Bonk verwacht met het nieuwe computerprogramma aanzienlijk goedkoper te kunnen werken. De brutowinst zal daardoor toenemen met € 12 miljoen. In dat bedrag is de aanschafprijs van het nieuwe computerprogramma echter nog niet meegenomen. Ook niet meegenomen zijn de kosten van de voorbereidingsinvestering van € 1 miljoen; voorafgaand aan de ingebruikneming van het programma moeten namelijk alle PC’s vervangen worden. Bonk wacht met deze voorbereidingsinvestering totdat het nieuwe programma daadwerkelijk beschikbaar is.

Bij het sluiten van het contract heeft Slok de ontwikkelingskosten van het nieuwe computerprogramma geschat op € 7 miljoen. Omdat eerst nog een andere opdracht moest worden afgemaakt, neemt Slok de opdracht van Bonk pas na enige tijd ter hand. Als dat moment is aangebroken, komt Slok tot de conclusie dat de opdracht aanzienlijk ingewikkelder is dan eerder gedacht. De ontwikkelingskosten zullen niet uitkomen op € 7, maar op € 9 miljoen. Slok vraagt zich af of nakoming van het contract nog wel zinvol is.

In het contract is overeengekomen dat Bonk bij niet-nakoming recht heeft op restitutie. De transactiekosten zijn zo hoog zijn, dat ze heronderhandeling uitsluiten.

Zal Slok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 1b

In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. als de transactiekosten verwaarloosbaar klein zouden zijn?

Stel dat de partijen in het contract niet zouden hebben geopteerd voor restitutie bij niet-nakoming, maar voor schadevergoeding op basis van het positieve contractbelang.

Vraag 1c

Zou Bonk in dat geval ook hebben gewacht met de voorbereidingsinvestering?

Vraag 1d

Uitgaande van het antwoord onder c., zou SlokSlok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 2a

Een land heeft 2 miljoen woningen, die door hun specifieke ligging verschillen wat betreft het inbraakrisico. Op basis van postcode en huisnummer kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden: voor de woningen in groep 1 is het inbraakrisico 20%, voor de woningen in groep 2 is het inbraakrisico 40%.

Overigens zijn de woningen in de twee groepen volstrekt vergelijkbaar. Per woning verdienen de bewoners € 30.000 per jaar. Als er in een woning wordt ingebroken, bedraagt de schade €  20.000. De nutsfunctie, die aangeeft welk nut de bewoners ontlenen aan het beschikbare inkomen, is voor elke woning gelijk en wordt gegeven door figuur 2. Zie Bijlage 2

Er zijn tal van particuliere verzekeringsmaatschappijen die verzekeringen aanbieden om het risico van woninginbraak te dekken. De uitvoeringskosten per polis bedragen € 1.000. De verzekeringsmarkt wordt gekenmerkt door volledige mededinging en verkeert in een lange termijn evenwicht.

Hoe hoog is de premie die de bewoners van de twee onderscheiden groepen woningen maximaal voor een verzekering tegen woninginbraak willen betalen?.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2014

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2014


Vragen

Vraag 1a

Een bedrijf is gevestigd in het midden van een stad. Het bedrijf opereert op een markt van volledige mededinging en kan zijn product daar verkopen voor een prijs van € 100 per geproduceerde eenheid. De productie van het bedrijf gaat met vervuiling gepaard. De inwoners van de stad ondervinden daarvan nadeel. Zo lang het bedrijf geen maatregelen neemt om de vervuiling tegen te gaan, levert elke geproduceerde eenheid voor de inwoners gezamenlijk een nadeel op ter waarde van € 15. Als het bedrijf geen maatregelen neemt om vervuiling tegen te gaan, bedragen de productiekosten € 90 per eenheid product. De constante kosten zijn verwaarloosbaar. Door het nemen van maatregelen kan het bedrijf de vervuiling voorkomen. De kosten daarvan bedragen € 5 per eenheid product. Aangenomen wordt dat het bedrijf het recht heeft om de vervuiling te veroorzaken. Stel dat het bedrijf en de omwonenden kosteloos kunnen onderhandelen over maatregelen om vervuiling tegen te gaan.

Zullen deze onderhandelingen ertoe leiden dat de producent maatregelen neemt om vervuiling te voorkomen?

Vraag 1b

Waarom zullen dergelijke onderhandelingen in de praktijk moeizaam verlopen?

Stel nu dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat onderhandelingen tussen het bedrijf en de omwonenden niet tot stand komen. Het gemeentebestuur vraagt advies over de te volgen aanpak. Een consultant adviseert een uniforme heffing van € 15 per eenheid product op te leggen. Dit omdat elke eenheid product een schade van € 15 aan de omwonenden toebrengt.

Vraag 1c

Waartoe leidt deze heffing?

Een concurrerende consultant adviseert een proportionele heffing op te leggen, dat wil zeggen een heffing die gelijk is aan de toegebrachte schade.

Vraag 1d

Waartoe leidt deze heffing?

Vraag 1e

Welk type heffing verdient vanuit efficiëntieoogpunt de voorkeur?

Vraag 2a

Bedrijf X heeft een monopolie op het verzorgen van reizigersvervoer per trein in een bepaald land. Aanleg, beheer en onderhoud van de infrastructuur (rails, wissels, seinen enz.) worden verzorgd door een apart bedrijf Y.

In figuur 1 geeft V de vraag naar treinreizen in het land weer, uitgedrukt in miljoenen per jaar. De marginale kosten van X (personeel, materieel, elektriciteit) zijn € 10 per treinreis.

Daarnaast heeft X te maken met constante kosten, doordat het bedrijf voor het gebruik van de infrastructuur jaarlijks een vast bedrag van € 300 miljoen aan Y moet betalen.

Zie bijlage 1 Figuur 1. De vraagcurve van bedrijf X.

Wat zouden de winstmaximaliserende prijs en hoeveelheid zijn, als X winstmaximalisatie zou nastreven en één uniforme prijs per treinreis zou hanteren? Bereken voor dat geval de grootte van het consumenten- en het producentensurplus.

Vraag 2b

Zou X de winst kunnen vergroten door toepassing van prijsdiscriminatie? Zou de maatschappelijke welvaart dan toe- of afnemen?

Stel dat de overheid ertoe overgaat om het gedrag van X te reguleren.

Vraag 2c

Welke prijs zou de overheid volgens.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2014

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2014


Vragen

Vraag 1a

In een land zijn twee grote particuliere transportbedrijven actief. A maakt gebruik van vrachtschepen en B van goederentreinen. Uitgaande van de gegeven omvang van de te transporteren goederen (die in deze opgave verder als vaststaand wordt genomen) is A verantwoordelijk voor een uitstoot van 8.000 ton CO2 per jaar, B voor een uitstoot van 4.000 ton CO2. De overheid heeft zich door deskundigen laten verzekeren dat de uitstoot van CO2 op termijn tot ernstige aantasting van ons leefmilieu kan leiden. De kosten hiervan worden geraamd op € 1.250 per ton CO2 per jaar.

De overheid overweegt daarom maatregelen om de CO2 uitstoot terug te dringen. Dat kan ook. Zowel A als B kunnen de uitstoot van CO2 terugdringen door milieumaatregelen te nemen. Dat zou voor A kosten met zich meebrengen van € 1.000 per ton per jaar; voor B zouden de kosten uitkomen op € 2.000 per ton per jaar. Na langdurig beraad besluit de overheid tot de invoering van verhandelbare emissierechten voor CO2. De totale hoeveelheid emissierechten wordt vastgesteld op 9.000 ton per jaar. De overheid wil het bedrijfsleven niet onnodig op kosten jagen en hecht aan verdelende rechtvaardigheid. Daarom worden de emissierechten gratis en naar rato van de bestaande uitstoot toegekend aan A en B. A krijgt 6.000 ton emissierechten CO2 per jaar en B 3.000 ton.

Voor de registratie van en controle op de verhandelbare emissierechten stelt de overheid een apart agentschap in. De kosten van dat agentschap zijn een vast bedrag van € 250.000 per jaar.

Stel dat de transactiekosten prohibitief hoog zijn. Welk effect heeft invoering van de verhandelbare emissierechten voor:

  • het milieu;

  • de kosten van A en B;

  • de maatschappelijke welvaart.

Vraag 1b

Stel dat de transactiekosten verwaarloosbaar klein zijn. In hoeverre ontstaat er dan handel in de CO2 emissierechten? Welke prijs wordt er voor die emissierechten betaald, als A en B elkaar bij onderhandelingen halverwege tegemoet komen?

Vraag 1c

Voortbordurend op uw antwoord onder b., welke gevolgen heeft de invoering van de verhandelbare emissierechten uiteindelijk voor:

  • het milieu;

  • de kosten van A en B;

  • de maatschappelijke welvaart.

Vraag 1d

Het antwoord onder c. heeft betrekking op de situatie dat de overheid voor 9.000 ton CO2 emissierechten in omloop brengt. Daarmee is nog niet gezegd dat die 9.000 ton de maatschappelijk optimale hoeveelheid emissierechten is. Zou het aantal emissierechten vanuit efficiëntieoogpunt omhoog of omlaag moeten? Tot hoeveel?

Vraag 2a

Zie bijlage 1 Figuur 6. De nutsfunctie van de werknemers.

Een grote stad en haar agglomeraten heeft een beroepsbevolking ter grootte van 2 miljoen mensen. Alle werknemers hebben een maandinkomen van € 2.000. De werknemers lopen het risico door arbeidsongeschiktheid hun inkomen mis te lopen. Alle werknemers zijn even risicoavers;.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013


Vragen

Vraag 1a

In een land maken 3 miljoen fietsers dagelijks gebruik van de weg. Die fietsers staan voortdurend bloot aan de verleiding om door rood te rijden of een illegale ‘shortcut’ te nemen, over de autoweg bijvoorbeeld. Binnen de totale groep fietsers zijn drie deelgroepen van gelijke omvang te onderscheiden. Deze deelgroepen verschillen van elkaar in maatschappelijke positie. Binnen de drie deelgroepen is het persoonlijke gewin van illegaal fietsgedrag respectievelijk € 30, 20 en 10 per dag. Het vermogen van de fietsers in deze groepen is respectievelijk € 30.000, 20.000 en 10.000.

Illegaal fietsgedrag veroorzaakt maatschappelijke schade vanwege de grote toename van verkeersonveiligheid. Deze schade bedraagt bij alle overtredingen € 25 per dag.

De overheid neemt zich voor de naleving van de verkeersregels te gaan handhaven en stelt op illegaal fietsgedrag een geldboete van € 150. Verder organiseert de overheid een pakkans van 10%. Dat brengt opsporingskosten met zich mee van € 10 miljoen per dag.

Wat is het effect van illegaal fietsgedrag op de maatschappelijke welvaart als de overheid niet handhaaft?

Vraag 1b

Wat zal het effect zijn van de voorgenomen handhavingsinspanningen van de overheid op

  • het aantal overtredingen,

  • de overheidsbegroting en

  • de maatschappelijke welvaart?

De overheid vraagt zich af of het voorgenomen handhavingsbeleid vanuit efficiëntieoogpunt optimaal is. Ze zou de hoogte van de geldboete en/of de hoogte van de pakkans kunnen veranderen. Daarbij kan worden aangenomen dat een verhoging of verlaging van de pakkans de opsporingskosten evenredig doet toe- of afnemen. Dat wil zeggen dat, bijvoorbeeld, een verdubbeling of halvering van de pakkans ook de opsporingskosten doet verdubbelen of halveren.

Vraag 1c

Hoe hoog is het optimale strafrisico in dit geval? Moet dat worden bereikt via een aanpassing van het boetebedrag en/of via een aanpassing van de pakkans?

De opsporingskosten zijn mede zo hoog, omdat de overheid veel aandacht besteedt aan rechtsbescherming. Fietsers die menen dat ze ten onrechte een boete hebben gekregen, kunnen bezwaar aantekenen en in beroep gaan.

Vraag 1d

Waarom is rechtsbescherming niet alleen vanuit het oogpunt van de betrokken individu, maar ook vanuit efficiëntieoogpunt van belang?

Vraag 2a

Neem aan dat de markt voor snackbarkroketten wordt gekenmerkt door volledige mededinging. Figuur 1a geeft de marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve A. Op deze markt zijn 100 identieke snackverkopers actief. Figuur 1b geeft de kostenstructuur weer van één snackbar. GTK staat voor gemiddelde totale kosten, GVK voor gemiddelde variabele kosten en MK voor marginale kosten. Alle producenten streven naar winstmaximalisatie.

Zie bijlage 1 Figuur 13a en 13b.

Leg uit dat het marktevenwicht een langetermijnevenwicht is. Waarom is het voor de 100 snackverkopers de moeite waard om op deze markt actief te zijn?

De snackverkopers hebben vergevorderde plannen om te fuseren tot één nieuwe onderneming.

Vraag 2b

Als er verder niets verandert,.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2012

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2012


Vragen

Vraag 1a

Een natie kent 2 miljoen landeigenaren. Onder de landeigenaren kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden. Groep 1 wordt gevormd door personen met een laag inkomen, die een klein stuk land, net genoeg voor een huis, hebben. Groep 2 bestaat uit personen met een relatief hoog inkomen, die een groot stuk land bezitten, waar een huis en een grote tuin op past. De landeigenaren in groep 1 verdienen € 15.000 per jaar, die in groep 2 € 30.000.

Het land wordt met een zekere regelmaat geteisterd door natuurrampen, zoals overstromingen en aardbevingen. De kans dat een stuk land daarvan schade ondervindt, is 20% per jaar. Als er schade is, bedraagt die € 15.000 voor de kleine stukken land en € 30.000 voor de grote stukken land.

De nutsfunctie, die aangeeft welk nut een landeigenaar ontleent aan het beschikbare inkomen, is voor iedereen in een groep gelijk. De nutsfunctie voor groep 1 is weergegeven in figuur 1a, die voor groep 2 in figuur 1b.

Zie bijlage 1 Figuur 18a (Nutsfunctie groep 1) en 18b (Nutsfunctie groep 2).

Bepaal voor elke groep hoe hoog de premie is die een landeigenaar maximaal voor een verzekering tegen de schade van natuurrampen zou willen betalen.

Stel dat het aanbieden van verzekeringen tegen de schade van natuurrampen volledig aan de markt wordt overgelaten. Aangenomen mag worden dat de markt dan wordt gekenmerkt door volledige mededinging op lange termijn. De uitvoeringskosten bedragen € 1.200 per polis per jaar.

Vraag 1b

Welke premies brengen de verzekeringsmaatschappijen in rekening? Hoe is de bijdrage aan de welvaart van de afgesloten verzekeringscontracten?

Vraag 1c

Leg uit wat wordt verstaan onder de problemen van adverse selectie en moreel risico. Waarom zullen die problemen zich niet voordoen bij verzekeringen tegen de schade van natuurrampen in deze natie?

Vraag 1d

Kan de overheid, gezien uw antwoorden onder b. en c., de verzekering tegen de schade van natuurrampen aan de markt overlaten? Of zijn er vanuit efficiëntieoogpunt redenen voor overheidsingrijpen?

Vraag 2a

In een land zijn 10 energiecentrales actief. Ze zijn allemaal rationeel en risico-neutraal. Elke centrale heeft een vermogen van € 500.000. Als een centrale zijn zwavelgassen en co2 niet volgens de regels verwerkt maar illegaal uitstoot, kan het een aanzienlijke (extra) winst maken. Die (extra) winst van illegaal uitstoten bedraagt € 25.000 per centrale per dag.

Het illegaal uitstoten zorgt echter voor ernstige milieuvervuiling. De maatschappelijke schade van het illegaal uitstoten bedraagt € 50.000 per centrale per dag.

De overheid overweegt om deze vorm van milieucriminaliteit aan te pakken. Door het inzetten van extra middelen kan de pakkans in stapjes van 1% worden opgevoerd van 0 tot 100%. Elke verhoging van de pakkans met 1% brengt (extra) kosten met zich mee van € 6.000 per dag.

Bestraffing kan de vorm krijgen van een geldboete,.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2012

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2012


Vragen

Vraag 1a

Een fabriek overweegt een machine aan te schaffen en in gebruik te nemen. Die machine is voor de fabriek aantrekkelijk. Gerekend over de levensduur van de machine resulteren voor de fabriek netto baten ter grootte van 53.000 euro. Het gebruik van de machine gaat echter gepaard met immense rookwolken, waardoor de naburige school schade lijdt. Die schade kan worden begroot op 60.000 euro.

Stel dat de partijen er niet zeker van zijn wie een eventuele rechtszaak zal winnen. De school denkt een kans van 90% te hebben en de fabriek meent een kans van 20% te hebben. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

De overheid wil bezuinigen en verhoogt de griffierechten. Effectief komen de proceskosten daardoor uit op 12.000 euro.

Vraag 1b

Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

Vraag 1c

Welke consequenties heeft de verhoging van de griffierechten in het onderhavige geval voor de maatschappelijke welvaart?

Stel, in tegenstelling tot het voorgaande, dat zowel de fabriek als de school er zeker van zijn dat de school een eventuele rechtszaak over schadevergoeding zal winnen. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

Vraag 1d

Zal de fabriek de machine dan aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak? Is deze uitkomst efficiënt?

Vraag 2a

Op een markt van volledige mededinging wordt een bepaald product verhandeld. Ter wille van de eenvoud kan worden aangenomen dat alle producenten identiek zijn; hetzelfde geldt voor de afnemers. Na aankoop kan er door een gebrek in het product schade ontstaan bij een afnemer. De kans op een gebrekkig product is afhankelijk van de zorg die de producent bij de productie betracht. Maar de kans op schade wordt ook beïnvloed door de zorg die de afnemer bij het gebruik betracht. Onderstaande tabel geeft aan hoe de kans op schade varieert met de zorg van producent en afnemer. Als er schade ontstaat, is die schade gelijk aan 1.000. Verder geeft de tabel de zorgkosten van de producent enerzijds en de afnemer anderzijds; zie daarvoor de getallen tussen haakjes.

Zie bijlage 1 Figuur 21.

Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

Vraag 2b

In het algemeen is het niet efficiënt als een producent altijd verplicht zou zijn om alle maatregelen te treffen die binnen zijn macht liggen om schade te voorkomen. Leg uit waarom dat zo is.

Stel dat er een systeem van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld bestaat, waarbij de producent aansprakelijk is tenzij de afnemer weinig zorg heeft betracht.

Vraag 2c

Bepaal aan de hand van de uitkomstenmatrix welke mate van zorg producent en afnemer zullen betrachten. Is dit de.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2011

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2011


Vragen

Vraag 1a

Een fabriek produceert goed X. Bij de productie vinden lozingen in een nabij gelegen meer plaats, en dit tast het leefgenot van de omwonenden aan. Door zorg te betrachten kan de fabriek de omvang van de schade beïnvloeden. Figuur 1 geeft het verband tussen het zorgniveau en de omvang van de schade. Ook zijn de zorgkosten weergegeven. De zorgkosten en de schade in figuur 1 zijn per eenheid product.

Leg uit dat het niet efficiënt is als de fabriek de schade volledig zou elimineren.

Stel dat er sprake is van risicoaansprakelijkheid. Aangenomen kan worden dat de fabriek de schade inderdaad vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.

Vraag 1b

Leidt dit tot de keuze van het efficiënte zorgniveau? Leidt dit tot het efficiënte aantal producten?

Stel dat er geen sprake is van risicoaansprakelijkheid, maar van schuldaansprakelijkheid. Ook nu kan weer worden aangenomen dat de fabriek de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.

Vraag 1c

Onder welke conditie leidt schuldaansprakelijkheid tot dezelfde resultaten als risicoaansprakelijkheid?

In het voorgaande is aangenomen dat de fabriek zonder mankeren de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet. De fabriek kan immers ook afwachten of de slachtoffers een rechtszaak aanspannen en dan proberen om de zaak te schikken. In een rechtszaak zullen slachtoffers onder risicoaansprakelijkheid in het algemeen minder bewijsproblemen hebben dan onder schuldaansprakelijkheid.

Vraag 1d

Is het dan nog steeds denkbaar dat schuldaansprakelijkheid zoals besproken onder c. tot dezelfde resultaten leidt als risicoaansprakelijkheid? Of verdient een van beide nu op efficiëntiegronden de voorkeur?

Vraag 2a

Stel dat er in de markt van passagiersvluchten sprake is van volledige mededinging. De marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve Ap staan afgebeeld in figuur 2. Elke vlucht gaat gepaard met omvangrijke negatieve externe effecten, waardoor de maatschappelijke kosten hoger zijn dan de private kosten. De curve Am geeft de marginale maatschappelijke kosten weer.

Wat wordt hier verstaan onder negatieve externe effecten? Hoe groot zijn de totale externe kosten in het marktevenwicht?

Vraag 2b

Bepaal het maatschappelijk optimale aantal vluchten.

De overheid wil de efficiëntie bij passagiersvluchten bevorderen en besluit tot het invoeren van een vliegtaks in de vorm van een proportionele heffing.

Vraag 2c

Ga voor elk van de betrokken partijen (consumenten, producenten, derden en de fiscus) na of deze er door deze maatregel op vooruit dan wel op achteruit gaat. Met hoeveel verandert per saldo de maatschappelijke welvaart?

De overheid ontdekt dat de stand van de techniek ook een andere types metaal gebruikt kunnen worden om vliegtuigen te maken. Wanneer deze metalen worden gebruikt, dan leidt dat ertoe dat de externe kosten geheel verdwijnen. Bij gebruik van de nieuwe metalen liggen de private kosten per passagiersvlucht wel 40 hoger dan bij gebruik van de oude metalen.

Vraag 2d

Wat gebeurt er met het aantal.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2011

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2011


Vragen

Vraag 1a

Afnemer A koopt een product van producent B. Er is een kans dat bij het gebruik van het product schade ontstaat. Als er schade ontstaat, is die schade gelijk aan 500. De kans op schade is afhankelijk van de zorg die de producent bij de productie betracht en van de zorg die de afnemer bij het gebruik betracht. De kans op schade staat in onderstaande tabel. De getallen tussen haakjes zijn zorgkosten.

Zie bijlage 1 Figuur 32.

Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

Stel dat er een systeem van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld bestaat, waarbij de producent aansprakelijk is tenzij de afnemer een laag zorgniveau heeft betracht.

Vraag 1b

Bepaal de mate van zorg die A en B zullen betrachten.

Indien de afnemer schade ondervindt en de producent de schade niet onmiddellijk vergoedt, kan de afnemer overwegen een rechtszaak tegen de producent aan te spannen. Als de afnemer een hoog zorgniveau heeft betracht, is het voor beiden zeker dat de afnemer de rechtszaak wint. Als de afnemer een laag zorgniveau heeft gekozen, dan meent hij toch 80% kans op het winnen van de rechtszaak te hebben. De producent denkt in dat geval een kans van 20% op het winnen van de rechtszaak te hebben. De proceskosten zijn gelijk aan 250.

Vraag 1c

Leg uit dat het tot een schikking komt indien er schade is ontstaan en de afnemer een laag zorgniveau heeft betracht. Bepaal de hoogte van de schikking.

Vraag 1d

Bepaal de mate van zorg die A en B zullen betrachten. Leg uit waarom in dit geval een inefficiëntie ontstaat.

Vraag 2a

Een land heeft 4 miljoen fietsers, die alle risiconeutraal zijn. Ze kunnen worden opgedeeld in 4 gelijke groepen van 1 miljoen fietsers, aangeduid met A t/m D, die elk gemiddeld 10x per dag in een positie komen waarin ze de verkeersregels zouden kunnen overtreden. De groepen verschillen van elkaar doordat het persoonlijk gewin van verkeersovertredingen (de tijdwinst, de kick) varieert. Ook het persoonlijke vermogen van de fietsers (denk aan de waarde van de fietsen) varieert. Zie de volgende tabel.

Zie bijlage 1 Figuur 33.

Alle overtredingen dragen in gelijke mate bij aan de maatschappelijke schade vanwege milieuvervuiling, geluidshinder en verkeersongelukken. Die schade komt uit op 40 per verkeersovertreding.

De overheid besluit de verkeersregels te gaan handhaven door het opleggen van geldboetes. De boete per overtreding bedraagt 300. De pakkans is 2 procent. Het realiseren van een pakkans in het verkeer kost 100 miljoen per procent pakkans per dag.

Waarom is het vanuit efficiëntieoogpunt gewenst dat de overheid zich met de handhaving van verkeersregels bezig houdt?

Vraag 2b

Hoeveel verkeersovertredingen worden er gepleegd? Hoe groot is het totale maatschappelijk welvaartsverlies vanwege het overtreden en handhaven van de verkeersregels? Hoe groot is de verwachte netto opbrengst.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Rechtseconomie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Rechtseconomie voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2, aan de Universiteit Leiden.

Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1999