Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Het distale nefron bestaat uit de distale tubulus en de verzamelbuis. In het distale nefron vindt minder resorptie plaats dan in het proximale nefron. In het distale nefron vindt minder resorptie plaats dan in de proximale tubulus:
Een aantal hormonen spelen hier een rol:
Distale tubulus
De distale tubulus is een voortzetting van het dikke opstijgende been van de lis van Henle. Hij grenst o.a. aan de vaatpool van de glomerulus. Hier wordt chloor gesenseerd door de macula densa. In de distale tubulus vinden 3 soorten transport plaats:
Er vindt ook chloor resorptie plaats. Omdat het transport gedreven is door energie, is het mogelijk zout te resorberen. Er vindt beperkt waterresorptie plaats omdat de permeabiliteit voor water laag is.
De reabsorptie kan door thiazide diuretica geïnhibeerd worden: de Na+/Cl-co-transporters worden geblokkeerd waardoor er minder NaCl reabsorptie is.
Na de distale tubulus komt de verzamelbuis. Deze begint bovenin (corticaal) en gaat richting het hilum. In de verzamelbuis vindt reabsorptie en excretie plaats:
De excretie en resorptie vindt plaats in de "principal cell" (hoofdcel) van de verzamelbuis. Zo'n cel heeft een aantal eigenschappen:
→ reabsorptie van natrium en excretie van kalium zijn dus gelinkt. Als er één natriumion wordt geresorbeerd, wordt er één kaliumion gesecreerd. Zo wordt het geheel elektroneutraal gehouden. Chloridetransport vindt vooral plaats via solvent drag.
Distaal bevinden zich intercalair cellen. Deze bevatten meerdere transporters:
Bij lage bloeddruk (bijv. door verbloeding) gebeuren er een aantal dingen:
Hyperaldosteronisme leidt tot hypokaliumie:
Drop, zoethout en keelsnoepjes bevatten een stof die een vergelijkbare situatie creëert. Er is dan echter niks met aldosteron aan de hand.
Bij hartfalen is er littekenweefsel op het hart → het hart wordt minder compliant en kan minder bloed rondpompen → de bloeddruk wordt lager. De nier weet niet wat er in het hart mis is, maar is wel gevoelig voor de lage bloeddruk. Dit heeft gevolgen:
Om dit tegen te gaan worden ACE-remmers voorgeschreven om het RAAS-systeem rustiger te maken. Dit gaat remodeling tegen → de belasting van het hart gaat omlaag en de zoutretentie wordt minder.
Het maximum en minimum aan urine dat wordt uitgescheiden wordt bepaald door het maximaal verdunnend en maximaal concentrerend vermogen:
Dit is afhankelijk van hoeveel iemand gedronken heeft en hoeveel zout iemand heeft gegeten.
Verdunning van urine is een belangrijke manier om excessief water te excreteren:
Als urine niet goed geconcentreerd is, ontstaat er meer plas. Het tegenovergestelde geldt ook: geconcentreerde urine zorgt voor minder wateruitscheiding. Als iemand maximaal kan concentreren tot 1200 en hij 600 osmolen heeft, is er een halve liter urine nodig.
Aquaporiën zijn nodig om water terug te kunnen resorberen, wat dankzij de osmotische gradiënt gebeurt. In de verzamelbuis zijn aquaporiën door het hormoon ADH (vasopressine) beïnvloedbaar:
ADH wordt aangemaakt onder invloed van:
ADH is niet hetzelfde als ANP:
ADH heeft op meerdere delen van het nefron invloed:
Segmentale water en natrium reabsorptie:
Hier is de drijvende kracht de hoge osmolariteit in het intersistitium t.o.v. het lumen.
Ureum is een product van eiwitmetabolisme. Ureum kan zich ophopen in het medullair interstitium en speelt een belangrijke rol bij de concentrering van de urine. In de nier ondergaat ureum 3 processen:
Ureum heeft 2 transporters:
Ureum draagt bij aan het single effect omdat het in de proximale tubulus voor 50% bijdraagt als osmol → het wordt voor 50% opgenomen. Er is een soort recycling van ureum:
Vitale parameters zijn:
Fysiologie is de bestudering van vitale functies van het lichaam, bijvoorbeeld:
Het is een bestudering van de integratie van processen op moleculair, cellulair, orgaan en organismaal niveau.
Homeostase is het aanpassen/constant houden van belangrijke biologische parameters die ervoor zorgen dat een organisme normaal kan functioneren in variabele toestanden.
Hierbij moet de parameter worden aangepast aan de heersende omstandigheden, waarvan een aantal in dit blok aan bod komen:
3 orgaansystemen dragen bij aan de homeostase:
De orgaansystemen moeten uitwisseling kunnen hebben met het externe milieu. De 3 orgaansystemen werken samen:
Er moet een verband zijn tussen:
Homeostase is het vermogen van meercellige organismen om het interne milieu in evenwicht te houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het organisme zich bevindt, door middel van regelkringen in het organisme. Het hele lichaam zit vol met regelsystemen. Een regelsysteem bestuurt een ander systeem en zorgt ervoor dat dit systeem in orde blijft.
In een open regelsysteem is er een invoer, een proces en een uitvoer. De formele wiskundige beschrijving hiervoor is:
Een voorbeeld hiervan is een kraan:
Dit kan ook ingewikkelder gemaakt worden door een controller, sensor en vergelijkingsmechanisme toe te voegen. Er ontstaat dan een gesloten regelsysteem.
Dit kan in wiskundige formules omschreven worden:
→ y = Ax - Bz
Hierbij zijn A en B blokken en zijn x, r, c, e en z verschillende invoeren en uitvoeren.
In een open regelsysteem vindt er geen terugkoppeling plaats bij fouten die tijdens het proces optreden → het uitgangssignaal heeft geen invloed op het ingangssignaal. Eventuele fouten blijven tijdens de duur van het proces onopgemerkt. Soms is er achteraf wel terugkoppeling.
Er zijn twee soorten open regelsystemen:
Er zijn een tal van regelmechanismen waarbij de geregelde grootheid varieert (zoals bij de besturing van de lichaamsbewegingen en lichaamshouding). Deze regelsystemen heten servosystemen en zijn voorbeelden van open regelsystemen.
Inspanningsonderzoek heeft verschillende doelen:
De opstelling van een inspanningsonderzoek bestaat uit een:
Een echo werkt met geluidsgolven die uitgezonden en ontvangen worden. Geluidsgolven zijn onschadelijk en worden in dit geval gebruikt voor het meten van de:
Een echo wordt op de kop bekeken: de punt van het hart staat boven en de kamers zijn omgedraaid. Hierdoor worden de onderdelen van het hart vanuit de punt bekeken. Door de "probe" te draaien en meerdere posities te geven zijn verschillende delen van het hart te zien. Zo kunnen er verschillende metingen gedaan worden:
Bij echocardiografie wordt het hart "live" afgebeeld. Het is mogelijk om de volumina van het hart af te meten, wat gebruikt wordt bij inspanningsonderzoek. Er wordt dan gekeken welke veranderingen er optreden in:
Bij inspanning stijgt dus de hartfrequentie. Bij een hoge hartfrequentie vult het hart minder ver → de EDV neemt af en knijpt het hart verder leeg. Ook de ESV neemt af. Hierdoor blijft het slagvolume ongeveer gelijk.
Voor de meting van volumina (hartminuutvolume) wordt Simpson's rule (summatie van volume disks) gebruikt:
Een levend organisme heeft verschillende karakteristieken (Boron), het kan:
Hierbij hebben een aantal processen een essentiële rol:
Cellen hebben een mechanisme nodig om aan de metabole behoeften te kunnen voldoen. Energie komt uit koolhydraten, eiwitten en vetten. Cellen moeten in staat zijn om nutriënten en zuurstof naar binnen te halen en om de geproduceerde afvalstoffen uit de cel te krijgen.
Er zijn verschillende soorten organismen:
Functies van het circulatiesysteem:
Het gedrag van (ingeademd) gas in de luchtwegen en longblaasjes, de gaswisseling in de longen en weefsels en het gastransport door het bloed is gebaseerd op fysische wetmatigheden. Deze wetten zijn een basis voor alle andere formules die gehanteerd worden om deze processen te verduidelijken. Om de principes van bloedgassen, de zuur-base balans en de fysiologie van de ademhaling te begrijpen is basale kennis en toepassing van deze wetmatigheden nodig.
Eenheden gebruikt in gaswetten:
Enkele begrippen omtrent de gaswisseling:
Gaswisseling verloopt als volgt:
Voor een efficiënte ademhaling zijn een aantal dingen nodig:
In de longen vertakken de luchtwegen, wat leidt tot vergroting van het stroombed. Er zijn geleidende en alveolaire luchtwegen.
De wet van Boyle beschrijft het gedrag van ideale gassen bij constante temperatuur:
Het aantal gasmoleculen verandert hier niet. Bij constante temperatuur neemt de druk van een gas in een afgesloten ruimte toe als het volume afneemt. In tegenstelling tot vloeistof is gas dus "samendrukbaar". De wet van Boyle geldt ook onder water, met de diepte neemt het longvolume door toename van de druk af.
Naarmate de T (temperatuur) hoger is neemt dezelfde hoeveelheid gas een groter
.....read moreZuren en basen zijn elkaars tegenovergestelde:
De pH is de graad voor zuren en basen:
Een reactie tussen zuren en basen kan op verschillende manieren verlopen:
Een buffer vangt schommelingen in de zuurgraad van een oplossing op. Bij de toevoeging van een hoeveelheid zuur of base aan een buffer, zal bij een goede bufferwerking de pH weinig veranderen. Bij buffers is er sprake van een evenwichtsreactie (zwak zuur + zwakke base). Buffers kunnen protonen opnemen of afgeven:
Hieruit volgt de Henderson-Hasselbach vergelijking:
Het hart speelt een belangrijke rol in de circulatie. Normaal verloopt deze als volgt:
Een spier bestaat uit spiervezels, die bestaan uit myofibrillen, die bestaan uit sarcomeren.
Zowel skelet- als hartspiercellen zijn dwarsgestreept. Echter verschillen hartspiercellen in een aantal opzichten van normale spiercellen:
Een hartspier is op een bepaalde manier opgebouwd:
Hartspierfibrillen zitten via intercalated disks aan elkaar vast:
Hierdoor zijn hartspiercellen mechanisch, chemisch en elektrisch aan elkaar verbonden → vormen een functioneel syncytium. Dit zorgt voor communicatie binnen de hartspier: activatie van één spiercel leidt tot activatie van alle spiercellen.
Een intercalated disk bestaat uit meerdere componenten:
Actiepotentiaal (AP) kan op verschillende manieren omschreven worden:
De vorm van de actiepotentiaal is afhankelijk van de timing:
Binnen en buiten de cel zijn de kalium-, calcium-, natrium- en chloorionen op een specifieke manier verdeeld:
Deze balans wordt in stand gehouden door allerlei ionkanalen die bij bepaalde membraanvoltages open of dicht gaan: bij -80 mV zijn alleen kaliumkanalen open, bij depolarisatie ook de natriumkanalen. Uiteindelijk is binnen de cel door de negatief geladen eiwitten en fosfaten de lading -80 mV.
Er zijn dus grote concentratieverschillen bij de ionen binnen en buiten de cellen, bijv. bij kalium:
Het gevolg hiervan is dat kaliumionen door het concentratie-effect de cel willen verlaten. Tegelijkertijd wordt het intracellulair echter negatiever, de positieve kaliumionen voelen zich door dit ladingseffect aangetrokken. Met de Nernstvergelijking kan berekend worden wanneer er netto geen verplaatsing plaatsvindt als deze effecten gelijk aan elkaar zijn:
De membraanpotentiaal is niet
.....read moreGewone myocieten kunnen niet zelf depolariseren → ze zijn voor hun activatie afhankelijk van buurcellen die de membraanpotentiaal naar -65 mV tillen. De pacemakercel is de cel die aan impulsvorming doet. Dit vindt vooral plaats in de sinusknoop, als deze het niet doet in de AV-knoop en als deze geblokkeerd is zitten er in de bundeltakken cellen die de taak kunnen overnemen. Impulsvorming in de AV-knoop en in de purkinjevezels gebeurt wel op een langzamer tempo. De sinusknoop, de AV-knoop en de purkinjevezels zijn natuurlijke pacemakers en bestaan uit cellen die zelf kunnen depolariseren: intrinsieke automaticiteit. Dit doen ze met verschillende frequenties:
Het tempo van de AV-knoop en purkinjevezels moet lager zijn, omdat alles gecoördineerd vanuit de sinusknoop moet worden.
De werking van een pacemaker is gebaseerd op calciumionen die de cel in komen, i.p.v. natriumionen → calcium is de aanzetter van de actiepotentiaal. De actiepotentiaal van een pacemaker is anders dan de "normale" actiepotentiaal van het hart:
Pacemakercellen genereren autonoom een actiepotentiaal. Dit gebeurt als volgt:
Het golffront is het grensvlak waar de depolariserende cellen liggen. Activatie van het hart gaat vanaf de sinusknoop naar het atrium, waarna het atrium en de AV-knoop worden gedepolariseerd. Na een korte pauze worden de bundel van His en de purkinjevezels gedepolariseerd. Het signaal gaat van apex naar base. De depolarisatie gaat altijd van het endocard naar het epicard, de repolarisatie gaat juist de andere kant op. De actiepotentiaalduur van het epicard is sneller dan die van het endocard, waardoor het ook weer sneller gaat repolariseren.
Het golffront is dus de lading die van cel A naar cel B gaat. Deze gaat altijd van links naar rechts:
Cel B krijgt positieve ionen geïnjecteerd, waardoor aan de buitenzijde nu ook een stroom gaat → doordat de natriumionen naar binnen stromen wordt de lading lager. Het activatie golffront heet een dipool: de stroom gaat door de extracellulaire ruimte van negatief naar positief.
De dipool laag wordt gepresenteerd door een vector:
De hartvector is de optelsom van alle depolarisaties in het hart op een bepaald moment → het is een optelsom van verschillende vectoren van verschillende delen van het hart:
Bij het maken van een ECG worden 6 extremiteit-afleidingen en 6 precordiaal-afleidingen binnen 10 seconden opgenomen. Van elke afleiding wordt om het overzichtelijk te maken 2,5 seconden getoond:
Gegeven waardes bij een ECG:
P wordt veroorzaakt door een vector die op een bepaalde manier loopt:
In de ritmestrook wordt gekeken of alle P-toppen er gelijk uit zien. Ritmestoornissen kunnen ontstaan als de sinusknoop het even niet doet, waardoor een ander deel van het hart de pacemakerfunctie overneemt. Deze ritmestoornissen zijn alleen te zien in de ritmestrook:
De hartas is de som van alle depolarisaties (hartvectoren) die tijdens de activatie van de ventrikels plaatsvinden. Bij elk ECG hoort een schatting van de elektrische hartas in het frontale vlak. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de afleidingen I, II, aVL, aVR en aVF. De as in het transversale vlak wordt niet apart berekend of geschat. De richtingen van de metingen van de extremiteiten zijn als volgt:
Een AV-geleidingsstoornis wordt behandeld met een pacemaker. Deze bestaat uit 1, 2 of 3 draden. Een pacemaker wordt gecodeerd met een 3-letter code:
Bij een pacemaker met 3 draden worden beide kamers gepaced → nodig als de hartkamers geen goede verbinding meer hebben. Er kan een R (rate responsive) aan gekoppeld worden zodat de pacemaker de SA-knoop op een andere manier kan gebruiken om de hartfrequentie te verhogen.
SVT's ontstaan in de boezems. Er zijn verschillende vormen:
Er zijn meerdere determinanten die invloed hebben op de cardiale functie (pompfunctie van het hart):
Verschillende onderdelen helpen bij de spiercontractie. Van klein naar groot zijn deze:
Actine en myosine zijn de contractiele eiwitten. Myosine is dikker dan actine. Een contractiele eenheid bestaat uit:
Myosine eiwitten zijn ATP afhankelijke motoreiwitten. Ze maken onder andere transport mogelijk. Hierdoor wordt myosine ook gebruikt om binnen de cel moleculen te transporteren. Een myosinefilament bestaat uit 300-400 myosine-2 moleculen. Deze bestaan uit twee identieke myosine-1, dat bestaat uit:
Excitatie-contractiekoppeling is de koppeling tussen wat er gebeurd tijdens de actiepotentiaal (in- en uitstromende ionen) en op moleculair niveau (cross-bridges). Als een spier een bepaalde lengte heeft, zal de spier een bepaalde hoeveelheid maximale kracht genereren. Als er een bepaalde kracht is, zal de spier een bepaalde lengte krijgen.
Een spier wordt door een bepaalde stimulus geactiveerd. Hierdoor gaat hij contraheren.
Spiercontractie is onder andere afhankelijk van calcium:
Tussen deze concentraties zit dus een concentratieverschil van een factor 10.000.
Calciumionen komen voornamelijk tijdens fase 2 de cel binnen. Dit gebeurt via L-type calciumkanalen. Hierdoor verhoogt de intracellulaire calciumconcentratie met een factor 10
Als er veel calcium in de cel is, zijn er meer bindingsplaatsen voor de myosine-actine binding. De intracellulaire calciumconcentratie hangt af van de extracellulaire calciumconcentratie:
De ontwikkelede spierkracht is dus afhankelijk van de intracellulaire calciumconcentratie in het cytosol. Hoe hoger deze concentratie, hoe hoger de kracht → de calciumconcentratie is een manier om de gegenereerde kracht te moduleren → het is een regulatiemechanisme.
De hoeveelheid calcium die tijdens een actiepotentiaal via L-type calciumkanalen de cel in komt is gering. Hiermee kan de cross-bridge cyclus niet op gang komen en wordt er geen contractie ontwikkeld. Daarom is er ook een versterkingsmechanisme → vanuit het sarcoplasmatisch reticulum is er een calcium geïnduceerde calcium vrijlating:
Dit heet de calcium-induced calcium release. Calcium kan via ATP-pompen weer het SR in gepompt worden. Zo'n pomp heet een SERCA-pomp.
De SERCA-pomp is een SR Ca-ATPase. Deze pomp wordt gereguleerd door de cacliumconcentratie in de cel (als deze hoog is, gaat de pomp harder werken) en fosfolambam. Normaal gesproken
.....read moreEr zijn twee vormen van contractie:
De hoeveelheid kracht die tijdens isometrische contractie ontwikkeld wordt, hangt af van de lengte. Als een spier eerst opgerekt en daarna gestimuleerd wordt, zal deze een grotere kracht ontwikkelen dan een spier die minder was opgerekt voor de stimulatie:
Bij de rustlengte wordt geen kracht gegenereerd. Bij oprekking ontstaat er spanning bij de spier: deze is gelijk aan de kracht die erop wordt uitgeoefend. Hoe verder een spier wordt opgerekt, hoe stijver hij wordt → hoe moelijker om verder uit te rekken.
Niet de verkorting, maar het stijver worden van de spier zorgt dus voor extra kracht.
Alleen krachtontwikkeling is niet genoeg, om arbeid te verrichten moet de spier ook verkorten. Bij isometrische contractie bouwt de spier eerst kracht op. Als deze kracht gelijk is aan de kracht die nodig is, gaat de spier verkorten. Door de verkorting neemt de kracht af, door
.....read moreDe onderdelen van het (gezonde) hart hebben een specifieke ligging:
Tijdens de systole zijn de atrioventriculaire kleppen gesloten. Ze worden door de hoge druk opgewekt in de ventrikels gesloten.
De systemische en pulmonaire circulatie bevindt zich tussen de linker- en rechterharthelft:
Hartspiercellen zijn in vezels gerangschikt. De vezelrichting is epicardiaal en endocardiaal verschillend → bij samentrekking van de spieren treedt niet alleen verkorting, maar ook torsie op:
De wand wordt niet alleen kleiner, maar "wringt" zich ook uit. Hierdoor wordt op een efficiënte manier bloed uit het hart gehaald.
Daarnaast zorgt deze rangschikking van de hartspiercellen voor een homogene verdeling van de arbeid:
Er zijn meerdere methoden om het hart in beeld te brengen:
De normale volgorde bij onderzoek is als volgt:
In het Einthoven Science Project is het design al bepaald en is de data al verzameld. Er moet enkel nog een vraag bedacht en beantwoord worden. Mogelijkheden voor onderzoek zijn hierbij:
Normaalwaarden zijn zeer belangrijk in de medische wereld: artsen willen weten wanneer iets afwijkend en wanneer iets normaal is. Er is echter vaak overlap tussen ziek en gezond:
Een regressielijn kan aan de hand van een lineaire vergelijking worden voorgesteld:
Deze punten spreiden rondom de regressielijn. Dit omdat voor een persoon "i" geldt:
De regressielijn kan door SPSS geschat worden met de commando's:
Als uitvoer verschijnt er een tabel waaruit de constante en richtingscoëfficiënt gehaald kunnen worden. Door de standaarddeviatie rond de regressielijn te schatten en vervolgens de formule voor de grenswaarden toe te passen kunnen de normaalwaarden bepaald worden. Ook is het mogelijk het 95% referentie-interval te bepalen.
SPSS kan ook afbeeldingen maken met de commando's:
Het plotscherm kan via Simple Scatter → Define ingevuld worden.
Aan de hand van de richtingscoëfficiënt kan bepaald worden of er samenhang tussen twee variabelen is:
Als de P-waarde kleiner dan 0,05 is, is er een significant
.....read moreZorgpad is een ander woord voor zorgprogrammering. Een zorgpad/klinisch pad is een complexe interventie om de gemeenschappelijke besluitvorming en organisatie van zorgprocessen te verwezenlijken voor een specifieke groep patiënten gedurende een gedefinieerd tijdskader.
Een zorgpad is:
Een zorgnetwerk is een gecoördineerde manier van samenwerken tussen een groep zorgaanbieders om de gezondheidsuitkomsten van een (deel)populatie te verbeteren. De zorgaanbieders zijn daarbij bereid gezamenlijk risico te dragen voor het wel of niet realiseren van kwaliteit van de zorg.
Er zijn 3 verschillende vaatsystemen in het lichaam:
Hiernaast zijn er nog 2 systemen:
Ook zijn er meerdere typen bloedvaten:
Elke vaatwand is grofweg opgebouwd uit dezelfde compartimenten:
Arteriën hebben dus een toevoer functie:
Er zijn dus verschillende soorten arteriën:
Er zijn drie convectieve "loops":
De saturatie van veneus bloed is lager dan in arterieel bloed. Er is een bepaalde hoeveelheid zuurstof nodig om het hart te voorzien. Deze hoeveelheid kan met de volgende formule berekend worden:
Sommige organen extraheren meer zuurstof dan anderen. De verdeling van de SvO2van verschillende organen is:
Het grootste deel van de energie wordt gebruikt om ATP te genereren. Een ander deel wordt gebruikt om warmte te genereren. 15-20% van de energie van de opgenomen calorieën wordt gebruikt voor stroming van het bloed. In rust gebruikt het hart ongeveer 8 J/s, dus 8 W.
Het bloed genereert een druk van 100 mmHg. De bloeddruk daalt in de vasculaire boom tussen elke stap vrij snel. De grootste daling gebeurt in de arteriolen: ca. 55 à 60 mmHg. De flow is overal hetzelfde. Bij de capillairen is de totale doorsnede beschikbaar voor de flow het grootste. De snelheid neemt dus af (want flow is doorsnede/snelheid) --> omdat rondom de capillairen de doorsnede 1000x groter is dan in de aorta, is de snelheid 1000x lager.
In totaal is er 5L bloed in het vasculaire systeem:
De grootste hoeveelheid volume zit in het lagedrukgebied (80% in het veneuze deel, 15% in het arteriële deel.
In een bloedvat is er een samenhang tussen volume, druk, flow, weerstand en compliantie:
Het cardiovasculaire systeem bestaat uit:
De hersenen zijn een belangrijke regelaar voor de homeostase van het cardiovasculaire systeem. Cardiovasculaire interactie beschrijft hoe het cardiovasculaire systeem wordt gekoppeld.
De functie van het cardiovasculaire systeem hangt van verschillende factoren af:
Bij cardiovasculaire interactie is de cardiac output die gegenereerd wordt door het hart gelijk aan de veneuze return (hoeveelheid die door de organen gaat). De flow die door het hart gaat is gelijk aan de flow die terug naar het hart gaat. Er is dus een evenwichtssituatie.
Deze evenwichtssituatie wordt beschreven in het klassieke Guyton model:
Het punt waar de twee curves kruisen, geeft de rechter atrium druk aan.
Het slagvolume wordt als volgt berekend:
Het slagvolume kan dus op twee manieren verhoogd worden:
Er zijn verschillende begrippen die gebruikt worden wanneer er over aanpassingen van het hart wordt gesproken:
Interactie tussen al deze factoren bepaalt hoe het hart reageert in bepaalde situaties.
Het hart is dus in staat om zich aan verschillende omstandigheden aan te passen, bijv. aan het rennen van een marathon:
Er is een regelsysteem nodig om het hart aan omstandigheden te laten aanpassen. Hierbij spelen zenuwen en hormonen een rol. Neurohormonale invloeden kunnen zowel extrinsiek als intrinsiek zijn:
Vooral de arteriolen regelen de vaatweerstand via constrictie en dilatatie. Verschillende factoren werken samen om dit te regelen.
Om het hart te reguleren zijn stoffen en sensoren/receptoren nodig:
(Para)sympathische activatie heeft invloed op de mate van vasoconstrictie en vasodilatatie:
De meeste regelsystemen bestaan uit twee systemen:
Onder normale omstandigheden is er een balans tussen deze twee systemen. Zo wordt het hartritme bepaald door lichamelijke- en omgevingsomstandigheden (inspanning, snelle ademhaling, nadenken, etc.).
Verschillende processen kunnen beïnvloed worden door (para)sympathische invloeden:
Epinefrine (adrenaline) wordt onder sympathische stimulatie geproduceerd door de medulla van de bijnier. Er wordt ook een beetje norepenefrine gemaakt.
Het Renine-Angiotensine-Aldosteron-Systeem loopt via de nieren. Het RAA-systeem heeft een sympathische invloed op het hart:
Atrium natriuretic peptide (ANP) wordt door het atrium geproduceerd. Dit gebeurt met name als de atria overrekt zijn (bijv. bij te hoge druk). ANP werkt op de nieren:
De hypofyse produceert vasopressine, wat een sympathische werking heeft. Onder invloed van angiotensine-II vindt in de nieren vindt meer reabsorptie van vloeistof plaats. Hierdoor gaat het bloedvolume omhoog, wat leidt tot een hogere bloeddruk.
Onder sympathische invloeden vinden een aantal processen plaats:
Onder parasympathische invloeden vinden een aantal processen plaats:
Intrinsieke factoren werken op lokaal niveau en kunnen voor verschillende organen een ander effect hebben:
Autoregulatie is het intrinsieke vermogen van het orgaan om ondanks een verandering in de perfusiedruk een constante flow van het bloed te onderhouden. Een orgaan zorgt
.....read moreDe long ontstaat uit de voordarm in het embryo. Deze is verbonden met de dooierzak. De binnenkant van de voordarm bestaat uit endoderm. De voordarm wordt geflankeerd door de intra-embryonale coeloomholte. In de intra-embryonale coeloomholte bevinden zich 3 holtes:
Deze holtes gaan met elkaar fuseren:
De voordarm begint zich tijdens de 4e week van de zwangerschap te splitsen. De voordarm gaat zich vertakken, waardoor uiteindelijk de longen ontstaan.
Tijdens het vertakking groeit de voordarm tegen de wand van de intra-embryonale coeloomholte aan, waardoor de pleura ontstaan:
In de 24e week worden voor het eerst alveoli (longblaasjes) en sulfactans geproduceerd. Dit markeert het moment waarop de longen opengehouden kunnen worden. Na de geboorte blijven de longblaasjes groeien, tot ongeveer 2-jarige leeftijd.
De thorax kan op basis van structuur in twee delen onderverdeeld worden:
De thorax kan ook op een andere manier verdeeld worden:
Op een echo zijn de longen niet goed weer te geven:
Bij pneumonie is er op een echo- en thoraxfoto meer wit aanwezig. Dit komt door de aanwezigheid van veel slijm.
Een thoraxfoto wordt gemaakt alsof de patiënt naar de arts kijkt. Het is van klinisch belang om de longen te kunnen lokaliseren:
Bij inademing vinden een aantal processen plaats:
Om dit mogelijk te maken moet de long elastische eigenschappen hebben: de longen bestaan uit een groot elastisch netwerk.
Bij een pneumothorax is het mogelijk om de elasticiteit van zowel de long als de thorax waar te nemen. De long en thorax bevinden zich in rustpositie → de thorax is uiteengezet (breder) en de long kleiner → het rustvolume van de thorax is groot, het rustvolume van de long is klein. Er zijn tegengestelde krachten die elkaar evenwicht brengen: de long wil naar binnen trekken en de thoraxwand wil naar buiten trekken. Hierdoor ontstaat een klein beetje negatieve druk.
Bij pneumothorax is dit maar aan één kant aanwezig. Een klaplong op een aantal manieren herkend worden:
De long bestaat uit kwabben die door fissuren van elkaar zijn gescheiden. De 10 longsegmenten zijn door septa van elkaar gescheiden → heirdoor is er geen lucht- en bloeduitwisseling tussen de segmenten mogelijk.
Een acinus is een groepje alveoli die door een beperkt aantal luchtwegen en kleine bloedvaten wordt voorzien. Een
.....read moreDe mechanica van de ademhaling is ten dienste van de alveolaire gaswisseling. In de alveoli vindt perfusie en ventilatie plaats:
Dankzij perfusie en ventilatie komt O2 uit de lucht in het bloed en komt CO2 uit het bloed in de lucht.
De long en de thoraxwand hebben een aantal mechanische eigenschappen die de alveolaire ventilatie bepalen:
Door deze eigenschappen is de long het beste te vergelijken met een ballon: als een ballon opgeblazen wordt, rekt hij mee. Het streefvolume van een ballon is als hij niet onopgeblazen is. Net als een ballon, is het streefvolume van een long heel klein.
Twee longen zijn in een soort "trommel" opgehangen. Deze kan van volume veranderen, waarbij de long volgt. Bij de inademing wordt lucht naar binnen gezogen, bij de uitademing wordt lucht naar buiten geduwd. Dit wordt tot stand gebracht door spieren, die de trommel groter en kleiner kunnen maken. De drukken veranderen op pleuraal niveau: als de druk negatief is, ontstaat er een sterke negatieve druk in de thorax → de long trekt mee en inademing wordt mogelijk.
Elasticiteit is het vermogen om terug te keren naar de rusttoestand. Het omgekeerde is de compliantie, het vermogen om mee te geven met een opgelegde kracht. De long is van de trachea tot aan de pleura één groot elastisch netwerk, vol elastische vezels. Bij een rustige inademing wordt alleen het diafragma gebruikt, de uitademing is passief omdat de longen dankzij hun elasticiteit vanzelf terugveren.
Organen met elasticiteit hebben een streefvolume. Elasticiteit is gericht richting het streefvolume. Dit gebeurt bij een klaplong: de vacuümzegel tussen de long- en thoraxwand wordt verbroken, waardoor de long- en thoraxwand los van elkaar raken. Bij een klaplong zet de thoraxwand aan de zijde van de klaplong
.....read moreGastransport vindt in het menselijk lichaam op twee manieren plaats:
Er is een ventilatie-perfusie verhouding. Druk kan op twee manieren uitgedrukt worden:
Het drukverschil is de drijvende kracht voor verplaatsing van gas tussen compartimenten → gas diffundeert van hoge naar lage druk:
De alveolaire zuurstofdruk is te berekenen met de arteriële CO2-druk en de inspiratoire O2-druk:
Dit wordt afgeleid uit de wet van Dalton.
De wet van Fick beschrijft de diffusie:
Het alveolaire gastransport kan beperkt worden door diffusie of perfusie (doorbloeding):
Het doel van ademhaling is de uitwisseling van O2 en CO2 tussen het bloed en de lucht.
De O2- en CO2-druk in het bloed zijn vrij stabiel: er is sprake van homeostase. De ventilatie wordt nauw gecontroleerd.
Een mens kan gemiddeld 1 minuut de adem inhouden. Door een gasmengsel aan te bieden waarmee het ademcentrum gedeisd wordt gehouden, kan beïnvloed worden hoe lang de adem ingehouden wordt. Dit wordt bijv. bij precieze longbestraling toegepast, zodat de long niet beweegt.
Het ademhalingssysteem is een gesloten systeem. Een aantal onderdelen zijn essentieel om de ademhaling te kunnen reguleren:
Slaap is een aan-uit fenomeen. Slaap is essentieel voor de gezondheid:
De duur van verschillende slaapstadia verschilt per leeftijdsgroep. Oudere mensen slapen minder diep. Er zijn 4 slaapstadia:
Tijdens de slaap verandert de ademhaling:
Er zijn veel slaapstoornissen. Een aantal hiervan zijn gerelateerd aan de ademhaling:
CSAS komt veel voor bij:
Er zijn meerdere mogelijke behandelingen voor CSAS:
Het hart en de longen zijn anatomisch en fysiologisch sterk met elkaar verbonden:
Een afwijking in de longen kan invloed hebben op zowel de linker- als rechterhartzijde. Ook afwijkingen in de linker- en rechterhartzijde kunnen invloed hebben op de longen.
Er is een verschil in zuurstofspanning tussen de alveoli en arteriën in de gezonde long:
Hierbij zijn er een aantal pathofysiologische mechanismen van zuurstof:
Bij V-Q mismatch is er met name een shunt-effect.
Pulmonaal | Gemiddelde druk (mm Hg) | Systemisch | Gemiddelde druk (mm Hg) |
Arteria pulmonalis | 15 | Aorta | 95 |
Begin capillair | 12 |
| 35 |
Eind capillair | 9 |
| 15 |
Een sigaret bestaat uit een aantal (verslavende) stoffen:
Tijdens het roken worden neergeslagen deeltjes in de mond-keelholte doorgeslikt. Hoe kleiner deze deeltjes zijn, hoe meer distale depositie in de long → de long is een geweldig resorptie orgaan. Roken heeft verschillende effecten:
Omdat bij roken de long constant wordt beschadigd, kan bij herstel mutaties ontstaan en wordt het DNA steeds slechter. Hierdoor kunnen carcinomen ontstaan. Een longcarcinoom gaat 4 stadia door:
Bij metaplasie luisteren de kankercellen helemaal niet meer naar signalen van buitenaf. Ze hebben ook geen kenmerken meer van het weefsel.
Longkankergetallen:
Jaarlijks sterven 1,7 miljoen kinderen onder de 5 jaar door milieuvervuiling. De grootste oorzaak hiervan is vieze lucht:
De grootte van de deeltjes bepaalt de schadelijkheid: hoe kleiner hoe slechter. Deeltjes van <19 micronen en zwaveldioxide vormen het grootste probleem. Dit is heel schadelijk voor de longen. Vooral kinderen, ouderen en mensen met luchtwegproblemen hebben hier last van.
Vooral in China speelt dit: daar is de luchtkwaliteit het slechtste van de hele wereld. In noordelijke Chineze steden wordt per kubieke meter meer dan 403 microgram uitgestoten. Bij iedere 10 microgram vervuiling per kubieke meter is er een verhoging va 0,3% op de mortaliteit. In Indiase steden is er een vergelijkbaar probleem. In Beijing is het zo erg dat er maar 5 meter zicht is. Hier vormt zwaveldioxide, wat vrijkomt bij het verbranden van steenkool, een groot probleem. De effecten van vervuiling zijn groter in het koude seizoen:
Vrouwen (hogere blootstelling door koken en een hogere kans op astma) en ouderen zijn er meer vatbaar voor. De grootste doodsoorzaak in China zijn respiratoire ziekten. Omdat vrouwen minder roken, is de prevalentie van longkanker onder mannen groter. Echter is dit aan het verschuiven doordat vrouwen meer koken en door emancipatie meer roken. Ook kinderen beginnen vroeg met roken, wat erg schadelijk is omdat mensen die jong beginnen er moelijker vanaf komen. In Chineze huizen is de lucht vele malen slechter dan in de buitenlucht.
Longkanker:
Het verschil tussen astma en COPD ligt in de oorzaak:
Kenmerken van de patiënt:
Na de diagnose longkanker was de levensverwachting volgens de longarts een half jaar. Echter kromp de tumor kromp door chemotherapie, waardoor er een operatie kon plaatsvinden. De gehele rechterlong werd verwijderd met genezing als gevolg. Sindsdien leeft de patiënt al 18 jaar met één long. Hierdoor moet hij soms wat rustiger aan doen en heeft hij bij vochtig weer of verkoudheid meer klachten.
Het verwijderen van de rechterlong heeft meerdere gevolgen, die op een X-thorax zichtbaar zijn:
Bij kinderen heeft een longverwijdering minder gevolgen dan bij volwassenen. Bij volwassenen kan de long niet meer teruggroeien, waardoor de totale longcapaciteit halveert.
De patiënt bezoekt regelmatige de cardioloog, omdat hij een paar jaar geleden een hartinfarct heeft gehad. Van tevoren had hij een aantal symptomen:
Hij is toen met spoed naar het ziekenhuis gebracht.
De patiënt heeft ook een milde vorm van COPD. Hierbij worden normaal bètablokkers voorgeschreven, maar bij de patiënt was dit niet mogelijk. Dit omdat bètablokkers lijden tot bronchoconstrictie, wat zorgt voor extra ademproblemen. Daarom heeft de patiënt calcium-antagonisten als medicatie voor zijn COPD.
De nier zorgt ervoor dat de homeostase behouden kan worden door:
Deze casus gaat over een nierpatiënt. De patiënt heeft last van nierinsufficiëntie op basis van recidiverende urineweginfecties bij refluxnefropathie. Urine uit de blaas kan dan gemakkelijk terugvloeien naar de nieren zelf:
Er is een katheter in de buikholte. Afvalstoffen worden gescheiden en er is te veel water in het peritoneum.
Bij hemodialyse wordt bloed in een kunstnier-machine m.b.v. diffusie gezuiverd. Hiervoor wordt via een shunt/katheter-infuus in de ader toegang gemaakt tot de bloedbaan. Problemen die hierbij optreden zijn het komen van infectiebacteriën in de bloedbaan.
Bij een postmortale niertransplantatie wordt de nier op het iliaca systeem geplaatst. De zieke nieren blijven zitten. Er wordt een verbinding met de blaas gemaakt.
Op de eerste X-thorax is veel wit te zien → de longontsteking. Deze is opgetreden als uiting van een sterk verminderde weerstand door afweer van onderdrukkende medicatie.
Op de tweede X-thorax is te zien dat het hart vergroot is. Ook is er veel wit in de ondervelden → overvulling. Uit een aanvullend ECG blijkt dat er sinus tachycardie en een negatieve ACL-top is.
De nieren zijn essentieel voor de homeostase. Ze hebben meerdere functies in het lichaam:
De nieren liggen retroperitoneaal in het lichaam:
Omdat de peritoneaalholte lastig door te komen is, worden de nieren bij operaties vanaf de zijkant benaderd.
De nieren zitten vast in vetweefsel en bindweefsellagen:
De nieren hebben verschillende primaire functies die te maken hebben met de homeostase:
Het bloed komt via vertakkingen vanuit de arteria renalis de nieren binnen. In de nieren gaat bloed naar de cortex toe. Bloed komt via afferente arteriolen de glomerulus binnen, waar het door de barrière van endotheel, basaalmembraan en podocyten gefiltreerd wordt. Hierna komt het in de efferente arteriolen, die overgaan in peritubulaire capillairen die langs de tubuli lopen. Tubulaire terugresorptie vindt plaats in de tubulus.
Rarification is het schaars worden van de niervaten. Dit is een onomkeerbaar proces waarbij nefronen worden verloren.
De cardiac output is 5 L/min. De cardiac output is de flow door het lichaam. In de nieren is ook flow aanwezig:
Het lichaam van een mens bestaat voor ongeveer 60% uit water (een mens van 100 kilo heeft dus 60 L water):
Om de 180 L water terug te resorberen is een tubulus nodig. In een nefron worden vanuit de tubuli stoffen geresorbeerd in het lichaam:
Verschillende factoren kunnen GFR en RBF moduleren:
Verschillende factoren kunnen de klaring van een stof moduleren:
De nier beschikt over een systeem waarmee de RBF en GFR over een brede range van arteriële bloeddrukken geregeld kunnen worden. De regeling van de RBF is erop gericht om de filtratiefunctie van de nier te waarborgen, voedingsfunctie is secundair. Er zijn twee vormen van autoregulatie die plaatsvinden rondom de macula densa:
Als de RPF afneemt, zal ondanks de autoregulatie de GFR afnemen. De FF (filtratiefractie) zal toenemen omdat de GFR minder afneemt dan de RPF. Als de bloeddruk lager wordt zal het afferente vat wijder worden en het efferente vat samenknijpen → de
.....read moreIn de nieren vinden 3 processen plaats die de samenstelling van urine regelen:
Door de NaCl balans de reguleren, wordt het vloeistofvolume onderhouden. Door de osmolariteit te onderhouden, wordt de waterbalans gereguleerd.
Het nefron bestaat uit een aantal onderdelen:
Over de hele tubulus liggen aquaporinekanalen die water kunnen resorberen via het principe van osmose.
Natrium komt in de extracellulaire vloeistof en bijna niet in de intracellulaire. Er is iets dat voorkomt dat er een evenwicht ontstaat. De natriumchloridebalans in het lichaam wordt behouden doordat zout wordt uitgescheiden via ontlasting, urine of zweet. Natrium speelt dus een belangrijke rol in de nieren:
Om de begrijpen hoe een stof gefiltreerd, geresorbeerd en gesecreteerd wordt is het nodig te begrijpen hoe de permeabiliteit van een membraan dit beïnvloedt:
Natrium en kalium kunnen diffunderen → in de bloedbaan is de concentratie hetzelfde als in het intersistitium. In celmembranen is dit niet het geval. De verschillende permeabiliteit van endotheel wanden van vaten en celmembranen bepaalt hoe een vloeistof zich verplaatst tussen de intravasculaire, intracellulaire en intersistiële ruimte:
Het distale nefron bestaat uit de distale tubulus en de verzamelbuis. In het distale nefron vindt minder resorptie plaats dan in het proximale nefron. In het distale nefron vindt minder resorptie plaats dan in de proximale tubulus:
Een aantal hormonen spelen hier een rol:
Distale tubulus
De distale tubulus is een voortzetting van het dikke opstijgende been van de lis van Henle. Hij grenst o.a. aan de vaatpool van de glomerulus. Hier wordt chloor gesenseerd door de macula densa. In de distale tubulus vinden 3 soorten transport plaats:
Er vindt ook chloor resorptie plaats. Omdat het transport gedreven is door energie, is het mogelijk zout te resorberen. Er vindt beperkt waterresorptie plaats omdat de permeabiliteit voor water laag is.
De reabsorptie kan door thiazide diuretica geïnhibeerd worden: de Na+/Cl-co-transporters worden geblokkeerd waardoor er minder NaCl reabsorptie is.
Na de distale tubulus komt de verzamelbuis. Deze begint bovenin (corticaal) en gaat richting het hilum. In de verzamelbuis vindt reabsorptie en excretie plaats:
De excretie en resorptie vindt plaats in de "principal cell" (hoofdcel) van de verzamelbuis. Zo'n cel heeft een aantal eigenschappen:
Keukenzout is natriumchloride (NaCl). 100 mmol NaCl bevat:
100 mmol NaCl bevat dus 5,84 gram NaCl. De gezonheidsraad adviseert maximaal 6 gram zout per dag te eten. Dit komt dus overeen met 100 mmol NaCl per dag.
Een lichaam bestaat voor gemiddeld 60% uit water:
De nier produceert 150-200 L voorurine per dag. Dit wordt niet allemaal uitgescheiden → 198 L wordt geresorbeerd en 2 L wordt urine.
Verschillende krachten spelen een rol bij het transport van water en elektrolyten:
Ook de permeabiliteit van het endotheel en celmembraan spelen een rol:
Osmose is de beweging van water als gevolg van een concentratiegradiënt. Deze vorm van gefaciliteerde diffusie loopt via aquapurinekanalen. Het membraan is semi-permeabel en dus impermeabel voor de stof zelf. Osmose veroorzaakt een verandering in de grootte van het compartiment.
Het toevoegen of weghalen van NaCl heeft voornamelijk invloed op de grootte van het ECF (extracellulaire vloeistof). NaCl 0,9% is een oplossing van 9 gram zout per liter water. Dit komt overeen met de osmolaliteit van het bloed → het is iso-osmotisch. Na het toevoegen van 1,5 L NaCl 0,9% neemt het volume van de ECF met 1,5 liter toe. Het volume van het ICF blijft gelijk omdat de osmolaliteit gelijk is. Als er een verschil zou zijn in osmolaliteit, zou het water verplaatsen naar het intracellulaire compartiment.
Als alleen water (dus zonder
.....read moreIn tegenstelling tot de ECF is het effectief circulerend volume (EffCV/ECV) niet een meetbaar afzonderlijk compartiment in het lichaam. Het EffCV is het deel van de ECF dat zich in de bloedbaan bevindt en effectief de weefsels perfundeert.
Normaal gesproken nemen de ECF en EffCV samen toe of af. Echter zijn er situaties, bijv. hartfalen, waarbij de ECF toeneemt maar de EffCV afneemt. Zo is bij een hartstilstand de EffCV 0.
Volumeregulatie betreft de regulatie van het effectief circulerend volume en dus de regulatie van de bloeddruk en specifiek de regulatie van natrium filtratie, reabsorptie en excretie door de nier.
Modulatie van het EffCV leidt tot modulatie van het plasmavolume en daarmee van de cardiac output, die bepaald wordt door:
Zoals eerder is vastgesteld beïnvloedt het toevoegen of verwijderen van natrium het ECF. Het lichaam hanteert een bepaalde natriumbalans:
Er zijn 3 groepen sensoren die veranderingen in volume waarnemen en betrokken zijn bij volumeregulatie:
Er zijn verschillende efferente paden die de EffCV bij reguleren:
Bij lage bloeddruk wordt het RAAS geactiveerd.
.....read moreIn het bloed is de waterstofconcentratie:
Deze concentratie wordt binnen zeer nauwe grenzen gereguleerd → is van belang voor de functie van eiwitten, enzymen en de membraanpotentiaal.
De [H+] kan worden verstoord door:
Het zuurgehalte in het lichaam stijgt als volgt:
De pH in het bloed ligt tussen de 7,35 en 7,45. Deze wordt bepaald door de niet gebufferde, niet gebonden vrije [H+]:
→ de niet gebonden, niet gebufferde vrije [H+] is 40 nanomol/L (onder normale omstandigheden).
Omdat de [H+] afhangt van [CO2] en [HCO3-] is de pH in het lichaam uit te rekenen middels de Henderson-Hasselbach vergelijking:
Buffers zorgen ervoor dat grote veranderingen in vrije [H+] tot een minimum worden beperkt. Het belangrijkste extracellulaire buffersysteem om de homeostase te handhaven is dat van het bicarbonaat en kooldioxide (HCO3-, CO2) systeem:
In het geval van acidose is de pH te laag, in het geval van alkalose is de pH te hoog. Bij stijging van de pH (bijv. bij
.....read moreKalium is een erg belangrijke stof in het lichaam. De nieren spelen een belangrijke rol in de kaliumhuishouding. Bij nierfalen kan er een verstoorde kaliumbalans ontstaan. Naarmate de nierfunctie achteruitgaat, neemt de kans op cardiovasculaire schade toe. Kalium heeft verschillende functies:
Kalium komt op 2 manieren in het lichaam:
In totaal is de kaliumconcentratie 50 mmol/kg lichaamsgewicht, bijv. 3500 mmol voor iemand van 70 kg. Kalium bevindt zich intra- en extracellulair:
Dankzij de aanwezigheid van een Na+/K+ATPase pomp kan een membraanpotentiaal gecreëerd worden:
→ Er wordt een negatieve gradiënt in de cel gecreëerd: de elektrochemische gradiënt.
Zowel hyper- als hypokaliëmie leiden tot hartritmestoornissen:
Oorzaken van hypokaliëmie:
Of een geneesmiddel bruikbaar is wordt bepaald door verschillende factoren:
Verschillende termen zijn belangrijk in de farmacologie:
Farmacokinetiek bekijkt altijd de ADME-aspecten:
Eliminatie bevat metabolisme en excretie. Het zijn de processen waarbij het lichaam probeert de werking van het geneesmiddel te laten stoppen. Hierbij wordt het geneesmiddel uitgescheiden. Dit kan op meerdere manieren plaatsvinden:
Klaring is de snelheid van eliminatie, meestal in mL/min. Klaring is het volume bloed waaruit een medicijn per tijdseenheid wordt verwijderd. In de farmacologie is de klaring de optelsom van de klaring van verschillende organen, bijvoorbeeld:
Voor de meeste medicijnen is de klaring proportioneel met de concentratie van het aanwezige medicijn. De eliminatiesnelheid is proportioneel aan de concentratie in klinische setting → eliminatie is niet verzadigbaar.
In de kliniek wordt de renale klaring meestal bepaald door het kreatininegehalte in de urine te onderzoeken → a.d.h.v. de kreatinine kan de staat van de nierfunctie geschat worden. De kreatinineklaring kan met de Cockcroft-formule berekend worden. Deze is niet 100% betrouwbaar:
Om de werking van een geneesmiddel in te schatten zijn enkele gegevens van belang:
De renale excretie/klaring bevat 3 belangrijke processen:
De nieren hebben verschillende functies:
Enkele feiten van de nierfysiologie:
Er zijn verschillende formules om de klaring te berekenen:
Embryoblast bestaat uit epiblast en hypoblast. In het epiblast vormt de primitiefstreep:
Uit het epiblast vormt dus het daadwerkelijke embryo. De hypoblast wordt een deel van de dooierzak.
Uit het mesoderm ontstaan verschillende compartimenten:
Het intermediair mesoderm bevindt zich tussen het zijplaat mesoderm en het paraxiale mesoderm in. Het ontwikkelt zich van craniaal naar caudaal. Uit het intermediair mesoderm wordt dus het urogenitaal stelsel gevormd:
Hypertensie is een verhoogde bloeddruk. Er is sprake van hypertensie as de systolische bloeddruk hoger is dan 140 en de diastolische hoger dan 90 is. De prevalentie van hypertensie is erg hoog:
Secundaire hypertensie kan goed verklaard worden. Oorzaken zijn een te snel werkende schildklier, OSAS, nierfalen, et cetera. Bij primaire hypertensie is de oorzaak niet helemaal duidelijk.
Onder primaire hypertensie vallen verschillende factoren:
Hypertensie heeft nadelige gevolgen voor:
Door hypertensie raakt de vaatwand beschadigd, waardoor atherosclerose ontstaat:
Vooral in de arteriolen (de weerstandsvaten) speelt de vaatvernauwing een rol. Door proliferatie van gladde spiercellen ontstaat er wandverdikking en dus lumenvernauwing. Gevolgen zijn een hogere perifere weerstand en hypertensie. Hierdoor kan atherosclerose ontstaan.
Voorbeelden van grote vaten zijn:
Hier speelt de
.....read moreDe nieren spelen een belangrijke rol in de regulatie van de bloeddruk:
Bij hypertensie is er dus een verhoogde hartprestatie en/of een verhoogde perifere vaatweerstand. Bij hypotensie is er een verlaagde hartprestatie en/of een verlaagde perifere weerstand.
De vaatweerstand kan met een aantal formules berekend worden:
De perifere vaatweerstand wordt vooral bepaald door arteriolen. Er zijn allerlei factoren die invloed hebben op de diameter van het bloedvat:
In onderstaande tabel staat bij welke bloedwaarden er sprake is van hypertensie:
Categorie | Systolisch (mm Hg) |
| Diastolisch (mm Hg) |
optimaal | <120 | en | <80 |
normaal | 120-129 | en/of | 80-84 |
hoog normaal | 130-139 | en/of | 85-89 |
1e graads hypertensie | 140-159 | en/of | 90-99 |
2e graads hypertensie | 160-179 | en/of | 100-109 |
3e graads hypertensie | >180 | en/of | >110 |
geïsoleerde systolische hypertensie | >140 | en | <90 |
Hypertensie kan enkele nare gevolgen hebben, waaronder orgaanschade. Dit begint al vanaf 120/80.
Hypertensie komt heel veel voor. Zo heeft 46% van de volwassenen in de VS een verhoogde bloeddruk. Van deze patiënten wordt lang niet iedereen behandeld:
Nicotine bereikt binnen 7 seconden het onderste gedeelte van de hersenen: het reptielenbrein. Hierdoor ontstaat een plezierig gevoel, maar ook een hunkering. Deze hunkering wordt tegengewerkt door nicotine → een negatieve beloning. Door verslaving aan nicotine is het erg moeilijk om te stoppen met roken. Ook zijn er marketingsstrategieën van de tabaksindustrie die de verleiding groter maken.
Keuzes worden niet altijd bewust afgewogen. Informatie kan op verschillende manieren verwerkt worden. Als iemand geen uitgesproken mening over iets heeft, wordt de perifere route gevolgd. Deze is afhankelijk van:
Zo zijn bijv. puber makkelijk over te halen.
Er zijn veel determinanten die rookgedrag beïnvloeden:
Rookpreventie heeft 3 doelen:
In het nationaal preventieakkoord is afgesproken dat men gaat proberen om de prevalentie van roken zoveel mogelijk te laten afnemen. Het doel is een rookvrije generatie. Er zijn verschillende methoden om roken te voorkomen.
Sinds 20 mei 2016 zijn er nieuwe wetten en regels op het gebied van:
Voorbeelden van deze methode zijn:
De prevalentie van hartfalen is aan het stijgen:
De prestatie van het hart hangt af van:
Hieronder liggen verschillende factoren:
Het is soms lastig vast te stellen of iets de primaire oorzaak of een compensatoir mechanisme van hartfalen is. Zo houdt iemand met een systolische functie vocht vast om de CO in stand te houden, waardoor de preload als compensatiemechanisme omhooggaat.
Er zijn verschillende definities van hartfalen:
Hartfalen zijn op verschillende manieren te classificeren:
Bij hartfalen ontstaat er mogelijk een centraal of obstructief slaapapneu. Iemand met hartfalen heeft een toegenomen circulatietijd. Veranderingen in de PO2en PCO2komen verlaat bij het ademcentrum, waardoor het ademcentrum hier verkeerd op reageert. Hierdoor ontstaat de verkeerde actie op het verkeerde moment. Er is een instabiele chemoreflex. Als gevolg hiervan kan hypocapnie ontstaan.
NIV (non invasive ventilation (bijv. CPAP)), is een behandeling die bij apneu toegediend kan worden. Het is een ademhalingsondersteuning die kan voorkomen dat mensen aan een ademhalingsmachine gelegd moeten worden. Deze is met name nuttig bij hypercapnie. Het effect op de mortaliteit is nog onduidelijk.
Qua volumes zijn er 2 stoornissen in de longen:
Hartfalen hebben effect op de mechanica van de long:
Longoedeem is een restrictieve stoornis:
Er is een duidelijke interactie tussen diverse orgaansystemen, zoals tussen het hart en de nieren. Een cardiorenaal syndroom is een pathofysiologische afwijking van het hart en de nieren, waarbij een acute of chronische dysfunctie van het ene orgaan een acute of chronische dysfunctie van het andere orgaan kan induceren. Een slechte hartfunctie gaat dus vaak gepaard met een slechte nierfunctie en vice versa.
Er zijn 5 typen cardiorenaal syndroom:
Naarmate de nierfunctie slechter wordt, neemt de kans op hartfalen exponentieel toe.
Patiënten met eindstadium nierfalen en dus dialyseren hebben een verhoogd risico op vele aandoeningen:
Een combinatie van hart- en nierfalen leidt tot een slechtere prognose. Verschillende factoren kunnen het risico op zowel hart- als nierfalen verhogen:
Daarnaast zijn er verschillende verbanden tussen het hart en de nieren, waardoor chronisch nierlijden leidt tot chronisch hartlijden:
Zo kunnen coronairarteriën calcificeren: bij een slechte nierfunctie kan fosfaat niet goed uitgeplast worden → de fosfaatconcentratie in het bloed stijgt en reageert met calcium. Hierdoor ontstaat atherosclorose.
Naast
.....read moreHoeveel neemt hierbij (blijkbaar) het totale bloedvolume af of toe?
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution