Hoorcollege 1: Bestuur en bestuurden


Aantekeningen 19/20

1. Welke onderwerpen worden er behandeld in het hoorcollege?

  • Inleiding op het vak: Het bestuursrecht heeft betrekking op de praktijk van alledag.
  • Het bestuursrecht als rechtsgebied: Er bestaat algemeen en bijzonder bestuursrecht. In dit vak komen beide soorten aan de orde.
  • Bestuur
  • Bestuurden
  • Bevoegdheidsverkrijging

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

De manieren waarop bevoegdheidsverkrijging plaatsvindt worden niet besproken in de literatuur, deze komen in de literatuur van week 2 aan de orde (hoofdstuk 4 van Bestuursrecht in het Awb-tijdperk).

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Het bestuursrecht is een vakgebied dat altijd in beweging is. Zo is er de discussie over de invulling van het begrip 'bestuursorgaan'. Via de jurisprudentie wordt deze definitie steeds scherper gesteld. Dit blijkt onder andere uit de uitspraken in de casus van de Stichting Silicose en in de casus Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol. Aan de hand van de financiering van een orgaan kan bepaald worden of er al dan niet sprake is van een b-orgaan.

Daarnaast is er discussie over hoe bevoegdheidsverkrijging werkt bij de uitvoering van EU-recht. De werking hiervan is namelijk minder duidelijk dan bij de uitvoering van nationaal recht.

4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Voor het tentamen is het belangrijk om het 'systeem' achter het recht te kennen. Dus voor deze week bijvoorbeeld: In het bestuursrecht zijn er bestuursorganen die besturen. Degenen die hier gevolgen van ondervinden, zijn belanghebbenden. Zij kunnen aanspraak maken op de rechtsbescherming die het bestuursrecht hen biedt.

5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen tentamenvragen behandeld.

Inhoud college

Bestuur

Bestuur vindt plaats door de verschillende machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Op het moment dat bestuursorganen bezig zijn met besturen, is het bestuursrecht van toepassing. Van 'bestuur' is sprake wanneer het bestuursorgaan kan overgaan tot een 'eenzijdige, bindende vaststelling van de rechtspositie' van een burger of andere private partij. Het is relevant om te weten of aan deze definitie is voldaan, omdat het bestuursrecht de mogelijkheid biedt beroep in te stellen bij de bestuursrechter, en dus rechtsbescherming biedt.

Van een bestuursorgaan is sprake indien voldaan is aan de definitie van art. 1:1 lid 1 Awb.

Bestuurden

Volgens de Awb kunnen belanghebbenden in beroep gaan tegen besluiten van bestuursorganen. Belangrijk is allereerst de vraag: worden er feitelijke gevolgen van het besluit ondervonden? Om als belanghebbende te kwalificeren moet er sprake zijn van een:

  • Objectief belang bij het besluit.
  • Persoonlijk belang.
  • Eigen belang.
  • Rechtstreeks belang.
  • Actueel belang.

Ook organisaties die het algemeen belang behartigen kunnen als belanghebbende aangemerkt worden, bijvoorbeeld een organisatie voor vogelbescherming.

Bevoegdheidsverkrijging

Volgens het legaliteitsbeginsel moet het overheidshandelen een wettelijke basis hebben. Het bestuursorgaan moet bevoegd zijn om te handelen. De manieren waarop deze bevoegdheid verkregen kan worden, staan in hoofdstuk 10 Awb: attributie, delegatie en mandaat.

Aantekeningen 16/17

Inleiding

Het bestuursrecht is een recht voor, van en tegen het overheidsbestuur. In de wet zijn bijvoorbeeld allerlei normen vastgelegd, waar de overheid zich aan moet houden. Het is dus een recht voor het overheidsbestuur. Het is ook een recht tegen de overheid, omdat je als burger, belanghebbende, je kan verzetten tegen besluiten van bestuursorganen. In de wet is dan dus geregeld hoe je kunt opkomen tegen besluiten van het overheidsbestuur.

Als burger krijg je hier in het dagelijkse leven regelmatig mee te maken. Een goed voorbeeld hiervan zijn de prestatieafspraken van universiteiten. Bij de Universiteit van Leiden geldt het BSA bij alle studies ook voor het tweede jaar, dit is bij veel andere universiteiten niet het geval. Er kunnen dus verschillende regels gelden doordat elke universiteit zelf met de minister prestatieafspraken heeft gemaakt. Als je hier als belanghebbende iets tegen wilt doen, kom je in het bestuursrecht terecht.

Maar hoe zit dit juridisch in elkaar? De eerste basis voor de bekostiging van het onderwijs staat in art. 23 Gw: “Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering en wordt bekostigd”. Vervolgens wordt dit geconcretiseerd in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). In art. 1.8 WHW staan de bekostigde instellingen. Uit art. 1.9 WHW volgt dat deze instellingen een zekere bestedingsvrijheid hebben met betrekking tot dit geld. Ze mogen voor een groot deel zelf bepalen wat er met het geld gebeurd, maar door art. 1.7a WHW kan de minister ook prestatieafspraken maken met de universiteiten. Dit artikel wordt ook wel het ‘experimenteerartikel’ genoemd. Hieronder hangt de Algemene maatregel van Bestuur (AMVB) ‘Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs’. Hierin staat o.a. dat een onderwijsinstelling minder geld krijgt als deze zich niet aan de prestatieafspraken houdt.

Het bestuur

In de Nederlandse rechtstaat werken we met drie grote machten, ook wel de trias politica genoemd. Dit bestaat uit een wetgever, uitvoerende macht en rechterlijke macht. De wetgevende macht maakt de regels waaraan we ons allemaal moeten houden. De wetten worden uitgevoerd door het bestuur. Het bestuur is dus de uitvoerende macht. Het werk van het bestuur wordt gecontroleerd door de rechterlijke macht.

Het bestuursrecht geldt daar waar bestuursorganen besturen. Deze bestuursorganen zijn de onderdelen die besluiten kunnen nemen, die macht kunnen uitoefenen. Daarnaast zijn dit ook de onderdelen waar je tegen kan procederen. Dan komt natuurlijk de vraag op wie die bestuursorganen precies zijn?

In art. 1:1 Awb wordt er ingegaan op de bestuursorganen. Er zijn twee soorten:

  1. A-bestuursorgaan: “een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld”. Dit houdt in dat in de wet staat dat deze organen rechtspersoonlijkheid hebben.
  2. B-bestuursorgaan: “een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed”. Deze B-organen kunnen weer in twee soorten worden onderverdeeld. Ten eerste zijn er de personen of colleges die wel door de wet bevoegdheden krijgen opgelegd, zoals de APK-keurmeester. Ten tweede zijn er B-organen waarbij er niet in de wet terug te vinden is dat zij met enig openbaar gezag bekleed zijn. Dit moet dan uit de omstandigheden van het geval afgeleid worden.

‘Met openbaar gezag’ gekleed houdt in dat het orgaan bevoegd is om eenzijdig rechten of plichten voor een ander in het leven te roepen of bindend vast te stellen. Dit is dus een materieel criterium.

Stichting Silicose

De stichting is een privaatrechtelijke rechtspersoon die was opgericht omdat de regering ergens mee zat. In deze tijd waren er staatsmijnen. De mijnwerkers die daar werkten, werden ziek, ze kregen last van silicose. De vraag was of de Staat verantwoordelijk was voor deze werkers. De Staat vond natuurlijk dat dit niet zo was, omdat ze van niks wisten dus de Staat vond dat hen niks te verwijten was. Het tegenargument was echter dat de Staat zich ervan bewust had kunnen zijn. De overheid wilde geen aansprakelijkheid erkennen, maar wilde wel iets doen voor deze zieke arbeiders. Er werd dus een stichting opgericht en daar werd veel geld ingestort. De stichting moest het geld uitkeren aan de zieke arbeiders. Natuurlijk is er ook altijd iemand die dan geen geld krijgt, terwijl deze persoon zelf vindt dat hij/zij hier wel recht op heeft.

Dit roept de vraag op of de stichting een bestuursorgaan is. Als het namelijk geen besluit is van een bestuursorgaan, kun je niet naar de bestuursrechter, maar moet er geprocedeerd worden bij de civiele rechter.

In 1995 dachten de meeste dat er geen sprake was van een bestuursorgaan, maar het geld in de stichting was overheidsgeld en er zijn bestuursorganen die zich bemoeien met de verdeling van het geld. De rechter heeft daarom gezegd dat daar waar de overheid zich verstopt in een civiel rechtelijke kleed, er toch sprake is van een overheid. Dit wordt dan toch gezien als een bestuursorgaan waardoor er bij de bestuursrechter geprocedeerd kan worden.

Als er sprake is van een geld-uitdelende stichting en deze stichting gaat voor de overheid geld uitdelen, dan moet er gekeken worden of er financiële banden of inhoudelijke relaties zijn. Als hiervan sprake is dan is het ook een bestuursorgaan, ook al vinden we er niks van terug in de wet. Maar dan is er natuurlijk weer de vraag wanneer er aan deze voorwaarden is voldaan? Om een einde te maken aan deze rechtsonzekerheid heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak gevraagd aan een Advocaten-Generaal (AG) een advies te schrijven over de publieke taak-jurisprudentie. Deze AG neemt in 2014 een conclusie. Het is belangrijk om hier de criteria uit te kennen.

Taken van bestuursorganen

Als duidelijk is dat er sprake is van een bestuursorgaan dan is de vraag wat een bestuursorgaan zoal doet. Een bestuursorgaan heeft verschillende taken:

  • Dwingend/handhavend bestuur: Hier gaat het volgende college over.
  • Presterend bestuur: Een voorbeeld hiervan is een vergunning of uitkering toekennen.
  • Bestuur ter uitvoering van EU recht: Het EU-recht wordt voor een groot deel in de lidstaten uitgevoerd. Ook tegen deze besluiten kunnen burgers gewoon bij de Nederlandse bestuursrechter procederen.
  • Schadeveroorzakend bestuur: Het komt ook voor dat een overheid aansprakelijk is.
  • Bestuur door middel van privaatrecht: Er zijn veel bestuursorganen die geen gebruik maken van publiekrechtelijke bevoegdheden, maar wel van privaatrechtelijke. We gaan dan kijken naar welke normen en regels er dan gelden.

De komende weken gaan we deze taken thematisch bespreken. Het maakt namelijk uit of de overheid dwingend, handhavend of presterend optreedt. Er gelden dan andere normen. Een voorbeeld is dat bij dwingend optreden de overheid meer gecontroleerd wordt dan bij presterend optreden.

In een democratisch rechtstaat komen de bestuursorganen via het legaliteitsbeginsel aan hun bevoegdheden. Er moet een bevoegdheid in de wet zijn opgenomen. Voor al het overheidshandelen moeten er dus instrumenten in de wet worden neergelegd. Veel wetten zijn daardoor ook bestuursrechtelijke wetten waarin die grondslagen voor overheidsoptreden zijn neergelegd.

In die wetgeving worden er dus bevoegdheden aan bestuursorganen geattribueerd, gedelegeerd (het overdoen van jouw bevoegdheden aan een ander) of gemandateerd (concrete ambtenaren kun je mandateren om namens jouw besluiten te nemen).

Belanghebbenden

Het bestuursorgaan neemt besluiten, maar dan is de vraag wie er worden bestuurd. Wiens rechtspositie wordt door bestuursorganen bepaald en wie worden door besluiten geraakt?

Wie er het recht krijgt om een beroep in te stellen, is voor een deel een politieke keuze. Het verschilt ook per wet wie beroepsgerechtigd is. Een voorbeeld is de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob). Deze wet zegt dat iedereen belanghebbend is bij besluiten die gaan over overheidsinformatie. Iedereen kan openbaarheid opvragen. Dit is ook een politieke keuze.

Volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) moet je belanghebbende zijn om beroep in te kunnen stellen. De belanghebbenden zijn:

  • Natuurlijke personen
  • Rechtspersonen ingesteld krachtens privaatrecht of publiekrecht
  • Andere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke entiteiten (restcategorie).

Casuscollege

Om te beginnen is het belangrijk om het onderscheid tussen privaatrechtelijke en publiekrechtelijke bevoegdheden goed voor ogen te zien.

Privaatrechtelijke bevoegdheden zijn eenzijdig en meerzijdig. In beginsel wordt er hierbij uitgegaan van gelijkwaardigheid en contractsvrijheid. Toch zijn er in het BW en het WvSr wel beperkingen en uitzonderingen opgenomen. Deze bevoegdheden liggen bij natuurlijke personen en rechtspersonen (art. 2:1 BW en art. 1:1 lid 4 Awb).

Publiekrechtelijke bevoegdheden zijn eenzijdig en betreffen het algemeen belang. De bevoegdheid kan verkregen worden via attributie of delegatie en het gaat dan om een regelgevende of bestuursbevoegdheid. Deze bevoegdheden liggen altijd bij een bestuursorgaan (art. 1:3 en art. 1:1 Awb).

Er zijn dus verschillende manieren waarop publiekrechtelijke bevoegdheden verkregen kunnen worden:

  • Attributie (art. 10:22 en 10:23 Awb): Hierbij ontstaat er een nieuwe bevoegdheid.

  • Delegatie (art. 10:13 t/m art. 10:21 Awb): Hierbij wordt de bevoegdheid doorgegeven aan een ander bestuursorgaan.

  • Mandaat (art. 10:1 t/m art. 10:12 Awb): Hierbij wordt er een bevoegdheid verkregen om namens een ander besluiten te nemen. Dit doorbreekt de verantwoordelijkheid daardoor ook niet, deze blijft liggen bij de mandaatgever.

Opgave 1

Casusschets: Het is al lang de wens van studenten en medewerkers dat het Juridisch Café in het KOG uitgebreid wordt met een terras. Links naast de hoofdingang moet daarvoor een stukje fietsenstalling worden opgeofferd.

Het faculteitsbestuur vraagt hulp bij het beantwoorden van een aantal vragen. U bedenkt dat er sowieso een terrasvergunning vereist zal zijn en daarvoor raadpleegt U op internet de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Leiden om te kijken of hierover regels zijn opgenomen.

Gevraagd: De APV van de gemeente Leiden behoeft een wettelijke grondslag, wat is deze grondslag?

Een APV is een Algemene Plaatselijke Verordening en deze APV bevat algemeen verbindende voorschriften (AVV, deze werken voor iedereen binnen de gemeente Leiden). Er is een wettelijke grondslag nodig door het legaliteitsbeginsel. De overheid mag niet optreden zonder een expliciete bevoegdheid in de wet.

De gemeente mag niet zomaar deze APV opstellen. De wettelijke grondslag hiervoor is art. 147 en/of art. 149 van de Gemeentewet. Art. 149 Gemeentewet is eigenlijk het beste artikel om te noemen, omdat het in casu gaat om een autonome bevoegdheid van de gemeente, namelijk het opstellen van een APV, en dit artikel ook over een autonome bevoegdheid gaat.

Gevraagd: Is er verdere regelgeving over terrassen opgenomen in de APV?

Ja, de APV bevat een grondslag voor nadere regelgeving namelijk art. 2:28 lid 3 APV Leiden: “kan de burgemeester nadere regels vaststellen”.

Door het woord ‘regels’ is te zien dat het hier gaat om een wetgevende bevoegdheid. Daarnaast is er hier sprake van delegatie. De Raad geeft de bevoegdheid om regels vast te stellen door aan de burgemeester.

Casusschets: In art. 2:28 lid 1 APV Leiden ziet u dat de burgemeester bevoegd is om terrasvergunningen af te geven.

Gevraagd: De burgemeester is dus bevoegd om terrasvergunningen af te geven. Is deze bevoegdheid verkregen krachtens delegatie of attributie?

Er was eerst niet iemand anders bevoegd om de vergunningen te geven. De bevoegdheid kan dus niet doorgegeven worden (delegatie). De bevoegdheid is dus geattribueerd aan de burgemeester.

Gevraagd: Er zijn a-bestuursorganen en b-bestuursorganen. Is de burgemeester een a-orgaan of een b-orgaan? Of kan er zelfs gezegd worden dat de burgemeester beide is?

Er bestaan a-bestuursorganen (art. 2:1 BW) en b-bestuursorganen (art. 2:3 BW). Het is sowieso uitgesloten dat de burgemeester allebei is, want dit is niet mogelijk. Een bestuursorgaan kan niet krachtens publiekrecht zijn ingesteld én krachtens privaatrecht.

Bij b-organen gaat het niet om de vraag ‘bij wie hoor je?’, maar gaat het om de vraag ‘wat doe je?’. Als blijkt dat het orgaan bekleed is met openbaar gezag, dan is het mogelijk een b-orgaan. Een orgaan kan aan openbaar gezag komen door een wettelijk voorschrift. Het bekendste voorbeeld hiervan is de APK-keurmeester. Daarnaast is er ook buitenwettelijk openbaar gezag, dit is een uitzondering. Hierover gaat onder andere de 17 september 2014-uitspraak. Er moet dan sprake zijn van een inhoudelijke en financiële band.

Eerst wordt er gekeken of het een a-orgaan is en als dat niet zo is, wordt er gekeken of het een b-orgaan is.

Eerst dus art. 1:1 lid 1 sub a Awb: “een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld”. De burgemeester is een orgaan van de gemeente en de gemeente is een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon op grond van art. 2:1 BW. De burgemeester is dus een a-orgaan.

Casusschets: Het faculteitsbestuur heeft geen zin in lange juridische procedures en wil in contact komen met degenen die een bezwaarschrift zouden kunnen gaan indienen tegen de verlenging of de weigering van de terrasvergunning.

Gevraagd: Op de hoek van het Rapenburg/De Nieuwsteeg staan villa’s. Zijn deze bewoners belanghebbenden?

Art. 1:2 Awb gaat over het belanghebbenden-begrip. Een belanghebbenden is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Hiervoor moet er zijn voldaan aan de OPERA-criteria: objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks, actueel.

In casu gaat het nu om het persoonlijk belang. De bewoners van de villa’s zullen wel belanghebbenden zijn, omdat zij de enige zijn die uitkijken op het terras en er maar één weg tussen zit. Zo onderscheiden ze zich van de massa.

Gevraagd: Kan het biologisch eetcafé in de Doezastraat als belanghebbende worden gezien?

Het gaat nu weer om het persoonlijk belang. Het eetcafé heeft geen zicht op het terras, maar ze zijn misschien wel een concurrent. Er moet dan sprake zijn van dezelfde markt en hetzelfde verzorgingsgebied. Dit is waarschijnlijk niet het geval, omdat het juridisch café voornamelijk gericht is op de studenten en medewerkers van de rechtenfaculteit en het biologisch eetcafé hopelijk op een grotere doelgroep. Het biologisch eetcafé is daardoor geen belanghebbende.

Gevraagd: Kunnen bezorgde ouders van studenten als belanghebbenden worden gezien?

Dit gaat over het eigen belang. De ouders zijn dus geen belanghebbende, omdat ze geen eigen belang hebben bij deze zaak.

Gevraagd: Heineken is de beoogde leverancier van het bier. Kan Heineken daardoor gezien worden als een belanghebbende?

Hier gaat het over het rechtstreeks belang. Heineken heeft geen rechtstreeks belang, maar een afgeleid belang. Dan moet er nog gekeken worden of dit een parallel belang of tegengesteld belang is. In casu is er sprake van een parallel belang, waardoor Heineken geen belanghebbende is.

Gevraagd: Ten slotte, kan de Historische Vereniging Oud Leiden als belanghebbende worden gezien?

Bij rechtspersonen werd het eigen belang anders ingevuld, namelijk in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Er moet dan gekeken worden naar de collectieve en algemene belangen. Hierbij zijn de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden erg van belang. Deze staan vaak in het Statuut opgenomen. De doelstellingen moeten in functionele en geografische zin zijn beperkt. In casu is dit waarschijnlijk allebei niet het geval. Ook moet er dus gekeken worden naar de feitelijke werkzaamheden, om te voorkomen dat een vereniging alleen is opgericht om te procederen.

Opgave 2

Gevraagd: Is de Orde van Advocaten een ‘rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld’?

Ja, op grond van art. 17 lid 3 van de Advocatenwet: “De Nederlandse orde van advocaten en de orde zijn rechtspersonen”. De Orde van Advocaten is dus de publiekrechtelijke rechtspersoon, maar dan is de vraag wie de bestuursorganen dan zijn. Deze staan in art. 17a Advocatenwet opgesomd.

Gevraagd: Kunnen de raadsgriffier en de bode van de gemeente Amsterdam gezien worden als een orgaan van de rechtspersoon Amsterdam?

Ten eerste moet er gekeken worden naar art. 100 Gemeentewet.

Het gaat er dan om of de griffier en de bode een eigen zelfstandige functie hebben. De wet moet een zelfstandige functie toebedelen aan dit orgaan. De raadsgriffier heeft een dergelijke functie binnen de gemeente, zie art. 107a Gemeentewet.

Gevraagd: Wat wordt er bedoeld met het ‘voor-zover-criterium’?

Dit criterium gaat over de b-bestuursorganen. Het is alleen een bestuursorgaan als het openbaar gezag uitoefent. Hij is dus alleen een b-orgaan, voor zover hij dat openbare gezag uitoefent.

Opgave 3

Casusschets: In Venray wordt iedere zomer een kermis georganiseerd. Er zijn altijd meer kermisexploitanten dan standplaatsvergunningen. Deze vergunningen worden door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray onder de exploitanten verdeeld, onder andere aan de hand van het inschrijfbedrag dat deze exploitant heeft opgegeven op het inschrijfformulier.

Kermisexploitant De Boer heeft zich drie jaar achter elkaar ingeschreven, maar elke keer lukt het hem niet om een standplaatsvergunning te krijgen. Hij dient daarom een Wob-verzoek in bij het college waarin hij vraag om “alle documenten vanaf 2013 die zich in de gemeente bevinden over de verdeling van de vergunningen voor de kermis, inclusief de inschrijfformulieren van alle geïnteresseerde kermisexploitanten, notulen van vergaderingen en adviezen over de verdeling van de vergunningen”.

Gevraagd: In art. 10 en 11 Wob gaat het over beperkingen, absolute en relatieve uitzonderingsgronden. Wat is hier het verschil tussen?

In de Wob staat dat het uitgangspunt van al het overheidshandelen ‘openbaarheid’ is. Dit kan via actieve openbaarmaking ex art. 2 en 8 Wob. Openbaarmaking is vaak een constitutief vereiste voor inwerkingtreding. Daarnaast kan dit ook via passieve openbaarmaking ex art. 3 Wob. De overheid wil natuurlijk sommige documenten liever niet uit zichzelf openbaar maken. Iedereen kan hier echter wel een verzoek toe doen.

De beperking staat in art. 11 Wob en dit gaat het over documenten die zijn opgesteld voor intern beraad waarin persoonlijke beleidsopvattingen instaan. Deze persoonlijke beleidsopvattingen zijn bijvoorbeeld meningen of standpunten. De achtergrond van deze beperking is dat de informatie niet mag worden verstrekt.

De uitzonderingen staan in art. 10 Wob. In art. 10 lid 1 Wob staan de absolute weigeringsgronden en in art. 10 lid 2 staan de relatieve weigeringsgronden. Dit zijn relatieve weigeringsgronden, omdat dit belang altijd wordt afgewogen tegen het belang van openbaarmaking.

Casusschets: Na weer een negatief besluit op zijn Wob-verzoek ontvangen te hebben, is De Boer het college zat. Hij blijft het college bestoken met tientallen Wob-verzoeken, over allerlei onderwerpen waar hij eigenlijk niet echt geïnteresseerd in is. De Boer geeft aan de Wob-verzoeken te blijven sturen, zolang de verdeling van de vergunningen niet transparant gebeurt.

Gevraagd: Is het college verplicht deze Wob-verzoeken van De Boer in behandeling te nemen?

De vraag is of er sprake is van misbruik van recht. Er wordt heel veel misbruik gemaakt van de Wob. De twee voorgeschreven arresten zijn hierbij van belang: ABRvS 19 november 2014 (Misbruik Wob) en ABRvS 18 februari 2015 (Geen misbruik Wob).

Access: 
Public
This content is related to:
Bestuursrecht - UL - B2 - Hoorcollegeaantekeningen 2019/2020
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Bestuursrecht - UL - B2 - Hoorcollegeaantekeningen 2019/2020

Hoorcollege 1: Bestuur en bestuurden

Hoorcollege 1: Bestuur en bestuurden


Aantekeningen 19/20

1. Welke onderwerpen worden er behandeld in het hoorcollege?

  • Inleiding op het vak: Het bestuursrecht heeft betrekking op de praktijk van alledag.
  • Het bestuursrecht als rechtsgebied: Er bestaat algemeen en bijzonder bestuursrecht. In dit vak komen beide soorten aan de orde.
  • Bestuur
  • Bestuurden
  • Bevoegdheidsverkrijging

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

De manieren waarop bevoegdheidsverkrijging plaatsvindt worden niet besproken in de literatuur, deze komen in de literatuur van week 2 aan de orde (hoofdstuk 4 van Bestuursrecht in het Awb-tijdperk).

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Het bestuursrecht is een vakgebied dat altijd in beweging is. Zo is er de discussie over de invulling van het begrip 'bestuursorgaan'. Via de jurisprudentie wordt deze definitie steeds scherper gesteld. Dit blijkt onder andere uit de uitspraken in de casus van de Stichting Silicose en in de casus Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol. Aan de hand van de financiering van een orgaan kan bepaald worden of er al dan niet sprake is van een b-orgaan.

Daarnaast is er discussie over hoe bevoegdheidsverkrijging werkt bij de uitvoering van EU-recht. De werking hiervan is namelijk minder duidelijk dan bij de uitvoering van nationaal recht.

4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Voor het tentamen is het belangrijk om het 'systeem' achter het recht te kennen. Dus voor deze week bijvoorbeeld: In het bestuursrecht zijn er bestuursorganen die besturen. Degenen die hier gevolgen van ondervinden, zijn belanghebbenden. Zij kunnen aanspraak maken op de rechtsbescherming die het bestuursrecht hen biedt.

5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen tentamenvragen behandeld.

Inhoud college

Bestuur

Bestuur vindt plaats door de verschillende machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Op het moment dat bestuursorganen bezig zijn met besturen, is het bestuursrecht van toepassing. Van 'bestuur' is sprake wanneer het bestuursorgaan kan overgaan tot een 'eenzijdige, bindende vaststelling van de rechtspositie' van een burger of andere private partij. Het is relevant om te weten of aan deze definitie is voldaan, omdat het bestuursrecht de mogelijkheid biedt beroep in te stellen bij de bestuursrechter, en dus rechtsbescherming biedt.

Van een bestuursorgaan is sprake indien voldaan is aan de definitie van art. 1:1 lid 1 Awb.

Bestuurden

Volgens de Awb kunnen belanghebbenden in beroep gaan tegen besluiten van bestuursorganen. Belangrijk is allereerst de vraag: worden er feitelijke gevolgen van het besluit ondervonden? Om als belanghebbende te kwalificeren moet er sprake zijn van een:

  • Objectief belang bij het besluit.
  • Persoonlijk belang.
  • Eigen belang.
  • Rechtstreeks belang.
  • Actueel belang.

Ook organisaties die het algemeen belang behartigen kunnen als belanghebbende aangemerkt worden, bijvoorbeeld een organisatie voor vogelbescherming.

Bevoegdheidsverkrijging

Volgens het legaliteitsbeginsel moet het overheidshandelen een.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege 2: Bestuurshandelen

Hoorcollege 2: Bestuurshandelen


Aantekeningen 19/20

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • De manier waarop de overheid beleidsdoelen nastreeft.
  • Het strategisch besluitbegrip.
  • De bestuursrechtelijke manier.
  • De privaatrechtelijke manier.

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

Er worden geen onderwerpen besproken die niet in de literatuur besproken worden.

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Het recht is een 'discursieve grootheid'. Dit wil zeggen dat er in de jurisprudentie en literatuur altijd verder gedacht wordt over de invulling van het bestuursrecht. Het verandert dus ook steeds, en heeft geen rigide, constante invulling. Zo kan recente jurisprudentie grote invloed uitoefenen op het recht.

4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gedaan m.b.t. het tentamen.

5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen tentamenvragen behandeld.

Inhoud college

Strategisch besluitbegrip

Soms is een overheidshandeling eigenlijk geen besluit, maar wordt het met het oog op de rechtsbescherming wel als een besluit beschouwd (art 8:1 Awb). Bijvoorbeeld bij een waarschuwing van een bestuursorgaan die geldt als voorwaarde voor een belastend besluit. Ook een bestuurlijk rechtsoordeel wordt als een besluit aangemerkt, als het opvolgen van het rechtsoordeel voor de belanghebbende onevenredig bezwarend zou zijn. Ook het niet tijdig nemen van een besluit kan als een besluit aangemerkt worden.

Een publiekrechtelijke rechtshandeling moet een publiekrechtelijke basis hebben en binnen een exclusieve bevoegdheid van het bestuursorgaan vallen. Anders is er geen sprake van een besluit volgens art 1:3 Awb, maar van een privaatrechtelijke rechtshandeling, tenzij:

  • De handeling plaatsvindt ter uitvoering van een publieke taak (Long Lin-arrest).
  • Het een beslissing volgens een gemeenschappelijk beginsel is. (Bijvoorbeeld schadevergoedingsplicht vanwege een onrechtmatige daad).

Tussentijdse conclusie: Het besluitbegrip staat onder druk van de praktijk, vanwege het belang van rechtsbescherming. De wetgever en de rechter nemen hierom maatregelen om alsnog deze rechtsbescherming te garanderen. Vanuit de rechtswetenschap is er de vraag of het 'besluit' nog wel een werkbaar begrip is.

Soorten besluiten

  • Beschikking: heeft een individueel en concreet karakter. Zij is persoons- en zaaksgericht.
  • Algemeen verbindend voorschrift: een algemeen toepasbare regel, die een 'zelfstandige normstelling bevat en gegeven is op grond van een regelgevende bevoegdheid'.
  • Beleidsregels: art. 1:3 lid 4 Awb. Deze bieden duidelijkheid over het gebruik van de bevoegdheid door een bestuursorgaan.
  • Concretiserend besluit van algemene strekking: Deze bevat geen zelfstandige norm, maar dient ter uitvoering van een avv. Bijvoorbeeld de aanwijzing van bepaalde gebieden als horecagebied.

Overheid en privaatrecht

De basisregels hiervoor staan in het Burgerlijk Wetboek. Overheidsrechtspersonen kunnen de drager van vermogensrechtelijke bevoegdheden en plichten zijn. Let op het verschil tussen overheidsrechtspersonen en bestuursorganen (art 1:1 lid 4 Awb). Stelt het publiekrecht beperkingen aan de privaatrechtelijke bevoegdheden van de overheid?.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege 3: Normen voor bestuurshandelen

Hoorcollege 3: Normen voor bestuurshandelen


Aantekeningen 19/20

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Normering van divers overheidshandelen.
  • Algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
  • De samenhang tussen de aard van het overheidsoptreden en de aard van de rechterlijke toetsing van dit optreden (intensief of marginaal).

Normen voor overheidsoptreden

Er zijn bijzondere rechtsnormen (formele wetten, beleidsregels, etc.), algemene materiële rechtsnormen (b.v. het zorvuldigheids- en gelijkheidsbeginsel), en algemene procedurele normen (b.v. de doorzendplicht van bestuursorganen).

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Functies van de a.b.b.b:

  • Bevatten normen waar de burger zich tegenover de overheid op kan beroepen.
  • Bevatten normen waar de rechter het handelen van de bestuursorganen aan kan toetsen.
  • Bevatten richtlijnen voor het handelen van het bestuur.

Wanneer zo'n beginsel geschonden is, kan de rechter het besluit vernietigen. Bij schending van een formeel beginsel kunnen de rechtsgevolgen vaak in stand blijven. Als a.b.b.b. is er onder andere het verbod van vooringenomenheid (art. 2:4 Awb) en het gelijkheidsbeginsel (niet opgenomen in de Awb, maar b.v. in art. 1 Grondwet). De belangrijkste vraag is hier of er een objectieve rechtvaardiging is voor het ongelijk behandelen van verschillende groepen. Worden ongelijke gevallen ook behandeld naar mate van de ongelijkheid?

Het specialiteitsbeginsel houdt in dat niet zomaar alle mogelijke belangen meegewogen mogen worden door de overheid bij het nemen van een besluit. Het gaat om de belangen die in de betreffende wet genoemd zijn.

Het evenredigheidsbeginsel is vastgelegd in art. 3:4 lid 2 Awb. Het resultaat van de belangenafweging moet evenredig zijn: nadelige gevolgen voor belanghebbenden en met het besluit te dienen doelen moeten in evenwicht zijn.

Aard van het overheidsoptreden en rechterlijke toetsing

Als er in de wet staat 'kan' is er sprake van beleidsvrijheid. 'Naar het oordeel van' wijst op het bestaan van beoordelingsvrijheid. In deze gevallen is er sprake van marginale toetsing door de bestuursrechter. Heeft het bestuursorgaan in redelijkheid tot het genomen besluit kunnen komen? Dit gaat dus vooral om de motivering van het besluit, niet of de rechter het besluit zelf ook zo genomen zou hebben.

Ook bestuurswetgeving kan aan de a.b.b.b. getoetst worden, vooral aan de hand van de 'willekeurformule'. ('Het betreffende overheidsorgaan heeft in redelijkheid niet tot het genomen besluit kunnen komen'). Wanneer er geen beleids- of beoordelingsvrijheid is, is er sprake van een volle (intensieve) rechterlijke toets. Vaak voorziet de rechter dan zelf in de zaak, hij neemt zelf het juiste besluit. Ook wanneer er sprake is van beoordelingsruimte wordt er vol getoetst.

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Een recente ontwikkeling is dat de democratisch gelegitimeerde wetgever steeds minder dingen expliciet regelt. Dit wordt wel 'terugtred van de wetgever' genoemd. Bestuursorganen krijgen.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege 4: Verdere normen voor bestuurshandelen

Hoorcollege 4: Verdere normen voor bestuurshandelen


Aantekeningen 19/20

Welke dwingende maatregelen kan het bestuur nemen om normconform gedrag af te dwingen?

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Legaliteitsbeginsel en overheidsingrijpen
  • Toezicht en handhaving
  • De normering daarvan
  • Bestuurlijke sancties
  • Ruimte voor gedogen
  • Verhouding tot het strafrecht

Inhoud college

Het legaliteitsbeginsel houdt in dat ingrijpend overheidsoptreden een wettelijke basis moet hebben. Dit werd onder andere vastgesteld in het Fluorideringsarrest. Ook de artt. 16 en 89 Grondwet geven dit aan. Voor het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel is art. 5:4 lid 1 Awb van belang.

Toezicht en handhaving

De controle op de naleving van de wet wordt 'toezicht' genoemd. Handhaving volgt als er via toezicht vastgesteld is dat er sprake is van een overtreding. Hoofdstuk 5 Awb gaat over de handhaving van het bestuursrecht. Toezichthouders moeten bij of krachtens de wet aangewezen zijn (5:11 Awb). Wanneer er sprake is van een overtreding, is er de keuze of opgetreden wordt via het strafrecht, het bestuursrecht, of het privaatrecht. De definitie van een bestuursrechtelijke overtreding staat in art. 5:1 lid 1 Awb. De definitie van 'overtreder' staat in lid 2 van dit artikel. Er zijn verschillende handhavingsinstrumenten, bijvoorbeeld een last onder dwangsom, een bestuurlijke boete of openbaarmaking ('naming and shaming').

Normering van handhaving

De normering is te vinden in de hoofdstukken 2, 3, 4 en titel 5.1 Awb. Ook zijn sommige EVRM-normen van toepassing, naast mogelijke bijzondere wetten en de ongeschreven algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een voorbeeld van een norm is het cumulatieverbod. Dit verbod houdt in dat er niet meerdere bestuursrechtelijke herstelsancties tegelijk opgelegd mogen zijn. Een herstelsanctie en een bestraffende sanctie kunnen dus wél tegelijk opgelegd zijn.

Bestuurlijke sancties

Bestuurlijke boetes komen veel voor. Deze boetes zijn door het bestuur op te leggen zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter. Vaak zijn deze boetes ook hoger dan strafrechtelijke boetes. Het is efficiënt omdat de rol van de rechter overgeslagen wordt. In veel gevallen is rechterlijke tussenkomst namelijk voor beide partijen niet nuttig.

Of iets wel of niet een bestraffende sanctie is, is van belang voor de vraag of art. 6 EVRM van toepassing is. Dit artikel biedt namelijk meer waarborgen voor de oplegging van een sanctie en de mate waarin de rechter de rechtmatigheid kan toetsen. Hierom is er jurisprudentie over de vraag of iets een criminal charge is. Wanneer dit zo is, is er namelijk een hogere mate van rechtsbescherming. In het Özturk-arrest werd bepaald dat ook bij kleine boetes sprake is van een criminal charge. In latere jurisprudentie is echter wel onderscheid gemaakt in de mate van rechtsbescherming, naar gelang het verschillende karakter van de strafmaatregelen.

Ruimte voor gedogen

Bij gedogen wordt er bij een geconstateerde overtreding afgezien van handhaving. Vaak vloeit dit voort uit een discretionaire bevoegdheid. Tegenwoordig heerst er in Nederland een relatief streng handhavingsklimaat......read more

Access: 
Public
Hoorcollege 5: Europeanisering van het bestuursrecht

Hoorcollege 5: Europeanisering van het bestuursrecht


Aantekeningen 19/20

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Doorwerking van internationaal recht
  • Doorwerking van EU-recht
  • Europeanisering van het bestuursrecht
  • Gedeelde rechtsorde EU/Nederland
  • Beginselen bij nationale toepassing
  • Een Awb voor de EU?

Doorwerking van internationaal recht

De artikelen 93 en 94 van de Grondwet maken de doorwerking van internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde mogelijk. Nederland kent een monistisch systeem, wat betekent dat het internationale recht interne werking in de nationale rechtsorde heeft. Er is geen 'omzettingswetgeving' nodig. Burgers kunnen zich beroepen op 'een ieder verbindende bepalingen', deze hebben rechtstreekse werking. Hiervoor moeten bepalingen echter wel voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn.

Doorwerking van EU-recht en Europeanisering van het bestuursrecht

Het EU-recht heeft een bijzondere positie. In het arrest Van Gend & Loos heeft het Hof van Justitie bepaald dat de Unie een nieuwe rechtsorde schept. Deze rechtsorde schept voor burgers rechten waarop zij zich tegenover de staat kunnen beroepen. Wanneer nationaal recht strijdig is met Unierecht, moet het nationale recht buiten toepassing gelaten worden. Ook moet nationaal recht zoveel mogelijk richtlijnconform uitgelegd worden. Het doel van deze bijzondere positie is dat uniformiteit bereikt wordt in het recht van de verschillende lidstaten. In het Benthem-arrest werd door het EHRM bepaald dat de Kroon niet kan gelden als hoogste bestuursrechtscollege. Sindsdien is het Kroonberoep afgeschaft. Dit is een voorbeeld van invloed van internationaal recht op het formele procesrecht.

Gedeelde rechtsorde EU/Nederland

Ook materiële rechtsnormen worden steeds meer bepaald door het EU-recht. De toepassing ervan vindt echter plaats door nationale rechters. Bijvoorbeeld de stikstofuitspraak van de rechtbank, die op basis van een Europese regel gedaan werd. Europese richtlijnen zijn verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat. De lidstaat mag dan zelf bepalen hoe zij dit resultaat wil bereiken. Ook zijn er door het HvJ ontwikkelde algemene beginselen van EU-recht (bijvoorbeeld gelijkheid, transparantie, zorvuldigheid, etc.). Wanneer de lidstaten het EU-recht uitvoeren, moeten zij zich ook aan deze beginselen houden. Dit werd bepaald in het Akerberg-Franssonarrest. Dit heeft ook bredere consequenties voor het nationale bestuursrecht.

Beginselen bij nationale toepassing

Voor de lidstaat is er nog wel institutionele autonomie (de lidstaat mag zelf bepalen welk bestuursorgaan het EU-recht uitvoert) en procedurele autonomie (de uitvoering vindt plaats volgens de nationale procedurele bepalingen). Er moet echter wel sprake zijn van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid bij de nationale toepassing. De regels van de lidstaat moeten de uitvoering van het Unierecht niet beperken of nagenoeg onmogelijk maken. Dit betekent in het geval van onrechtmatig verleende staatssteun bijvoorbeeld dat ondernemers zich niet kunnen beroepen op het nationaalrechtelijke vertrouwensbeginsel tegen de toepassing van Europees recht over het terugdringen van onrechtmatige staatssteun.

Ook is er in de jurisprudentie de ontwikkeling van een transparantiebeginsel zichtbaar, waaraan nationale overheden in hun handelen moeten voldoen.

Naar een Europese Awb?

Is er sprake van de.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege 6: Schadeveroorzakend bestuur: (on)rechtmatige daad

Hoorcollege 6: Schadeveroorzakend bestuur: (on)rechtmatige daad


Aantekeningen 19/20

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Onrechtmatige overheidsdaad
  • Rechtmatige overheidsdaad

Onrechtmatige overheidsdaad

Een recent voorbeeld van een onrechtmatige overheidsdaad is de Urgendauitspraak. De staat handelt onrechtmatig omdat zij onvoldoende zorg betracht de CO2-uitstoot te beperken. Het is echter niet per definitie evident dat de Staat aangesproken kan worden via een civiele procedure. Zo geldt in de VS dat een president gedurende zijn ambtstermijn niet voor de reguliere rechter gedaagd kan worden. Moet de staat wel onderworpen worden aan het privaatrecht? 'Ja', zo antwoordde de Hoge Raad. Daarnaast is de Staat onderworpen aan verdere publiekrechtelijke zorgvuldigheidsnormen.

Het arrest Noordwijkerhout/Guldemond was belangrijk in het beantwoorden van de vraag of de burgerlijke rechter bevoegd was in een geschil tussen burgers en de overheid. De rechtsregel die hier ontstond was dat het voorwerp van het geschil bepalend is voor de vraag welke rechter bevoegd is, en niet de aard van de rechtsverhouding. Nu is de burgerlijke rechter alleen nog bevoegd als er geen voldoende bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat.

Art. 8:88 Awb regelt de mogelijkheid van schadevergoeding als geconstateerd is dat de overheid onrechtmatig gehandeld heeft. Voor kleine claims (tot €25.000) kan bij de bestuursrechter geprocedeerd worden.

Wanneer een besluit formele rechtskracht gekregen heeft, gaat de civiele rechter uit van de rechtmatigheid ervan. Hoe zit het echter bij besluiten die niet-appellabel zijn? Hier is altijd de civiele rechter aangewezen. Om succesvol de overheid aan te kunnen spreken voor een onrechtmatige daad, gelden de volgende eisen:

  • Onrechtmatigheid van het appellabele besluit. Met vernietiging van de beslissing op bezwaar staat de onrechtmatigheid van het besluit in primo echter nog niet vast. Het is belangrijk om de onrechtmatigheid hiervan aan te kunnen tonen. De rechter neemt wel mee dat de overheid het algemeen belang moet dienen en budgetbeperkingen heeft. Dit schept een zekere beleidsvrijheid.
  • Toerekenbaarheid: Er moet sprake zijn van schuld. Dit is gegeven met de vernietiging van het appellabele besluit. Bij de vaststelling van de onrechtmatigheid van feitelijk handelen of een niet-appellabel besluit is ook de schuld en toerekenbaarheid gegeven.
  • Relativiteit: de norm waar belanghebbende zich op beroept moet strekken tot bescherming van de geleden schade.
  • Causaal verband: er moet een causaal verband zijn tussen het bestreden handelen en de geleden schade. Dit ontbreekt als de geleden schade ook geleden zou zijn bij een rechtmatig besluit. Bij het bepalen van de omvang van de schade moet een toerekening naar redelijkheid plaatsvinden. Is alle schade te relateren aan het aangevochten besluit?
  • Schade: (materieel of immaterieel)
  • Eigenschuld/schadebeperkingsplicht: je moet zelf ook je best doen om schade te beperen, en dus niet roekeloos te werk gaan.
  • Verjaring: art. 3:310 BW.

Voor formele wetgeving moet geprocedeerd worden bij de burgerlijke rechter. Er kan dan geen beroep gedaan worden op bijvoorbeeld de Grondwet, wel op EVRM-normen......read more

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1433