Het dagelijks leven omvat het beheersen van stressoren van verschillende gradaties van ernst, en het lichaam moet op deze omgevingsstressoren reageren met fysiologische aanpassingen om de homeostase te herstellen. Het hypothalamus-hypofyse-bijnier (HPA)-systeem vormt een van de belangrijkste routes van de stressrespons van zoogdieren, waarin een cascade van gebeurtenissen leidt tot verhogingen van glucocorticoïde hormonen. Het hormoon ACTH stimuleert de bijnier om cortisol aan te maken. Cortisol is noodzakelijk om te overleven, maar wanneer cortisol chronisch verhoogd of slecht gereguleerd is, kan het schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid.
Het HPA-systeem is bij de geboorte nog niet volledig volgroeid. Tijdens de kindertijd zijn er manifeste ontwikkelingsveranderingen in zowel basale HPA-activiteit als cortisolreactiviteit. Het huidige artikel onderzoekt de impact van ongunstige vroege ervaringen op de zich ontwikkelende HPA-as.
Tijdens het eerste levensjaar, terwijl baby's gedragsproblemen blijven vertonen bij het ontmoeten van deze stressoren, is er een duidelijke afname in de responsiviteit van de HPA-as. De afname van het reactievermogen van het HPA-systeem op stressfactoren in de loop van het eerste jaar lijkt aan te houden tijdens de peuter- en kleuterjaren. Dit patroon van hyporespons kan functioneel equivalent zijn aan een periode bij ratten die de relatieve "stress hyporesponsieve periode" of SHRP wordt genoemd. Bij zowel ratten als mensen bemiddelt ouderlijke zorg de SHRP. Gevoelige, responsieve zorgverlening door de gehechtheidsfiguur wordt verondersteld te leiden tot veilige gehechtheidsvorming, en peuters die veilig gehecht zijn, vertonen geen verhoogde cortisol wanneer de gehechtheidsfiguur aanwezig is.
Ondanks weerstand tegen cortisolverhoging op groepsniveau, kunnen we verwachten dat individuele peuters met een voorgeschiedenis van ongevoelige, niet-reagerende zorg vatbaar zijn voor cortisolverhoging na stressvolle gebeurtenissen. Peuters met een voorgeschiedenis van mishandeling lopen een verhoogd risico op een gedesorganiseerde/gedesoriënteerde gehechtheidsstatus. In gevallen van mishandeling is de verzorger tegelijkertijd een bedreiging en een biologisch gebaseerde, verwachte bron van troost. Vanwege deze paradox kan de gedesorganiseerde/gedesoriënteerde peuter onder stress nabijheidszoekend gedrag vertonen, plotseling gevolgd door vermijdend gedrag, bevriezing of stereotypen. De hypothese is dat deze gedesorganiseerde/gedesoriënteerde peuters, die niet in staat zijn om
.....read more
Add new contribution