Boeksamenvatting bij Ethica Nicomachea van Aristoteles


Ethica Nicomachea, Aristoteles' belangrijkste studie over persoonlijke moraliteit en het doel van het menselijke leven, is al vele eeuwen een veelgelezen en invloedrijk boek. Zelfs al is het meer dan 2.000 jaar geleden geschreven, biedt het de moderne lezer veel waardevolle inzichten in de menselijke behoeften en het menselijk gedrag. Een van de opvallendste aspecten van het boek betreft de stelling van Aristoteles dat er geen absolute morele normen bekend zijn en dat elke ethische theorie - deels - gebaseerd moet zijn op een begrip van psychologie en stevig geaard moet zijn in de realiteit van de menselijke natuur en het dagelijks leven. Daarnaast vormt het boek een goed voorbeeld van de analytische methode van Aristoteles, welke de ultieme basis is van al het moderne wetenschappelijk onderzoek.

Mensen zijn niet erg veranderd in de vele jaren nadat Aristoteles voor het eerste doceerde over ethiek in het Atheense Lyceum. De typen mensen en problemen die hij besprak zijn nog steeds bekend bij iedereen. De gedragsregels en de uitleg van deugdelijkheid en goedheid die hij noemt kan de moderne mens helpen om een beter begrip te krijgen van zijn verantwoordelijkheden als een lid van de maatschappij en het doel van zijn bestaan.

De kernpunten van Aristoteles ethische filosifie:

  • Het hoogste goed en het eindpunt waarop elk menselijk handelen is gericht, is geluk. Dit kan worden gedefinieerd als een continue beschouwing van de eeuwige en universele waarheid.
  • Men bereikt geluk door het leiden van een deugdzaam leven en de ontwikkeling van verstand en theoretische kennis. Hiervoor zijn voldoende externe middelen vereist, ter verzekering van gezondheid, vrije tijd en de mogelijkheid voor deugdelijk activiteiten.
  • Morele deugdelijkheid bevindt zich tussen de uitersten overvloed en tekort, het is een relatief midden. In het algemeen ziet een moreel leven op 'alles met mate', met uitzondering van deugdelijkheid. Morele deugdelijkheid wordt verworven door een combinatie van kennis, zelfdiscipline en gewenning.
  • Deugdelijk handelen vereist een bewuste keuze, en een moreel doel of een morele motivering. De mens heeft een persoonlijke morele verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
  • Morele deugdelijkheid kan niet abstract worden bereikt, het vereist morele actie in een sociaal milieu. Ethiek en politiek zijn hiermee nauw verbonden. Politiek is de wetenschap van het creëren van een maatschappij waarin men het goede leven kan leiden en zijn volledige potentie kan bereiken.

Boek 1

Hoofdstuk 1

Alle menselijke gedragingen en keuzes zijn gericht op iets goeds, dit kan worden gezien als het doeleinde van de gedraging of keuze. Er zijn evenveel soorten doeleinden als er soorten gedragingen zijn. De doelen kunnen verschillen, afhankelijk van de specifieke gedraging. Zo is het doel van de medische wetenschap een goede gezondheid en het doel van krijgskunde de overwinning. Sommige doelen zijn ondergeschikt aan andere doelen, omdat het andere doel het motief voor het naleven van het hoofddoel vormt. Zo is bijvoorbeeld het maken van een hoofdstel ondergeschikt aan de paardrijkunst, welke op zijn beurt ondergeschikt is aan krijgskunst.

Hoofdstuk 7

Wat is het 'goede'? Dit kan verschillen per gedraging en kunde, maar het zit in het doel van de betreffende activiteit. Bijvoorbeeld gezondheid ingeval van geneeskunde en een huis wanneer er gebouwd wordt. Wat altijd wordt gekozen als een doel op zichzelf en nooit als een doel voor iets anders is geluk. Plezier, intelligentie, deugdelijkheid en eer zijn slechts deels doelen op zichzelf: het einddoel is geluk. Omgekeerd kiest niemand voor geluk omwille van eer, plezier of iets dergelijks als einddoel.

We komen tot dezelde conclusie middels een ander argument. Het is algemeen geaccepteerd dat het uiteindelijke goed zelfvoorzienend is. Iets dat op zichzelf het leven de moeite waard maakt bijvoorbeeld. Het uiteindelijke goed kan niet gedefineerd worden als iets individueels, de mens is immers een sociaal en politiek wezen en leeft niet in isolatie. Geluk is het meest gewenst van alle dingen en daarmee zelfvoorzienend, het is niet een van de vele goeden. Geluk is aldus het doel waarop alle bewuste acties zijn gericht: het is zelfvoorzienend en finaal.

Het is banaal om geluk het hoogste goed te noemen, er is een duidelijker beeld nodig. Het is gemakkelijker om de aard van het geluk te begrijpen als we de functie van de mens kunnen vaststellen. Het is duidelijk dat het enkele 'leven' niet eigen is aan de mens, ook groenten en planten ondervinden verzorging en groei. Een stap verder dan het vegatieve leven is het leven dat gevoel ervaart. Over de levenswijze die overblijft kunnen twee uitspraken worden gedaan: 1) het behoort toe aan het rationale deel van de mens en 2) het wordt uitgedrukt middels handelen.

Het rationale deel van de mens kan actief of passief zijn. Het is passief wanneer het de dictaten van het verstand volgt. Het is actief wanneer het vermogen tot redeneren aanwezig is en wordt gebruikt. Enkele aannames en conclucies:

  • De functie van de mens is de activiteit van zijn ziel in conformiteit met een rationeel principe, het mag er in ieder geval niet van gescheiden zijn.
  • De functie van een individu en een goed invidiu in dezelfde klasse, bijvoorbeeld een harpspeler en een goede harpspeler, zijn in het algemeen hetzelfde, behalve dat de functie van de goede individu een superioriteit in de prestatie vereist. De functie van een harpspeler is het spelen van de hapr, de functie van een goede harpspeler is het goed spelen van de harp.
  • De functie van de mens betreft een zekere vorm van leven in combinatie met een rationeel principe of een redelijke gedraging of grondslag.
  • De functie van een goed mens is om conform deze levensvorm te leven.
  • Een functie wordt goed uitgevoerd wanneer dit gebeurd in overeenstemming met deugdelijkheid. Kortom, het goede voor de mens is een gedraging van de ziel in overeenstemming met excellentie of deugdelijkheid, of in overeenstemming met zijn beste en meest complete vorm. Deze gedraging moet een leven lang duren, omdat geluk geen momentsopname is. Een enkele dag of korte periode van blijdschap maakt de mens niet volkomen gelukkig.

Het bovenstaande is slechts een ruwe schets van het 'goede', de details moeten nog worden ingevuld. In gedachte moet worden gehouden dat ehtiek geen exacte wetenschap is. Precieze conclusies kunnen niet worden getrokken, we moeten tevreden zijn met schattingen. Daarnaast is ethiek een praktische wetenschap, het is vaak niet nodig om de oorzaak of reden ergens voor na te gaan. Het bestaan van een feit betekent in de ethiek vaak eveneens het bestaan van een principe. Sommige fundamentele principes kunnen indirect worden vastgesteld, anderen door bijvoobeeld gewenning of door te leren.

Hoofdstuk 8

Het eerste principe, de definitie van geluk, moet logisch worden getest, als een conclusie getrokken uit vooronderstellingen, en tevens in het licht van algemene opinies over de aard van geluk. Deze opinies zijn:

  • Goede dingen zijn gewoonlijk verdeeld in drie klassen: a) externe of wereldse goederen, b) goede dingen van het lichaam, c) goede dingen van de ziel. Deze laatste categorie betreft goede dingen in de hoogste en volste zin. Goede dingen van het lichaam en externe goede dingen zijn nodig voor compleet geluk, maar zij alleen kunnen geen geluk verschaffen. Geluk komt vanuit de ziel.
  • Een gelukkig mens leidt een goed leven, dit is in overeenstemming met onze definitie van geluk als een goed leven en een toestand van welzijn.
  • Alle eigenschappen die men zoekt in geluk - deugdelijkheid, praktische kennis, theoretische kennis, welvaart etc. - komen terug in de definitie van geluk.
  • Onze definitie van geluk is het eens met zij die geluk definiëren als deugdelijkheid of een bepaalde deugd, omdat we reeds hebben gezegd dat geluk een activiteit is in conformiteit met deugdelijkheid. Dit impliceert dat een gelukkig mens deugdelijkheid bezit. Gedragingen conform deugdelijkheid zijn van nature plezierig, het leven van de mens die deugdelijk leeft is dus op zichzelf plezierig. Iemand die niet geniet van deugdelijke gedragingen is geen goed mens. Het gevoel van plezier behoort toe aan de ziel, en alle mensen halen plezier uit hetgeen waar zij van houden, in dit geval, deugdelijkheid.

Opgemerkt moet worden dat geluk tot op zekere hoogte externe goederen vereist. Veel gedragingen kunnen enkel worden verricht met behulp van instrumenten, dit kunnen ook vrienden, rijkdom of politieke invloed zijn. De afwezigheid van bepaalde externe goederen, bijvoorbeeld een goede afkomst, een mooi uiterlijk of goede kinderen, kunnen verpesten wat het hoogste geluk had kunnen zijn. Dit is de reden dat mensen succes classificeren als geluk of deugdelijkheid, omdat de laatste twee een stevige basis van externe voorspoed vereisen.

Boek 2

Hoofdstuk 1

Er zijn twee soorten deugdelijkheid: intellectuele en morele. Intellectuele deugdelijkheid is het resultaat van leren. Morele deugdelijkheid daarentegen is het resulaat van gewoonte en praktijk. Morele deugden zitten aldus niet van nature in de mens. De mens wordt niet moreel of immoreel geboren, maar hij heeft het vermogen om morele deugdelijkheid te ontwikkelen en dit vermogen kan alleen worden ontwikkeld middels gewoonte.

De ontwikkeling van morele uitmuntendheid kan niet worden vergeleken met de ontwikkeling van andere menselijke capaciteiten. Iedereen heeft van nature bepaalde gaven. Het vermogen om deze gaven te gebruiken verwerft men voordat zij daadwerkelijk worden gebruikt. Zo kan de mens bijvoorbeeld zien voordat hij ziet en kan hij horen voordat hij hoort. De morele deugden worden echter verworven door ze te trainen, zoals een bepaalde kunstvaardigheid of ambacht. Iemand wordt een bouwer door te bouwen en men wordt een harpspeler door de harp te spelen. Deze gedachte kan ook worden waargenomen in ons politieke stelsel. Wetgevers proberen van hun burgers goede mensen te maken, door goed gedrag een gewoonte te maken middels goede wetten.

Dezelfde factoren die een uitmuntendheid of deugd tot stand brengen, kunnen deze ook vernietigen. Dit geldt ook ingeval van kunst of ambacht. Zo kan men door het spelen van de harp een goede of een slechte harpist worden. Ware dit niet zo, dan zouden leraren niet nodig zijn en zou iedereen geboren worden als hetzij een goede hetzij een slechte ambachtsman. Zo kan men eveneens alleen door daden en het omgaan met andere mensen bijvoorbeeld rechtvaardig of onrechtvaardig, moedig of laf worden.

Aldus ontwikkelen eigenschappen zich vanuit daarmee overeenstemmende activiteiten. We moeten er daarom zeker van zijn dat onze activiteiten de juiste zijn, elke variatie hierin zullen we terugzien in onze karakters. Dit onderstreept het belang van een vroege scholing, het maakt een groot verschil of iemand al dan niet ingeprent is met bepaalde gewoonten vanaf een vroege leeftijd.

Hoofdstuk 2

Ethiek is een onderwerp met een groot praktisch belang en bovendien theoretisch interessant, omdat we niet alleen geïnteresseerd zijn in het bepalen van de aard van goedheid, maar ook in de vraag hoe we goede mensen kunnen worden. Het is daarom nodig de problemen van goede en slechte gedragingen te onderzoeken, omdat onze acties de eigenschappen die we ontwikkelen bepalen.

Het is algemeen aanvaard dat men zich moet gedragen volgens hetgeen wordt beschouwd als het juiste principe.

De aard van morele kwaliteiten is zo dat deze kunnen worden vernietigd door een tekort of een overvloed. Net zoals teveel of te weinig voeding of beweging slecht is voor het lichaam, zo wordt iemand die overal bang voor is een lafaard en iemand die nergens bang voor is roekeloos. Geen van beiden is in staat de deugd 'moed' te ontwikkelen. Deze regel heeft betrekking op alle deugden. Een tekort of overvloed vernietigt hen. Dezelfde gedragingen die een deugd opleveren kunnen ofwel de totstandkoming ofwel de ondergang van die deugd zijn. Deugden komen tot uitdrukking in gedragingen van hetzelfde soort die hen oorspronkelijk tot stand heeft gebracht.

Hoofdstuk 3

Om te bepalen of iemand al dan niet in het volledige bezit van een bepaalde deugd of uitmuntendheid is, kan het genot of de pijn die gepaard gaat met de uitoefening van die eigenschap als index worden gebruikt. Morele uitmuntendheid is primair een zaak van genot en pijn. Enkele relevante punten:

  • Het najagen van genot en het vermijden van pijn zijn de hoofdoorzaken van slechte gedragingen, omdat genot de mens onedele dingen kan laten doen en pijn hen kan afhouden van het doen van nobele dingen. Plato zei daarom dat de juiste opleiding een kwestie is van het laten voelen van pijn en genot om de juiste redenen.
  • Deugdelijkheid heeft betrekking op gedragingen en gevoelens of emoties die gepaard kunnen gaan met genot of pain.
  • Pijn wordt gebruikt als een bestraffingsinstrument, omdat de natuur werkt in termen van tegenstellingen en pijn kan werken als een remedie ingeval van verdorven mensen.
  • Elke eigenschap van de ziel toont zijn werkelijke aard met betrekking tot die factoren die het beter of slechter kunnen maken. De mens wordt bedorven door genot en pijn, dan wel door het najagen of vermijden van genot of pijn van het slechte soort, of op het verkeerde tijdstip, of in de verkeerde manier. Dit geeft aan dat het leren voelen van pijn en genot voor de juiste redenen het onderwerp van ethiek is. We mogen aannemen dat morele goedheid de mens in staat stelt zich te gedragen op de best mogelijke wijze terwijl zij te maken hebben met pijn of genot, en dat ondeugdelijkheid het tegenovergestelde doet in dezelfde situatie.

Er zijn drie factoren die onze beslissingen ten aanzien van al onze gedragingen bepalen: a) de nobele of morele boete, b) de voordelige c) de plezierige. Er zijn ook drie factoren die vermijding in onze gedragingen bepalen: a) de grondslag, b) de nadelige, c) de pijnlijke. Waarschijnlijk zal de goede persoon de juiste beslissing kunnen maken en de slechte persoon de foute beslissing nemen, met name in gevallen betreffende genot.

Het vermogen tot genot, welke de mens deelt met dieren, is in mensen geworteld. In alle gedragingen worden genot en pijn als een standaard gebruikt. Het voelen van genot en pijn op een foute wijze is een belangrijk aspect in het menselijk gedrag. Deugdelijkheid moet niet worden uitgelegd als de vrijheid van genot en pijn. Dit zijn de juist middelen die, mits zij in de juiste vorm zijn gegoten, ons in staat stellen om deugdelijk te worden.

De volgende conclusies kunnen worden getrokken:

  • Deugdelijkheid of uitmuntendheid hebben betrekking op genot en pijn.
  • De gedragingen die deugdelijkheid voortbrengen zijn in de aard hetzelfde als zij die het verminderen.
  • Dezelfde gedragingen die verschillend worden uitgevoerd kunnen deugdelijkheid vernietigen.
  • Deugdelijkheid komt tot uitdrukking in dezelfde activiteiten die deugdelijkheid voortbrengen.

Hoofdstuk 6

Elke deugd beïnvloedt datgene waarvan het de deugd is op twee manieren: a) het brengt een goede toestand voort, b) het stelt het in staat zijn functie goed uit te voeren. Bijvoorbeeld de deugd van het oog maakt zowel het oog als diens functie goed, goed zicht is het gevolg van de uitmuntendheid van het oog. In overeenstemming hiermee kan worden gezegd dat deugdelijkheid in de mens die eigenschappen zijn die hem tot een goed mens maken en die ervoor zorgen dat hij zijn functie goed uitvoert.

Het is mogelijk om teveel of te weinig van elke emotie te ervaren, in beide gevallen wordt de emotie niet naar behoren ervaren. Het teken van deugdelijkheid is het ervaren van een emotie op het juiste moment, richting de juiste zaken of personen, om de juiste reden en op de juiste manier.

Zoals we hebben gezien heeft deugdelijkheid betrekking op emoties en acties. In dit kader bekritiseren we overvloed en tekort en loven we het evenwicht, de middenweg, welke volgens de meeste mensen zal leiden tot succes. Zowel lof als succes zijn tekenen van deugdelijkheid en uitmuntendheid. Deugdelijkheid is derhalve gericht op het evenwicht, het midden.

Het wordt vaak gezegd dat er veel manieren zijn om iets verkeerd te doen, maar er slechts één manier is om iets goed te doen. Volgens de pythagoreeërs is het goede beperkt en het slechte onbeperkt, het is gemakkelijker om slechte dingen te doen dan het goede te doen. In onze, vergelijkbare, visie is er één middenweg die omringd wordt door overmatige of gebrekkige alternatieven, waardoor het gemakkelijker is om de uitersten te vinden dan het midden. Het gezegde 'slechte mensen hebben veel manieren, goede mensen slechts eentje' ondersteunt dit.

Het is nu mogelijk om een meer precieze definitie te geven - deugdelijkheid is een gesteldheid van de ziel die, wanneer er gekozen moet worden tussen acties en gevoelens, de middenweg volgt. Deze middenweg wordt bepaald door een rationeel principe dat zou zijn geformuleerd door iemand met een goed verstand en praktische wijsheid.

De middenweg kan altijd worden bepaald op basis van de twee ondeugden overvloed en tekort. Alle ondeugden zijn te overvloedig of gebrekkig wat betreft emotie en actie, maar deugdelijkheid vindt en kiest altijd de middenweg. Deugdelijkheid is een midden, maar als het gaat om de algemene normen van juist en goed, is deugdelijkheid een uiterste.

Opgemerkt moet worden dat het met betrekking tot sommige acties of gevoelens onmogelijk is om een middenweg te kiezen. Emoties zoals afgunst en boosaardigheid, en acties zoals diefstal, overspel en moord zijn in elke vorm of gradatie slecht. Iemand kan nooit goed doen, wanneer men zulke emoties ervaart of zulke daden pleegt. Er kan geen middenweg bestaan in iets dat een overvloed of tekort (uiterste) is, en er kan geen overvloed of tekort in een middenweg zijn. Slecht is slecht in elke vorm of gradatie; goed is goed in elke vorm of gradatie.

Hoofdstuk 7

Aristoteles gedachten wat betreft de morele deugden en ondeugden kunnen besproken middels een tabel. De gedachte is dat de morele deugden het midden vormen tussen een teveel en een te weinig. De deugd 'moed' vormt bijvoorbeeld het midden tussen laf en roekeloos. De deugden kunnen opgedeeld worden in deugden van het intellect en deugden van het karakter. De deugden van het intellect komen voort uit het deel van de ziel dat kan redeneren, de deugden van het karakter komen voort uit het deel van de ziel dat niet zelf kan redeneren, maar de rede wel kan volgen. Een voorbeeld van een deugd van het intellect is rechtvaardigheid, een voorbeeld van een deugd van het karakter is moed. Onderstaande tabel bevat enkel deugden van het karakter.

GebiedTeveel (ondeugd)Midden (deugd)Te weinig (ondeugd)
Angst en zelfvertrouwenRoekeloosMoedLafheid
Genot en pijnLosbandigheidGematigheidOngevoeligheid
Ontvangen en geven van geldVerkwistingVrijgevigheidGierig
Eer en oneerEerzuchtGrootsheidAfwezigheid van eerzucht
WoedeLichtgeraaktheidGeduldigGelatenheid
Sociale omgangOverdienstigheidVriendelijkChagrijnigheid
SchaamteVerlegenheidBescheidenheidSchaamteloosheid
Eer en oneer (2)Over-ambitieusGematigd ambitieusGebrek aan ambitie

Hoofdstuk 8

Er zijn drie soorten gesteldheden. Twee ervan zijn kwaadaardig (de ene wordt gekenmerkt door overvloed, de andere door gebrekkigheid), en eentje is deugdzaam (de middenweg). Alle drie zijn tegenovergesteld aan elkaar, maar niet altijd op dezelfde manier. De twee uitersten (overvloed en tekort) zijn tegenovergesteld aan elkaar en aan de middenweg. De middenweg is, ook al is deze tegenovergesteld aan beide uitersten, overvloedig met betrekking tot gebrekkigheid en gebrekkig ten aanzien van overvloed. Zo lijkt een moedige man roekeloos in verhouding tot een lafaard, maar laf in verhouding tot een roekeloze man. Om deze reden beschouwen mensen van het ene uiterste de mensen die zich in het midden bevinden juist als mensen die zich aan het tegenovergestelde uiterste bevinden. Een laf persoon (ene uiterste) ziet een moedig persoon (midden) als tegenovergesteld, terwijl het de roekeloze persoon (andere uiterste) is die het andere uiterste is.

De uitersten zijn meer tegenovergesteld aan elkaar dan dat zij beide zijn ten aanzien van het midden, omdat zij zich verder van elkaar bevinden dan van het midden. Voorbeeld: als er een lijn A B C is, dan zijn A en C uitersten en is B het midden. Er lijkt vaak sprake te zijn van een gelijkenis tussen sommige uitersten en sommige middenwegen. Zo lijkt roekeloosheid soms op moed, en lijkt verkwisting op vrijgevigheid. Er is slechts weinig gelijkenis tussen de uitersten omdat zij het verst van elkaar verwijderd zijn, hetgeen hen tot tegenovergestelden maakt.

In sommige gevallen is een uiterste meer tegenovergesteld aan het midden dan aan het andere uiterste. Zo is bijvoorbeeld lafheid meer tegenovergesteld aan moed dan roekeloosheid is. Hiervoor zijn twee redenen: a) wanneer een uiterste dichterbij het midden ligt en hier meer op lijkt, dan nemen we vaak aan dat alleen het andere uiterste tegenovergesteld is aan het midden, b) hoe meer iemand ergens van nature tot wordt aangetrokken, hoe meer tegenovergesteld dit lijkt te zijn ten opzichte van het midden. Omdat mensen van nature aangetrokken zijn tot genot, neigen zij gemakkelijker naar onmatigheid dan naar zelfcontrole, en beschrijven zij onmatigheid als meer tegenovergesteld aan zelfcontrole dan aan het tegenovergestelde van onmatigheid (de ongevoeligheid voor genot).

Hoofdstuk 9

De volgende punten zijn vastgesteld:

  • Morele deugdelijkheid is een midden.
  • Het is een midden tussen twee ondeugden: eentje die wordt gekenmerkt door overvloed en de andere door gebrekkigheid.
  • Het is een midden in de zin dat het gericht is op het middelste punt in emoties en acties.

Voor degenen die het midden (of deugdelijkheid) zoeken, kunnen de volgende richtlijnen worden gegeven:

  • Vermijd het uiterste dat het meest tegenovergesteld is aan het midden dat je zoekt. Een van de twee uitersten is altijd fouter dan de andere. Als je van het goede pad moet dwalen, dan is het beter om te kiezen voor de minste van twee kwaden.
  • Bescherm je tegen de misstappen die je het meest waarschijnlijk zult maken door je natuurlijke geneigdheid, door jezelf te dwingen de andere richting op te bewegen. De natuurlijke neiging kan bepaald worden door te beoordelen hoeveel pijn of genot bepaalde dingen opleveren.
  • Onthoud dat je een paar fouten zult maken als je genot en plezierige dingen probeert te vermijden en ga weg bij hetgeen dat hiertoe het meest verleidelijk is.

Het is lastig om meer specifieke richtlijnen te geven, vooral omdat het om concrete situaties gaat. Soms kan iemand geprezen worden om een tekort aan boosheid, in andere omstandigheden kan iemand die buitengewoon kwaad is geprezen worden. Er is geen simpele formule die bepaalt hoe iemand zich moet gedragen in een bepaalde situatie en hoever iemand van het pad kan gaan voordat gezegd kan worden dat hij fout bezig is. De oplossing in elke situatie zit in ieders eigen morele gevoeligheid. Het volgende is wel duidelijk: op alle vlakken van menselijk gedrag is de middenweg het meest wenselijk, en het bereiken hiervan is de bron van alle morele deugdelijkheid.

De leer van het midden van Aristoteles wordt bekritiseerd op de volgende punten:

  • Een dergelijke abstracte wiskundige formule kan niet op elke situatie worden toegepast.
  • Het lijkt erop dat de meeste deugden maar één tegenovergestelde hebben en niet twee, en dat het concept van uitersten gekunsteld is. Soms valt hij terug op verwijzingen naar 'naamloze' (on)deugden.
  • De definities van deugden en ondeugden zijn gekunsteld vernauwd om ze binnen zijn formule te laten passen.
  • Zijn leer is voornamelijk aestetisch in plaats van moreel, en het is gebaseerd op normen die in zichzelf geen ethische waarde hebben.

Een belangrijk punt dat opgemerkt moet worden is dat de middenweg van Aristoteles geen rigide wiskundige abstractie is. Hij heeft meerdere malen aangegeven dat het om een relatief midden gaat, dat eigen is aan onszelf. Het verschilt voor personen met verschillende gesteldheden of in verschillende omstandigheden. Zijn doctrines zijn abstract geformuleerd, maar Aristoteles was zich ervan bewust dat goedheid en moreel gedrag niet beperkt kunnen worden tot formules of regels.

Boek 5

Hoofdstuk 1

De studie naar rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid bevat drie hoofdelementen: a) het bepalen van het soort acties die binnen de scope van elk vallen, b) het bepalen van het soort midden dat rechtvaardigheid is, c) het bepalen van de uitersten waartussen rechtvaardigheid zich bevindt.

Het woord rechtvaardigheid heeft twee hoofddefinities - datgene dat rechtmatig of wettelijk is, en datgene dat eerlijk en gelijk is. Er is universele rechtvaardigheid en gedeeltelijke of specifieke rechtvaardigheid. Universele rechtvaardigheid valt samen met deugdelijkheid, een deugdelijk persoon gehoorzaamt de wet (vooronderstelt dat de wet gebaseerd is op deugdelijkheid). Universele rechtvaardigheid verschilt echter licht van deugdelijkheid, in die zin dat het betrekking heeft op de verhouding tussen mens en institutie, en niet tussen mensen onderling.

Hoofdstuk 2

Specifieke rechtvaardigheid is rechtvaardigheid die gerelateerd is aan het individu. In deze zin is rechtvaardigheid een onderdeel van deugdelijkheid. Er is sprake van specifieke onrechtvaardigheid wanneer meer of minder dan het rechtmatige deel van iets wordt genomen. Specifieke rechtvaardigheid is een middenweg tussen te veel en te weinig nemen.

Er zijn twee vormen van specifieke rechtvaardigheid:

  • Verdelende rechtvaardigheid. Hierbij gaat het om een eerlijke verdeling van eer, materiële goederen en andere dingen die verdeeld kunnen worden tussen leden van een gemeenschap.
  • Corrigerende of 'genezende' rechtvaardigheid. Dit heeft een herstellende functie ten aanzien van private transacties tussen individuen. Corrigerende rechtvaardigheid kan worden onderverdeeld in twee delen: 1) vrijwillige transacties (initatief van beide partijen is vrijwillig, zoals bij lenen, kopen, huren); 2) onvrijwillige transacties (een partij doet onvrijwillig mee, vaak criminele gedragingen. 2 klassen: - geheim: overspel, diefstal, vergiftiging; - geweld: gewapende overval, moord, aanranding etc.)

Hoofdstuk 3

Verdelende rechtvaardigheid heeft altijd betrekking op twee personen en twee dingen. Het doel ervan is het verdelen van de dingen op een zodanige wijze dat de relatieve posities van de twee personen voorafgaand aan de transactie behouden blijven na de transacties. Het ding wordt proportioneel verdeeld naar de verdienste van de betreffende personen. Een voorbeeld: er zijn twee mensen, A en B, en twee dingen, C en D. We nemen aan dat A en B gelijk zijn in verdienste en C en D gelijk in waarde. In overeenstemming met de verdelende rechtvaardigheid, wordt C aan A gegeven en D aan B. De relatieve posities van A en B zijn hetzelfde gebleven na de transactie. In dit geval is rechtvaardigheid een middenweg tussen het te veel of te weinig geven aan A of B dan waarop zij recht hebben. Iemand die onrechtvaardig handelt heeft meer dan hem toekomt, en iemand die onrechtvaardig wordt behandeld heeft minder dan hem toekomt.

Hoofdstuk 4

Corrigerende rechtvaardigheid heeft betrekking op zowel vrijwillige als onvrijwillige transacties. In het eerste geval zijn twee partijen vrijwillig een contract of relatie aangegaan en is een van de partijen schade toegebracht. Het is de taak van de rechter in zo'n geval om te corrigeren, niet om te bestraffen. Het is niet relevant of beide of een van de partijen goede of slechte personen zijn. De wet behandelt beide partijen als gelijken, het bepaalt om welke schade het gaat, wie de schade lijdt en probeert de balans te herstellen naar de situatie zoals die bestond voorafgaand aan de transactie.

De termen 'voordeel' en 'verlies' worden ook gebruikt terzake van onvrijwillige transacties, ook al zijn dit niet altijd de meest geschikte termen. Soms zijn zij misleidend. Stel, er vindt een gevecht plaats en de ene man steekt de ander neer. De stekende man zou dan voordeel hebben verkregen, terwijl de gestoken man verlies lijdt. In gevallen waarin het gaat om onvrijwillige transacties ziet de wet ook op het herstellen van de balans, maar omdat het bij de meeste onvrijwillige transacties om criminele handelingen gaat, is het nodig om voordeel en verlies in de breedste zin uit te leggen.

Herstellende rechtvaardigheid heeft een rekenkundig aspect. Er zijn twee gelijke partijen, A en B. A schaadt B, de schade heeft een omvang van 'C'. A heeft C, B heeft geen C meer: A C, B - C Om de balans te herstellen, neemt de rechter C van A en geeft het aan B. De nieuwe verhouding wordt dan: A C - C = B - C + C. De relatieve posities van de partijen zijn opnieuw hetzelfde.

Hoofdstuk 5

De pythagoreans definiëren absolute rechtvaardigheid als wederkerigheid. Rechtvaardigheid betekent volgens hen dat je iemand mag aandoen wat deze persoon jou heeft aangedaan (oog om oog). Het principe van wederkerigheid stemt niet in met die van verdelende en corrigerende rechtvaardigheid. Er zijn veel situaties waarin wederkerigheid en rechtvaardigheid niet hetzelfde zijn. In bepaalde situaties tussen personen, bijvoorbeeld als het gaat om economische transacties, is het principe van wederkerigheid wel van toepassing.

A is een bouwer, B is een schoenmaker, C is een huis en D is een schoen. De bouwer neemt het product van de schoenmaker (schoen) van de schoenmaker en geeft zijn eigen product (huis) ervoor terug. Een eerlijke wederkerige uitwisseling vindt plaats als er gelijkheid tussen de goederen zou zijn. Voordat eerlijke uitwisselingen plaats kunnen vinden, is het nodig om een standaard van waarde te vinden, waarmee de waarde van alle goederen en diensten kan worden gemeten. Dit is de functie van geld. Dit is ontwikkeld en in gebruik genomen om de waarde van goederen en diensten mee uit te drukken. Het vertelt ons bijvoorbeeld hoeveel schoenen gelijk zijn aan een huis. Geld is onderworpen aan waardefluctaties, net zoals alle andere handelswaar, maar het is stabieler dan goederen wiens waaarde specifiek gerelateerd is aan de vraag van personen op een gegeven moment. Door geld als een meetmiddel te gebruiken, is het mogelijk om goederen gelijk te maken, en dit maakt ruil en gemeenschap mogelijk. Uitwisseling vindt enkel plaats wanneer gelijkheid tussen goederen kan worden bereikt.

Met betrekking tot de hele discussie over rechtvaardigheid in al zijn vormen, kan worden gezegd dat juist gedrag een midden is tussen het onrechtvaardig handelen en onrechtvaardig behandeld worden. Onrechtvaardig handelen houdt in dat men meer heeft dan hem toekomt, en onrechtvaardig behandelt worden houdt in dat men te weinig krijgt.

Rechtvaardigheid kan worden gezien als een midden, maar het is niet zoals de andere deugden. Het zijn allemaal relatieve dingen die vastgesteld moeten worden met het oog op bepaalde uitersten. Rechtvaardigheid is een permanente houding van de ziel ten opzichte van het midden. Onrechtvaardigheid is op dezelfde manier gerelateerd aan ondeugd. We kunnen concluderen dat rechtvaardigheid de objectieve observatie van evenredigheid is ten aanzien van alle gebieden van het leven, welke gebaseerd is op een subjectieve perceptie van wat evenredig is.

 

Bron:

  • Deze Samenvatting bij de studie Ethica Nicomachea van Aristoteles is geschreven in 2017
Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check where this content is also used in:
Check supporting content:
Society and culture: summaries and study assistance - WorldSupporter Start
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check all content related to:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.