Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Wie van onderstaande onderzoekers deed onderzoek naar reactietijd?
Wie bouwde het eerste psychologische laboratorium?
Wie deed er onderzoek naar het vergeten van geleerde informatie over tijd?
Wie introduceerde het idee van een cognitief schema?
In welke stroming horen klassieke en operante conditionering thuis?
B. Donders
C. Wundt
A. Ebbinghaus
C. Tolman
A. Behaviorisme
Welk functieverlies zouden mensen het meest waarschijnlijk vertonen na een beschadiging aan de rechter hersenhelft?
Staafjes (rods) en kegeltjes (cones) zijn de receptoren van het oog. Kegeltjes:
Elke cel van het visuele systeem heeft een receptief veld. Wat is de meest adequate beschrijving hiervan?
Stel je voor: je focust op een stip in het midden van je visuele veld. Helemaal rechts in je visuele veld wordt een rode stip geprojecteerd. Deze stip wordt verwerkt:
Staafjes (rods) en kegeltjes (cones) zijn de receptoren van het oog. Staafjes:
Wat is de reden dat het parasympatisch zenuwstelsel ook wel het craniosacraal zenuwstelsel genoemd wordt?
Patiënten die moeite hebben met het zien van beweging (lijden aan ‘motion blindness’) hebben waarschijnlijk schade in:
Welke van onderstaande uitspraken over staafjes (‘rods’) in de retina van het oog is waar?
Blindsight wordt veroorzaakt door schade aan:
Welke van de onderstaande stellingen is NIET waar?
Hoe wordt de stoornis in het herkennen van gezichten ook wel genoemd?
Welke cellen bevinden zich in zowel gebied V1 als V2?
Welke van onderstaande uitspraken is NIET waar?
D. Problemen met het herkennen van emotionele gelaatsuitdrukkingen.
A. Dragen hun naam door hun vorm.
C. Een receptief veld is dat deel van het visuele veld waardoor de cel geexciteerd of geinhibeerd wordt.
A. In het linker corpus geniculatum laterale.
B. Zijn er meer dan kegeltjes.
A. Omdat de uittreding uit het ruggenmerg van de zenuwen die de organen innerveren craniaal of sacraal plaatsvindt.
B. De mediaal temporale cortex.
C. Relatief veel staafjes sturen hun input naar een postsynaptische cel.
A. Gebied V1
B. De ventrale stroom wordt ook wel het waar-pad genoemd.
C. Prosopagnosie
A. Simpele cellen en complexe cellen.
C. Informatie van de gehele retina van het rechter oog wordt verwerkt in de visuele cortex van de linker hemisfeer.
Receptoren voor neurotransmitters die metabotropische effecten hebben zijn proteinen die binden aan ___ buiten het membraan, en binden aan ___ binnen het membraan.
De “hammer”, “anvil” en “stirrup” zijn botjes in het oor. Waar zijn ze voor bedoeld?
Welke van de volgende cellen is geen receptor?
Welk van de volgende structuren bereikt een geluidsgolf die het oor binnentreedt het eerst?
Geluidsgolven hebben drie karakteristieken. Welke zijn dat?
Een haarcel is een receptor voor:
Welke uitspraak klopt?
De route van auditieve informatieverwerking loopt via de ___, de ___ en de ___ naar de primaire auditieve cortex.
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
Hoe wordt het membraan van het binnenoor ook wel genoemd?
Welke van de onderstaande stellingen is waar:
In een systeem wat op het … principe berust, zou iedere receptor reageren op een beperkt stimulibereik. In een systeem wat berust op het … principe, zou iedere receptor reageren op een groter stimulibereik.
Hoe wordt de ervaring waarin stimulatie van het ene zintuig eenwaarneming van een ander zintuig oproept, waardoor weer een ander zintuig wordt waargenomen, etc. ook wel genoemd?
Conductie doofheid (of middenoor doofheid) wordt veroorzaakt
B. Neurotransmitters; G-proteinen
B. Geluidsgolven (luchtdruk) omzetten in een vloeistofdruk en de druk van de geluidsgolven vergroten.
A. Een simpele cel
B. Het trommelvlies (eardrum)
B. Frequentie, golfvorm, amplitude
A. Geluid
C. De huid die in verbinding staat met een enkele sensorische spinale zenuw is een dermatoom.
B. Superior olive; inferior colliculus; medial geniculate
A. Volgens de plaats theorie vertoont het basilaire membraan overeenkomsten met de snaren van een piano; elk gebied van het membraan is afgestemd op een specifieke frequentie.
B. Ovaal venster
B. Opiaten verergeren jeuk door gevoelens van pijn te blokkeren.
A. Labeled-line; across-fiber pattern
C. Synesthesie
A. Doordat de botjes in het middenoor de geluidsgolven niet goed doorgeven aan de cochlea.
Wat is het gelijkheidsprincipe van de Gestaltpsychologie?
Waardoor wordt het oblique-effect veroorzaakt?
Met welk hersengebied wordt de where-pathway geassocieerd?
Met welk hersengebied wordt de what-pathway geassocieerd?
Welke van de onderstaande stellingen is NIET waar?
B. Stimuli die op elkaar lijken worden gegroepeerd.
A. Fysieke regelmatigheden
C. Pariëtaalkwab
B. Temporaalkwab
C. De ventrale stroom helpt in het identificeren van objecten.
Welk type aandacht wordt onderzocht door middel van de precueing method?
In welke fase van de feature integration theory wordt informatie onbewust verwerkt?
De attenuator analyseert de inkomende berichten niet op:
Welke vorm van aandacht kan onderzocht worden aan de hand van een eye tracker?
Waarom is het belangrijk om niet te bellen tijdens het autorijden of tijdens het fietsen?
A. Coverte aandacht
A. Preattentive stage
C. De spreker
A. Overte aandacht
B. Je hebt dan meer cognitive resources over.
Tot welke component van het geheugen behoren het iconisch en echoïsch geheugen?
Wat is het articulatory suppression effect?
Aan welke cognitieve functie is het werkgeheugen gekoppeld volgens de theorie van Cowan?
Welk van de volgende onderdelen is niet één van de drie hoofdonderdelen van het modale geheugenmodel van Atkinson en Shiffrin?
Wanneer treedt retroactieve interferentie op?
B. Sensorisch geheugen
C. Het functioneren van het geheugen neemt af wanneer klanken hardop herhaald moeten worden.
B. Aandacht
A. Fonologische lus
A. Dat treedt op wanneer iets nieuws leren interfereert met het herinneren van iets dat eerder geleerd is.
Welk hersengebied wordt niet geassocieerd met het langetermijngeheugen?
Wat gebeurt er bij het proces van semantisatie van oude herinneringen?
Een onderzoeker laat het woord ‘Afrika’ een fractie van een seconde zien en presenteert daarna verschillende woorden. Participanten blijken sneller te reageren op woorden die geassocieerd worden met Afrika (‘giraf’) dan niet-gerelateerde woorden (‘narcis’). Hoe wordt dit effect genoemd?
Wat is conceptuele priming?
Als je iemand herkent aan zijn uiterlijk, over welk soort codering spreken we dan?
A. De pariëtaalkwab
C. Episodische kennis wordt omgezet in semantische kennis.
A. Conceptuele priming
A. Conceptuele priming treedt op als de geprimede stimulus gebaseerd is op dezelfde betekenis als de teststimulus.
C. Visuele codering
Welke vorm van verwerking wordt gebruikt bij maintenance rehearsal volgens de levels of processing theory?
Een onderzoeker liet duikers informatie aanleren onder water en boven water. De ene groep moest de informatie boven water ophalen, de andere groep onder water. Groepen die informatie boven water zowel aanleerden als ophaalden, of dit beide onder water moesten doen, presteerden beter dan groepen die onder water moesten aanleren en boven water moesten ophalen of andersom. Welke vorm van matching werd hier toegepast?
Wat is effectiever bij het opslaan van informatie in het LTM?
Het maken van deze oefenvragen heeft op de lange termijn effect op hoeveel geleerde informatie je kunt terughalen. Hoe wordt dit effect genoemd?
Volgens wie ontstaan herinneringen tijdens fysiologische veranderingen bij de synapsen, waar neurotransmitters van de ene neuron naar de andere reizen?
A. Shallow processing
A. Encoding specificity
B. Elaborative rehearsal
C. Testing-effect
B. Hebb
Het autobiografisch geheugen is multidimensionaal. Uit welke componenten bestaat het autobiografisch geheugen?
De reminiscence bump kan verklaard worden doordat perioden van snelle veranderingen beter opgeslagen worden. Welke hypothese is dit?
Voor welk fenomeen wordt de repeated recall methode gebruikt?
Welk hersengebied wordt met name genoemd als zijnde betrokken bij emotionele herinneringen?
Hoe wordt kennis van een persoon over een bepaald aspect van de omgeving genoemd?
A. Spatieel, emotioneel en sensorisch.
B. De cognitieve hypothese
A. Flashbulb memories
B. Amygdala
A. Schema
Wat leidt tot het syndroom van Korsakov?
Retrograde amnesie is ... ; anterograde amnesie is ...
De ziekte van Alzheimer gaat gepaard aan hersendysfunctie ten gevolge van:
Een 'delayed response' taak wordt gebruikt om een bepaald aspect van het geheugen te testen. Om welke vorm van geheugen gaat het?
De genen die te maken hebben met de ziekte van Alzheimer leiden tot een opstapeling van ... in het brein.
Een eigenaardigheid wat betreft het geheugen van de neurologische patient H. M., die een beschadiging aan de hippocampus had, was dat hij:
Voor vele hippocampale neuronen geldt dat long-term potentiation afhangt van de activatie van:
Welke hersenstructuur is aangetast bij de ziekte van Korsakoff?
Bij long-term potentiation (LTP) verandert de efficiëntie van de synaptische overdracht tussen neuronen. De receptoren die hierbij betrokken zijn reageren op de neurotransmitter:
Er is enige aanwijzing dat bepaalde stoffen het geheugen verbeteren. Wat hebben deze stoffen met elkaar gemeen?
Welk van de onderstaande ionen speelt de meest directe rol in het tot stand komen van de synaptische modificatie bij LTP (long-term potentiation)?
Onderzoek bij amnesiepatienten heeft tot de conclusie geleid dat mensen ____ type geheugen hebben, en dat geheugen afhankelijk is van ____ in de hersenen. Wat moet er op de open plaatsen komen te staan?
LTP is het neurale mechanisme dat ten grondslag ligt aan ons:
Wat is een engram?
Wat is sensitisatie?
Het engram van klassieke conditionering is te vinden in de cortex/niet in de cortex en door het hele brein heen/gelokaliseerd.
Anterograde amnesie kan ontstaan als gevolg van beschadiging aan de:
Bij het syndroom van Korsakov is er sprake van een:
Wat is geen eigenschap van ‘long-term potentiation’ (LTP)?
Wat is een retrograde neurotransmitter?
Wat is geen overeenkomst tussen de AMPA receptor en de NMDA receptor?
A. Thiamine deficientie als gevolg van alcoholisme.
D. Verlies van het geheugen voor oude gebeurtenissen; onvermogen om nieuwe herinneringen op te slaan.
C. Het vormen van 'tangles' en 'plagues' in de cerebrale cortex en hippocampus.
D. Werkgeheugen
B. Amyloide proteinen
A. In staat was nieuwe vaardigheden te leren, maar zich niet kon herinneren ze ooit geleerd te hebben
C. NMDA receptoren
B. De thalamus
C. Glutamaat
A. Ze verhogen de bloedtoevoer naar het brein
A. Het calcium ion
A. Meer dan een (1); meerdere locaties
B. Lange-termijn geheugen
B. Een representatie van wat er geleerd is
B. Intense stimulatie op een andere plek dan de plek van habituatie.
A. Niet in de cortex; gelokaliseerd
A. Hippocampus
B. Thiamine tekort
C. Zelfstandig
B. Een transmitter die bij overmatige stimulatie van het postsynaptische neuron terugkeert naar het presynaptische neuron om het te veranderen.
A. Ze zijn allebei gevoelig voor natrium.
Onder welke vorm van leren vallen habituatie en sensitisatie?
Welk vorm van leren houdt in dat verbindingen tussen verschillende stimuli of gedragingen worden gevormd?
Als je vaak pizza eet, en je wordt op een keer ziek na het eten van een pizza, is het onwaarschijnlijk dat je een associatie legt tussen pizza en ziek worden. Als je echter voor het eerst zeevruchten eet en direct ziek wordt, is de kans groot dat je zeevruchten associeert met ziek worden. Hoe wordt dit proces genoemd in klassieke conditioneringstheorie?
In welke van onderstaande situaties wordt gebruik gemaakt van een secundaire bekrachtiger?
Volgens wie is bekrachtigen effectiever dan straffen?
B. Non-associatief leren.
A. Associatief leren
C. Latente inhibitie
A. Bij een gedichtenwedstrijd op school krijgt het winnende kind een medaille.
B. Thorndike
Tot welke benadering behoort het hiërarchische model van Collins en Quillin?
Hoe kan een connectionistisch model getraind worden?
Op welke observatie is de sensory-functional hypothesis gebaseerd?
Wat wordt aangetoond met de sentence verification technique?
Welke vier theorieën over de manier waarop concepten worden gerepresenteerd in hersenen worden in het boek besproken?
C. Semantische netwerken-benadering
A. Met back propagation
B. De dissociatie tussen levend en niet-levende objecten.
A. Typiciteitseffect
Sensory-functional hypothesis, semantische categorieën benadering, multiple-factor approach en embodied approach.
Wat voor soort verwerking speelt een rol bij het phoneme restauration effect?
Late closure is een principe uit…
‘Paul en Dennis laten de hond uit. Onderweg praten ze over de afgelopen vakantie.’ In deze zin interpreteer je ‘ze’ als verwijzing naar Paul en Dennis, niet naar de honden. Wat voor soort inferentie is dit?
De psycholinguïsten hielden zich bezig met vier primaire gebieden van taal. Welke hoort daar niet bij?
Volgens wie zou taal zijn voorgeprogrammeerd in de hersenen?
B. Top-down
A. De syntactische benadering.
A. Anaforische inferentie
C. Context
B. Chomsky
Met welke test kun je functional fixedness aantonen?
Wat is volgens Gick & Holyoak’s onderzoek de moeilijkste stap in het proces van analogisch problemen oplossen?
Uit welke stappen bestaat fase II van het creatieve probleemoplossingsproces volgens?
Welke menselijke eigenschap lijkt zowel aan mentale stoornissen als aan creativiteit gelinkt te zijn?
Wie bedachten de informatie-verwerking benadering tot het oplossen van problemen?
B. Candle problem
A. Opmerken
C. Definitie en ideeën genereren
A. Latente inhibitie
A. Newell & Simon
Door welke heuristiek kunnen stereotypen ontstaan?
‘Als ik studeer, krijg ik een goed cijfer. Ik heb gestudeerd. Daarom krijg ik een goed cijfer.’ Wat voor soort syllogisme is dit?
Vroege theorieën over beslissingen maken waren voornamelijk gebaseerd op:
Welke factor maakt een inductief argument niet sterker?
Door wie is de basisvorm van deductief redeneren geïntroduceerd?
A. Availability heuristic
C. Conditioneel syllogisme
C. Verwachte resultaat-theorie
B. Klein aantal observaties
C. Aristoteles
Het boek legt veel nadruk op het ontstaan van de cognitieve psychologie en de bijdrage van sommige personen aan het ontstaan van de cognitieve psychologie. Zorg dat je goed weet wie hoe en wanneer bijdroeg aan het ontstaan van cognitieve psychologie.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waarom er verschuivingen in benadering binnen de psychologie plaatsvonden. Het is belangrijk dat je de redenen van de verschuivingen snapt en kent.
Het verschil tussen het soort zicht wat je in de fovea en de omtrek van de retina vindt, is makkelijk te onthouden door logisch na te denken aan de hand van de positie van de begrippen. Het is heel aannemelijk dat je in de fovea – een kleine vlek in het midden van de retina – heel gedetailleerd ziet, terwijl dit in de omtrek – ver weg van de kern van het oog – niet het geval is.
De drie theorieën over kleurenzicht zijn te onthouden aan de hand van de volgende afkorting: TOR. T staat voor Trichromatisch; O staat voor Opponent; en R staat voor Retinex.
De kenmerken van geluid zijn te onthouden door een ezelsbruggetje met betrekking tot een haarproductenmerk, namelijk: TAFT. De T staat in dit geval voor Toonhoogte; de A staat voor Amplitude; de F staat voor Frequentie; en de laatste T staat voor Timbre.
Maak aan het einde van dit hoofdstuk een overzicht van alle soorten sensaties die je kan ervaren, en welke specifieke zenuwen of gebieden in het lichaam hierbij horen. Dit zorgt ervoor dat je minder verward bent als je deze informatie moet leren. In het boek wordt het mooi per onderdeel apart besproken, maar het is goed om dit ook uit je hoofd te weten als het allemaal door elkaar aan bod komt.
De soorten smaken zijn te houden door een ezelsbruggetje wat doet denken aan een bus: BUZZ. De B staat voor Bitter; de U staat voor Umami; de Z staat voor Zoet; en de tweede Z staat voor Zout.
In dit hoofdstuk worden vier benaderingen tot perceptie uitgelicht. Het is raadzaam om de verschillen en overeenkomsten tussen deze benaderingen te kennen.
Belangrijke termen in dit hoofdstuk zijn vooral: bottom-up verwerking, top-down verwerking, what-pathway, where-pathway.
Het hoofdstuk legt nadruk op "problemen" die kunnen ontstaan in het alledaagse leven als een vorm van aandacht niet goed functioneert. Het kan een goede voorbereiding zijn om voor alle soorten aandacht op te schrijven waarom we ze in het huidige leven nodig hebben en welke problemen er kunnen ontstaan bij niet goed functioneren van die bepaalde aandacht.
Het kan helpen om alle soorten van aandacht te googlen. Er zijn verschillende websites en filmpjes te vinden waarbij je zelf kunt ervaren hoe een bepaalde soort aandacht werkt. Door dit te doen, kun je de verschillende soorten aandacht makkelijker onthouden en van elkaar onderschieden.
In dit hoofdstuk worden een paar modellen genoemd en veel van de informatie in het boek wordt opgehangen aan deze modellen. Een tip om al deze informatie rondom de modellen te onthouden is om een mindmap rondom elk model te maken.
Er worden in dit hoofdstuk veel termen en hun definities genoemd. Leer deze termen en definities goed, dan ken je bijna het hele hoofdstuk al.
Het boek maakt sterk onderscheid tussen verschillende soorten van geheugen, omdat dit het grote en ingewikkelde mechanisme van geheugen behapbaar en makkelijker te bestuderen maakt. Leer de verschillende soorten geheugen goed, zodat het gehele plaatje makkelijker te onthouden is.
Het boek benadrukt ook de interactie tussen de verschillende soorten van geheugen. Bij het leren kan het helpen om de verschillende soorten van geheugen op te schrijven en de interactie weer te geven door middel van pijlen en andere symbolen.
Probeer jezelf te overhoren door het zelf verzinnen van vragen over de stof en de daarbij behorende antwoorden. Dit is een effectieve methode van studeren.
De volgende definities zijn met name van belang voor dit hoofdstuk: consolidation, encoding, reactivation, reconsolidation, retrieval en levels of processing theory.
In dit hoofdstuk gaat het om fouten in het geheugen van alledag. In een eerder hoofdstuk is geschreven dat men beter informatie onthoudt als je bepaalde informatie koppelt aan iets persoonlijks. Bedenk persoonlijke voorbeelden en je onthoudt de stof beter.
In dit hoofdstuk zijn met name de volgende begrippen van belang: flashbulb memory, reminiscence bump, schema, script, source misattribution en source monitoring.
Besteed veel aandacht aan het goed uit je hoofd leren – en vooral ook begrijpen – van het verschil tussen klassieke conditionering en operante conditionering. Dit komt nog veel in je studie terug en moet je echt goed begrijpen om toe te kunnen passen. Bedenk om dit te bewerkstelligen voorbeelden.
Deze drie soorten geheugenverlies worden niet veroorzaakt door schade aan de hippocampus: Zuigeling geheugenverlies, Alzheimer, en Korsakoff. De afkorting hiervan is ZAK; makkelijk te onthouden.
Dit hoofdstuk maakt duidelijk onderscheid tussen reflexen, instincten en aangeleerd gedrag. Zorg voor jezelf dat je dit onderscheid ook duidelijk hebt.
Het hele hoofdstuk gaat over klassiek conditionering en operant conditionering en daarbij horende fenomenen. Door te tekenen wat de termen inhouden, zal het waarschijnlijk makkelijker zijn om ze te onthouden.
In dit hoofdstuk lijken de volgende definities voornamelijk van belang: basis niveau, categorisatie, connectionisme, globaal niveau en specifiek niveau.
In dit hoofdstuk worden verschillende theorieën en modellen genoemd. Ook de overeenkomsten en verschillen tussen de modellen en theorieën worden benadrukt. Zorg dat je de verschillen en overeenkomsten duidelijk hebt voor jezelf. Het kan helpen om hiervoor een tabel voor jezelf te maken.
Dit hoofdstuk over taal begint met het kleinste stukje van taal tot een groot aspect van taal. Om dit goed te onthouden kan het helpen om dit schematisch uit te tekenen: begin bij fonemen en eindig bij conversaties bijvoorbeeld.
Het bij het bovenstaande punt getekende schema kun je bij elke term aftakkingen maken voor bijbehorende termen, definities en onderzoeken. Zo heb je een schematische tekening met mini mindmaps, die het hele hoofdstuk bondig weergeeft.
In dit hoofdstuk wordt er nadruk gelegd op analogieën en het oplossen van problemen. Dat maakt het waarschijnlijk dat het terugkomt op het tentamen. Zorg dat je dit gedeelte in ieder geval helder voor jezelf hebt.
Dit hoofdstuk gaat over omgaan met problemen. Neem een probleem waar je de laatste tijd mee zit. Probeer het probleem op te lossen met behulp van de verschillende benaderingen uit dit hoofdstuk. Door dit te doen, zul je waarschijnlijk de stof beter onthouden.
In dit hoofdstuk worden verschillende oorzaken genoemd voor het maken van een foutief oordeel. Als Je zult de verschillende soorten oorzaken makkelijker voor het tentamen onthouden als je bij elk een persoonlijk voorbeeld of een grappig voorbeeld verzint.
De volgende termen lijken voor de hoofdstuk met name van belang: availability heuristic, deductive reasoning, expected utility theory, falsification principle, heuristics, inductive reasoning, premise en risk aversion.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Nederlandstalige samenvattingen en studiehulp bij de 4e druk van het boek:
Overige:
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution