Title: Bijlage - Notes - Circulatie 3 - UU - 1415
Bijlage - Notes - Circulatie 3 - UU - 1415

Zie hier voor een bijlage bij week 3.

Media of Medicine Supporter
Content categories
This content is used in bundle:

Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Circulatie 1, 2, 3 - UU - Studiebundel

Study notes bij Circulatie 1 - UU - Studiebundel
TentamenTests bij Circulatie 1 - UU - Studiebundel
Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Notes (2014-2015)

Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Notes (2014-2015)

Bevat aantekeningen bij de colleges, werkgroepen etc. bij het blok uit 2014-2015


Week 1

Deel 1 Hoorcolleges

HC 1 Inleiding in de nefrologie

De nieren liggen achterin de buikholte en kunnen dus niet met de handen gevoeld worden. Beide nieren worden van bloed voorzien door de a. renalis. Het bloed wordt weer afgevoerd door de v. renalis. De nier heeft een duidelijke opbouw:

  • Nierschors, dit is een radiaire structuur.

  • Niermerg, dit is ook een radiaire structuur.

De radiaire structuur van nierschors en –merg wordt verklaard door het feit dat nefronen in radiale richting gerangschikt zijn. Er zijn twee soorten nefronen bekend: de juxtamedullaire (diepe) en de corticale nefronen (oppervlakkige. We richten ons met name op de juxtamedullaire nefronen, omdat deze van groot belang zijn bij het concentrerend vermogen van de nier. Zij hebben een grotere Lis van Henle. Deze bestaan uit de volgende structuren:

  • De glomerulus. Dit is een kluwen van vaten met een aanvoerend (afferent) en een afvoerend (efferent) bloedvat. Hier vindt onder invloed van de bloeddruk filtratie plaats waardoor in water opgeloste afvalstoffen in het kapsel van Bowman terecht komen. Er wordt heel veel voorurine gemaakt, zo’n 150 L. Hiervan wordt 99% weer teruggehaald met behulp van tubulaire resorptie.

  • Proximale tubulus. Deze is verantwoordelijk voor ongeveer 2/3e van de resorptie.

  • Lis van Henle, deze heeft een groot concentrerend vermogen.

  • Distale tubulus. Hier wordt de uitscheiding van stoffen gereguleerd.

Aan elke aftakking van een arterie bevindt zich een glomerulus. De capillairen in de glomerulus worden bekleed met endotheelcellen die ruten op een basaalmembraan. Aan de andere kant van dit basaalmembraan liggen de podocyten. Stoffen die gefiltreerd worden gaan door deze lagen heen en komen in de ruimte van Bowman terecht.

Deze drie lagen vormen dus de filtratiebarrière. Onder invloed van de bloeddruk wordt vocht door de capillairwand geperst richting het kapsel van Bowman, alleen wateroplosbare stoffen kunnen mee en sommige eiwitten die klein genoeg zijn. Voorbeelden zijn glucose, water,.....read more

Access: 
Public
Bijlage - Notes - Circulatie 3 - UU - 1415
Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Stof bij de colleges

Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Stof bij de colleges

Bevat samenvattingen bij de stof van het blok, gebaseerd op voorgaande studiejaren


Verplichte stof week 1

Deel 1: Fysiologie en pathologie

I. Trombosevorming en aderverkalking

Hemostase (bloedstelping) bestaat uit drie afzonderlijke processen: vasoconstrictie, primaire hemostase en secundaire hemostase (bloedstolling). Hiernaast vindt fibrinolyse plaats, dit is het proces waarbij het stolsel wordt afgebroken.

Vasoconstrictie

Vasoconstrictie kan optreden als gevolg van beschadiging van een bloedvat. Vasoconstrictor tromboxaan A2 (TXA2) komt vrij uit bloedplaatjes en zorgt voor een lokaal myogeen spasme van het vat (dus vasoconstrictie). De mate van vasoconstrictie is afhankelijk van de grote van de beschadiging.

Primaire hemostase

De primaire hemostase is ook weer opgedeeld in drie deelprocessen:

  • Trombocytenactivatie. Bij beschadiging van de vaatwand komt collageen vrij (ligt onder het endotheel) en dit activeert trombocyten. De activatie leidt ertoe dat de glycoproteïne (GP) Ib-receptor en Ia-receptor tot expressie worden gebracht op het membraan van het bloedplaatje.

  • Trombocytenadhesie.

  • De Ib-receptor op het bloedplaatje bindt aan de vrij circulerende von Willebrandfactor (vWF). Deze von Willebrandfactor bindt weer aan het collageen van de vaatwand en fungeert zo als brugmolecuul.

  • De Ia-receptor op het bloedplaatje bindt aan fibronectine, wat weer bindt aan collageen.

  • Trombocytenaggregatie.

Door de adhesie raakt het bloedplaatje verder geactiveerd wat leidt tot een vormverandering van de trombocyt. Met behulp van het flip-flopmechanische (omkering van de membraan) komen GPIIb/IIIa receptoren tot expressie op het celmembraan van het bloedplaatje. Deze receptoren binden fibrinogeen, dat een verbinding zal vormen tussen andere geactiveerde bloedplaatjes.

Tijdens de activatie worden er ook stoffen uitgestoten die in de granulae van de trombocyten liggen (ADP, collageen, adrenaline en trombine), deze zorgen voor verdere activatie van de bloedplaatjes.

Secundaire hemostase

De secundaire hemostase wordt ook wel de stollingsfase genoemd en is het gevolg van een cascade van stollingsfactoren die er uiteindelijk voor zorgen dat het onoplosbare fibrine gevormd wordt. De cascade begint met vaatwand beschadiging, waardoor tissue factor (TF) vanuit de vaatwand in het bloed terecht komt. TF vormt dan een complex met factor VIIa, dat in kleine hoeveelheid aanwezig is. Er wordt hierdoor nog meer factor VII geactiveerd. Daarnaast bindt het TF-VIIa-complex aan factor X en activeert dit tot Xa. Vervolgens vormt dit tot een TF-VIIa-Xa-complex (tenase complex). Dit tenase complex kan met behulp van cofactor V, factor II (protrombine) binden tot protrombinase complex, waarna factor II (protrombine) wordt omgezet in factor IIa (trombine). Een geschikt fosfolipidenoppervlak is hierbij essentieel. Factor IIa zorgt ten slotte voor de omzetting van fibrinogeen in fibrine.

Ook zijn er nog twee versterkingslussen in dit systeem, die zijn in de figuur hieronder te zien. Ten eerste kan TF ook factor IX activeren, waarna deze met behulp van.....read more

Access: 
Public
Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde Utrecht - Oefententamens

Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde Utrecht - Oefententamens

Tentamenvragen inclusief antwoorden voor Circulatie 3.


Oefenvragen Circulatie III (1)

1. Een patiënt heeft hoge spitse T toppen op het ECG en een lage bloeddruk. Het meest waarschijnlijk lijdt hij aan het:

  1. syndroom van Conn
  2. syndroom van Cushing
  3. syndroom van Bartter
  4. syndroom van Addison

2. Een medicament dat de luminale natriumkanaaltjes blokkeert in de hoofdcellen van de corticale verzamelbuizen van de nieren:

  1. is een osmotisch diureticum
  2. versterkt het effect van aldosteron in de nier
  3. is een kaliumsparend diureticum
  4. heeft hypokaliëmie als belangrijke bijwerking

3. Een meisje van 6 jaar komt op uw spreekuur omdat zij sinds enkele dagen vooral ’s ochtends gezwollen oogleden heeft. Zij was voorheen altijd gezond. Haar oudere broertje kent u vanwege een milde atopische constitutie. De oogleden zijn niet rood en jeuken niet. Ook haar enkels zijn gezwollen maar niet rood of pijnlijk. Haar bloeddruk is 110/65 mm Hg. Bij laboratoriumonderzoek vindt u 3 g/L eiwit in de urine en enkele erytrocyten in het urinesediment. De serum kreatinineconcentratie is 52 mmol/L, de serum albumineconcentratie 19 gr/L. De serum complement C3 concentratie is normaal. De meest waarschijnlijke diagnose is:

  1. Postinfectieuze glomerulonefritis
  2. Idiopathisch nefrotisch syndroom
  3. Een allergische reactie
  4. Pyelonefritis

4. Een jongetje van 4 jaar wordt door de huisarts ingezonden vanwege enkele dagen bestaande bloederige diarree en toenemende malaise. Hij braakt enkele malen per dag en is minder gaan plassen. Hij heeft geen koorts, maar is erg bleek. Zijn bloeddruk bedraagt 118/75 mm Hg. Bij laboratoriumonderzoek vindt u een hemoglobineconcentratie van 4,2 mmol/L (sterk verlaagd), thrombocyten 78 x 109/L (sterk verlaagd), leukocyten 24 x 109/L (sterk verhoogd), kreatinine 450 mmol/L. In urine zijn veel erytrocyten en leukocyten aantoonbaar, evenals 6 gr/L eiwit. De meest waarschijnlijke diagnose bij deze patiënt is:

  1. een chronische nierinsufficiëntie
  2. het hemolytisch-uremisch syndroom
  3. een acute glomerulonefritis
  4. een acute pyelonefritis

5. Na opname van een kaliumrijke maaltijd is de verhoogde renale excretie van kalium primair het gevolg van:

  1. Toegenomen filtratie van kalium
  2. Afgenomen proximale resorptie van gefiltreerd kalium
  3. Toegenomen secretie van kalium in de laat distale en corticale verzamelbuizen
  4. Afgenomen medullaire kalium resorptie

6. Bij een acute tubulusnecrose is:

  1. De urine Na concentratie hoog en de urine osmolariteit hoog
  2. De urine Na concentratie laag en de urine osmolariteit laag
  3. De urine Na concentratie hoog en de urine osmolariteit laag
  4. De urine Na concentratie laag en de urine osmolariteit hoog

7. Bij een 59-jarige man komt bij aanvullend onderzoek wegens vermoeidheid een ernstige nierinsufficientie aan het licht (plasma kreatinine 930 micromol/l, normaal is 58-103 micromol/l). Echografisch hebben beide nieren een normale anatomie en een lengte van 13,5 cm......read more

Access: 
Public
Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Notes (2015-2016)

Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Notes (2015-2016)

Bevat aantekeningen bij de colleges, werkgroepen etc. bij het blok uit 2015-2016


HC Inleiding in de nefrologie

De nieren liggen achterin de buikholte en kunnen dus niet met de handen gevoeld worden. Beide nieren worden van bloed voorzien door een a. renalis. Het bloed wordt weer afgevoerd door de v. renalis. De nier heeft een duidelijke opbouw:

  • Nierschors, dit is een radiaire structuur.

  • Niermerg, dit is ook een radiaire structuur.

De radiaire structuur van nierschors en –merg wordt verklaard door het feit dat nefronen in radiale richting gerangschikt zijn. De nefronen bestaan uit de volgende structuren:

  • De glomerulus. Dit is een kluwen van vaten met een aanvoerend (afferent) en een afvoerend (efferent) bloedvat/arteriole. Hier vindt onder invloed van de bloeddruk filtratie plaats waardoor in water opgeloste afvalstoffen in het kapsel van Bowman terecht komen. Er wordt heel veel voorurine gemaakt, zo’n 150 L per dag. Hiervan wordt 99% weer teruggehaald met behulp van tubulaire resorptie.

  • Proximale tubulus. Deze is verantwoordelijk voor ongeveer 2/3e van de resorptie.

  • Lis van Henle.

  • Distale tubulus.

  • Verzamelbuis

Aan elke aftakking van een arterie bevindt zich een glomerulus. De capillairen in de glomerulus worden bekleed met endotheelcellen die rusten op een basaalmembraan. Aan de andere kant van dit basaalmembraan liggen de podocyten. Stoffen die gefiltreerd worden gaan door deze lagen heen en komen in de ruimte van Bowman terecht.

Deze drie lagen vormen dus de filtratiebarrière. Onder invloed van de bloeddruk wordt vocht door de capillairwand geperst richting het kapsel van Bowman. Alleen water-oplosbare stoffen kunnen mee en sommige eiwitten die klein genoeg zijn. Voorbeelden zijn glucose, water, aminozuren (moeten behouden blijven), ureum en mineralen (zouten). Welke stoffen.....read more

Access: 
Public
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Related content or attachment:
Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Notes (2014-2015)

Circulatie 3 - B2 - Geneeskunde - UU - Notes (2014-2015)

Bevat aantekeningen bij de colleges, werkgroepen etc. bij het blok uit 2014-2015


Week 1

Deel 1 Hoorcolleges

HC 1 Inleiding in de nefrologie

De nieren liggen achterin de buikholte en kunnen dus niet met de handen gevoeld worden. Beide nieren worden van bloed voorzien door de a. renalis. Het bloed wordt weer afgevoerd door de v. renalis. De nier heeft een duidelijke opbouw:

  • Nierschors, dit is een radiaire structuur.

  • Niermerg, dit is ook een radiaire structuur.

De radiaire structuur van nierschors en –merg wordt verklaard door het feit dat nefronen in radiale richting gerangschikt zijn. Er zijn twee soorten nefronen bekend: de juxtamedullaire (diepe) en de corticale nefronen (oppervlakkige. We richten ons met name op de juxtamedullaire nefronen, omdat deze van groot belang zijn bij het concentrerend vermogen van de nier. Zij hebben een grotere Lis van Henle. Deze bestaan uit de volgende structuren:

  • De glomerulus. Dit is een kluwen van vaten met een aanvoerend (afferent) en een afvoerend (efferent) bloedvat. Hier vindt onder invloed van de bloeddruk filtratie plaats waardoor in water opgeloste afvalstoffen in het kapsel van Bowman terecht komen. Er wordt heel veel voorurine gemaakt, zo’n 150 L. Hiervan wordt 99% weer teruggehaald met behulp van tubulaire resorptie.

  • Proximale tubulus. Deze is verantwoordelijk voor ongeveer 2/3e van de resorptie.

  • Lis van Henle, deze heeft een groot concentrerend vermogen.

  • Distale tubulus. Hier wordt de uitscheiding van stoffen gereguleerd.

Aan elke aftakking van een arterie bevindt zich een glomerulus. De capillairen in de glomerulus worden bekleed met endotheelcellen die ruten op een basaalmembraan. Aan de andere kant van dit basaalmembraan liggen de podocyten. Stoffen die gefiltreerd worden gaan door deze lagen heen en komen in de ruimte van Bowman terecht.

Deze drie lagen vormen dus de filtratiebarrière. Onder invloed van de bloeddruk wordt vocht door de capillairwand geperst richting het kapsel van Bowman, alleen wateroplosbare stoffen kunnen mee en sommige eiwitten die klein genoeg zijn. Voorbeelden zijn glucose, water,.....read more

Access: 
Public
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1609