Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
De meeste synapsen zijn:
Axosomatisch
Axodentritisch
Axoaxonisch
Dendrodentritisch
Welke stelling is juist?
I. Monoamines worden zowel in het soma als in de axon zelf gemaakt.
II. Monoamines worden na de neurotransmissie gedeeltelijk heropgenomen in het presynaptische neuron door de reuptake pump.
Alleen I is juist
Alleen II is juist
I en II zijn juist
I en II zijn allebei niet juist
Wat is het verschil tussen perifere en secretorische proteïnen m.b.t. de productie, functie en de mogelijkheid tot transport?
Welk van de volgende dingen zorgt niet voor een toename in aanmaak van groeifactoren?
Psychofarmacologische drugs
Psychotherapie
Slaap
Leren en oefenen
Celdood waarbij sprake is van een ernstig, plotseling celletsel waarna een ontstekingsreactie ontstaat is een gevolg van:
Apoptose
Necrose
Kinose
Epitose
In welke structuren vindt na de geboorte geen neurogenese meer plaats?
Gyrus Dentatus
Hippocampus
Gyrus parahippocampalis
Bulbus Olfactorius
Tot wanneer in het leven vindt synaptogenese plaats?
Tot de geboorte
Tot en met het tweede levensjaar
Tot en met het vijfentwintigste levensjaar (als je hersenen uitgegroeid zijn)
Gedurende het hele leven
Wat is excitotoxiciteit?
Welke bewering over neurotransmitters is juist:
Neurotransmitters gaan door de postsynaptische kanalen heen waar ze hun effect uitoefenen op de postsynaptische neuron.
Neurotransmitters worden altijd gesynthetiseerd in een neuron.
Een neurotransmitter is altijd inhibitior of exitatoir, niet beiden.
Een neuron reageert alleen op één specifieke neurotransmitter.
Wat zijn de zes klassieke neurotransmitters?
Wat is volume neurotransmissie?
Het vuren van een grote hoeveelheid neurotransmitters in één keer.
Het lekken van neurotransmitters uit een synaps waardoor die bindt aan een andere neuron of andere receptors op dezelfde neuron.
De verzending van verschillende soorten neurotransmitters binnen één synaps.
Een vorm van neurotransmissie buiten de synaptische spleet.
Wat is geen first messenger?
Neurotransmitters
Neurotrofines
Hormonen
Groeifactoren
Wat is de second messenger bij ionkanaal gelinkte systemen?
Een ion
Calcium
Kinase
Calcium Kinase
Wat is het verschil tussen norepinefrine en noradrenaline?
Op welke manier kunnen receptors gedownreguleerd worden?
Door het vormen van een kuil, waardoor de receptors niet bereikbaar zijn voor neurotransmitters
Door een verminderde productie van receptoren
Beide antwoorden zijn goed
Geen van de antwoorden is goed.
Hoe werken onmiddelijke-vroege en late genen (immediate-early genes)?
Op welke plekken op een neuron zijn psychofarmaca werkzaam?
Welke stelling is juist?
I. De monoamine transporters SERT, DAT en NET zijn selectief gericht op het vervoeren van één type monoamine.
II. De monoamines serotonine, dopamine en noradrenaline worden allemaal door dezelfde vesiculaire transporter in een vesikel terug geplaatst.
I is juist
II is juist
I en II zijn beide juist
I en II zijn beide niet juist
Hoe komt het dat een sodiumtekort kan leiden tot verminderde heropname van neurotransmitters?
Welke van deze uitspraken over psychofarmaca die allosterisch werken klopt niet
Ze kunnen een transporter uit zetten
Ze kunnen de hoeveel heid van een bepaalde neurotransmitter toe laten nemen in de synaptische spleet
Ze hebben invloed op de soort neurotransmitter die vervoerd wordt door de transporter
Ze binden zich aan de transporter zonder zelf in de neuron getransporteerd te worden.
Hoe wordt een te veel van monoamines in de synaptische spleet voorkomen?
Door middel van heropnametransporters en enzymen
Door middel van heropnametransporters en apoptose van de neurotransmitter
Door middel van enzymen en apoptose van de neurotransmitter
Door middel van enzymen en diffusie
Noem van de zes klassieke neurotransmitters de plasma membraan transporters en intracellulaire synatpsiche vesiculaire transporters
Welke stellingen over het agonistenspectrum zijn juist?
Antagonisten hebben het tegenovergestelde effect van agonisten
Agonisten hebben altijd een exciterende werking
Antagonisten hebben in principe geen effect
Partiele agonisten verminderen de werking van agnonisten
Partiele agonisten hebben geen effect in de afwezigheid van een agonist
Omgekeerde agonisten hebben altijd een inhiberende werking
Omgekeerde agonisten doen het tegenovergestelde van agonisten
Het is soms onduidelijk wat het verschil in werking is tussen een omgekeerde agonist en een stille antagonist
Neurotransmitters werken alleen als agonisten
Drugs kunnen direct als agonist werken door de hoeveelheid neurotransmitters te verhogen
Wat is het effect van een positieve allosterische modulator (PAM) op een glutamaat receptor in de aanwezigheid van glutamaat?
Meer glutamaat en dus een exciterende werking
Meer glutamaat en dus een inhiberende werking
Minder glutamaat en dus een exciterende werking
Minder glutamaat en dus een inhiberende werking
Leg de werking van benzodiazepines uit met betrekking tot allosterische modulatie.
Hoe lang duurt het voordat de inactivatie van een receptor door desensitisatie ongedaan wordt gemaakt na verwijdering van de agonist?
Direct
Een aantal uren
Een aantal dagen
Inactivatie is definitief en omkering is dus niet mogelijk
Welke stelling is juist?
I. Psychofarmaca die op ionotrope receptoren werken hebben een direct effect.
II. Spanningsafhankelijke calciumkanalen kunnen door zowel neurotransmitters als voltageverschillen in het membraan geopend worden
Alleen I is juist
Alleen II is juist
I en II zijn juist
I en II zijn allebei niet juist
Leg uit wat excitatie-secretie koppeling is
Psychofarmaca als monoamine oxidase en acetylcholinesterase..
Zorgen voor de afbraak van neurotransmitters in de synaptische spleet
Zetten zich vast op receptors waardoor de activiteit verminderd wordt
Hebben een zeer sterke affiniteit met respectievelijk monoamines en acetylcholine
Inhiberen enzymactiviteit waardoor er meer monoamines of acetylcholines zijn
Een afwijkend circuit in de hersenen is een voorbeeld van:
Biologische endofenotypes
Symptoom endofenotypes
Een silent symptoom
Een abnormaal genotype
Waarom kun je nooit met zekerheid stellen dat een risico-gen tot een bepaalde stoornis gaat leiden?
Leg het stress-diathese model uit.
Hoe loopt de CSTC-loop
Van de caudate nucleus, naar het striatum, naar de thalamus, naar de cortex
Van de cortex, naar het striatum, naar de thalamus, naar het cerebellum
Van de cortex, naar het striatum, naar de thalamus, naar de cortex
Van de caudate nucleus, naar het striatum, naar het cerebellum
Leg de signaal-ruisverhouding uit en hoe deze beïnvloedt wordt door monoamines.
Koppel de volgende gebieden en functies aan elkaar:
Gebied Functie
a. Orbitofrontale cortex 1. verbaal geheugen, spraak en gehoorfuncties
b. DLPFC 2. het ontvangen, integreren en verwerken van visuele informatie.
c. VMPFC 3. emotionele verwerking.
d. Temporale kwab 4. selectieve aandacht en emotieregulatie.
e. Occipitale kwab 5. impulsen, compulsen en driften.
f. ACC 6. executief funtioneren, probleem oplossen en analyseren.
Is er bij de volgende symptomen sprake van een biologisch (b) of een symptoom (s) endofenotype
Een verminderde actiteit van een enzym
Een verminderd werkgeheugen
Psychose
Verhoogd agressief gedrag
Verhoogde activiteit van dopamine
Slecht zien
Verminderde activatie CSTC-loop
Leg diabolisch leren uit
Waarom is het zo dat je na bijvoorbeeld een depressie of een psychose meer kans hebt om terug te vallen hierin dan andere mensen?
Omdat je een genetische aanleg hebt voor deze stoornissen
Omdat je circuits altijd extra gevoelig blijven voor stress, waardoor je minder aan kan.
Omdat er irreversibele schade is aan neuronen en synapsen
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Welke combinatie van alellen van het COMT-gen leidt tot de meeste dopamine?
Met-met
Val-met
Met-val
Val-val
Welke hersenstructuur is bij uitstek betrokken bij de Stroop test?
VMPFC
DLPFC
ACC
Visuele cortex
Wat is geen soort psychose?
Paranoïde psychose
Chaotische psychose
Gedesorganiseerde psychose
Manische psychose
Zijn de volgende symptomen van schizofrenie positief (1), negatief (2), affectief (3), cognitief (4) of agressief (5)? (meerdere antwoorden mogelijk)
Wanen
Suicidaliteit
Apathie
Verhoogde afleidbaarheid
Concentratieproblemen
Hallucinaties
Angst
Depressie
Onvoorspelbare woedeuitbarstingen
Slapeloosheid
Zelfverwaarlozing
Welke vijf dopaminepaden zijn, hoe is de activiteit van deze dopamine paden bij onbehandelde schizofrenie en, indien abnormaal, welke symptomen veroorzaakt dat?
Wat zijn de co-transmitters voor glutamaat?
Glycine en glutamine
Glycine en d-serine
Glutamine en L- sert
L-sert en en d-serine
Welke rol heeft de drug phencyclidine (PCP) gespeeld bij de ontwikkeling van de NMDA hypothese van schizofrenie?
De gebrekkige zintuiglijke filter bij schizofrenie wordt in eerste instantie veroorzaakt door:
Een overschot aan glutamaat
Een tekort aan glutamaat
Een overschot aan GABA
Een tekort aan GABA
Wat is geen hypothese voor de oorzaak van schizofrenie?
Exitotoxiciteit
Te veel dopamine
Hypoactieve NMDA receptoren
Te veel serotonine
Hoe functioneert de prefrontale cortex bij schizofrenie?
Hij is hypoactief
Hij is hyperactief
Hij is zowel hypo- als hyperactief
Normaal
Wat zijn secundaire negatieve symptomen?
Welke dopaminepaden zijn bij onbehandelde schizofrenie niet afwijkend, maar bij behandeling met klassieke antipsychotica wel?
Tuberoinfundibulaire en mesocorticale pad
Tuberoinfundibulaire en nigrostriatale pad
Nigrostriatale en mesolimbische pad
Mesolimbische en mesocorticale pad
Wat is geen bijwerking van klassieke antipsychotica?
Droge mond
Slaperigheid
Hypertensie
Gewichtstoename
Wat zijn extrapyramidale symptomen en hoe ontstaan ze?
Welke twee eigenschappen hebben atypische antipsychotica in ieder geval?
D2 en 5HT2A antagonisme
M1 en 5HT2A antagonisme
D2 en 5HT1A antagonisme
M1 en 5HT1A antagonisme
Wat gebeurt er als je clozapine gebruikt in combinatie met fluvoxamine? Wat moet je dan aanpassen zodat het antipsychoticum goed blijft werken? En wat gebeurt er als je clozapine gebruikt en je rookt?
Welk antipsychoticum verlaagd het risico op zelfmoord?
Olanzapine
Quetapine
Clozapine
Risperidon
Welk antipsychoticum werkt met name goed tegen affectieve en cognitieve symptomen?
Olanzapine
Quetapine
Clozapine
Risperidon
Wat is de eerste keus bij het medicatievoorschrift voor psychoses?
Clozapine
klassiek antipsychoticum
SDA of DPA
SDA of DPA in combinatie met D2-antagonist
Welke combinatie van antipsychotica mag je nooit voorschrijven?
Atypisch + atypisch
Atypisch + conventioneel
Conventioneel + conventioneel
Je mag sowieso geen combinaties van antipsychotica voorschrijven.
Bij de overstap naar een ander medicijn is het belangrijk om…
Geen overlap te hebben in het gebruik van de twee medicijnen
Langzaam op en af te bouwen met een lichte overlap
Langzaam op en af te bouwen met een grote overlap
De twee medicijnen tijdelijk tegelijk in te nemen
Welke stoornis bestaat uit hypomanische episodes zonder depressieve episodes?
Bipolaire stoornis II
Bipolaire stoornis I ½
Bipolaire stoornis III
Bipolaire stoornis ¼
Welke stoornis bestaat uit één of meer depressieve episodes en ten minste één hypomane episode?
Bipolaire stoornis II
Bipolaire stoornis I ½
Bipolaire stoornis III
Bipolaire stoornis ¼
Wat is het verschil tussen een unipolaire depressie en een bipolaire depressieve episode?
Unipolaire depressies reageren beter op medicatie
Bij een bipolaire depressie is er meer sprake van weinig slapen en eten
Een bipolaire stoornis begint vaak eerder in het leven
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Wat is de monoamine receptor hypothese van depressie?
Welke stelling is juist?
I. Alle antidepressiva werken op zo’n manier dat ze de neurotransmissie van monoamines verhogen.
II. Het is niet bekend wat de precieze oorzaak is van een depressie.
Alleen I is juist
Alleen II is juist
I en II zijn juist
I en II zijn allebei niet juist
Depressie bestaat uit verminderd positief affect en toegenomen negatief effect. Noem van allebei deze toestanden drie voorbeelden.
Wat voor symptomen veroorzaakt de verminderde activiteit van de orbitofrontale cortex bij manie?
Hyperactiviteit en verminderde behoefte aan slaap
Uitbundige stemming en blijheid
Gedachtevlucht en verhoogde afleidbaarheid
Impulsiviteit en spreekdrang.
Hoeveel procent van de patienten met een depressie behaalt nooit een volledige remissie van hun symptomen met behulp van medicatie?
66%
50%
33%
25%
Wat is de voornaamste reden hiervoor?
Veel mensen stoppen vaak met de medicijnen
De medicijnen werken niet bij iedereen goed genoeg
Er is vaak te weinig medicatietrouw
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Hoe komt het dat antidepressiva pas na een tijdje hun antidepressieve werking hebben terwijl de hoeveelheid monoamines al eerder is toegenomen?
Voor wat voor soort patiënten zijn SSRI’s een goede keuze?
Patiënten met een verhoogd negatief affect
Patienten met een verlaagd positief affect
Patiënten met een verlaagd negatief affect
Patiënten met een verhoogd positief affect
Hoe komt het dat SNRI’s ook invloed hebben op de hoeveelheid dopamine?
Wat is het grootste risico bij MAO blokkers?
Er is een grote kans op verslaving
Het kan leiden tot een fatale hypertensie
Het leidt tot een hypokinetisch rigide syndroom
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
In welk voedingsmiddel zit geen tyramine?
Tuinbonen
Tapbier
Rookworst
Gedroogd fruit
Waarom heten tricyclische antidepressiva ‘tricyclisch’?
Omdat de werking drie fases heeft
Omdat de chemische structuur drie ringen heeft
Omdat het in drie verschillende vormen wordt gegeven
Omdat het invloed heeft op drie verschillende neurotransmitter systemen
Wanneer hebben vrouwen niet meer kans op een depressie dan mannen?
Tijdens de menopause (perimenopausaal)
Na een bevalling (postpartum)
Na de menopause (postmenopausaal)
In de puberteit
Wat is de eerste keuze medicatie bij depressie?
SSRI
NDRI
SNRI
Alle bovenstaande
Welk medicijn wordt niet gebruikt als stemmingstabilisator?
Anti-epileptica
Atypische antipsychotica
Conventionele antipsychotica
Lithiumachtige medicijnen
Welke stelling is juist?
I. Lithium werkt alleen als onderhoudsmedicatie, niet voor de acute fase.
II. Lithium werkt beter tegen de manische en minder goed tegen de depressieve fase van een bipolaire stoornis.
Alleen I is juist
Alleen II is juist
I en II zijn juist
I en II zijn allebei niet juist
Valproïnezuur wordt gebruikt als medicijn bij een bipolaire stoornis. Wat omschrijft het beste de werking van valproïnezuur?
Het gaat de manische symptomen tegen
Het gaat de depressieve symptomen tegen
Het werkt zowel tegen manische of depressieve symptomen, maar beter tegen manische symptomen
Het werkt zowel tegen manische of depressieve symptomen, maar beter tegen depressieve symptomen
Waardoor wordt chronische angst veroorzaakt?
Een overactieve CSTC-loop
Een overactieve amygdala
Een overactieve prefrontale cortex
Een overactieve nucleus caudatus
Hoe gaat de theorie over het ontstaan van angststoornissen en rol van de afstelling van benzodiazepine receptoren hierbij?
Welke stelling over benzodiazepines is juist?
I. Benzodiazepines hebben zelf geen werking, maar versterken alleen de werking van GABA.
II. benzodiazepines verhogen tonische postsynaptische inhibitie van overactieve neuronen in de amygdala of CSTC loop.
Alleen I is juist
Alleen II is juist
I en II zijn juist
I en II zijn allebei niet juist
Hoe komt het dat sommige mensen ‘angstig geboren’ worden? Leg uit aan de hand van de SERT pomp.
In welk hersengebied leidt stress voornamelijk tot atrofie?
De prefrontale cortex
De amygdala
De hippocampus
De CSTC-loop
Waarom is het voor kinderen niet goed om te weinig stress te ervaren in hun jeugd?
Omdat ze daardoor niet leren de goede kanten van het leven te waarderen
Omdat ze daardoor later in hun leven verminderd reageren op stress
Omdat ze daardoor later in hun leven versterkt reageren op stress
Omdat ze daardoor een volledige willekeurige stress activatie kunnen krijgen later in hun leven.
Wat is een symptoom van een overactieve HPA-as?
Hippocampus atrofie
Verhoogde glucocorticoïden
Verhoogd actieve hypothalamus
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Tegenwoordig worden vlak na een trauma bèta blokkers gegeven om de angstconditionering tegen te gaan. Hoe gaat dit in zijn werk?
De bèta blokkers zorgen ervoor dat je amygdala geïnhibeerd wordt
De bèta blokkers gaan versterking van synapsen tegen, waardoor de herinnering minder sterk wordt
De bèta blokkers verhogen de hoeveelheid serotonine en geven je een positief gevoel
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Wat is pijn? Geef de volledige definitie.
Wat is hypalgesie?
Te veel pijn voelen
Te weinig pijn voelen
Pijn voelen n.a.v. een niet pijnlijke prikkel
Geen pijn voelen
Welke pijnvezels detecteren kleine bewegingen, lichte aanraking, beweging van het haar en vibraties?
A β vezels
A δ vezels
C vezels
D vezels
Waar in het ruggenmerg projecteren primaire afferente neuronen op?
De voorhoorn
De zijhoorn
De achterhoorn
Het centrum
Wat is geen oorzaak van neuropathische pijn?
Ectopische activitiet
Ephaptic cross-talk
Een hernia
Tangled neuroma’s
Het is nog niet precies duidelijk wat de oorzaak is van functionele somatische syndromen als fibromyalgie en prikkelbare darm syndroom (IBS), maar er is wel een vermoeden. Wat houdt de huidige theorie in met betrekking tot norepinefrine en serotonine?
Hoe moduleren endogene opioïdes pijn en met welk doel?
Wat is geen symptoom van fibromyalgie?
Angst
Pijn aan gewrichten
Concentratie problemen
Slecht slapen
Wat is de functie van hypocretine/orexine?
Het stimuleert slaap
Het stimuleert waak
Het stabiliseert de slaap/waakswitch
Het wordt geactiveerd door licht en zorgt er hierdoor voor dat je moe wordt als het donker is en wakker als het licht is.
Wat is de functie van de thalamische filter?
Zorgen dat je wakker blijft
Zorgen dat je in slaap blijft
Zorgen dat je gaat slapen
Zorgen dat je wakker wordt
Welke halfwaardetijd is het beste voor slaapmiddelen?
> 24 uur
15-24 uur
8-15 uur
5-7 uur
Welke symptomen zijn bij kinderen met ADHD vaak het meest aanwezig (meerdere antwoorden mogelijk)
Selectieve aandachtsproblemen
Volgehouden aandachtsproblemen
Hyperactiviteit
Impulsiviteit
Welke symptomen zijn bij volwassenen met ADHD vaak het meest aanwezig (meerdere antwoorden mogelijk)
Selectieve aandachtsproblemen
Volgehouden aandachtsproblemen
Hyperactiviteit
Impulsiviteit
ADHD kan zowel door te weinig als te veel opwinding komen. Leg uit hoe ADHD veroorzaakt wordt door de te weinig arousal.
Waarom wordt aan volwassenen doorgaans geen ritalin of methylenidaat voorgeschreven bij de behandeling van ADHD?
Vanwege de vaak voorkomende comorbiditeit
Vanwege het risico op verslaving
Vanwege het feit dat de veiligheid en werkzaamheid bij volwassenen niet aangetoond is
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Wat is de meest veelvoorkomende vorm van dementie?
Vasculaire dementie
Frontotemporale dementie
Alzheimer’s dementie
Lewy-Body dementie
Leg de amyloïd cascade hypothese van alzheimer’s dementie uit.
Hoe veel procent van de patiënten met MCI heeft binnen tien jaar Alzheimer’s?
50%
60%
70%
80%
Waar in de hersenen start alzheimer waarschijnlijk?
Hippocampus
Prefrontale cortex
Nucleus basalis
Basale ganglia
Welke rol speel acetylcholine bij Alzheimer?
Er is een overschot aan acetylcholine
Er is een tekort aan acetylcholine
Er is geen acetylcholine
Acetylcholine speelt geen belangrijke rol
Wat doet het medicijn memantine tegen de symptomen van de ziekte van Alzheimer?
Het gaat de verhoogde activatie van glutamaat tegen
Het gaat de verminderde activatie van glutamaat tegen
Het gaat de verhoogde activatie van acetylcholine tegen
Het gaat de verminderde activatie van acetylcholine tegen
Waarom mag je geen antipsychotica geven bij lewy-body dementie?
Omdat het niet werkt
Omdat het zorgt voor fatale hypertensie
Omdat het ernstige risico’s door extrapiramidale verschijnselen oplevert
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed
Wat is craving?
De neiging om meer drugs te gebruiken
Een gedragspatroon dat gekenmerkt wordt door een overmatige aandacht voor een middel
Een fysiologische reactie op het plotseling staken van een middel
Het extreem trek hebben in een middel.
Wat hebben anandamine, acetylcholine, enkefaline en dopamine gemeen?
Het zijn endogene stoffen die door drugs nagebootst worden
Het zijn exogene stoffen die door drugs nagebootst worden
Het zijn stoffen die zelf de werking van een drug nabootsen
Ze bestrijden pijn
Welke rol speelt de amygdala bij het reactieve beloningssysteem?
Het bepaalt of er plezier aan komt
Het maakt dopamine aan en geeft een signaal dat er iets leuks aan komt
Het geeft informatie over de context
Het is op zoek naar beloning (drugs)
Welke rol speelt de hippocampus bij het reflectieve beloningssysteem?
Het bepaalt of er actie uitgevoerd moet worden
Het analyseert de situatie
Het geeft informatie over de context
Het geeft informatie eerdere gebeurtenissen
Waarom zitten er ongeveer 20 sigaretten in een pakje en niet veel minder?
Omdat sigaretten anders te goedkoop zijn
Omdat dat precies genoeg sigaretten zijn om je nicotine receptoren de hele dag verdoofd te houden
Dit is toevallig zo
Omdat mensen anders te veel gaan roken.
Wat gebeurt er als iemand die nicotinepleisters gebruikt daarbij gaat roken?
Wat doet het medicijn disulfiram tegen alcoholmisbruik?
Het gaat de plezierige effecten van alcohol tegen
Het verminderd onthoudingsverschijnselen
Het maakt dat je van het alcohol drinken heel ziek wordt (je krijgt als het ware een hevige kater tijdens het drinken)
Het maakt dat je niets voelt van de effecten van de alcohol
Welke drugs veroorzaakt tijdelijk dezelfde symptomen als schizofrenie?
GHB
MDMA
Psylocybine
PCP
B
C
Perifere proteïnen worden geproduceerd door vrije polysomen, zijn in water oplosbaar en kunnen daardoor via het cytoplasma direct naar dendrieten of axonen geëxporteerd worden. Secretorische protreinen worden geproduceerd door het ruw endoplastisch reticulum, zijn membraangebonden en kunnen daardoor slechts verpakt in blaasjes (vesicles) vervoerd worden.
C
B
C
D
Het overactiveren van een synaps. Dit leidt tot vernietiging van de synaps.
B
Glutamaat, GABA, Dopamine, Serotonine, Norepinefrine, Acetylcholine.
B
D
A
Norepinefrine wordt in Amerika gebruikt, terwijl noradrenaline veel in europa wordt gebruikt, hoewel de officiële medische term wel norepinefrine is. Er is dus geen verschil tussen norepinefrine en noradrenaline.
C
Deze genen worden snel geactiveerd door neurotransmitters, waarna ze beginnen met het produceren van proteïnes. Deze proteïnes vormen leucine-zippers welke zorgen voor de activatie van een grote groep late-genen.
30 % op neurotransmitter transporters, 30% op G-proteïne gelinkte transporters, 20% op ligandafhankelijke ionkanalen, 10% op spanningsafhankelijke ionkanalen en 10% op enzymen.
B
Na+Ka+-ATPase wekt energie op door middel van het uitpompen van sodium. Hierdoor kunnen amines en chloride of kalium de cel weer in gepompt worden. Als er geen sodium meer is om uit de cel te pompen is het ook niet mogelijk om amines de cel in de pompen.
C
A
Dopamine: DAT & VMAT2
Serotonine: SERT & VMAT2
Noradrenaline: NET & VMAT2
GABA: GAT 1-4 & VIAAT
Acetylcholine: Choline transporter & VAChT
Glutamaat: EAAAT 1-5 & VGluT1-3
C, D, G, H, I
A
Benzodiazepines zijn positieve allosterische modulators (PAM’s) van GABA receptoren. Hierdoor wordt de inhiberende werking van GABA versterkt en dit leidt tot kalmerende en slaapverwekkende effecten.
B
A
Wanneer er een actiepotentiaal ontstaat in een neuron, zend deze een impuls door de axon via spanningsafhankelijke sodiumkanalen. Deze openen zich één voor één om sodium binnen te laten. De elektrische impuls bereikt uiteindelijk de axon-terminal, waar de spanningsafhankelijke calciumkanalen op het actiepotentiaal reageren door te openen en calcium binnen te laten. Deze invloed van calcium leidt tot de samensmelting van de synaptische blaasjes met het membraan, waardoor de neurotransmitters losgelaten worden in de synaptische spleet.
D
A
Er zijn veel dingen die invloed hebben op de uiteindelijke manier waarop dit gen tot expressie gebracht gaat worden. Bijvoorbeeld: persoonlijkheid, andere ‘gezonde’ gene en omgevingsfactoren.
Het wel of niet krijgen van psychische stoornissen is een gevolg van een combinatie van genetische en omgevingsinvloeden. Als je genetische aanleg heb voor een stoornis kan een stressor in je leven de oorzaak zijn voor het ontstaan van de stoornis. Als je deze genetische aanleg niet hebt is de kans kleiner dat je de stoornis krijgt omdat je meer back-up mechanismes hebt om om te gaan met heftige gebeurtenissen. Een genetische aanleg hoeft niet te betekenen dat je de stoornis ook daadwerkelijk krijgt. Dat je geen genetische aanleg hebt hoeft andersom ook niet te betekenen dat je de stoornis niet krijgt. De aanwezigheid en de sterkte van de stressoren hebben hier veel invloed op.
C
De piramide-cellen van de CSTC loop ontvangen competitieve signalen die als het ware ruis vormen; monoamines kunnen daarbij een bepaald signaal versterken zodat dit signaal belangrijker wordt dan de rest, dit leidt tot verbetering van de signaal-ruisverhouding. Hierbij is meer niet altijd beter: er is een optimale dosis receptor-stimulatie nodig voor optimale stemming van de signaal-ruisverhouding, wat betekent dat neurotransmissie niet te veel en niet te weinig moet zijn.
a5;b6;c3;d1;e2;f4
I b, II b, III s, IV s, V b, VI s, VII b
Wanneer slecht functionerende circuits andere circuits als het ware ‘leren’ ook inefficiënt en overactief te raken.
D
A
C
B
A 1; B 3; C 3,1; D 4; E 4; F 1; G 3; H 3; I 5; J 1; K 2
Mesolimbisch pad: hoog positieve symptomen.
Mesocorticaal pad naar de DLPFC: laag cognitieve en negatieve symptomen.
Mesocorticaal pad naar de VMPFC: laag affectieve en negatieve symptomen
Nigrostriataal pad: normaal normaal
Turberoinfundibular pad: normaal normaal.
B
PCP is een NMDA antagonist en geeft dezelfde positieve symptomen als bij schizofrenie. Hierdoor kwam het idee dat de NMDA-receptoren in de Cortico-hersenstam glutamaat projectie hypoactief zijn bij schizofrenie.
B
D
C
Dit zijn negatieve (en affectieve) symptomen die ontstaan door het gebruik van klassieke antipsychotica. Blokkering van D2-receptoren in het mesolimbisch systeem blokkeert ook de beloningsmechanismen, wat leidt tot apathie, anhedonie, verminderde motivatie, interesse en plezier in sociale interacties.
B
C
De blokkering van D2-receptoren door toediening van klassieke antipsychotica leidt tot motorische parkinsonachtige bijwerkingen. Deze heten extrapyramidale symptomen (EPS). Het bestaat uit een hypokinetisch rigide syndroom.
A
Fluvoxamine, clozapine en roken hebben allemaal invloed op CYP 1A2. Door de fluvoxamine, een inhibitor van CYP 1A2, komt er te veel clozapine, een substraat van CYP 1A2, in het bloed. Hierdoor krijg je een verhoogd risico op insulten. Als je deze twee medicijnen tegelijk neemt moet de hoeveelheid clozapine naar beneden aangepast worden. Als je in combinatie met clozapine rookt heb je meer medicatie nodig aangezien roken een versterker is van CYP 1A2 waardoor er minder clozapine in het bloed terecht komt.
C
A
C
C
B
B
A
C
De monoamine receptor hypothese stelt dat een tekort aan activiteit van de neurotransmitters leidt tot een upregulatie van de receptoren, waardoor er meer behoefte is aan monoamines, en dit leidt tot een depressie. Hier is weinig bewijs voor.
C
Verminderd positief affect: depressieve stemming, verlies van plezier, verlies van interesse, verlies van energie, verminderde alertheid en verminderd zelfvertrouwen. Toegenomen negatief affect: depressieve stemming, schuldgevoel, afkeer, angst, vijandigheid, irritatie, eenzaamheid.
D
C
A
Dit komt mogelijk door receptorsensitiviteit. De toename van het neurotransmitterniveau leidt pas na enige tijd tot aanpassingen in de receptorsensitiviteit, namelijk downregulatie ofwel het minder sensitief worden van de receptoren. Die downregulatie zorgt voor de antidepressieve werking.
A
Dopamine wordt opgenomen door de transporter van norepinefrine NET, waardoor de activiteit van dopamine dus eindigt bij NE-neuronen. Door de blokkering van NET in de prefrontale cortex, is er niet alleen meer norepinefrine aanwezig maar ook meer dopamine dat daardoor een nog grotere actieradius heeft.
B
D
B
C
D
C
B
A (het is nooit bewezen dat het de depressieve symptomen actief tegengaat)
B
Een theorie over de biologische basis van angststoornissen is dat er de benzodiazepine receptoren abnormaal zijn ingesteld en dat het gehele agonistenspectrum daardoor iets verschoven is. Een volle agonist is dan bijvoorbeeld maar zo effectief als een partiële agonist en een antagonist werkt als een omgekeerde agonist.
A (ze verhogen de fasische inhibitie, niet de tonische)
Sommige mensen worden ‘angstig geboren’ aangezien ze een actievere SERT heropnamepomp hebben, waardoor er minder serotonine minder lang aanwezig is in de synaptische spleet. Daardoor is er te weinig inhibitie van de amygdala en reageert die heftiger op angstige stimuli. Mensen met het L genotype van SERT reageren minder op foto’s van angstige mensen dan mensen met het S genotype. Mensen met het S genotype hebben dus meer kans op het ontwikkelen van een angststoornis.
C
B
D
B
Pijn is een onplezierige sensorische en/of emotionele ervaring veroorzaakt door feitelijke of mogelijke weefselschade of die beschreven wordt in termen van weefselbeschadiging. (deze moet je letterlijk kennen!)
A
A
C
D (een hernia is een beknelling van een zenuw en dus pijn n.a.v. schade aan een deel van het zenuwstelsel)
Noradrenerge en serotonerge remming weerhoudt onschuldige lichamelijke input ervan om het brein te bereiken en daar als pijn te worden geïnterpreteerd. Mogelijk is deze remming bij functionele somatische syndromen onvoldoende waardoor normale sensaties als pijnlijk worden geïnterpreteerd.
Bij heftige verwondingen leidt afdalende inhibitie tot het vrijlaten van endogene opioïdes, serotonine en norepinefrine. Dit reduceert het vrijlaten van nociceptieve neurotransmitter in de achterhoorn. Het reduceert ook de transmissie van nociceptieve impulsen naar het brein. Daardoor wordt pijn minder sterk waargenomen. Dit proces maakt het mogelijk om met een zware verwonding uit een gevaarlijke situatie te vluchten.
A
C (D wordt gedaan door de nucleus suprachiasmaticus)
B (het zorgt ervoor dat alleen belangrijke zintuiglijke informatie doorgegeven wordt zodat je kunt blijven slapen bij minder belangrijke info)
D
C en D
A en B
De prefrontale cortex is minder actief en er is dus geen cognitieve controle. Dit is het gevolg van het niet werken van het signal-to-noise principe: alle informatie komt op het zelfde niveau binnen, waardoor belangrijke zaken niet onderscheiden kunnen worden. Hyperactiviteit kan dan het gevolg zijn van pogingen om voor de hypoactieve toestand van de cortex te compenseren.
D
C
Alfa secretase knipt verkeerd en daardoor ontstaat er bèta APP en aminozuur 91. Aminozuur 91 wordt door gamma secretase opgeknipt in twee stukken peptiden A bèta 42. Deze toxische A bèta 42 peptiden gaan aan elkaar plakken en vormen samen oligomers, welke interfereren met de synaptische functies en neurotransmitter acties. A bèta oligomers gaan vervolgens weer aan elkaar plakken waardoor er grote klompen A bèta 42 ontstaan. Dit worden amyloïde plaques genoemd. Ze veroorzaken ontstekingen, laten toxische chemicaliën zoals vrijde radicalen en cytokinen vrij en activeren microglia en astrocyten. Door deze activiteiten worden kinases geactiveerd die op hun beurt Tau proteïnen fosforyseren en microtubuli in de knoop maken met neuronen. De ophoping van amyloïde plaques en neurofibrillaire knopen leidt tot neurale dysfunctie celdood.
D
C (de hippocampus wordt wel in het begin sterk aangetast, maar het is niet de eerste plek)
B
A
C (mensen met lewybody dementie hebben al een hypokinetisch rigide syndroom, wat door antipsychotica op een gevaarlijke manier verergert)
D
A
D
C
A (dit is de wettelijke reden, B is waar, maar niet de reden dat er zo veel sigaretten in een pakje zitten)
Wanneer iemand met deze pleisters alsnog rookt, ontstaat er een extra grote dopamine-afgifte (dubbel zo veel nicotine) en dus bekrachtiging om opnieuw te roken.
C
D
Innovation and validation
Dit college gaat onder andere over hoe fundamentele kennis over de werking van het geheugen gebruikt kan worden voor het ontwikkelen van een therapie voor angststoornissen.
Drugs die beschikbaar zijn voor de behandeling van angststoornissen zijn GABA-agonisten. Deze stoffen maken je kalm. Alcohol is er een voorbeeld van. Barbituraten zijn stoffen die direct de GABA receptor activeren, als gevolg kan je hier heel makkelijk te veel van kan innemen en er aan kunt overlijden. Benzodiazepines zijn ook GABA-agonisten, andere namen hiervoor zijn valium en middelen die eindigen op –am. Ze werken goed om een acute vrees-respons te onderdrukken (bv. mensen met een paniek aanval, flashbacks bij PTSS). Het is erg verslavend en heeft allemaal bijeffecten.
Een andere aanpak is om SSRI’s of SNRI’s voor te schrijven, deze worden voorgeschreven bij paniekstoornissen en PTSS. Mensen houden vaak klachten over die klinisch significant kunnen zijn. Ze werken goed om angstigheid enigszins te helpen, maar de echte heftige acute vrees-reacties worden er niet echt mee opgelost.
Alle medicatie bij angst die symptomen onderdrukken lijden tot psychologische afhankelijkheid; mensen denken dat ze het nodig hebben om te functioneren. Je leert niet minder angstig te zijn, je wordt alleen afhankelijk van het middel.
Psychotherapie laat 40% van de gevallen onverbeterd. Om angststoornissen te verhelpen wordt exposure therapie gebruikt.
Exposure therapie voor PTSS
Je moet iemand blootstellen aan datgene waar hij bang voor is. Je begint bijvoorbeeld met de gedachte aan een spin, dan een foto aan een spin, dan een namaak spin, en dan een echte spin uiteindelijk. Exposure kan in vivo (in het echte leven) of in vitro (in gedachte). Hierdoor worden mensen bang. Dit is belangrijk voor de therapie. Dan moeten ze het volhouden totdat ze aanzienlijk minder angstig zijn. Dit herhaal je, net zolang totdat iedere sessie begint met minder angst.
Hier zijn twee theorieën over:
Basis van geheugen
Door te tijd heen zijn er verschillende stadia in geheugen. De eerste stap is encoding; het in je opnemen van stimuli. Vervolgens is er consolidatie waarbij de herinnering vast komt te liggen, dus informatie gaat van het werkgeheugen in het lange termijn geheugen. Hierbij zit het eerst in de hippocampus en uiteindelijk komt het terecht in de.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Wat is volume neurotransmissie?
Het vuren van een grote hoeveelheid neurotransmitters in één keer.
Het lekken van neurotransmitters uit een synaps waardoor die bindt aan een andere neuron of andere receptors op dezelfde neuron.
De verzending van verschillende soorten neurotransmitters binnen één synaps.
Een vorm van neurotransmissie buiten de synaptische spleet.
Wat is een mogelijk doel van signaaltransductie?
Activatie van fosfaatproteïnen
Genetische expressie
Zowel activatie van fosfaatproteïnen als genetische expressie
Leg het proces van excitatie-secretie koppeling uit.
Wat is de second messenger bij ionkanaal gelinkte systemen?
Een ion
Calcium
Kinase
Calcium Kinase
Wat zijn de zes klassieke neurotransmitters?
Wat zijn plasma membraan transporters en wat zijn intracellulaire synaptische vesiculaire transporters?
Welke stelling is juist?
I. De monoamine transporters SERT, DAT en NET zijn selectief gericht op het vervoeren van één type monoamine.
II. De monoamines serotonine, dopamine en noradrenaline worden allemaal door dezelfde vesiculaire transporter in een vesikel terug geplaatst.
I is juist
II is juist
I en II zijn beide juist
I en II zijn beide niet juist
Welke van deze uitspraken over psychofarmaca die allosterisch werken klopt niet
Ze kunnen een transporter uit zetten
Ze kunnen de hoeveelheid van een bepaalde neurotransmitter toe laten nemen in de synaptische spleet
Ze hebben invloed op de soort neurotransmitter die vervoerd wordt door de transporter
Ze binden zich aan de transporter zonder zelf in de neuron getransporteerd te worden.
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Adrian, Edgar | Ontdekte dat een actiepotentiaal, als hij eenmaal is afgevuurd, niet in sterkte afneemt (‘alles-of-niets’) |
Broca | Demonstreerde dat bepaalde hersendelen bepaalde functies hebben en lokaliseerde een taalgebied in de linker hemisfeer. Schade aan dit gebied levert Broca’s afasie op |
Cajal | Bedacht de neuron doctrine; hij nam aan dat individuele zenuwcellen de enige bouwstenen zijn van het brein en dat axonen informatie over grote afstanden door kunnen geven |
Dale | Stelde vast dat epinefrine het sympathische zenuwstelsel activeert en acetylcholine het parasympathische zenuwstelsel |
Galvani, Luigi | Demonstreerde dat zenuwen konden worden gestimuleerd door elektriciteit en ontdekte het vettige laagje om zenuwcellen heen waardoor elektriciteit makkelijker geleid wordt |
Golgi stain | Een techniek die met behulp van kleuring individuele neuronen beter zichtbaar maakt, wordt nog steeds gebruikt |
Hodgkin & Huxley | De eersten die de elektrische lading in een synaps hebben gemeten |
Knock-out mice | Muizen die worden gekweekt met of zonder bepaalde genen/receptoren om te onderzoeken welke invloed dit heeft, en welke functies de genen en receptoren dus hebben |
Law of dynamic polarization | Een concept van Cajal, houdt in dat communicatie in de hersenen maar één richting op vloeit |
Loewi | Demonstreerde dat als de vagus nerve gestimuleerd wordt, deze synapsen een chemische stof uitscheiden die de vagus nerve opnieuw stimuleert |
Microdialysis | Maakt het mogelijk om RNA (en daarmee genenactiviteit) te vergelijken met DNA en dit te relateren aan een bepaalde functie |
Montalchini, Levi | Ontdekte dat de Nerve Growth Factor invloed heeft op de groei van neuronen, wat invloed heeft op de ontwikkeling van psychische stoornissen |
Neurowetenschappelijke eeuw | Begon door de vernieuwende werkwijze van Thomas Willis, die als eerste op zoek ging naar een correlatie tussen gedrag en de hersenen |
Non-invasieve imagingmethodes | Brachten een kleine revolutie in de neurowetenschap (tot die tijd konden de hersenen alleen onderzocht worden na het overlijden). PET, SPECT, CT, MRI en uiteindelijk fMRI hebben grote invloed gehad op de ontwikkeling van de neuro-wetenschap |
Sherrington, Charles | De eerste persoon die met de term synaps kwam |
Sperry | Ontdekte dat neuronen een vaste positie innemen in het lichaam. Werkte veel met split-brain patienten en ontdekte zo dat de linkerhelft van het brein meer gericht is op taal |
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Farmacologie gaat over stoffen die iets doen met het lichaam. Deze stoffen maken je beter of ze onderdrukken de symptomen.
Farmacologische stoffen zijn moleculen die binden aan andere moleculen die meestal al in het lichaam aanwezig zullen zijn. Vaak zijn het kleine moleculen die binden aan grote moleculen. Je kunt denken aan een neurotransmitter of een hormoon dat aan een receptor op een membraan kan binden. Een receptor noemt men een aangrijpingspunt. Naast de receptor op een membraan kunnen de moleculen ook binden aan een enzym, een pomp of zelfs aan het DNA. We zullen ons vooral richten op stoffen (hormonen of neurotransmitters) die binden aan een receptor.
Bij medicatie onderscheiden we de agonist, de antagonist en de partiële agonist.
- De agonist activeert de receptor en heeft een grote affiniteit voor de receptor. Onder affiniteit verstaat men de geneigdheid om een binding aan te gaan. Het binden van de agonist kan leiden tot zowel stimulatie als remming van de receptor. Een agonist zegt niks over het effect op het weefsel (stimulerend of remmend), maar het betekent dat de receptor wordt geactiveerd.
- Een antagonist heeft net als de agonist een grote affiniteit voor de receptor maar deze zorgt daarentegen niet voor het activeren van de receptor, maar zorgt er juist voor dat de receptor inactief blijft. Als een antagonist bindt aan een receptor kunnen er geen andere moleculen (lichaamseigen stoffen) niet meer binden.
- Een partiële agonist zit tussen de agonist en de antagonist in. Deze zorgt net als een agonist voor activatie van de receptor, maar dan in mindere mate. Ondanks dat de partiële agonist maar een deel van de receptor blokkeert, zorgt dit er toch voor dat lichaamseigen stoffen niet meer kunnen binden.
Het is belangrijk om te beseffen dat zowel een agonist als een antagonist moeten binden aan een receptor voordat er überhaupt iets gebeurd. De mate waarin een agonist of antagonist een binding aan gaat met een receptor noemt men dus de affiniteit. Naast de affiniteit kijkt men nog naar de bezettingsgraad: hoeveel receptoren van een receptor populatie zijn er bezet? De bezettingsgraad hangt af van zowel de concentratie als de affiniteitsconstante.
De Affiniteitsconstante (Ka) is de concentratie waarbij de helft van de receptoren bezet zijn. Dus hoe hoger de affiniteit voor een bepaalde receptor, des te lager de concentratie zal zijn waarbij de helft van de receptoren bezet zal zijn. Dit betekent dus een lagere affiniteitsconstante. Uit de affiniteitsconstante en de concentratie kan men.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Inhoudsopgave deel 1
Recept schrijven
Preventief voorschrijven maagbescherming
Preventief voorschrijven laxantia
Cardiovasculair risicomanagement
Antibiotica allergie
Medicatie consult
Standaardtherapieën:
1. Diabetes Mellitus
2. Luchtweginfecties
3. IJzergebreksanemie
4. Essentiële hypertensie
5. Angina pectoris
6. Urineweginfectie
7. Niersteenkoliek
8. Astma/COPD
Inhoudsopgave deel 2
9. Migraine
10. Depressie
11. Ulcus pepticum
12. Pilwens
13. Dysmenorroe
14. Artrosis deformans
15. Otitis media
16. Conjunctivitis
17. Jeuk/Constitutioneel eczeem
18. Huidwond/huidinfecties
19. Polyfarmacie
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Er zijn duizenden medicijnen die voorgeschreven kunnen worden aan patiënten. Het kan moeilijk zijn om te bepalen welk medicijn het best voorgeschreven kan worden aan welke patiënt. Hierin ligt de uitdaging voor de farmacologie.
Het blijkt dat afgestudeerde geneeskunde studenten niet in staat zijn om rationeel en adequaat medicatie voor te schrijven. Het is zelfs zo dat 50% een verkeerd middel kiest en dat 35% een onjuist recept voorschrijft. 70% geeft de patiënt verkeerde informatie.
Veranderingen in de samenleving en de gezondheidszorg zorgen voor veranderingen in de farmacologie. Onder deze veranderingen vallen de wetenschappelijke ontwikkelingen, de maatschappelijke ontwikkelingen en de politieke ontwikkelingen.
Alles kan giftig zijn (toxiciteit), maar de dosis waarin medicatie wordt voorgeschreven maakt dat het niet giftig is. Dit is waar de farmacologie naar kijkt. Verder kan elk geneesmiddel bijwerkingen hebben.
Het probleem met de farmaceutische industrie is dat het ook veel om geld gaat. Er worden geneesmiddelen geproduceerd die mensen beter maken, maar geld speelt een belangrijke rol.
Een geneeskundige die een geneesmiddel voorschrijft, moet in elk geval weten hoe het medicijn werkt, wat de bijwerkingen zijn en hoe het uit het lichaam verwijderd wordt. Verder moet de geneeskundige niet alleen letten op de richtlijnen of standaarden, want elke patiënt is uniek. Een geneeskundige moet dus altijd kritiek blijven. Ten slotte moet er altijd sprake zijn van overleg met de patiënt. Het is gebleken dat de behandeling beter werkt als de patiënt goed op de hoogte is.
De totale kosten aan farmaceutische hulp stijgen nog elk jaar. Meestal stijgt het met ongeveer 5% per jaar. De kosten stijging moet zo veel mogelijk onderdrukt worden.
Generieke middelen zijn geneesmiddelen die op de markt gebracht kunnen worden voor een veel lagere prijs dan de prijs van het originele geneesmiddel. Het is dus de goedkopere variant van een merk geneesmiddel. Een voorbeeld hiervan is de aspirine tegenover acetylsalicylzuur. Er is een bedrijf dat het patent heeft op de officiële aspirine, maar er zijn al heel veel andere versies van de aspirine die veel goedkoper verkocht kunnen worden.
Farmacologie is de wetenschap die de effecten van geneesmiddelen op levende organismen onderzoekt. Het is dus een heel breed gebied, want het gaat om alle levende organismen. Dit betekent dat er ook veel dier- en celstudies gedaan worden. Bij de klinische farmacologie gaat het puur om de gezonde of de ziekte mensen. De farmacotherapie is de behandeling van de patiënten met geneesmiddelen.
Bij het toedienen van een geneesmiddel zijn een aantal factoren van belang. Een aantal hiervan zijn de bijwerkingen,.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
Hydrofiele stoffen zijn makkelijker in vet oplosbaar en gaan daardoor sneller door de bloed-hersen barriere. Zuurstof, vitamines en CO2 gaan automatisch door de barriere heen, ze zijn zo klein die kunnen passief passeren. Actief transport is wanneer deeltjes te groot zijn, dit zijn glucose en aminozuren. Hiervoor is energie nodig. Bij mensen met een slechtere bloed-hersenbarriere (laat sneller stoffen door) zijn gevoeliger voor infecties. Wanneer stoffen in de hersenen zijn aangekomen vindt er neuronale signaaloverdracht plaats. Hierdoor kan een gewenst effect optreden (medicijn). Psychofarmaca proberen invloed uit te oefenen op chemische en elektrische activiteit in de hersenen.
Afbraak neurotransmitters: deel gaat weg door diffusie en een ander deel wordt heropgenomen door transporter eiwitten en een deel afgebroken door enzymen. Bijna alle psychofarmaca werken op de transporter eiwitten. Biijvoorbeeld antidepressiva die zorgt voor inhibitie van de heropname receptoren waardoor meer serotonine in de synaptische spleet blijft. Een ander deel op metobotrobe receptoren. De andere psychofarmaca doet de rest. Heel weinig medicijnen werken op enzymen. Een agonist zorgt ervoor dat er meer van een stof naar binnen gaat. Hij doet meer dan de neurotransmitter. Aan antagonist doet alleen iets als er eerst een agonist op heeft gezeten. Als er eerst een agonist was en daar komt een antagonist bij dan gaat deze weer terug naar ruststand.
Desentisatie: ongevoelig voor een bepaalde prikkel. Vaak uit zelfbescherming. Wanneer dat lang genoeg duurt is er sprake van downregulation. Er worden dan minder receptoren aangemaakt. Voorbeelden van neurotransmitters zijn:
Glutamaat (exciterend)
GABA (inhiberend)
Glycine (inhiberend)
Histamine
Dopamine
Acetylcholine
Adrenaline
Serotonine
Synthese van neurotransmitters begint bij voedsel. Voedingsstoffen worden omgezet in de bovengenoemde neurotransmitters. Het is meestal zo dat serotonine dopamine remt wanneer je beide stoffen tegelijk binnenkrijgt. Dit komt omdat dopamine sneller wordt opgenomen. Cafeine kan bijvoorbeeld in combinatie met andere stoffen geremd worden omdat er een enzym in werking wordt gezet. Zo inhibeert fluvoxamine (grapefruitsap) de werking van leverenzymen (er wordt minder afgebroken, hogere suikerspiegel). Het kan daarmee het piekplasma waarde verhogen en de halveringstijd van cafeine aanzienlijk verlengen. Er bestaat genetische variatie in de activiteit van enzymen. Genetisch ben je een ‘slow metabolizer’ of een ‘fast metabolizer’. Dit houdt in langzaam of snelle stofwisseling. De piekplasma is de maximale concentratie in het bloed. Tijd tot piekplasma is belangrijk bij werkingssnelheid en verslaving. Afbraak van zware middelen gebeurt niet alleen in de lever, maar ook in de nieren, vooral bij oudere mensen.
Waarvoor kunnen antipsychotica gebruikt worden?
Schizofrenie
Psychose
Schizofrenie bevat.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
De meeste synapsen zijn:
Axosomatisch
Axodentritisch
Axoaxonisch
Dendrodentritisch
Welke stelling is juist?
I. Monoamines worden zowel in het soma als in de axon zelf gemaakt.
II. Monoamines worden na de neurotransmissie gedeeltelijk heropgenomen in het presynaptische neuron door de reuptake pump.
Alleen I is juist
Alleen II is juist
I en II zijn juist
I en II zijn allebei niet juist
Wat is het verschil tussen perifere en secretorische proteïnen m.b.t. de productie, functie en de mogelijkheid tot transport?
Welk van de volgende dingen zorgt niet voor een toename in aanmaak van groeifactoren?
Psychofarmacologische drugs
Psychotherapie
Slaap
Leren en oefenen
Celdood waarbij sprake is van een ernstig, plotseling celletsel waarna een ontstekingsreactie ontstaat is een gevolg van:
Apoptose
Necrose
Kinose
Epitose
In welke structuren vindt na de geboorte geen neurogenese meer plaats?
Gyrus Dentatus
Hippocampus
Gyrus parahippocampalis
Bulbus Olfactorius
Tot wanneer in het leven vindt synaptogenese plaats?
Tot de geboorte
Tot en met het tweede levensjaar
Tot en met het vijfentwintigste levensjaar (als je hersenen uitgegroeid zijn)
Gedurende het hele leven
Wat is excitotoxiciteit?
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution