Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen

 

Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • Art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • Passieve zijde (schuldenaar)

    • Schuld

    • Aansprakelijk(heid): rechtsvordering van de schuldeiser

    • Uitwinbaarheid: draagplichtig.

Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien het uit de wet voortvloeit (art.6:1 BW).

  • Een ‘beperkt open stelsel’ van bronnen, sinds HR Quint/Te Poel (zie hierna)

  • Er zijn 3 opties:

    • Indien dit expliciet (met zoveel woorden) in de wet staat

    • Indirect: de wet benoemt de ‘redelijkheid en billijkheid’ (of: ‘ongeschreven recht’) als bron, waarna daaruit dan de verbintenis ontstaat (zie art. 6:2 en art. 6:248 BW).

    • Buiten 1) en 2) om: indien het ontstaan van de verbintenis “past in het systeem van de wet en aansluit bij wél geregelde gevallen”. (zie Quint/Te Poel (HR 30 januari, NJ 1959/548))

Algemene bronnen van verbintenissen zijn onder andere:

  • Obligatoire overeenkomst (art. 6:213 BW)

  • Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)

  • Zaakwaarneming (art. 6:198 BW)

  • Onverschuldige betaling (art. 6:203 e.v.)

  • Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)

Obligatoire overeenkomst

  • Bron, bijvoorbeeld koopovereenkomst

  • Ten minste twee verbintenissen

  • Verbintenis tot betaling verschuldigde geldsom of

  • Verbintenis tot levering zaak.

De natuurlijke verbintenis

  • In rechte niet afdwingbaar (art. 6:3 BW), waar normaal art. 3:296 BW geldt

    • = Vorderingsrecht zonder rechtsvordering; schuld zonder aansprakelijkheid

  • Wanneer is er een natuurlijke verbintenis?

    • Op grond van de wet (vb. Art. 7A:1825 / art.3:306 e.v.) of rechtshandeling (afspraak)

    • Of dringende morele verplichting: zie arrest Goudse Bouwmeester (1926)

Rechtsgevolgen (art. 6:4 BW)?

  • Vrijwillige nakoming? Er is een rechtsgrond: is geen onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW), is geen gift (geen rechtsgrond)

  • Omzetten in gewone schuld is eenvoudig (art. 6:5 BW)

  • Geen verrekening, opschorting, retentierecht…

De rechtshandeling

  • Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. (art. 3:33 BW).

    • Rechtsgevolg = het ontstaan, het wijzigen, of het teniet gaan van een juridische relatie

  • Is geen feitelijke handeling

  • Meerzijdige/eenzijdige rechtshandeling

    • Onderscheid = vernietigbaar of niet (art. 3:32 / 3:34 BW)

  • Overige elementen:

    • Rechtsfeiten = blote rechtsfeiten (geboren worden of dood gaan) of handelingen/gedragingen (feitelijke handeling: onrechtmatige daad)

    • Gedragingen = rechtshandelingen of feitelijke of andere handelingen (onrechtmatige daad (is geen rechtshandeling, is een bron van verbintenis) of RD)

Onrechtmatige daad is geen rechtshandeling, niet bedoelt om een juridische relatie te vormen, je beoogt niet in gang te zetten om te gaan bepalen. Wel een bron van verbintenis! Rechtshandeling moet bij iemand terecht komen.

Werkgroepaantekeningen week 1

  • Rechtsfeit: Feitelijke gebeurtenissen waar het recht gevolgen aan verbindt.

  • Rechtsgevolg: De wet verbindt daar een gevolg aan. Ik word 18 jaar dus dan heb ik recht op te stemmen en ben ik meerderjarig.

  • Rechtshandeling: Is een onderdeel van een rechtsfeit. Een rechtshandeling is dus altijd een rechtsfeit maar een rechtsfeit is niet altijd een rechtshandeling. Bijvoorbeeld de huur van een auto. Zie art. 3:33 BW

  • Overeenkomst: is weer een onderdeel van een rechtshandeling. Overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling. Art. 6:213 BW

  • Verbintenis: vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen (de een moet wat doen en de ander is gerechtigd dit te ontvangen) bv. persoon ontvangt de auto – garage verkoopt de auto en levert de auto. Wil van A (auto) en wil van B (geld) en dat leidt ertoe dat hij mij die auto moet geven en ik hem het geld. De verbintenis vloeit voort uit de overeenkomst, omdat we dat afgesproken hebben. De reden waarom is de overeenkomst en wat is de verbintenis (recht om te ontvangen en verplichting om te geven)

  • Komen uit alle overeenkomsten verbintenissen voort? Nee. Je moet steeds nagaan; wat is er aan de hand? En moet iemand iets doen? Verschil is tussen aantal mensen die iets moeten willen en de een wat moet doen.

  • Natuurlijke verbintenis is niet afdwingbaar en normale verbintenis wel.

Hoorcollege 2

De rechtshandeling vooraf

  • Rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.

  • Noodzakelijk is de bekwaamheid om rechtshandeling te verrichten

De totstandkoming van een rechtshandeling

  • Eis (art. 3:33 BW) = wil en verklaring moeten overeenstemmen

  • Overeenstemming ontbreekt in gevallen van ‘oneigenlijke dwaling’ (=geen rechtshandeling)

    • Voorbeeld: misverstand, zie HR Bunde/Erckens (NJ 1977/241). De term belastingschade wordt door beide partijen anders uitgelegd. Er is geen rechtshandeling tot stand gekomen, je kunt niemand binden aan wat hij niet gewild heeft.

  • Tenzij uitzondering geldt.

De rechtshandeling (vervolg)

  • Uitzondering = beroep op gerechtvaardigd vertrouwen van wederpartij honoreren

    • In verband met normaal, goedlopend rechtsverkeer

    • Zie art. 3:35 BW: ‘redelijkerwijze’

    • Is ‘afhankelijk van de omstandigheden van het geval’

  • Vervolg: is beroep op vertrouwen in strijd met redelijkheid en billijkheid?

    • Onderzoeksplicht!? Reikwijdte daarvan? (op zekere hoogte), is er aanleiding tot een onderzoek?

    • Zie art. 3:11 BW en bijv. HR Eelman/Hin (NJ 1960, 230) in Brahn/Reehuis. Gerechtvaardigd vertrouwen was aanwezig. De prijs was economische juist.

    • Alle omstandigheden (opnieuw), o.a. belang en normaliteit van het geval. Hoe minder normaal het is, hoe minder je het kan vertrouwen. Je moet goed nagaan of jouw verwachting wel klopt.

    • Het gaat om risicoverdeling

Een beroemd arrest HR Westhoff/Spronsen (NJ 1987/267) over toepassing van art. 3:33-35 BW en de correctie daarop via redelijkheid en billijkheid. In dit arrest wordt gesteggeld over uitzondering op uitzondering op uitzondering. Mag je dan alsnog een uitzondering aannemen door redelijkheid en billijkheid?

De verhouding tussen art. 3:32, 3:33, 3:34 en 3:35 BW

  • Art. 3:32 is preliminaire stap: geen bekwaamheid, geen rechtshandeling

    • Mogelijke correctie van art. 3:35 geldt hier NIET, want het gaat nog niet over wil en verklaring die nog niet overeenstemmen. Het gaat over

  • Art. 3:33 is hoofdregel voor geldige rechtshandeling (wil = verklaring)

    • Correctie (tóch geldige rechtshandeling) mogelijk als wil ≠ verklaring, via art. 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen)

  • Art. 3:33 en 3:35 vormen samen de wilsvertrouwensleer

  • Art. 3:34 is bijzonder geval van wil ≠ verklaring

    • Geestelijke stoornis waardoor wil ≠ verklaring

    • Bij stoornis wordt wil geacht te ontbreken, indien... (zie lid 1; inclusief bewijsvermoeden bij nadeel)

    • Art. 3:35 is hier correctiemogelijkheid (tóch geldige rechtshandeling)

Je moet weten of iemand wel handelingsbekwaam is of niet; de mogelijke correctie van art. 3:35 geldt hier niet (belangrijk).

De overeenkomst

  • Definitie in art. 6:213: de overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, via aanbod en aanvaarding

  • Wil van partijen op elkaar afgestemd en geopenbaard

  • Vormvrij (art. 3:37), tenzij...

  • Verbintenis(sen) aangaan = obligatoire overeenkomst

    • Nota bene: er zijn ook andere soorten overeenkomsten

    • Wederkerige (A heeft een plicht naar B en B ook naar A) en eenzijdige overeenkomsten

Zes beginselen van overeenkomstenrecht

  • Beginsel van partijautonomie/zelfbeschikking: mogelijkheid dat iedereen zich kan ontplooien; contractsvrijheid (wilsvrijheid is voldoende).

  • Vertrouwensbeginsel: verantwoordelijk voor de gevolgen die bij je handelingen komen kijken.

  • Ongelijkheidscompensatie: dwingende normen om de ongelijkheid te compenseren om de rechtvaardigheid bevorderen.

  • Trouw aan het gegeven woord: beloften maakt schuld. Vertrouwen in het rechtsverkeer is voldoende, anders kan het rechtsverkeer niet bestaan.

  • Schuld/risico/rechtszekerheidsbeginsel

  • Beginsel van maatschappelijke aanvaardbaarheid

De overeenkomst en het aanbod

  • Totstandkoming via art. 6:217: het gaat om wilsovereenstemming (via aanbod en aanvaarding)

  • Het aanbod

  • Zie HR Hofland/Hennis (NJ 1981, 532): Wel of geen aanbod? Voorstel om een overeenkomst aan te gaan aan de tegenpartij en een antwoord als 'ja' is al genoeg voor een overeenkomst. Dus moet duidelijk geformuleerd zijn.

  • Is vorm van risicoverdeling

  • Let op: art. 7:2!

Aanbod en aanvaarding

  • Aanbod:

    • Intrekken, verwerpen of aanvaarden

    • Geldigheidsduur is afhankelijk van de omstandigheden: mondeling aanbod moet je meteen accepteren en anders komt het te vervallen. Met een schriftelijk aanbod heb je langer de tijd)

    • Herroepelijk / vrijblijvend

  • Aanvaarding wordt veel minder besproken, omdat het aanbod bepaalt waar de overeenkomst overgaat. De aanvaarding is alleen het antwoord; ja.

    • Overeenstemmen met geldig aanbod

    • Vormvrij

    • Gericht op aanbieder: aanvaarding moet gericht zijn op degene die het aanbod heeft gedaan)

De overeenkomst (vervolg)

  • Aanbod en aanvaarding vormen twee eenzijdige rechtshandelingen

  • Dus: Art. 3:32 e.v. gelden

  • Maar: behandelen als een meerzijdige rechtshandeling (art. 6:218)

  • Moment van tot stand komen: ontvangsttheorie

    • Art. 3:37 BW gaat over het moment dat je de mail/brief ontvangt en niet het moment waarop je het leest; het moment wanneer je toegang kan verschaffen.

Voorafgaand aan de overeenkomst: de precontractuele fase

  • Dit betreft het handelen voorafgaand aan de totstandkoming van overeenkomst. Deze fase is ook deels juridisch geregeld.

  • Zie HR Baris/Riezenkamp (HR 15-11-1957, NJ 1958/67)

Rechtsgevolgen van de overeenkomst:

  • Deze zijn afhankelijk van de inhoud van de overeenkomst (van de afspraken) en van art. 6:248 e.v.

  • En van diverse andere bepalingen

    • Bijv. art. 6:27 e.v. BW

  • De inhoud van de overeenkomst bepalen via uitleg

  • Betreft (weer) een risicoverdeling

Inhoud van overeenkomst bepalen via uitleg

  • Zie het Haviltex-arrest

  • Uitzondering daarop in arrest inzake uitleg van een CAO-norm

  • Betreft een vloeiende overgang, zie arrest HR Pensioenfonds DSM/Fox

  • Uitleg = omstandigheden van het geval en redelijkheid en billijkheid

    • CAO-norm is een gevaltype

    • Taalkundige uitleg is praktisch van groot gewicht en mag/kan beslissend zijn

Rechtsgevolgen van de overeenkomst (vervolg)

  • De redelijkheid en billijkheid van art. 6:248 is wezenlijk

    • Is ‘vertaling’ van art. 6:2 en arrest Baris/Riezenkamp

    • Afspraak is toch niet altijd afspraak.

    • Contractvrijheid wordt ingeperkt

    • Wijzigt risicoverdeling van en tussen de partijen, dus terughoudendheid nodig

Redelijkheid en billijkheid heeft aanvullende of beperkende werking

A) Aanvullende werking (lid 1)

  • Vult onvolledige afspraak (leemte) aan via:

    • Wet

    • Gewoonte

    • Redelijkheid & Billijkheid

      • Zie ook art. 3:12 BW

  • ‘Naar de aard van de overeenkomst’

B) Beperkende werking (lid 2)

  • Beperkende werking stelt de wel gemaakte afspraken tussen partijen ter zijde

  • Zie ook HR Saladin/HBU

  • Moet terughoudend zijn:

    • Onaanvaardbaar? = risicoverdeling

    • Voor zover nodig = proportioneel

Zelfstudie

  • Art. 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden) en de toepassing daarvan

  • Rechter kan de rechtsgevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze ontbinden

  • Is toepassing van redelijkheid en billijkheid

Werkgroepaantekeningen week 2

  • Verklaring: art. 3:33 BW en art. 3:37 lid 1 BW

  • Overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling art. 6:213 BW. Er komen een of meer verbintenissen uit voort.

  • Bronnen van verbintenissen: overeenkomst, onrechtmatige daad, zaakwaarneming, onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking (ongeschreven recht)

  • Twee eenzijdige rechtshandelingen leiden tot een overeenkomst: art. 6:217 BW aanbod en aanvaarding

  • Welke rechtsgevolgen heeft een overeenkomst; art. 6:248 BW

  • Soorten aanbod:
    1. Herroepelijk
    2. Onherroepelijk (wanneer een termijn is opgenomen)
    3. Vrijblijvend

Het lijkt dat betaling de koopovereenkomst aanvaard wordt maar volgens de wet is dat niet zo.

Mededeling dat het aanbod ontvangen is; ontvangsttheorie art. 3:37 BW .
Bij herroeping is verzenden voldoende.
En voor totstandkoming van de overeenkomst geldt de ontvangsttheorie.

Goederenrecht: Absoluut recht; geldt ten opzichte van iedereen

De overeenkomst die ik sluit met bijvoorbeeld de AH om het object te kunnen kopen hoort bij verbintenissenrecht, want het geldt alleen tussen mij en de AH.

  • Koopovereenkomst: art. 6:217 BW

Eigendomsovergang: art. 3:84 BW

  • Vereisten voor overdracht:

    • Titel

    • Beschikkingsbevoegdheid

    • Levering

Art. 3:33 samen met 3:34 of 3:35: wilsontbreken: de wil en de verklaring komen niet overeen.

Wilsgebreken: dwaling, dwang, bedrog en bedreiging, misbruik van omstandigheden. De wil komt wel overeen met de verklaring, maar de wil is gebrekkig tot stand gekomen.

  • Verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid: nietigheid houdt in dat de rechtshandeling nooit heeft bestaan en bij vernietigbaarheid heeft de rechtshandeling bestaan maar wordt ongedaan gemaakt. Vernietiging heeft terugwerkende kracht (3:53 BW), dus de rechtshandeling wordt geacht nooit te hebben bestaan vanaf dat moment.

Hoorcollege 3

  • Nietigheid / vernietigbaarheid

  • Gronden voor nietigheid / vernietiging:

  • Vormvoorschriften

    • Wilsgebreken (Dwaling, Bedrog, Misbruik van omstandigheden, Bedreiging)

    • {Handelingsonbekwaamheid (zie week 2 en zelfstudie)} {art. 3:40 BW (zie Kernvak Verbintenissenrecht)}

Nietigheid en vernietigbaarheid

  • Nietig: beoogd rechtsgevolg ontbreekt van meet af aan

  • Les 12: de juridische werkelijkheid kan een fictie zijn

  • Vernietigbaar: Ovk/Rh is geldig, maar kan worden vernietigd

  • Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art.3:53BW)

  • Tot aan de vernietiging is de OVK geldig

  • Wanneer welke keuze?

    • Totaal ongewenst vs. Bijzonderebescherming voor 1 partij

  • Les 13: Gebruik de juiste term (nietig/vernietigbaar)!

  • Voorbeelden: art. 3:32, 34 en 40 en 3:39 en 3:44

Grond van vernietiging: vormvoorschrift

  • Art. 3:37 BW: hoofdregel is dat rechtshandeling vormvrij is

  • Art. 3:39 BW: als er toch een wettelijk vormvoorschrift geldt, en dat niet in acht wordt genomen > nietig

  • Voorbeeld is art. 7:2 BW: (ver)koop van een woning door een particulier, dient schriftelijk te geschieden (mondeling mag niet)

Grond voor vernietiging: de wilsgebreken

  • Wil en verklaring stemmen wel overeen, maar de wil is gebrekkig gevormd (Rh is vernietigbaar):

  • Bedrog (art. 3:44 lid 2 BW)

  • Bedreiging(art.3:44 lid3 BW)

  • Misbruik van omstandigheden(art.3:44 lid4 BW)

  • Dwaling (art. 6:228 BW)

Verschil in reikwijdte -> boek 3 algemeen / boek 6 bijzonder

  • Dwaling alleen bij OVK / Overige bij Rh

  • Maar: schakelbepaling art.6:216 BW

Wilsgebreken: Dwaling

  • De wil is gebrekkig gevormd, nl. onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken

  • Rechtvaardiging voor erkenning van dwaling?

  • Wil = centraal element in het recht

Dus: gebrek in wilsvorming is relevant > vernietigbare OVK

Betreft weer een Risicoverdeling

Vereisten voor dwaling (lid 1)

1) Een onjuiste voorstelling van zaken

2) Causaal verband: oorzakelijke relatie tussen de onjuiste voorstelling van zaken en het verrichten van de rechtshandeling

3) Kenbaarheidsvereiste

4) Plus: één van de volgende gevallen

  • een inlichting van de wederpartij

  • ongeoorloofd zwijgen van de wederpartij - wederzijdse dwaling

Drie typen dwalingsgevallen

  • Inlichting (sub a): Goede trouw van spreker is zonder belang

  • Wederzijds (sub c): beiden zijn van onjuiste veronderstelling uitgegaan

  • Bij zwijgen (sub b): spreek- en onderzoeksplicht afwegen

Type ‘zwijgen’ (lid 1 sub b)

  • Indien wederpartij de juiste feiten kent, het belang ervan kent (ad 3) en er rekening mee moet houden dat de ander dwaalt....

  • Kern: Had de wederpartij in de gegeven omstandigheden de dwaler uit de droom moeten helpen?

  • Verhouding spreekplicht / onderzoeksplicht (art. 3:11 BW)?

Spreekplicht / onderzoeksplicht

  • Onderzoeksplicht op koper, maar koper mag wel afgaan op mededelingen van de verkoper: Booy / Wisman (en Baris / Riezenkamp)

  • Als verkoper ten onrechte zwijgt, kan hij zich niet meer verweren door te stellen dat koper een onderzoeksplicht had: Van Geest / Nederlof

  • Ondeskundigheid van koper verplicht deze niet om onderzoek te doen.

Onvoorzichtige koper wordt beschermd tegen verkoper die relevante gegevens verzwijgt: Van Geest / Nederlof

Vereisten voor dwaling (lid 2)

5) Geen uitsluitend de toekomst betreffende omstandigheid

  • Booy/Wisman

  • Groentemarktcafe arrest

6) De dwaling komt niet voor rekening van de

dwalende zelf, gezien:

  • de aard van de overeenkomst

  • de verkeersopvattingen

  • de omstandigheden van het geval

Wilsgebreken: Bedrog (art. 3:44 lid 3 BW)

  • Verschil met dwaling: opzet

  • Vereisten:

1) Een kunstgreep, d.w.z.:

  • Opzettelijk onjuiste mededeling

  • Opzettelijke verzwijging

  • Andere kunstgreep

2) Causaal verband tussen bedrog en het verrichten

van de Rh door deze persoon (subjectief)

  • NB: geen onderzoeksplicht voor bedrogene

Wilsgebreken: Bedreiging (art. 3:44 lid 2 BW)

  • Vereisten:

1) Onrechtmatig met enig nadeel bedreigen

  • Via ongeoorloofde of geoorloofde (maar onrechtmatige) middelen

2) Tot Rh bewogen door bedreiging (= causaal verband)

  • Gaat om ‘redelijk oordelend mens’

Wilsgebreken: misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4)

  • Is zwakke vorm van bedreiging

  • Verschillen: initiatief bij wederpartij; gedrag van wederpartij is c.q. de omstandigheden zijn oorzaak; art. 3:54 BW toepasselijk

  • Voorwaarden:

    • 1) a) misbruik (bevorderen ipv weerhouden) van de aanwezige b) bijzondere omstandigheid

    • 2) Causaal verband tussen de bijzondere omstandigheden en het aangaan van de Rh

    • 3) Kenbaarheid: weten of moeten begrijpen

Intermezzo: hoe vind ik een uitspraak in de daarvoor bestemde databanken?

  • Bijv.: HR 5 februari 1999, NJ 1999/652 (Van Venrooij/Ameva)

  • ‘Officiele’ bron is de Nederlandse Jurisprudentie • MaarsomsookRvdWofAA

  • De NJ (en de uitspraak) is online te vinden via KluwerNavigator

http://www.uu.nl/universiteitsbibliotheek/collecties/collectie- rechtsgeleerdheid

  • Of Rechtsorde.nl(daar is ook Navigator te raadplegen)

http://www.rechtsorde.nl/

  • Handig alternatief is: Rechtspraak.nl

Wilsgebruiken: misbruik van omstandigheden (vervolg)

  • Is zwakke vorm van bedreiging

  • Verschillen: initiatief bij wederpartij; gedrag van wederpartij is c.q. de omstandigheden zijn oorzaak; art. 3:54 BW toepasselijk

  • Voorwaarden:

    • a) misbruik (bevorderen ipv weerhouden) van de aanwezige b) bijzondere omstandigheid

    • Causaal verband tussen de bijzondere omstandigheden en het aangaan van de Rh

    • Kenbaarheid: weten of moeten begrijpen

Relativering van de rechtsgevolgen van nietigheid / vernietiging

  • Rechtsgevolgen:

    • Wilsgebrek = vernietigbaar

    • 3:39 & 3:40: Rechtshandeling is nietig (of vernietigbaar)

  • Een ‘relativering’ (inperking) van die gevolgen is mogelijk (Les 8 en 11):

  • Partiële nietigheid (art. 3:41 BW)

  • Conversie (art. 3:42 BW)

  • Werking ontzeggen (art. 3:53 lid 2 BW)

Relativering van de rechtsgevolgen van nietigheid / vernietiging

  • ‘Aanpassing’ van de OVK via art. 6:230

  • lid 1: een wijzigingsvoorstel dat nadeel afdoende opheft

  • Aanvaarden / niet-aanvaarden

  • Vgl. ook art. 3:54 lid 1 BW

  • lid 2: de rechter wijzigt gevolgen van de OVK

Oplossing casus?

Wat nu als de speler verzwijgt dat hij niet op zondag / gedurende Ramadan mag voetballen i.v.m. zijn geloof?

  • Dwaling?

  • Bedrog?

  • Rechtsgevolg: vernietigbare OVK?

  • Of (relativerend): minder salaris?

Werkgroepaantekeningen week 3

Art. 3:35 > gerechtvaardigd vertrouwen

Als de wil en overeenkomst niet overeenkomen, mag je zomaar aannemen dat je dat kan aanvaarden? Nee, het verschil mag niet te groot zijn. Als je niet rechtvaardig mag vertrouwen dan is er geen wilsovereenstemming.

  • Nietig: je zegt dat er nooit een beoogd rechtsgevolg is geweest vanaf het begin

  • Vernietigbaarheid: terugwerkende kracht (dat de partijen terug gaan naar de situatie dat er nooit een overeenkomst is geweest). Tot aan de vernietiging is de overeenkomst geldig.

  • Handelingsonbekwaamheid: geestelijke stoornis art. 3:34, minderjarigheid, onder curatele gesteld.

  • 3:32 lid 2 -> rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar

  • 3:33 en 3:34 wel bij 3:35 terecht komen! -> wil en verklaring stemmen niet overeen  3:35

  • 3:32 kan je nooit bij 3:35 terugkomen!

  • Bedreiging en bedrog zijn sterkere vormen, want daar zit opzet in.

  • Onderzoeksplicht: dat je aanneemt dat iets niet klopt en het gaat onderzoeken of het klopt.

Hoorcollege 4

Nakoming I

Uit artikel 3:296 lid 1 BW blijkt dat je nakoming van een verbintenis kunt vorderen bij de rechter.

  • Rechtsvordering versus vorderingsrecht (actie).

  • Een vorderingsrecht vloeit voort uit contract en soms uit de wet. Zie bijvoorbeeld artikel 7:21 BW voor een voorbeeld uit de wet.

  • De nakoming van een verbintenis kun je afdwingen bij de rechter

  • Het vorderingsrecht is opgenomen in boek 3 van het BW en daarom regelt het niet alleen conctractuele verbintenissen, maar verplichtingen in het algemeen, dus ook verbintenissen uit een andere bron dan een overeenkomst, bijvoorbeeld onrechtmatige daad (6:162) en andere verplichtingen, zoals verbod en bevel.

Nakoming II

  • In dit vak ligt de focus op verbintenissen uit een contract

  • Heeft een schuldeiser een ‘absoluut’ recht op nakoming, m.a.w.: kan hij dit recht altijd uitoefenen? Nee, hij heeft geen absoluut recht om nakoming te vorderen bij de rechter volgens artikel 3:296. De wet kan bijvoorbeeld een beroep op nakoming in de weg staan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een natuurlijke verbintenis. Wat een natuurlijke verbintenis is staat in artikel 6:3 BW: een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. De reden hiervoor is de aard van de verplichting: een natuurlijke verbintenis brengt een persoonlijke verplichting met zich mee. Deze kun je niet rechtens afdwingen.

Op de vordering tot nakoming bestaat een aantal praktische uitzonderingen:

  • Absolute onmogelijkheid. Het uitvoeren van de verbintenis is onmogelijkheid. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand een schilderij zou leveren en het schilderij is verbrand. De schuldenaar kan het schilderij dan niet meer leveren. In dat geval spreken we van een absolute onmogelijkheid.

  • Relatieve onmogelijkheid. Daar is bijvoorbeeld sprake van indien iemand een antieke ring heeft en deze persoon laat de ring in een diepe rivier vallen. In dat geval is het relatief onmogelijk om de ring uit de rivier te halen.

  • Redelijkheid en billijkheid. Dit blijkt uit arrest Multi Vastgoed/ Nethou (ECLI:NL:HR:2001:AA9311; NJ 2001, 79).

    De casus: Plazagebouw is gebouwd in opdracht van Nethou door Multi Vastgoed. Multi Vastgoed had een perfecte oplevering gegarandeerd aan Nethou. De dekplaten aan de buitenkant van het gebouw gingen heel erg snel roesten en dit hoorde niet. Multi vastgoed vervangt de meest verroesten platen en saniteert de rest . Nethou is het hier niet mee eens en wil alle platen vervangen hebben. Multi Vastgoed gaat daarmee niet akkoord. Multi vastgoed vindt dat Nethou geen beroep mag doen op nakoming, maar enkel op schadevergoeding.

    Het oordeel van de Hoge raad: schuldeiser (Nethou) mag in beginsel kiezen tussen nakoming en schadevergoeding. Maar hij is verplicht om te handelen naar de normen van redelijkheid en billijkheid. Hij zegt letterlijk: 'De crediteur is evenwel niet geheel vrij in deze keuze, maar daarbij gebonden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij een rol spelen.” Hij moet dus rekening houden met het gerechtvaardigde verlangen van de wederpartij (Multi Vastgoed). Hierdoor kan het zijn dat de schuldeiser geen recht heeft op nakoming. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof in stand gehouden en Nethou mag zich beroepen op nakoming. De Hoge Raad was niet van mening dat de schuldeiser te ver is gegaan.

    Uit dit arrest blijkt dus dat ook de redelijkheid en billijkheid een rol kan spelen.

Nakoming en techniek

Art. 6:27 e.v. Regelt de nakoming van verbintenissen. Dit wordt uitgelegd in Hoofdstuk 18 van Brahn (zelfstudie).

De belangrijkste vragen hierbij zijn:

  • Door wie moet worden nagekomen? ⇒De schuldenaar of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan bevrijdend nakomen, maar ook een derde kan bevrijdend nakomen. In dat geval moet wel worden voldaan aan de eisen van artikel 6:30.

  • Nakoming aan wie? ⇒Nakoming kan zowel aan de schuldeiser als een een derde. Indien de schuldeiser handelingsbekwaam is, dan is de nakoming bevrijdend. Indien de schuldeiser niet handelingsbekwaam is, dan moet worden voldaan aan de eisen van artikel 6:31. Indien wordt nagekomen aan een derde, en deze derde is bevoegd, dan is sprake van een bevrijdende nakoming. Indien de derde onbevoegd is, kan deze alsnog bevrijdend zijn, indien wordt voldaan aan een van de volgende artikelen: 6:32, 3:35, 3:36 of 3:61 lid 2. Anders is de nakoming niet bevrijdend. d

  • Wanneer moet worden nagekomen? → Indien je nakoming wilt vorderen, moet de vordering opeisbaar zijn. De opeisbaarheid is geregeld in art. 6:38 en 6:39 BW. Je kunt geen nakomnig vorderen van een niet-opeisbare verbintenis.

  • Waar moet worden nagekomen? → Dit is geregeld in o.a. artikel 6:41 en 6:116.

Al deze vragen worden beantwoord in artikel 6:27 e.v.

Schadevergoeding I

Schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming is geregeld in art. 6:74 BW Het is geregeld in afdeling 6.1.9, dus het regelt meer dan alleen de contractuele verbintenis; het regelt de gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis.

Er moet sprake zijn van een tekortkoming: Dit is een ‘neutraal begrip’ en kan verschillende dingen inhouden: helemaal niet nakomen (bv. schilderij staat in de fik en kan schilderij niet meer leveren, schuldenaar schiet tekort). OF niet tijdig nakomen (bruidstaart bestelt, maar die arriveert dag naar uw huwelijk, wederpartij komt niet tijdig na). OF niet correct/deugdelijk nakomen (u heeft 10 kisten appels besteld en u krijgt 10 kisten sinaasappels).

Het artikel stelt aan aantal eisen om te kunnen komen tot schadevergoeding wegens wanprestatie. Deze vereisten moet je allemaal afgaan.

Schadevergoeding II

Schade: welk ‘type’ schade?. Er zijn verschillende soorten schade:

  • Vertragingsschade (art. 6:85 BW): schade wegens vertraging in de nakoming

  • “Gevolgschade”. Dit is niet in de wet gedefinieerd.

Dit is straks van belang bij verzuimeis!

  • Ook een mogelijkheid tot vervangende schadevergoeding (art. 6:87 BW). In dat geval wordt de verbintenis omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Er moet dan ook worden voldaan aan de overige vereisten van dit artikel. Indien een verbintenis wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, dan vervalt de andere verbintenis. Dit heeft gevolgen voor de rechtsmaatregelen die de schuldeiser kan nemen. Dit komt later in het college aan bod.

  • Artikel 7:74 stelt een aantal eisen. Zo moet er sprake zijn van een causaal verband tussen de schade en de tekortkoming en dit is te zien aan het woordje “Daardoor”

Schadevergoeding III

Artikel 6:74 eist toerekenbaarheid aan de schuldenaar

De toerekenbaarheid wordt verondersteld aanwezig te zijn.

Wanneer sprake is van toerekenbaarheid staat in artikel 6:75 BW: een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dus in principe toerekenbaar, tenzij... Dit heeft gevolgen voor de bewijslast.

Voorbeelden van toerekenbaarheid in de wet: artikel 6:76 en 6:77: vanwege hulppersonen en gebruikte zaken toerekenbaar.

Voorbeeld van de verkeersopvatting: arrest Oerlemans/Driessen (ECLI:NL:HR:2001:AB1338; NJ 2002, 213) ⇒ betaling en u staat rood en kan niet betalen. Onvermogen om te betalen levert geen overmacht op volgens de verkeersopvattingen.

Indien geen sprake is van toerekenbaarheid, is sprake van overmacht.

Oerlemans/Driessen arrest

  • Rozenkweker Driessen koopt van Oerlemans een bestrijdingsmiddel BioFer. Dit bestrijdingsmiddel vernietigt niet alleen onkruid, maar ook rozen.

  • Oerlemans kocht BioFer van een derde. Oerlemans kende het gebrek zelf niet en hoefde het ook niet te kennen.

  • Rechtsvraag: Kan Oerlemans zich op overmacht beroepen?

  • Hoge Raad: Nee, verkeersopvattingen brengen mee dat een gebrek in een verkocht product voor rekening van verkoper komt. Dit kan slechts onder bijzondere omstandigheden anders zijn.

  • Dus de regel die we kunnen afleiden uit het arrest is: In beginsel staat de verkoper in voor het product wat hij verkoopt.

Schadevergoeding IV

  • Uit artikel 6:74 llid 2 blijkt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, lid 1 slechts van toepassing is indien tevens sprake is van verzuim. Wat verzuim is staat in artikel 6:81 e.v. BW.

  • De verzuimregeling geeft als het ware een “ tweede kans” voor schuldenaar om alsnog zijn prestatie na te komen! Indien dan alsnog niet wordt nagekomen, dan is pas sprake van verzuim.

  • Verzuim is een ‘toestand': op het moment dat de schuldenaar in verzuim raakt is hij aansprakelijk jegens de wederpartij, dan moet hij de schade gaan vergoeden die hij tekort is gekomen. De schuldenaar draagt het risico van het tekortkoming.

  • Hoe raak je in verzuim of met andere woorden: hoe treedt het verzuim in? Dit is geregeld in artikel 6:82 en 6:83. Het verzuim kan intreden met en zonder ingebrekestelling. Wanneer geen ingebrekestelling nodig is staat in art. 6:83. In de andere gevallen is wel een ingebrekestelling vereist.

  • Een ingebrekestelling is een (schriftelijke) aanmaning, een ‘handeling’ dus! Zie art. 6:82 lid 1 BW

Er moet gedifferentieerd worden in de schadevergoeding. Twee voorbeelden:

  • Het keukenkasje dat kapot is kan nog gerepareerd worden. Daaroms het relevant om de schuldenaar een tweede kans te geven.

  • De borden van oma zijn echter kapot en de borden zijn ook niet meer heel. Nakoming is daar wel blijvend onmogelijk en dus geldt de verzuimeis daar niet.

Er is ook een situatie waarin het verzuim wel vereist is, maar zonder ingebrekestelling, vanwege art. 6:82 lid 2 en art 6:83 BW.

Hoe zit het als je geen termijn in je contract hebt opgenomen? Deze vraag ziet op de opeisbaarheid van de vordering. Als je geen termijn hebt afgesproken, kun je als schuldeiser terstond (meteen) nakoming eisen.

Is een schuldenaar verplicht om de schadevergoeding te betalen? Als hij voldoet aan alle eisen dan is hij verplicht tot het betalen van schadevergoeding conform artikel 6:74 BW.

Ontbinding I

  • De ontbinding is geregeld in afdeling 6.5.5. Deze afdeling ziet op wederkerige overeenkomsten. Wat een wederkerige overeenkomst is staat in artikel 6:261.

  • Ontbinding bevrijdt partijen van verbintenissen. Dit blijkt uit artikel 6:271 BW

  • Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis geeft recht op ontbinding van een verbintenis tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt (6:265). Van een niet-rechtvaardiging is niet snel sprake.

  • Uit artikel 6:265 lid 1 BW blijkt niet dat toerekenbaarheid is vereist om te kunnen ontbinden. Dit in tegenstelling tot schadevergoeding wegens wanprestatie volgens 6:74 BW. Let op het verschil.

  • Er is dus een snelle toegang tot ontbinding, te zien aan 'iedere tekortkoming, tenzij....'

  • Verzuimvereiste: niet bij blijvende OF tijdelijke onmogelijkheid (vgl 6:74 lid 2 BW!)

Ontbinding II

  • Hoe te ontbinden? Dit staat in art. 6:267 BW

  • Geheel of gedeeltelijk? Dit wordt geregeld in art. 6:270 BW ⇒ ‘actio quanti minoris’ (je kan om prijsvermindering vragen)

  • Ontbinding vs vernietiging: ontbinding heeft GEEN terugwerkende kracht! (artikel 6:269). Het gevolg hiervan is dat de rechtsgrond blijft bestaan. Uit artikel 6:271 blijkt dat voor zover verbintenissen reeds zijn nagekomen, voor deze verbintenis de rechtsgrond niet vervalt, maar dat een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaat. Het gevolg hiervan is dat voor de reeds gedane prestaties geen sprake is van onverschuldigde betaling volgens artikel 6:203.

  • Rechtsgevolg: bevrijding getroffen verbintenissen + ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen! Art. 6:271 BW

  • Wat nu als de ongedaanmaking niet kan? Dit is geregeld in art. 6:272 BW

Strategie én techniek

Combinatie van remedies kan!

  • Nakoming + aanvullende schadevergoeding

  • Ontbinding + aanvullende schadevergoeding. Aanvullende schadevergoeding is geregeld in art. 6:277 BW

  • Vervangende schadevergoeding + aanvullende schadevergoeding

Wat kan NIET?

  • Nakoming vorderen + ontbinding

  • Nakoming vorderen + vervangende schadevergoeding

Werkgroepaantekeningen week 4

  • Ontbinding: De rechtshandeling wordt ongedaan gemaakt en heeft geen terugwerkende kracht (6:269)

  • Als de schuldenaar zijn verplichting niet nakomt aan de schuldeiser kan er sprake zijn van: nakoming, ontbinding en opschorting.

  • Voor verzuimregeling kijk je naar art. 6:81 en art. 6:82 en art. 6:83 BW.
    Op de ingebrekestelling van artikel 6:82 kunnen ook uitzonderingen zijn.

  • Kijk voor tekortkoming bij art. 6:74 lid 2 en voor ontbinding bij art. 6:265 lid 2.

  • Bij ontbinding moet telkens gekeken worden wie wat wil en wat er gedaan moet worden.

  • Normale schade is geregeld in art. 6:74

  • Rijtje van vereisten van art. 6:74 BW: tekortkoming, schade, toerekenbaarheid, causaal verband en verzuim.

Hoorcollege 6

  • De (eigen) onrechtmatige daad:

    • Achtergrond, belang en functies

    • De vijf vereisten:

    • Onrechtmatigheid (in enge zin)

      • Gevaltypen: Kelderluik

    • Toerekening(schuld; wet; verkeersopvattingen)

    • Relativiteit

    • Schade (zie vooral week 8)

    • Causaal verband (zie vooral week 8)

Achtergrond van de onrechtmatige daad

  • Het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht (onrechtmatige daad-recht) is een directe vorm van risicoverdeling

    • Het gaat over distributie van schade / verdeling van welzijn

  • Vertrekpunt: twee beginselen strijden om voorrang.

Ieder draagt zijn eigen schade (vrijheid)

versus

Berokken een ander geen schade (verantwoordelijkheid; bescherming)

Ofwel: Casum sensit dominus vs. alterum non laedere

Les 14: juristen doen graag aan (potjes)Latijn

  • Slachtoffer heeft niet altijd recht op schadevergoeding

  • Er bestaan diverse andere vergoedingssystemen:

    • Sociale zekerheid

    • Fondsen (asbestfonds)

    • Private (aansprakelijkheids) verzekering

    • Mogelijkheid van verzekering is wezenlijk!

Belang van de onrechtmatige daad

  • Na Lindenbaum/Cohen–arrest (1919; zie hierna) is de onrechtmatige daad veel benut voor allerhande zaken

  • A: Kwantitatief:

    • Veel procedures op basis van onrechtmatige daad

  • B: “Kwalitatief”:

    • Risicoverdeling

    • Onrechtmatige daad benut als middel om juridische aanspraak te construeren (Les 15)

    • Recent voorbeeld: Urgenda-zaak

  • Kennen wij een ‘claimcultuur’ of ‘Amerikaanse toestanden’? (‘Floodgates of liability’)

    • Is dat meetbaar?

    • Is niet merkbaar in de praktijk!

      • Les 16: juristen gaan vaak uit van ongefundeerde veronderstellingen

    • Is (meer/vaker) claimen eigenlijk wel zo erg?

Enkele functies van de onrechtmatige daad

  • Compensatie (verplaatsing van schade en dus risico)

  • Preventie van ongewild gedrag (voorkomen van schade)

  • Kostenspreiding

  • Genoegdoening

  • Verwezenlijking (handhaving) van rechten

Vijf vereisten voor aansprakelijkheid

  • Onrechtmatigheid (onrechtmatige daad ‘in enge zin’):

    • art. 6:162 lid 1 & lid 2 BW

  • Toerekenbaarheid (schuld; wet; verkeersopvatting):

    • art. 6:162 lid 1 & lid 3 BW

  • Schade:

    • art. 6:162 lid 1 & artt. 6:95 e.v. (afd. 6.1.10) BW

  • Causaal verband:

    • art. 6:162 lid 1 & 6:98 BW

  • Relativiteit:

    • art. 6:163 BW

Onrechtmatigheid (in enge zin)

  • Drie alternatieve criteria voor beoordeling van het gedrag (art. 6:162 lid 2):

A. Inbreuk op een (subjectief) recht

B. Strijd met een wettelijke plicht

  • Let in het bijzonder op de relativiteitseis (6:163 BW)

C. Maatschappelijk onzorgvuldig gedrag: handelen in strijd met de “zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt”

  • Tenzij er een rechtvaardigingsgrond is

Uitgelicht: maatschappelijke onzorgvuldigheid

Maatschappelijke onzorgvuldigheid

  • Al lang veel onvrede over (o.a. Molengraaff 1887)...

    • CHECK: wie was Molengraaff?

  • Doorbraak: in arrest Lindenbaum/Cohen (HR 31-1-1919, NJ 1919, 161)

  • Uit het oordeel van de HR:

Onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat of inbreuk maakt op eens anders recht, of in strijd is met des daders rechtsplicht of indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschapelijke verkeer betaamt ten aanzien van een anders persoon of goed...

  • Veel gevaltypen ter invulling van die norm:

    • OSVO (ongelukkige samenloop van omstandigheden; géén OD)

    • Gevaarzetting

    • Sport en Spel

    • Onrechtmatige overheidsdaad

    • Zuiver nalaten

    • Staking

    • Onrechtmatige uitingen

    • Privacy-schending

    • Hinder

    • Ongeoorloofde mededinging

    • Milieu-aansprakelijkheid

    • Beroepsaansprakelijkheid

    • Misleidende reclame

    • Productaansprakelijkheid

    • Verkeersongevallen

    • Arbeidsongevallen & beroepsziekten (art. 7:658), etc.

Maatschappelijke onzorgvuldigheid: gevaltype ‘gevaarzetting’

  • Omschrijving gevaarzetting

  • Norm: vier Kelderluik-factoren (uit Kelderluik-arrest) afwegen bij gevaarzettend gedrag:

  • de mate van waarschijnlijkheid van niet-oplettendheid,

  • de kans dat daaruit ongevallen ontstaan,

  • de ernst van de gevolgen daarvan,

  • de bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen

Verdere expansie Kelderluik-factoren

  • Onrechtmatigheid beoordelen via verfijnde Kelderluik-factoren

  • Omvang van risico afwegen ten opzichte van de omvang van zorg

    • Risico = ernst van schade en waarschijnlijkheid van schade

    • Zorg = aard en nut van gedraging en mate van bezwaarlijkheid van voorzorg

Risico

Ernst van schade:

  • Omvang van de schade

  • Aard van de schade

  • Waarschijnlijkheid van schade:

  • Kansverhoging

  • Waarschijnlijkheid van ongeval

  • Ongeval in het algemeen

  • Anticipatieplicht tav onvoorzichtigheid van de ander

Zorg

Aard en nut van gedraging:

  • Aard

  • Nut

  • Bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregel:

  • Kosten

  • Andere bezwaren

  • Onbekende risico’s: onderzoek en observatie

  • Fouten van anderen: waarschuwen

Toerekening

  • Toerekening (van de daad aan de dader, lid 3):

  • Schuld (van opzet tot ‘gewone’ schuld): Kennen en kunnen

  • Wet (zie met name: art. 6:164 BW en art. 6:165)

  • Verkeersopvattingen

    1. Zie HR Meppelse Ree

Relativiteit

Art. 6:163 BW: de geschonden norm moet ertoe strekken bescherming te bieden:

  • aan deze (categorie van) benadeelde(n);

  • voor dit type schade/geschonden belang.

Was van beperkt belang

  • Nodig bij schending wettelijke plicht

  • Inmiddels vaker gebruikt

  • Om gewenst resultaat (risicoverdeling) te bereiken

  • Gaat om inperking van aansprakelijkheid

  • Zie o.a. Duwbak Linda-arrest (NJ 2006/281)

Schade (meer in week 8)

Schade is....

  • Vermogensschade (geleden verlies en gederfde winst)

  • Ander nadeel, voor zover de wet op vergoeding daarvan recht geeft

    • Immateriële schade (art. 6:106 BW)

    • Meer over het hoe en hoeveel bij vergoeding van schade in Week 8

Causaal verband (zie week 8)

Stap 1: Condicio sine qua non-verband

  • Zie het woordje ‘dientengevolge’ in art. 6:162 lid 1 BW

  • Vgl. de beoordeling van causaal verband bij de wilsgebreken

Stap 2: Toerekening naar redelijkheid

  • Art. 6:98 BW

  • Is een multifactor-benadering

Casus ‘jetblast’

  • Gevonden?

  • Vliegveld is wel/niet aansprakelijk?

  • Wat denk je zelf?

  • Pas de Kelderluik-factoren toe?

Zelfstudie

  • Samenloop van onrechtmatige daad en wanprestatie

    • Schending contractuele norm (wanprestatie) is niet automatisch ook een onrechtmatige daad

    • Tenzij...er sprake is van een onrechtmatige daad, onafhankelijk van de wanprestatie

Hoorcollege 7

Onderwerpen

  • Groepsaansprakelijkheid (art. 6:166)

  • Kwalitatieve of Risicoaansprakelijkheid

    • Schuld versus Risico

    • Typen:

      • Ouders (art. 6:169 BW)

      • Werkgevers (art. 6:170 BW)

      • Opdrachtnemers (art. 6:171 BW)

      • Bezitters van dieren (art. 6:179 BW)

Groepsaansprakelijkheid

Bijzondere vorm van onrechtmatige daad; het uitgangspunt is:

  • Tegemoetkoming aan eiser die dader niet kan identificeren i.v.m. groepsgedrag

  • Elk groepslid is aanspreekbaar. Dit is rechtvaardig omdat ieder een bijdrage heeft een bijdrage heeft geleverd, dat er schade is ontstaan.

Via art. 6:166 BW als je niet weet wie het gedaan heeft, kan je iedereen van de groep aanspreken. (Voorkomt dat iedereen zegt dat ze het niet gedaan hebben). Met aanvulling van art. 6:162 BW (Onrechtmatige Daad). Dit heeft twee functies:

  • (A) een op groepsgedrag toegesneden invulling van de onrechtmatigheid en toerekening

  • (B) het ecarteren van een causaliteits (CSQN-) probleem (probleem op te lossen). De focus ligt op ‘psychische’ causaliteit

Het gaat om de beslissing die je hebt gemaakt, om je niet terug te trekken als er schade wordt veroorzaakt. Je kan iemand uitkiezen die schade heeft veroorzaakt.

Groepsaansprakelijkheid: toepassingvoorwaarden

  • Optreden in groepsverband (“min of meer bewust gezamenlijk optreden”) onrechtmatig

  • Eén van de deelnemers brengt onrechtmatig schade toe

  • De kans op het aldus toebrengen van schade had de aangesproken deelnemer(s) behoren te weerhouden van zijn / hun gedragingen in groepsverband

  • Dit onrechtmatig deelnemen aan de groep kan aan de aangesproken deelnemer(s) worden toegerekend

NB: Rechtsgevolg = Hoofdelijke aansprakelijkheid

Het is onrechtmatige om deel te nemen aan groepsverband, door de aangesproken persoon. Is ook aan hem of haar toe te rekenen via art. 6:162 lid 3 BW

Kwalitatieve of risicoaansprakelijkheid

De definities van risicoaansprakelijkheid:

  • Enge opvatting -> schuld of aansprakelijk zijn geen eisen meer

  • Ruime opvatting -> Hier gaan we vanuit

Er is geen scherp onderscheid tussen schuld- en risicoaansprakelijkheid, maar het gaat om gradaties. Zoals zo vaak in het recht: les 17

We herkennen een vloeiende overgang, van schuldaansprakelijkheid, via:

  • Bewijsvermoedens (res ipsa loquitur, zie LES 14), of

  • Bewijslastomkering

  • Naar risicoaansprakelijkheid

= Risicoverdeling

Speciale functie van risicoaansprakelijkheid = kanalisatie van aansprakelijkheid (het risico): de aansprakelijkheid naar een bepaald persoon te leiden. De redenen hiervoor zijn:

  • Slachtofferbescherming

  • Kennis en kunde

  • Profijt

De terminologie: risicoaansprakelijkheid of kwalitatieve aansprakelijkheid? Kwalitatieve aansprakelijkheid geldt voor personen (art. 6:169-172) en zaken (art. 6:173 e.v.)

Aansprakelijkheid voor jeugdigen

Volgens art. 6:169 lid 1 BW is de ouder/voogd risicoaansprakelijk voor een kind van onder de 14 jaar. De reden is dat de benadeelde anders schade draagt. Voorwaarden hiervoor zijn da een kind jonder dan 14 jaar is en ‘als doen te beschouwen onrechtmatige gedraging’ (voor het nalaten van iets, is er geen sprake van een onrechtmatige daad). Daarnaast moet de gedraging ‘toerekenbaar’ zijn, afgezien van te jonge leeftijd en er moet schade voor een derde zijn. Er is hierbij geen fout van de ouder/voogd nodig. Volgens Art. 6:169 lid 2 BW is de ouder/voogd aansprakelijk voor het gedrag van een kind onder de 16 jaar, tenzij er sprake is van een Fout (toerekenbare onrechtmatige daad) van kind en er schade voor derde is. Tenzij er geen verwijt is. Kind zelf aansprakelijk; schuldaansprakelijkheid en omkering bewijslast volstaat

Aansprakelijkheid voor een ondergeschikte is beschreven in ratio art. 6:170 BW: aansprakelijkheid is bedrijfsrisico, is te spreiden, profijtbeginsel. Voorwaarden hierbij zijn dat schade aan derde veroorzaakt is door een fout van een ondergeschikte. Ook moet er een functioneel verband zijn tussen de fout en de opdracht, door A) Zeggenschap van leidinggevende over gedraging of B) Kans op fout vergroot door opdracht (Zie Groot Kievitsdal-arrest). De draagplicht ligt dan bij de leidinggevende (lid 3).

Aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte

  • Vereist voor aansprakelijkheid (art. 6:171):

    • Schade aan een derde door een fout

    • Functioneel verband tussen fout en opgedragen taak

    • Opdracht uitgevoerd in het kader van het bedrijf van de ander

  • HR legt art. 6:171 beperkt uit (vgl. HR Delfland/Stoeterij, NJ 2002/75)

  • Ratio = eenheid van onderneming

  • Onderlinge draagplicht? Zie art. 6:102 BW

Aansprakelijkheid voor dieren (art. 6:179 BW en Stierkalf-arrest)

  • Welke dieren? (geldt niet voor wilde dieren)

  • Wie is bezitter? à art. 6:183 Ouders zijn verantwoordelijk voor de OD van het kind, als het kind jonger is dan 14 jaar.

  • Grondslag ?

    • Eigen energie/gedraging van het dier

    • Zie Bardoel/Swinkels (NJ 1984/ 415) > niet verplicht

  • Het dier als instrument?

  • Verweer: de ‘tenzij’-formule > verweermiddel voor de gedaagde. Het geval van risciocoaansprakelijkheid moet je toetsen aan het schuldaansprakelijkheid. Als er geen schuldaansprakelijkheid is dan is er ook geen risicoaansprakelijkheid.

Aansprakelijkheid tov. Mede-bezitters?

  • Risicoaansprakelijkheid t.o.v. derden

  • Ook t.o.v. mede-bezitter van het dier?

    • Deze vraag speelt in de rechtspraktijk

    • Zie Rb. Den Haag 4 maart 2015 (ECLI:NL:RBDHA: 2015:2443): Nee

    • Zie Rb. Noord-Holland 29 juni 2015: ‘…dat vragen we aan de Hoge Raad…’ (via art. 392 Rv)

    • Academische twijfel dus…(vgl. les 4): wie draagt het risico?

Aansprakelijkheid tov. Mede-bezitters

  • Het Hangmat-arrest: is art. 6:174 ook toepasbaar op de mede-bezitter (of alleen op

  • derden zoals in de artt. 6:169-171)?

  • Oplossing?

    • Zoek analogie met eerdere rechtspraak!

    • In casu de Hangmat-zaak (HR 8-10-2010, NJ 2011/465)

  • Betreft een gebrekkige opstal (art. 6:174)

  • Toepassingsvoorwaarden:

    • Bezitter

    • opstal

    • gebrek

    • (verwezenlijking van) gevaar

    • Tenzij..

  • Ja: “De kernvraag is of het recht bescherming behoort te verlenen aan degene die (...) zelf in zekere zin medeverantwoordelijk geacht kan worden voor de gebrekkige opstal. Bij de geschetste stand van zaken, waarbij de wetgever de door [de vrouw] bepleite aansprakelijkheid niet heeft uitgesloten, hangt de te maken keuze af van wat naar maatschappelijke opvattingen, in aanmerking genomen de belangen van de benadeelde, de bezitter en de aansprakelijk-heidsverzekeraar, het meest redelijk moet worden geacht als reikwijdte van art. 6:174. Die keuze valt uit ten gunste van het standpunt van de vrouw.”

Terug naar de casus

  • Geldt die regel dan (daarom) ook bij art. 6:179 BW?

  • Art. 6:179 niet ontworpen voor mede-bezitters, maar deze worden niet uitgesloten

  • Parallel met Hangmat-zaak voldoende sterk?

    • Indien ‘ja’: vergoeding!

    • Rb. Den Haag: nee, andere grondslag

  • Wachten op de HR

Hoorcollege 8

  • Schade en Schadevergoedingsrecht (afd. 6.1.10 BW), inclusief (o.a.):

    • Causaal verband (in twee fasen)

      • Condicio sine qua non (CSQN), art. 6:162 BW

      • Toerekening naar redelijkheid (TNR), art. 6:98 BW

    • Eigen schuld (art. 6:101 BW) en medeschuld (art. 6:102 BW)

    • Affectie- en shockschade

Causaal verband: CSQN

  • Vestigingsfase: het gaat om het condicio sine qua non-verband: zou de schade ook in getreden zijn als er geen fout zou zijn begaan? Ja: geen causaal verband / nee: causaal verband

  • Vgl. art. 6:74 (‘daardoor’) en 6:162 BW (‘dientengevolge’)

  • CSQN-verband =

    • Wegdenk-oefening

    • Let op, niet altijd vereist, zie art. 6:99 en DES-arrest (HR 9-10-1992, NJ 1994/535)

  • Art. 6:99 BW gaat over het jagers-arrest vb.

Iedereen geeft elkaar de schuld: in zo’n geval is het aan de dader om te pleiten dat het niet jouw steen is geweest, dus geen causaal verband. Dus zijn ze alle drie hoofdelijk aansprakelijk.

Causaal verband: TNR = Toerekening naar redelijkheid

  • Omvangsfase (art. 6:98): toerekening naar redelijkheid (aan de dader) = verdeling van risico

  • Betreft een weging van factoren:

    • Aard van de aansprakelijkheid

    • Aard van de schade: letselschade reken je ruimer toe dan zakenschade en zakenschade reken je ruimer toe dan zuivere vermogensschade (grove opzet of schuld mag je de criteria voor schade ruimer toerekenen)

    • Aard van de geschonden norm

    • Voorzienbaarheid

    • Lengte van de causale keten: is de schade niet te ver verwijderd van de gebeurtenis waarop de schade zich berust?

Rechtspraak over TNR = Toerekening naar redelijkheid

  • Amercentrale: Bij risicoaansprakelijkheid alleen ‘typische gevolgen’ toerekenen

  • Brandstichting Frieslandhal: Risicoaansprakelijkheid toch geen geval apart & Ruime invulling van voorzienbaarheid

  • Een specifiek geval: Renteneurose: You take the victim as you find him, incl. (latent) aanwezige schadeverhogende aandoeningen

Schadevergoedingsrecht

  • Schade = vermindering of nadeel in een object (kan een zaak/persoon zijn) (zie week 6)

  • Uitgangspunt is het beginsel van volledige schadevergoeding (degene die recht heeft op een schadevergoeding, dus recht op volledige schadevergoeding, dus dat de situatie is zoals die zou zijn als je geen schade zou hebben geleden).

  • Diverse uitzonderingen daarop (= nuancering van risicoverdeling):

    • Voordeelsverrekening (art. 6:100): OD niet alleen tot schade heeft geleden voor het slachtoffer maar ook een voordeel heeft opgeleverd, moet dit voordeel weer van de schade worden afgetrokken (zodat je het voordeel niet houdt, dat je ‘dubbel schadevergoeding’ zou krijgen).

    • Matiging (art. 6:109): een rechter mag de toegekende schade matigen als het tot onrechtmatige gevolgen zou leiden voor de persoon. (bv. als hij het niet kan betalen)

    • Limitering (art. 6:110) -> de wetgever kan een limiet stellen aan de omvang van algemene aansprakelijkheden (bedrijven die schade oplopen die ze niet aankunnen, dan wordt de schade verminderd omdat deze bedrijven moeten blijven bestaan zoals schiphol)

    • Causaliteit … zie hierboven

Nog een uitzondering: de eigen schuld-regeling (veel gebruikte uitzondering)

  • Algemene regel in art. 6:101 BW: causal

    • Aan eiser toe te rekenen omstandigheden

    • Schadevergoeding verminderd

    • Evenredig = causaliteitsafweging

    • Tenzij: billijkheidscorrectie toegepast (ernst van de fouten en overige omstandigheden)

Schade is mede veroorzaakt door het slachtoffer. Als er sprake is van eigen schuld dan wordt de schade verdeeld over beide partijen; hoeveel heeft de dader en het slachtoffer (eiser) zelf bijgedragen? Zo wordt de schade verdeeld.

  • Uitzonderingen op art. 6:101 BW: er wordt normaal gesproken gewerkt met causale verband en billijkheidscorrectie

  • O.a. bij werkgeversaansprakelijkheid (art. 7:658)

    • Beroep op eigen schuld = beperkt

    • Maar: indien geslaagd, verval van alle aansprakelijkheid (= alles of niets), aansprakelijkheid gaat heel ver

    • Uitzondering hierop via proportionele aansprakelijkheid, zie HR 31 maart 2006, NJ 2011/250 (Karamus/Nefalit); bv. werkgever hele zware bewijslast en werknemer; hele lichte bewijslast

Daarbij aansluitend: medeschuld

  • Meerdere personen voor dezelfde schade aansprakelijk: hoofdelijk verbonden (hoofdelijkheid; art. 6:102 lid 1 BW)

    • Slachtoffer kan bij één dader de gehele schade claimen

  • Interne draagplicht tussen hoofdelijk aansprakelijke partijen?

    • Maatstaf: regres nemen voor bedrag dat de ander ‘aangaat’ (art. 6:10 lid 2 BW)

    • Daarvoor geldt art 6:102 lid 1, tweede zin; daarin wordt verwezen naar art. 6:101 BW (regeling van eigen schuld)

    • Weer dezelfde afweging (causaliteit en billijkheid) maken -> causaliteitsafweging maken met billijkheidscorrectie

    • Tenzij wet anders bepaalt, zoals in art. 6:170 lid 3 BW en art. 6:166 lid 2 BW

Schadevergoedingsrecht (vervolg)

  • Soorten schade (art. 6:95) kan bestaan uit vermogensschade of ander nadeel.

  • Vermogensschade (art. 6:96)

    • Geleden verlies of gederfde winst

    • Div. schadeposten geregeld in lid 2

  • Of ander nadeel (art. 6:106)

= Smartengeld

  • Begroting van schade (art. 6:97)

    • Eventueel een schatting maken

    • Concrete v. abstracte schadeberekening

    • Of: begroten op gemaakte winst (art. 6:104): de rechter mag schadevergoeding bepalen gelijk die aan de winst van de dader

    • Optie: vergoeding in natura (art. 6:103): als ten onrechte een bepaald bouwwerk is gesloopt, dan kan je vragen voor het opnieuw bouwen van dat gebouw.

  • Art. 6:105: begroten van toekomstige schade (bv. been verbrijzeld): je weet nu al dat je schade gaat lijden in de toekomst. De rechter kan de schadevergoeding uitstellen of de rechter kan de toekomstige schadevergoeding al begroten (lump sum vergoeding) of je kan van te voren een periodiek bedrag vaststellen.

    • Periodiek bedrag of som ineens

    • Lump sum: goede en kwade kansen afwegen: kiest het slachtoffer meestal voor want je wil de zaak afronden (art. 6:105 BW toekomst inzien door de rechter.)

    • Schadeberekening = juridische spagaat voor partijen

Immateriële schade (smartengeld): art. 6:106 is belangrijkste artikel

  • Omschrijving en functie: schade die gerelateerd is aan immateriële dingen in het leven

  • Wanneer vergoedbaar?

    • Art. 6:106 Lid 1 sub a: ‘oogmerk’ (is een zeer specifiek en uitzonderlijk geval)

    • Art. 6:106 Lid 1 sub c: ‘reputatie van overledene’ (idem)

    • Art. 6:106 Lid 1 sub b: ‘lichamelijk letsel’, ‘schending eer of goede naam’ of ‘andere’ persoonsaantasting

  • Discussie over ‘andere persoonsaantasting’:

    • Er is enige smart geleden (comateuze patiënt?)

    • Meestal: ‘geestelijk letsel’ vereist

    • Soms: indien persoonlijkheidsrecht is geschonden (geestelijk letsel dan niet vereist), bijv. bij inbreuk op zelfbeschikkingsrecht

Vgl. Blauw Oog-arrest (HR 29 juni 2012, NJ 2012/410)

  • Hoogte van de vergoeding?

  • Zie Druijff/Bouw-arrest (HR 17-11-2000, NJ 2001, 215): met alle omstandigheden van het geval rekening houden, de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen voor de betrokkenen. Ook op de bedragen die andere rechters in NL hebben toegekend in gelijke gevallen.

  • Leidend is de Smartengeldgids

  • Rechtseenheid!

  • Bedragen zijn laag, maar er is opwaartse druk

Derdenschade (art. 6:107-108)

  • Betreft schade van derden - dus niet het directe (letsel)slachtoffer - zoals naasten en nabestaanden

  • In beginsel geen vergoeding mogelijk voor derden, tenzij de wet dat alsnog mogelijk maakt: verplaatste schade en die moet vergoed worden anders heeft de dader voordeel.

    • Artt. 6:107-108 doen dat voor bepaalde schadeposten van bepaalde personen

      • Bijv. voor verplaatste schade, maar niet voor immaterieel nadeel wegens overlijden van naasten

    • Dit systeem is een beperking t.o.v. art. 6:162, maar maakt tevens vorderingen mogelijk waar het wettelijk systeem die anders niet toe zou staan

    • Systeem is exclusief; is zelfstandig recht voor derden

Derdenschade: affectieschade

  • Affectieschade (nog) niet vergoedbaar

    • Definitie; over het verdriet over het slachtoffer (bv. Overleden): volgens de huidige wet is deze schade niet vergoedbaar.

    • Dit type immateriële schade past niet in het systeem van artt. 6:107-108 BW (uitzonderingen voor schade): sluiten uit dat je om art. 6:106 BW heen kan

    • Maar: Wetsvoorstel aanhangig (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 257, nr. 1-4) dat vergoeding mogelijk maakt (NB: op grond van het EVRM soms al wel mogelijk/nodig)

Schockschade

Shockschade is wel vergoedbaar:

  • Gaat om schade door schokkende confrontatie met dood of verwonding van een ander; geen derdenschade

  • Zie Taxibus-arrest (HR 22-2-2002, NJ 2002/240)

Erkenning is toe te juichen, maar er zijn wel nadelen:

  • Rechter heeft neiging om vereisten steeds soepeler te bezien; HR houdt dit tegen (Vilt-arrest)

  • Rechter moet (onmogelijke) splitsing maken tussen shock- en affectieschade

Hoorcollege 9

Rechtsgeschiedenis en rechtsvergelijking

  • Verbreedt ons perspectief op het (Nederlands) recht

    • Voorbeeld; artikel J. Jansen: gebruik rechtsvergelijking ter inspiratie van hoe het anders kan/moet

  • Laat ons zien dat de grondslagen van ons recht liggen in het Romeinse recht/ius commune en dat het recht van West-Europa in de vroeg-moderne tijd gemeenschappelijk was – vóór periode van juridische nationalisme en positivisme.

Ius commune staat voor gemeenschappelijk recht (het Romeinse recht en het kerkelijke recht, van de katholieke kerk). Dit recht is blijven gelden van de middeleeuwen tot de vroegmoderne tijd.

Wie is de rechtshistoricus en wat doet hij?

  • Bestudeert de grondslagen van het recht en verkrijgt zo dieper inzicht (helikopterview, zie employability skills)

  • Is benieuwd naar morgen

  • Heeft twee gezichten

  • Bestudeert teksten om te zien of we daar oplossingen kunnen vinden voor moderne problemen

Net als de rechtsvergelijker, zie artikel J. Jansen

Het Romeins recht heeft het referentiekader gevonden voor ons Nederlands recht van nu. Zonder dit referentiekader is het moeilijk voor te stellen hoe het Nederlands recht zich heeft ontwikkeld.

Wat brengt de rechtsgeschiedenis ons?

  • Een breder beeld en begrip van de ontwikkelingen in het Nederlandse recht

    • Voorbeeld 1: artikel G. van Maanen: wel of geen plotseling ‘omgaan’ door de Hoge Raad in Lindebaum/Cohen? Hoe kunnen we het verschil met HR Zutphense juffrouw verklaren?

Ook lagere rechtspraak ging als in de richting van de ruimere interpretatie. Omslag in 1919 omdat er toen een andere president is gekomen. Die wilde wel onrechtmatig als onrechtmatig. Molengraaf wilde dat ooal eerder. Was al in een wetsvoorstel voorgesteld, maar nooit een wet geworden omdat er toen oorlog was, dus andere dingen waren belangrijk.

  • Voorbeeld 2: artikel E. van Dongen: wel of geen plotseling ‘omgaan’ door de Hoge Raad in HIJSM/Morré? Was de ‘nieuwe’ oplossing ingegeven door doctrine, rechtspraak of rechtsvergelijking of een combinatie van allen?

De Hoge Raad bedacht iets nieuws, creëerde nieuw recht in 1916. De HR volgde gewoon de rechtsvergelijking. De verdeling van schadevergoeding bij eigen schuld was al van toepassing in andere landen. De lagere rechtspraak ging ook eerder zijn eigen gang, de verdeelde ook al de schade. Ze zijn veel praktischer dan de HR. In de conclusie van de HR, de procureur-generaal wees de heersende leer af. Ook het romeinse recht als eeuwen lang in het artikel eeuwen lang hebben vastgehouden.

  • Perspectief op de verschillen tussen rechtsstelsels in Europa – ook de verschillen met het Engelse recht (common law). Is het mogelijk om ooit een gemeenschappelijk recht te krijgen in Europa?

  • Helpt ons de grondslagen van het privaatrecht van de meeste landen in West-Europa te onderzoeken en zo bij te dragen aan de opkomst van een nieuw Europees privaatrecht?

Invloed Romeins recht

  • Op de systematiek (I)

    • Vb. BW boek 6, titels 3, 4 en 5

    • Op de inhoud van het Nederlandse recht (II)

    • Vb. artikel J. Lokin

    • Vb. leerstukken die in dit hoorcollege aanbod komen

Invloed op de hedendaags systematiek

Systematiek: bronnen van verbintenissen

  • Gai. D. 9.44.7.1pr.: Verbintenissen ontstaan uit overeenkomst of uit onrechtmatige daad of op grond van een eigen rechtsregel uit andere oorzaken (ex variis causarum figuris) (Samenraapsel van het recht dat juristen hebben opgeschreven in de eerste drie eeuwen na Chr.) Er wordt een onderscheid gemaakt tussen contractuele verbintenissen en verbintenissen uit ‘delicten’ lijkt op een OD maar het niet helemaal is. Het is geen contract maar het lijkt er wel op. Het is een zaakwaarneming. Je neemt andermans zaken waar, maar er is geen wilsovereenstemming. Dit blijkt uit contract. Titel 6.4: verbintenissen anders dan uit contract. Via de middeleeuwen is het romeinse recht in ons recht terecht gekomen. Dit systeem is romeins rechtelijk. De drie rechtmatige die we vandaag gaan behandelen komen ook uit het romeinse recht.

  • Obligatio quasi ex contractu. De Romeinen zag dit als een soort keten.

  • Romeins recht, Frankrijk, Nederland

  • Meijers (1880-1954): verbintenissen uitstaan uit overeenkomst, onrechtmatige daad of uit andere rechtsfeiten, indien zulks uit de wet voortvloeide.
    Meijers is de bedenker van ons nieuw BW. Hij kende het romeinse recht heel goed.

HR 30-01-1959, NJ 1959, 548 (Quint/Te Poel)

Art. 1269 OBW. Alle verbintenissen ontstaan of uit overeenkomst, of uit de wet.

  • dat uit deze woorden immers geenszins volgt, dat elke verbintenis rechtstreeks op enig wetsartikel moet steunen, doch daaruit slechts mag worden afgeleid, dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen;

HR Quint/Te Poel en later art. 6:1 BW (1992): verbintenissen kunnen slechts ontstaan als zij uit de wet voortvloeien. De formulering van de HR komt uit het Italiaanse recht.

Enkel als er een verbintenis is, is er sprake van recht.

Als er geen verbintenis was bij het Romeinse recht, was er geen sprake van recht. Dit geldt ook bij het Nederlandse recht. Het eerste wetboek van Privaatrecht is van 1838. Moet er letterlijk in de wet staan dat een verbintenis voortvloeit uit de wet?

Invloed op de inhoud van drie hedendaagse privaatrechtelijke leerstukken

De voorwaarden van zaakwaarneming (art. 6:198 BW);

  1. Het behartigen van andermans belang: Het is niet van belang dat je weet wiens belangen je behartigt. Er moet geen sprake zijn van eigenbelang, wat toevallig ook voor een ander goed uitkomt. Het kan bestaan uit een rechtshandeling of een feitelijke handeling. Het resultaat maak niet uit.

  2. Willens en wetens: De persoon die de zaken waarneemt, moet de intentie hebben om de belangen van de belanghebbende te behartigen. Deze formulering oogt wat oud. De wetgever wilde de jurisprudentie onder het oude BW van 1838 voort laten bestaan.

  3. Zonder bevoegdheid daartoe: Geen bevoegdheid om deze zaken waar te nemen. Er is wel een dergelijke bevoegdheid als de wet dit voorschrijft of er een rechtshandeling is op basis van deze bevoegdheid. In de wet staan situaties wanneer u wel op moet treden.

  4. Op redelijke grond: Een billijkheidsafweging is niet van de wetgever, maar van de rechter. De rechter moet afwegen of er ongewenste bemoeizucht van een ander is.

Zowel rechtshandelingen als feitelijke handelingen

Ad 4. Vaak geen redelijke grond indien er geen noodzaak bestond tot handelen

Gevolgen

Verplichtingen van de belanghebbende:

  • Schadevergoedingsverplichting (art. 6:200 BW), mits naar behoren en causaal verband

  • in uitzonderingsgevallen: vergoeding van loon

Verplichtingen en bevoegdheden van de zaakwaarnemer:

  • De zaakwaarnemer is verplicht bij de waarneming de nodige zorg te betrachten en, voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd, de begonnen waarneming voort te zetten. (art. 6:199 lid 1 BW)

  • Hij dient rekening en verantwoording af te leggen aan de belanghebbende (art. 6:199 lid 2 BW)

Achtergrond van de regeling

  • Evenwicht tussen vrijheid en solidariteit

  • Romeins recht: je niet mengen in een zaak waarin jij geen belanghebbende of bevoegde bent.

  • Soms behoorde je een medeburger te hulp te schieten, bijv. in tijden van nood

  • De rechtsfiguur zaakwaarneming via het Justiniaanse recht, via de receptie in bijna alle privaatrechtelijke wetboeken terecht gekomen

  • Kritiek vanuit natuurrechtelijke hoek: inbreuk op iemands vrijheid

  • Cruciale criterium: utilitasvereiste

Onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v. BW)

  • Term is innerlijk tegenstrijdig

  • Vereisten:

  • Een betaling, meer in het algemeen een prestatie

  • Door de een aan de ander verricht

  • Zonder rechtsgrond

Normaal betaal je de schuld die je de ander verschuldigd bent. Dan gaat je schuld teniet.
Betaling is voldoening aan de verplichting, bijvoorbeeld betaling geldsom, maar ook geven goederen, nakomen verplichting tot een (niet-)doen

  • Vordering tegen degene die de prestatie heeft ontvangen door degene die gepresteerd heeft

  • Een prestatie verrichten zonder rechtsgrond

    • A. van begin af aan geen rechtsgrond

    • B. ooit wel rechtsgrond, maar daarna met terugwerkende kracht vervallen

Gevolgen (art. 6:203 BW)

Recht op ongedaanmaking

  • Bij een geldsom: gelijk bedrag terugbetalen

  • Bij geven goed: zelfde goed teruggeven

  • Bij een prestatie van andere aard: prestatie ongedaan maken

Wat indien ongedaanmaking niet mogelijk is?

  • Onderscheid:

    • Wegens aard van de prestatie: vergoeding waarde, mits:

      1. de ontvanger door de prestatie is verrijkt

      2. het hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of

      3. hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten

      4. Slechts voor zover dit redelijk is

    • Feitelijk onmogelijk: dan cf. algemene regeling titel 6.1. (schadevergoeding)

Onverschuldigde betaling

  • Romeins recht: solutio indebiti

D. 12.6.2.1 (in titel over de condictie wegens onverschuldigde betaling):

  • Als iets betaald is op grond van een testament dat naderhand vervalst […] bleek te zijn, kan er teruggevorderd worden.

  • Degene die per vergissing een zaak of een som geld ter voldoening van een niet-betaalde schuld aan de ontvangende partij overdroeg, kon deze met deze condictie terugvorderen

Ongerechtvaardigde verrijking (BW 6 afdeling 3)

  • Artikel 6:212 BW omschrijft verrijking in lid 1: 'Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.'

Zie ook het arrest: HR 05 september 2008 (Verbouwing). Belangrijke punten zijn:

  • Verarming

  • Verrijking dient ongerechtvaardigd te zijn

De verrijking is niet rechtvaardig op grond van rechtshandeling of wet.

  • Er moet sprake zijn van causaal verband tussen verrijking en verarming

Aanvullende redelijkheidstoets (‘voor zover redelijk is’)

Als gevolg van de ongerechtvaardigde verrijking komt er een schadevergoedingsvordering, hierbij komen direct twee vragen opspelen:

  • Op welk moment?

  • Welke omvang?

Drie begrenzingen van het maximum bedrag:

  • Ten hoogste bedrag van de verrijking

  • Nooit meer dan bedrag van de verarming

  • Aanvullende redelijkheidstoets

Ongerechtvaardigde verrijking is bijvoorbeeld na te slaan in:

  • In 1959 (HR Quint/Te Poel) geen algemene actie uit Ongerechtvaardigde verrijking, slechts specifieke regelingen.

  • Wel in NBW 1992 (wetgevingstechnische reden)

  • Reeds aanwezig in het Oudvaderlandse recht: Hugo de Groot (1583-1645)? Dat zou een beroep op traditie inhouden.. Algemene verrijkingsactie in het Oudvaderlandse recht?

Lees W. Zwalve, ‘Zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking’, NTBR 1995, p. 157-163

  • Welke rol heeft de traditie voor de rechter?

Rechtsgeschiedenis in de rechtsvorming

  • Paul Scholten (1875-1946) – UvA

    • Schadevergoeding buiten overeenkomst en onrechtmatige daad 1899

    • Asser-Scholten, Zakenrecht 1905 - 1945 – daarna voortgezet door Beekhuis, Mijnssen, Van Velten, Bartels

    • Asser – Algemeen deel 1931

    • Rechtsvinding

  • Onder andere: grammaticaal, systematisch, wetshistorisch, en

  • Rechtshistorisch: traditie

Verschil tussen indirecte (Frans) en directe variant (Duits) weten

Bij zaakwaarneming zal je meer schadevergoeding krijgen dan bij onrechtvaardige verrijking.

Image

Access: 
Public

Image

This content is used in:

Privaatrecht bundel

Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningenbundel

Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
5522