Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2016 (1)


Vragen

Vraag 1

  1. De afwisseling van monarchale en republikeinse regeringsvormen is kenmerkend voor Frankrijk. De revolutiejaren 1789 en 1848 betekenden het einde van de monarchie en brachten een republiek. In welke perioden deed zich een omgekeerde ontwikkeling voor? Schets kort de aanleiding voor die omslagen.

  2. Zowel Duitsland als België hebben een federale staatsvorm. Schets kort welke van beide staten de oudste papieren als federatie heeft.

Vraag 2

  1. In Marbury vs. Madison (1803) heeft het Amerikaanse Hooggerechtshof beargumenteerd dat de aanwezigheid van een geschreven grondwet ertoe zou moeten leiden dat de rechter de bevoegdheid heeft om wetten aan de Grondwet te toetsen. In Frankrijk, dat sinds 1791 evenzeer een geschreven Grondwet kent, heeft het tot 1958 geduurd voor er een vorm van constitutionele toetsing werd ingevoerd, maar de gewone rechter heeft daar niet de bevoegdheid om de wet aan de Grondwet te toetsen. Leg uit welk reeds sinds 1789 in het positieve Franse staatsrecht aanwezige (en in de VS afwezige) beginsel in de weg staat aan de aanvaarding van constitutionele toetsing door de gewone rechter.

  2. Het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk der Nederlanden bestaan beide uit vier landen. Benoem die landen en leg uit of alle landen van die beide Koninkrijken over een parlement beschikken. Geef voorts aan of er in beide staten ook sprake is van een Koninkrijksparlement.

Vraag 3

  1. Wat bedoelt de Belgische Grondwet met de formulering dat in de gevallen die art. 77 noemt de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat ‘gelijkelijk bevoegd’ zijn? Uit welke elementen bestaat die ‘gelijke bevoegdheid’?

  2. Leg kort uit of de Franse Senaat en het Britse Hogerhuis gelijkelijk bevoegd zijn als het gaat om de mogelijkheid de totstandkoming van wetten te verhinderen.

Vraag 4

  1. 4.a Beargumenteer in hoeverre de organen van de deelstaten van de VS via de Senaat invloed uitoefenen op de wetgeving en het bestuur op federaal niveau. Betrek in uw antwoord het XVIIe amendement op de federale Grondwet.

  2. Leg uit welk Europees orgaan in de EU een vergelijkbare rol heeft als de Bondsraad in de Bondsrepubliek Duitsland.

Vraag 5

  1. Stel: de Staten van Sint Maarten hebben het vertrouwen in de ministers opgezegd, maar de bewindslieden weigeren hun ontslag aan de Gouverneur aan te bieden. De ministerraad van Sint Maarten verlangt dat de Gouverneur een Landsbesluit tot ontbinding van de Staten, gevolgd door nieuwe Statenverkiezingen, zal ondertekenen, maar hij weigert daaraan gevolg te geven. Leg uit in hoeverre de regering van het Koninkrijk bevoegd is om in te grijpen in deze constitutionele crisis.

  2. Leg uit of en, zo ja, welke middelen de regering van Sint Maarten heeft om zich tegen (het voornemen tot) een dergelijk ingrijpen te verzetten.

Vraag 6

  1. Stel dat een vergelijkbare situatie als in vraag 5a zich voordoet in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest. Leg uit of de Belgische federale regering over bevoegdheden beschikt om hier iets aan te doen. Zo ja, welke bevoegdheden zijn dat? Zo nee, hoe moet dat worden verklaard?

  2. Leg aan de hand van hun beider constitutionele positie uit waarom het goed verdedigbaar is dat de Franse President de nauwelijks geclausuleerde bevoegdheid heeft om de Assemblée te ontbinden, maar de Duitse President de Bondsdag slechts in uitzonderlijke omstandigheden en met medewerking van de Bondskanselier mag ontbinden.

Vraag 7

  1. De regering van de Vrijstaat Beieren maakt zich ernstige zorgen over de aanhoudende instroom van Syrische vluchtelingen in het Bondsland. Zij vraagt zich af of er regelgeving uitgevaardigd kan worden die deze instroom kan beperken. Is de Vrijstaat Beieren naar Duits staatsrecht bevoegd om wetgeving uit te vaardigen die de instroom van vluchtelingen in Beieren remt? Beargumenteer uw antwoord.

  2. Wallonië heeft met dezelfde problemen te kampen als Beieren en wil de grenzen zoveel mogelijk sluiten voor burgers van buiten de Europese Unie. Welk orgaan is op grond van Belgisch staatsrecht bevoegd met de staten van herkomst te onderhandelen over grensbewaking en -controle?

Vraag 8

  1. Er wordt wel beweerd dat het bestaan van de Europese Raad de positie van de Nederlandse minister-president gewichtiger maakt dan het Nederlandse staatsrecht voorschrijft. Op welke redenering is die bewering gebaseerd?

  2. Stel dat bij de volgende Amerikaanse presidentsverkiezingen een kandidaat van Democratische signatuur wordt gekozen, maar tevens een Congres met een Republikeinse meerderheid. Leg nauwkeurig uit of het verschijnsel cohabitation zich dan zal gaan voordoen in de Verenigde Staten van Amerika.

Vraag 9

  1. Duitse rechters zijn op grond van art. 100 lid 1 GG verplicht om gevolg te geven aan een uitleg die het Bundesverfassungsgericht heeft gegeven in een prejudiciële procedure. Op grond van art. 267 van het VWEU zijn Duitse rechters eveneens verplicht om gevolg te geven aan een uitleg die het Hof van Justitie van de EU gegeven heeft in een prejudiciële procedure. Gesteld dat een Duitse rechter geconfronteerd wordt met elkaar uitsluitende rechtsplichten die uit deze beide verplichtingen voortvloeien, aan welke verplichting dient hij dan voorrang te geven? Beargumenteer uw antwoord.

  2. Op grond van de Human Rights Act mag de Britse rechter formele wetten niet onverbindend verklaren wegens strijd met de naar Brits recht omgezette bepalingen van het EVRM. Welk beginsel van Brits staatsrecht wordt hiermee gediend en leg uit waarom dat zo is.

Vraag 10

  1. De Franse Constitution biedt procedureel meer bescherming tegen inbreuken op het nationale constitutionele recht dan de Nederlandse Grondwet. Benoem twee van zulke, in de Nederlandse Grondwet ontbrekende, beschermingsmechanismen en leg uit tegen welke inbreuken die mechanismen dan precies bescherming bieden.

  2. Leg kort uit waarom toepassing van de leer van de bijzondere beperkingen, zoals in de Nederlandse Grondwet, bijdraagt aan een betere rechtsbescherming van burgers tegen inbreuken op grondrechten.

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. Van republikeins naar monarchaal = sterke man die opstaat na periode van revolutie = van collectiviteit naar eenhoofdigheid: - Napoleon Bonaparte roept zich in 1804 na een referendum uit tot Keizer (tot 1814/15), nadat hij al in 1799 door een staatsgreep aan de macht gekomen was; - Lodewijk Napoleon, de neef van Napoleon I, wordt na de val van het Koninkrijk in 1848 eerst president, maar pleegt een staatsgreep in 1851 en wordt na een referendum Keizer (tot 1870).

  2. Duitsland heeft zich als oorspronkelijk confederatief verband ontwikkeld tot een bondsstaat en heeft die federale structuur sinds 1871, met uitzondering van de Nazi-tijd en tussen 1949 en 1990 alleen in West-Duitsland, ook behouden. België is van oorsprong (1831) een eenheidsstaat. De federalisering is pas ingezet in 1970 en formeel bevestigd in 1993 (exacte jaartallen niet zo belangrijk). Duitsland heeft dus veruit de oudste papieren.

Vraag 2

  1. In de Declaratie van 1789 staat in art. 6: “La loi est l’expression de la volonté générale.” Dit drukt uit dat de wet de uiting en juridische concretisering is van de hoogste wil, die van het soevereine volk namelijk. In een democratie hoort dus de ongekozen rechter de besluiten van de democratisch gelegitimeerde wetgever niet opzij te (kunnen) zetten. Een dergelijke opvatting van democratie ontbreekt in de VS.

  2. De landen Wales, Schotland en Noord-Ierland hebben ieder hun eigen parlement. Het oorspronkelijke Engelse parlement heeft zich ontwikkeld tot het Britse (Koninkrijks) parlement. Er is geen parlement dat alleen de Engelse zaken behartigt.

    De landen Aruba, Curaçao en St. Maarten hebben ieder hun eigen parlement. Nederland heeft ook een eigen parlement, maar dat functioneert tevens als parlement van het Koninkrijk.

Vraag 3

  1. Bij gelijke bevoegdheid kunnen beide Kamers:

    • Voorstellen van wet indienen (initiatiefrecht, art. 75)

    • Voorstellen van wet wijzigen (amendementsrecht, art. 76)

    • Voorstellen van wet tegenhouden (verwerpingsrecht)

  2. De Franse Senaat kan door verwerping er voor zorgen dat een wetsontwerp/voorstel niet tot wet wordt verheven. (Let op: een navette, waarbij de Assemblée uiteindelijk het laatste woord heeft over de uiteindelijke tekst van de wet, doet zich slechts voor als er in beide kamers wordt geamendeerd. Daarover gaat de vraag echter niet). Het Britse Hogerhuis heeft slechts een suspensief veto. Wordt een door het Hogerhuis verworpen wetsvoorstel in het volgende zittingsjaar opnieuw en ongewijzigd aangenomen door het Lagerhuis, dan kan het voor Royal Assent worden voorgedragen. Over bepaalde wetten (bijv. money bills) heeft het Hogerhuis helemaal geen zeggenschap, maar dat mag buiten beschouwing blijven.

Vraag 4

  1. De senatoren werden gekozen door de volksvertegenwoordigingen van de Staten. Dit maakte hen, in ieder geval in theorie, afhankelijk van politieke steun uit de eigen deelstaat om herkozen te worden. Dit zorgde ervoor dat zij rekening moesten houden met de in de deelstaatsparlementen levende opvattingen. Sinds de inwerkingtreding van het XVIIe amendement worden de senatoren rechtstreeks door de bevolking van de deelstaten gekozen en zijn ze dus niet meer afhankelijk van de deelstaatsorganen.

  2. De Raad van ministers (art. 16 VEU) bestaat net als de Bondsraad (art. 51 GG) uit vertegenwoordigers van de regeringen van de Landen / lidstaten. In de wetgeving van de EU resp. de BRD hebben zij soortgelijke bevoegdheden, namelijk het recht om voorstellen aan te nemen en te verwerpen.

Vraag 5

  1. Sint Maarten is een zelfstandig Land binnen het Koninkrijk en de vorming van een regering is dan ook een Landsaangelegenheid (art. 41 Statuut). Wel is het zo dat er onder omstandigheden een rol voor het Koninkrijk kan zijn weggelegd als het uitblijven van regeringsvorming leidt tot een aantasting van de deugdelijkheid van bestuur (art. 43). In dat geval zou het Koninkrijk o.g.v. art. 51 eventueel zelf bij AMvRB de Staten kunnen ontbinden en nieuwe verkiezingen kunnen uitschrijven.

  2. De Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten zou zich via de procedure van art. 12 lid 1-3 van het Statuut tegen de vaststelling van een dergelijke AMvRB kunnen verzetten.

Vraag 6

  1. De Belgische federale organen zijn hiërarchisch de gelijken van de organen van de Gemeenschappen en Gewesten. Er is dus geen mogelijkheid voorzien in het Belgische staatsrecht voor een ingrijpen door de federale overheid in een regeringscrisis in het Brusselse hoofdstedelijke Gewest.

  2. De President van de Franse Republiek heeft een rechtstreeks mandaat van de kiezer (art. 6-7 C.) dat niet onderdoet voor dat van de Assemblée. De Duitse Bondspresident heeft geen rechtstreeks mandaat van de kiezer, maar wordt gekozen door de Bundesversammlung (art. 54 GG), terwijl de Bondsdag rechtstreeks door het volk wordt gekozen (art. 38 GG).

Vraag 7

  1. Nee, aan Beieren komt geen bevoegdheid op dit punt toe. Art. 73 lid 1 onder 3 GG geeft aan dat de bevoegdheid tot wetgeving inzake de immigratie en emigratie in Duitsland uitsluitend Bondsaangelegenheid is.

  2. Grenscontrole en –bewaking zijn niet overgedragen aan Gemeenschappen of Gewesten en zijn dan ook een aangelegenheid van de federatie (cf. art. 35 en art. 167BGW). De Belgische regering (in de persoon van de minister van Buitenlandse Zaken) zal het overleg voeren.

Vraag 8

  1. De Europese Raad bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten (art. 15 VEU). Voor Nederland gaat de minister-president al is hij staatsrechtelijk gezien geen regeringsleider, maar slechts primus inter pares.

  2. Nee, de President is vrij om naar eigen inzicht ministers van zijn politieke kleur te benoemen. Ministers hebben, anders dan in Frankrijk, niet het vertrouwen nodig van het Congres.

Vraag 9

  1. Twee antwoorden zijn hier mogelijk: men kan argumenteren dat het BVerfG gelijk heeft in zijn in Maastricht en Lissabon ontwikkelde doctrine, in welk geval een Duitse rechter uiteindelijk het oordeel van het BVerfG voorrang zal moeten geven; of men kan redeneren dat de Van Gend en Loos-doctrine juist is, in welk geval een Duitse rechter uiteindelijk het oordeel van het HvJ EU zal moeten volgen. Beide is, mits goed uitgelegd, goed te rekenen.

  2. Het beginsel van parliamentary sovereignty brengt mee dat er geen hogere norm is dan de door het parlement vastgestelde wet. De HRA is niet van hogere orde dan andere acts, ook al is het de omzetting van verdragsbepalingen, en de rechter kan aan de HRA dan ook geen voorrang geven boven andere acts.

Vraag 10

  1. Bescherming tegen internationaal recht:

    • Art. 54: een verdragsbepaling die haaks staat op de Constitution, kan pas na wijziging van de Constitution worden aangenomen of geratificeerd (vgl. in Ned. art. 91 lid 3)

Bescherming tegen de wetgever:

  • Art. 61: toetsing van wetten door Conseil constitutionnel aan de Grondwet (vgl. in Ned. art. 120 Gw). Bij strijd geen bekrachtiging/toepassing.

  • O.g.v. de leer van de bijzondere beperkingen dient een beperking op een grondrecht zijn grondslag te vinden in de formulering van dat grondrecht. De Grondwet geeft aan wie er mag beperken, in welk belang en soms ook hoe of in welke mate. Andere beperkingen zijn niet toegestaan; ‘toevallige’ beperkingen zijn uitgesloten. Op die manier staat bij voorbaat vast wat de reikwijdte is van het grondrecht en heeft de rechter een handvat om beperkingen te toetsen. De rechtszekerheid van burgers wordt daarmee bevorderd

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Staatsrecht 3 (oud curriculum) - RUG - Rechten - B3 - Oefenmateriaal

Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2016 (1)

Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2016 (1)


Vragen

Vraag 1

  1. De afwisseling van monarchale en republikeinse regeringsvormen is kenmerkend voor Frankrijk. De revolutiejaren 1789 en 1848 betekenden het einde van de monarchie en brachten een republiek. In welke perioden deed zich een omgekeerde ontwikkeling voor? Schets kort de aanleiding voor die omslagen.

  2. Zowel Duitsland als België hebben een federale staatsvorm. Schets kort welke van beide staten de oudste papieren als federatie heeft.

Vraag 2

  1. In Marbury vs. Madison (1803) heeft het Amerikaanse Hooggerechtshof beargumenteerd dat de aanwezigheid van een geschreven grondwet ertoe zou moeten leiden dat de rechter de bevoegdheid heeft om wetten aan de Grondwet te toetsen. In Frankrijk, dat sinds 1791 evenzeer een geschreven Grondwet kent, heeft het tot 1958 geduurd voor er een vorm van constitutionele toetsing werd ingevoerd, maar de gewone rechter heeft daar niet de bevoegdheid om de wet aan de Grondwet te toetsen. Leg uit welk reeds sinds 1789 in het positieve Franse staatsrecht aanwezige (en in de VS afwezige) beginsel in de weg staat aan de aanvaarding van constitutionele toetsing door de gewone rechter.

  2. Het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk der Nederlanden bestaan beide uit vier landen. Benoem die landen en leg uit of alle landen van die beide Koninkrijken over een parlement beschikken. Geef voorts aan of er in beide staten ook sprake is van een Koninkrijksparlement.

Vraag 3

  1. Wat bedoelt de Belgische Grondwet met de formulering dat in de gevallen die art. 77 noemt de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat ‘gelijkelijk bevoegd’ zijn? Uit welke elementen bestaat die ‘gelijke bevoegdheid’?

  2. Leg kort uit of de Franse Senaat en het Britse Hogerhuis gelijkelijk bevoegd zijn als het gaat om de mogelijkheid de totstandkoming van wetten te verhinderen.

Vraag 4

  1. 4.a Beargumenteer in hoeverre de organen van de deelstaten van de VS via de Senaat invloed uitoefenen op de wetgeving en het bestuur op federaal niveau. Betrek in uw antwoord het XVIIe amendement op de federale Grondwet.

  2. Leg uit welk Europees orgaan in de EU een vergelijkbare rol heeft als de Bondsraad in de Bondsrepubliek Duitsland.

Vraag 5

  1. Stel: de Staten van Sint Maarten hebben het vertrouwen in de ministers opgezegd, maar de bewindslieden weigeren hun ontslag aan de Gouverneur aan te bieden. De ministerraad van Sint Maarten verlangt dat de Gouverneur een Landsbesluit tot ontbinding van de Staten, gevolgd door nieuwe Statenverkiezingen, zal ondertekenen, maar hij weigert daaraan gevolg te geven. Leg uit in hoeverre de regering van het Koninkrijk bevoegd is om in te grijpen in deze constitutionele crisis.

  2. Leg uit of en, zo ja, welke middelen de regering van Sint Maarten heeft om zich tegen (het voornemen

  3. .....read more
Access: 
Public
Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2016 (2)

Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2016 (2)


Vragen

Vraag 1a

Zeer recent heeft het Hof van Justitie van de EU een bindend advies gegeven over de eventuele toetreding van de EU tot het EVRM. In dit advies betoogt het Hof dat deze toetreding in strijd komt met de constitutionele principes van de EU, omdat een andere rechter dan het Hof van Justitie, namelijk het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, het laatste woord kan krijgen over (de gelding van) Europees recht. Hoe beoordeelt u de claim van het Hof van Justitie dat dit Hof naar huidig recht altijd het laatste woord heeft over de gelding van een norm van EU-recht?

Vraag 1b

Anders dan de bepalingen van het Duitse Grundgesetz genieten de bepalingen van de Nederlandse Grondwet nauwelijks bescherming tegen uitholling daarvan door staatsorganen of andere machten. Noem ten minste drie voorzieningen in het Duitse constitutionele recht waardoor die uitholling wordt tegengegaan c.q. voorzieningen in het Nederlandse constitutionele recht waardoor die uitholling wordt bevorderd.

Vraag 2a

De Amerikaanse grondwet verleent de Senaat een aantal bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen die het Huis van Afgevaardigden niet heeft. Het Grundgesetz kent niet een vergelijkbare geprivilegieerde positie van de Bondsraad ten opzichte van de Bondsdag met betrekking tot de buitenlandse betrekkingen. Waarom zou een dergelijke geprivilegieerde positie ook niet passen in het Duitse staatsrecht en juist wel in het Amerikaanse?

Vraag 2b

Speelt de Nederlandse Eerste Kamer een rol in de totstandkoming van wettelijke regels die op de BES-eilanden gelden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke dan?

Vraag 3a

Wat wordt in het Duitse staatsrecht bedoeld met de Ressortverantwortlichkeit van Bondsministers? Hoe verhoudt deze zich tot de bevoegdheden van de Bondskanselier?

Vraag 3b

Welke ambtsdragers vertegenwoordigen 1)het Koninkrijk der Nederlanden, 2) Frankrijk, 3) België en 4) het Verenigd Koninkrijk in de Europese Raad als daar gesproken moet worden over de relatie van de Europese Unie met Saint-Martin, Sint Maarten, Vlaanderen en Schotland?

Vraag 4a

In het Verenigd Koninkrijk heeft het parlementair stelsel zich heel geleidelijk kunnen ontwikkelen. Leg uit hoe het ontstaan van ‘the Cabinet’ de sleutel is geweest tot de totstandkoming van het Britse parlementaire stelsel zoals dat nog altijd functioneert.

Vraag 4b

Beschrijf kernachtig wanneer en op welke juridische wijze de huidige Bondsrepubliek van 16 landen tot stand is gekomen.

Vraag 5a

Zijn de Duitse Bondsregering en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden bevoegd om zonder grondslag in een (federale) wet algemeen verbindende voorschriften uit te vaardigen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 5b

Is de regering van het Vlaamse gewest, respectievelijk de Federale regering bevoegd om een verdrag sluiten dat van de Belgische Grondwet afwijkt? Motiveer uw antwoord.

Vraag 6a

Een Franse burger doet voor de rechtbank van Toulouse in een civielrechtelijk geding een beroep op een bepaling in het EVRM met de bedoeling dat de.....read more

Access: 
Public
Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2015 (1)

Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2015 (1)


Vragen

Vraag 1

  1. Welk belangrijk bezwaar kan vanuit constitutioneelrechtelijk perspectief van de lidstaten ingebracht worden tegen de doctrine van de autonome rechtsorde zoals die door het Hof van Justitie van de EU sinds begin jaren '60 is ontwikkeld? Beargumenteer uw antwoord.

  2. Nederland kent geen wet zoals de Britse Human Rights Act. Geef twee verschillen tussen het Nederlandse en het Britse constitutionele recht op grond waarvan verklaard kan worden dat wij zo’n wet niet nodig hebben en de Britten wel.

Vraag 2

  1. Leg uit of de Curaçaose rechter een bepaling van een Landsverordening buiten toepassing moet laten, als hij constateert dat die Landsverordening onverenigbaar is met een regel van volkenrechtelijk gewoonterecht.

  2. Het voorstel Halsema tot introductie van constitutionele toetsing leidt tot een ander systeem van rechterlijke toetsing aan Grondwettelijk gegarandeerde grondrechten dan het Belgische stelsel. Beschrijf de kern van dat verschil.

Vraag 3

  1. Leg kort uit wat ‘Überhangmandate’ zijn en verklaar waarom het Franse kiesstelsel een dergelijk fenomeen niet kent.

  2. Verklaar waarom het verschijnsel ‘by-election’ bij een openvallende plek in het Lagerhuis zich niet voordoet bij de verkiezing van leden van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Vraag 4

  1. Leg nauwkeurig uit welke overeenkomst bestaat tussen de wijze van verkiezing van de Franse Senaat en de Nederlandse Eerste Kamer, maar geef ook eventuele verschillen aan.

  2. Beschrijf kort de functie en bevoegdheid van de Gevolmachtigde minister in ons Koninkrijk en leg uit welk Duits orgaan een vergelijkbare functie heeft in het Duitse staatsbestel.

Vraag 5

  1. Schets kort de vergelijkbare gevolgen van de Julirevolutie van 1830 voor (de vervulling van) het koningschap in België en Frankrijk.

  2. De Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 4 juli 1776 suggereert dat het onrecht dat de 13 Koloniën door Groot-Brittannië zou zijn aangedaan vooral veroorzaakt werd door het handelen van de Koning. Leg uit of deze suggestie naar toenmalig Brits staatsrecht juist is.

Vraag 6

  1. Het Duitse Grundgesetz beschouwt de Bondsdag als het Duitse kernorgaan, van waaruit alle andere staatsorganen gelegitimeerd worden. De zogeheten constructieve motie van wantrouwen beperkt niettemin de vrijheid van de Bondsdag om de Bondsregering ten val te brengen. Verklaar vanuit historisch perspectief waarom de Duitse grondwetgever voor deze beperking heeft gekozen.

  2. In 1706 verloor Schotland zijn eigen parlement, maar werd Schotse parlementariërs het recht toegekend mee te beslissen over alle wetgeving die het Britse parlement zou uitvaardigen, ook als die uitsluitend in Engeland en Wales zou gelden. Deze regel geldt tot op heden, maar wordt toenemend bekritiseerd nu Schotland weer een eigen parlement heeft. Een dergelijk vraagstuk heeft zich in de VS nooit voorgedaan, hoewel ook de leden van het Huis

  3. .....read more
Access: 
Public
Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2015 (2)

Staatsrecht 3 - RUG - Rechten - B3 - Oefententamen 2015 (2)


Vragen

Vraag 1

  1. Geef exact aan wie de regering van het Vlaamse Gewest en van de Vlaamse Gemeenschap benoemt.

  2. Zijn leden van de Europese Commissie op dezelfde wijze verantwoording schuldig aan het Europees Parlement als Nederlandse ministers verantwoording schuldig zijn aan de Staten-Generaal? Motiveer uw antwoord.

Vraag 2

  1. Zijn de Duitse Bondsregering en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden bevoegd om zonder grondslag in een (federale) wet algemeen verbindende voorschriften uit te vaardigen? Motiveer uw antwoord.

  2. Is de regering van het Vlaamse gewest, respectievelijk de Federale regering bevoegd om een verdrag sluiten dat van de Belgische Grondwet afwijkt? Motiveer uw antwoord.

Vraag 3

  1. In België is veel te doen geweest over de vraag of de Vlaamse arrondissementen Halle en Vilvoorde al dan niet tot de kieskring Brussel zouden moeten behoren bij de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Leg nauwkeurig uit waarom dit vraagstuk vanuit democratisch oogpunt zo belangrijk is in België.

  2. De Franse regeling omtrent goedkeuring van verdragen inzake toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie biedt twee mogelijke routes. Leg uit welke dat zijn.

Vraag 4

  1. De Amerikaanse grondwet verleent de Senaat een aantal bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen die het Huis van Afgevaardigden niet heeft. Het Grundgesetz kent niet een vergelijkbare geprivilegieerde positie van de Bondsraad ten opzichte van de Bondsdag met betrekking tot de buitenlandse betrekkingen. Waarom zou een dergelijke geprivilegieerde positie ook niet passen in het Duitse staatsrecht en juist wel in het Amerikaanse?

  2. Speelt de Nederlandse Eerste Kamer een rol in de totstandkoming van wettelijke regels die op de BES-eilanden gelden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke dan?

Vraag 5

  1. In het Verenigd Koninkrijk heeft het parlementair stelsel zich heel geleidelijk kunnen ontwikkelen. Leg uit hoe het ontstaan van ‘the Cabinet’ de sleutel is geweest tot de totstandkoming van het Britse parlementaire stelsel zoals dat nog altijd functioneert.

  2. Beschrijf kernachtig wanneer en op welke juridische wijze de huidige Bondsrepubliek van 16 landen tot stand is gekomen.

Vraag 6

  1. In het Koninkrijk der Nederlanden en in de Verenigde Staten zijn er constitutioneelrechtelijke verankeringen van de autonome bevoegdheden van de samenstellende delen van beide staten. Beschrijf deze verankeringssystemen en leg uit welke van beide de sterkste garantie biedt voor deze autonomie.

  2. Zowel in het Koninkrijk der Nederlanden als in België is de constitutionele positie van de samenstellende delen van de staat niet (volledig) gelijk. Leg uit waaruit de verschillen in beide staten bestaan en hoe dit historisch te verklaren valt.

Vraag 7

  1. Wat wordt in het Duitse staatsrecht bedoeld

  2. .....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1340
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.