Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2014

Vragen

Vraag 1a

Een bedrijf is gevestigd in het midden van een stad. Het bedrijf opereert op een markt van volledige mededinging en kan zijn product daar verkopen voor een prijs van € 100 per geproduceerde eenheid. De productie van het bedrijf gaat met vervuiling gepaard. De inwoners van de stad ondervinden daarvan nadeel. Zo lang het bedrijf geen maatregelen neemt om de vervuiling tegen te gaan, levert elke geproduceerde eenheid voor de inwoners gezamenlijk een nadeel op ter waarde van € 15. Als het bedrijf geen maatregelen neemt om vervuiling tegen te gaan, bedragen de productiekosten € 90 per eenheid product. De constante kosten zijn verwaarloosbaar. Door het nemen van maatregelen kan het bedrijf de vervuiling voorkomen. De kosten daarvan bedragen € 5 per eenheid product. Aangenomen wordt dat het bedrijf het recht heeft om de vervuiling te veroorzaken. Stel dat het bedrijf en de omwonenden kosteloos kunnen onderhandelen over maatregelen om vervuiling tegen te gaan.

Zullen deze onderhandelingen ertoe leiden dat de producent maatregelen neemt om vervuiling te voorkomen?

Vraag 1b

Waarom zullen dergelijke onderhandelingen in de praktijk moeizaam verlopen?

Stel nu dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat onderhandelingen tussen het bedrijf en de omwonenden niet tot stand komen. Het gemeentebestuur vraagt advies over de te volgen aanpak. Een consultant adviseert een uniforme heffing van € 15 per eenheid product op te leggen. Dit omdat elke eenheid product een schade van € 15 aan de omwonenden toebrengt.

Vraag 1c

Waartoe leidt deze heffing?

Een concurrerende consultant adviseert een proportionele heffing op te leggen, dat wil zeggen een heffing die gelijk is aan de toegebrachte schade.

Vraag 1d

Waartoe leidt deze heffing?

Vraag 1e

Welk type heffing verdient vanuit efficiëntieoogpunt de voorkeur?

Vraag 2a

Bedrijf X heeft een monopolie op het verzorgen van reizigersvervoer per trein in een bepaald land. Aanleg, beheer en onderhoud van de infrastructuur (rails, wissels, seinen enz.) worden verzorgd door een apart bedrijf Y.

In figuur 1 geeft V de vraag naar treinreizen in het land weer, uitgedrukt in miljoenen per jaar. De marginale kosten van X (personeel, materieel, elektriciteit) zijn € 10 per treinreis.

Daarnaast heeft X te maken met constante kosten, doordat het bedrijf voor het gebruik van de infrastructuur jaarlijks een vast bedrag van € 300 miljoen aan Y moet betalen.

Zie bijlage 1 Figuur 1. De vraagcurve van bedrijf X.

Wat zouden de winstmaximaliserende prijs en hoeveelheid zijn, als X winstmaximalisatie zou nastreven en één uniforme prijs per treinreis zou hanteren? Bereken voor dat geval de grootte van het consumenten- en het producentensurplus.

Vraag 2b

Zou X de winst kunnen vergroten door toepassing van prijsdiscriminatie? Zou de maatschappelijke welvaart dan toe- of afnemen?

Stel dat de overheid ertoe overgaat om het gedrag van X te reguleren.

Vraag 2c

Welke prijs zou de overheid volgens de marginalekostenregel aan X moeten opleggen?

Vraag 2d

Hoe groot is de winst dan wel het verlies van X in de situatie onder c.?

Vraag 2e

Leg uit dat het vanuit efficiëntieoogpunt acceptabel is als de overheid de kosten van de infrastructuur voor haar rekening neemt.

Vraag 3a

Boekenhandelaar V sluit een contract met uitgeverij Z aangaande de levering van een nieuwe boekenserie. V betaalt de overeengekomen prijs van € 2,5 miljoen direct. In het contract wordt overeengekomen dat Z bij niet nakoming aan V een schadevergoeding dient te betalen op grond van het negatieve contractbelang.

Voordat Z de boekenserie kan drukken en leveren aan V moet eerst nog een andere opdracht worden afgemaakt. Verder heeft V een aantal aanvullende eisen, zoals een fluwelen kaft, en ook dat kost tijd. Bij het afsluiten van het contract raamt Z de ontwikkelingskosten op € 2 miljoen.

V verwacht door de nieuwe boeken (met prachtige kaft) aanzienlijk meer klanten binnen te halen. De brutowinst zal daardoor toenemen met € 4 miljoen.

In dat bedrag van 4 miljoen zijn de kosten van de aanschaf en de marketing van de nieuwe boeken nog niet meegenomen. Voorafgaand aan de verkoop van de boekenserie moet een grootse reclamecampagne opgezet worden. De totale kosten van die voorbereidingsinvestering bedragen € 0,3 miljoen.

V gaat na het afsluiten van het contract meteen aan de slag met de voorbereidingsinvestering en rondt deze snel af. Als Z korte tijd later aan de slag wil met de opdracht voor V, blijkt de ontwikkeling van de speciale kaft onmogelijk met de huidige machines, waardoor nieuwe machines besteld moeten worden. Deze ontwikkelingskosten zullen uitkomen op € 3 miljoen.

Stel dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat ze heronderhandeling uitsluiten.

Besluit Z het contract na te komen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 3b

In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. als de partijen zouden hebben gekozen voor schadevergoeding op basis van het positieve contractbelang?

Vraag 3c

In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. en b. als de transactiekosten verwaarloosbaar klein zouden zijn?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Kern: transactiekosten nul, Coase-theorema. Kosten vervuilingsreductie lager dan de daarmee te vermijden schade. De inwoners betalen 5 p.e.p. (of ietsje meer) om de fabriek te bewegen maatregelen te nemen zodat de schade van 15 wordt voorkomen.

Vraag 1b

Veel benadeelden, nadeel waarschijnlijk niet voor alle inwoners gelijk: coördinatieprobleem.

Vraag 1c

Bedrijf stopt de productie, want die wordt verliesgevend. De kosten komen uit op 90+15 = 105 en dat is meer dan de prijs die de producent voor het product ontvangt.

Vraag 1d

Bedrijf neemt maatregelen tegen de vervuiling en zet de productie voort. Dat kost 5 per eenheid, maar daarmee worden de vervuiling en dus het betalen van een heffing voorkomen. De kosten komen dan uit op 90+5 = 95. Dat is minder dan de prijs die de producent voor het product ontvangt, zodat de productie winstgevend blijft.

Vraag 1e

Bij uniforme heffing stopt bedrijf met de productie. Welvaartssaldo nul. Bij proportionele heffing heeft bedrijf prikkel tot gebruik schone techniek. Elke eenheid levert dan per saldo 100 – 90 – 5 = 5 voordeel op. Laatste optie verdient uit oogpunt van efficiëntie de voorkeur.

Bovendien geeft proportionele heffing prikkel tot innovatie. Het is voor het bedrijf interessant om te zoeken naar andere, goedkopere manieren om de vervuiling tegen te gaan.

Vraag 2a

Teken MO 2x zo steil als vraagcurve. Winst maximaal als MO = MK. Dus q = 30 mln. De bijbehorende p is 25.

CS = ½ x (40-25) x 30 = 225 mln

PS = (25-10) x 30 = 450 mln

Zie bijlage 1 Figuur 2.

Vraag 2b

Ja. Er zijn voor treinreizen tussen de 30 en 60 mln potentiële klanten die weliswaar geen 25 willen betalen, maar wel een prijs boven de marginale kosten van 10. Er is dan ruimte voor een potentiële wederzijds voordelige ruil. (X moet die klanten natuurlijk wel kunnen onderscheiden van die van de eerste 30 mln treinreizen.) Als het aantal treinreizen groter wordt dan 30 mln, wordt de deadweight loss kleiner. De maatschappelijke welvaart neemt dus toe.

Vraag 2c

Er wordt dan een vaste prijs opgelegd ter hoogte van het snijpunt van de vraag- en de MK-curve, dus 10.

Vraag 2d

De opbrengsten van X zijn 10 x 60 = 600 mln. Daartegenover staan de constante en variabele kosten. De constante kosten zijn gegeven: 300 mln. De variabele kosten zijn af te leiden uit MK. Per definitie bestaat MK alleen uit variabele kosten. MK is voor elke treinreis gelijk aan 10. Dus zijn de variabele kosten per treinreis 10, ofwel in totaal 10 x 60 = 600 mln. X lijdt dus een verlies van 300 mln.

Vraag 2e

Als de overheid dat niet doet, gaat X failliet en komt het reizigersvervoer per trein tot stilstand. Dat zou buitengewoon jammer zijn, omdat de marginalekostenregel zorgt voor een maatschappelijk optimaal aantal treinreizen. CS is dan ½ x (40-10) x 60 mln = 900 mln, PS = 0, zodat maatschappelijke welvaart 225 mln hoger is dan onder a. [Anders gezegd: het deadweight loss is verdwenen.]

Merk op dat de bijdrage van de overheid van 300 mln op zich een vestzak-broekzak-operatie is en als zodanig niets toe- of afdoet aan de maatschappelijke welvaart.

Vraag 3a

Bij contractbreuk dient Z aan V de betaalde contractprijs en de voorbereidingskosten te vergoeden, totaal 2,5 + 0,3 = 2,8 mln.

Zie bijlage 1 Figuur 3.

Z is beter af met niet-nakoming (–0,3 > –0,5). Die uitkomst is echter inefficiënt (–0,3 < +0,7).

Vraag 3b

Bij contractbreuk dient Z aan V behalve de betaalde contractprijs en de voorbereidingskosten ook de gederfde winst te vergoeden, in totaal 2,5 + 0,3 + 1,2 = 4 mln.

Zie bijlage 1 Figuur 4.

Z is dan beter af met nakoming (–0,5 > –1,5). Die uitkomst is efficiënt (+0,7 > –0,3).

Vraag 3c

Dat maakt alleen verschil als de uitkomst inefficiënt is, want dan is er ruimte voor een wederzijds voordelige ruil; dus alleen onder a.

Onder a. dreigt V zijn nieuwe boeken mis te lopen, wat een winstderving van 1,2 mln zou betekenen. V wil dus best bijbetalen om alsnog de boeken te krijgen, tot een maximum van 1,2 mln. Aan de andere kant moet Z minimaal 0,2 mln bijbetaald krijgen, om het gat tussen de –0,3 mln bij contractbreuk en de –0,5 mln bij nakoming te overbruggen. Pas dan kan de levering van de boeken voor hem alsnog interessant worden. Elk bedrag bijbetaling tussen 0,2 en 1,2 mln zorgt dat de boeken alsnog worden geleverd, de efficiënte uitkomst. Neem bijv. een bedrag van 0,3 mln:

Zie bijlage 1 Figuur 5.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2200