Rechtseconomie - Rechten - UL - B2 - Oefententamens
- 3609 reads
Een bedrijf is gevestigd in het midden van een stad. Het bedrijf opereert op een markt van volledige mededinging en kan zijn product daar verkopen voor een prijs van € 100 per geproduceerde eenheid. De productie van het bedrijf gaat met vervuiling gepaard. De inwoners van de stad ondervinden daarvan nadeel. Zo lang het bedrijf geen maatregelen neemt om de vervuiling tegen te gaan, levert elke geproduceerde eenheid voor de inwoners gezamenlijk een nadeel op ter waarde van € 15. Als het bedrijf geen maatregelen neemt om vervuiling tegen te gaan, bedragen de productiekosten € 90 per eenheid product. De constante kosten zijn verwaarloosbaar. Door het nemen van maatregelen kan het bedrijf de vervuiling voorkomen. De kosten daarvan bedragen € 5 per eenheid product. Aangenomen wordt dat het bedrijf het recht heeft om de vervuiling te veroorzaken. Stel dat het bedrijf en de omwonenden kosteloos kunnen onderhandelen over maatregelen om vervuiling tegen te gaan.
Zullen deze onderhandelingen ertoe leiden dat de producent maatregelen neemt om vervuiling te voorkomen?
Waarom zullen dergelijke onderhandelingen in de praktijk moeizaam verlopen?
Stel nu dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat onderhandelingen tussen het bedrijf en de omwonenden niet tot stand komen. Het gemeentebestuur vraagt advies over de te volgen aanpak. Een consultant adviseert een uniforme heffing van € 15 per eenheid product op te leggen. Dit omdat elke eenheid product een schade van € 15 aan de omwonenden toebrengt.
Waartoe leidt deze heffing?
Een concurrerende consultant adviseert een proportionele heffing op te leggen, dat wil zeggen een heffing die gelijk is aan de toegebrachte schade.
Waartoe leidt deze heffing?
Welk type heffing verdient vanuit efficiëntieoogpunt de voorkeur?
Bedrijf X heeft een monopolie op het verzorgen van reizigersvervoer per trein in een bepaald land. Aanleg, beheer en onderhoud van de infrastructuur (rails, wissels, seinen enz.) worden verzorgd door een apart bedrijf Y.
In figuur 1 geeft V de vraag naar treinreizen in het land weer, uitgedrukt in miljoenen per jaar. De marginale kosten van X (personeel, materieel, elektriciteit) zijn € 10 per treinreis.
Daarnaast heeft X te maken met constante kosten, doordat het bedrijf voor het gebruik van de infrastructuur jaarlijks een vast bedrag van € 300 miljoen aan Y moet betalen.
Zie bijlage 1 Figuur 1. De vraagcurve van bedrijf X.
Wat zouden de winstmaximaliserende prijs en hoeveelheid zijn, als X winstmaximalisatie zou nastreven en één uniforme prijs per treinreis zou hanteren? Bereken voor dat geval de grootte van het consumenten- en het producentensurplus.
Zou X de winst kunnen vergroten door toepassing van prijsdiscriminatie? Zou de maatschappelijke welvaart dan toe- of afnemen?
Stel dat de overheid ertoe overgaat om het gedrag van X te reguleren.
Welke prijs zou de overheid volgens de marginalekostenregel aan X moeten opleggen?
Hoe groot is de winst dan wel het verlies van X in de situatie onder c.?
Leg uit dat het vanuit efficiëntieoogpunt acceptabel is als de overheid de kosten van de infrastructuur voor haar rekening neemt.
Boekenhandelaar V sluit een contract met uitgeverij Z aangaande de levering van een nieuwe boekenserie. V betaalt de overeengekomen prijs van € 2,5 miljoen direct. In het contract wordt overeengekomen dat Z bij niet nakoming aan V een schadevergoeding dient te betalen op grond van het negatieve contractbelang.
Voordat Z de boekenserie kan drukken en leveren aan V moet eerst nog een andere opdracht worden afgemaakt. Verder heeft V een aantal aanvullende eisen, zoals een fluwelen kaft, en ook dat kost tijd. Bij het afsluiten van het contract raamt Z de ontwikkelingskosten op € 2 miljoen.
V verwacht door de nieuwe boeken (met prachtige kaft) aanzienlijk meer klanten binnen te halen. De brutowinst zal daardoor toenemen met € 4 miljoen.
In dat bedrag van 4 miljoen zijn de kosten van de aanschaf en de marketing van de nieuwe boeken nog niet meegenomen. Voorafgaand aan de verkoop van de boekenserie moet een grootse reclamecampagne opgezet worden. De totale kosten van die voorbereidingsinvestering bedragen € 0,3 miljoen.
V gaat na het afsluiten van het contract meteen aan de slag met de voorbereidingsinvestering en rondt deze snel af. Als Z korte tijd later aan de slag wil met de opdracht voor V, blijkt de ontwikkeling van de speciale kaft onmogelijk met de huidige machines, waardoor nieuwe machines besteld moeten worden. Deze ontwikkelingskosten zullen uitkomen op € 3 miljoen.
Stel dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat ze heronderhandeling uitsluiten.
Besluit Z het contract na te komen of niet? Is die uitkomst efficiënt?
In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. als de partijen zouden hebben gekozen voor schadevergoeding op basis van het positieve contractbelang?
In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. en b. als de transactiekosten verwaarloosbaar klein zouden zijn?
Kern: transactiekosten nul, Coase-theorema. Kosten vervuilingsreductie lager dan de daarmee te vermijden schade. De inwoners betalen 5 p.e.p. (of ietsje meer) om de fabriek te bewegen maatregelen te nemen zodat de schade van 15 wordt voorkomen.
Veel benadeelden, nadeel waarschijnlijk niet voor alle inwoners gelijk: coördinatieprobleem.
Bedrijf stopt de productie, want die wordt verliesgevend. De kosten komen uit op 90+15 = 105 en dat is meer dan de prijs die de producent voor het product ontvangt.
Bedrijf neemt maatregelen tegen de vervuiling en zet de productie voort. Dat kost 5 per eenheid, maar daarmee worden de vervuiling en dus het betalen van een heffing voorkomen. De kosten komen dan uit op 90+5 = 95. Dat is minder dan de prijs die de producent voor het product ontvangt, zodat de productie winstgevend blijft.
Bij uniforme heffing stopt bedrijf met de productie. Welvaartssaldo nul. Bij proportionele heffing heeft bedrijf prikkel tot gebruik schone techniek. Elke eenheid levert dan per saldo 100 – 90 – 5 = 5 voordeel op. Laatste optie verdient uit oogpunt van efficiëntie de voorkeur.
Bovendien geeft proportionele heffing prikkel tot innovatie. Het is voor het bedrijf interessant om te zoeken naar andere, goedkopere manieren om de vervuiling tegen te gaan.
Teken MO 2x zo steil als vraagcurve. Winst maximaal als MO = MK. Dus q = 30 mln. De bijbehorende p is 25.
CS = ½ x (40-25) x 30 = 225 mln
PS = (25-10) x 30 = 450 mln
Zie bijlage 1 Figuur 2.
Ja. Er zijn voor treinreizen tussen de 30 en 60 mln potentiële klanten die weliswaar geen 25 willen betalen, maar wel een prijs boven de marginale kosten van 10. Er is dan ruimte voor een potentiële wederzijds voordelige ruil. (X moet die klanten natuurlijk wel kunnen onderscheiden van die van de eerste 30 mln treinreizen.) Als het aantal treinreizen groter wordt dan 30 mln, wordt de deadweight loss kleiner. De maatschappelijke welvaart neemt dus toe.
Er wordt dan een vaste prijs opgelegd ter hoogte van het snijpunt van de vraag- en de MK-curve, dus 10.
De opbrengsten van X zijn 10 x 60 = 600 mln. Daartegenover staan de constante en variabele kosten. De constante kosten zijn gegeven: 300 mln. De variabele kosten zijn af te leiden uit MK. Per definitie bestaat MK alleen uit variabele kosten. MK is voor elke treinreis gelijk aan 10. Dus zijn de variabele kosten per treinreis 10, ofwel in totaal 10 x 60 = 600 mln. X lijdt dus een verlies van 300 mln.
Als de overheid dat niet doet, gaat X failliet en komt het reizigersvervoer per trein tot stilstand. Dat zou buitengewoon jammer zijn, omdat de marginalekostenregel zorgt voor een maatschappelijk optimaal aantal treinreizen. CS is dan ½ x (40-10) x 60 mln = 900 mln, PS = 0, zodat maatschappelijke welvaart 225 mln hoger is dan onder a. [Anders gezegd: het deadweight loss is verdwenen.]
Merk op dat de bijdrage van de overheid van 300 mln op zich een vestzak-broekzak-operatie is en als zodanig niets toe- of afdoet aan de maatschappelijke welvaart.
Bij contractbreuk dient Z aan V de betaalde contractprijs en de voorbereidingskosten te vergoeden, totaal 2,5 + 0,3 = 2,8 mln.
Zie bijlage 1 Figuur 3.
Z is beter af met niet-nakoming (–0,3 > –0,5). Die uitkomst is echter inefficiënt (–0,3 < +0,7).
Bij contractbreuk dient Z aan V behalve de betaalde contractprijs en de voorbereidingskosten ook de gederfde winst te vergoeden, in totaal 2,5 + 0,3 + 1,2 = 4 mln.
Zie bijlage 1 Figuur 4.
Z is dan beter af met nakoming (–0,5 > –1,5). Die uitkomst is efficiënt (+0,7 > –0,3).
Dat maakt alleen verschil als de uitkomst inefficiënt is, want dan is er ruimte voor een wederzijds voordelige ruil; dus alleen onder a.
Onder a. dreigt V zijn nieuwe boeken mis te lopen, wat een winstderving van 1,2 mln zou betekenen. V wil dus best bijbetalen om alsnog de boeken te krijgen, tot een maximum van 1,2 mln. Aan de andere kant moet Z minimaal 0,2 mln bijbetaald krijgen, om het gat tussen de –0,3 mln bij contractbreuk en de –0,5 mln bij nakoming te overbruggen. Pas dan kan de levering van de boeken voor hem alsnog interessant worden. Elk bedrag bijbetaling tussen 0,2 en 1,2 mln zorgt dat de boeken alsnog worden geleverd, de efficiënte uitkomst. Neem bijv. een bedrag van 0,3 mln:
Zie bijlage 1 Figuur 5.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens uit 2011-2018 bij het vak Rechtseconomie aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2197 |
Add new contribution