Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Onderneming en Recht - UL - Oefententamen gedeelte onderneming & recht uit 2013

Meerkeuzevragen

Over het onderdeel ‘vennootschapsrecht’

Vraag 1

Welke stelling is juist?

  1. Een binnen een NV of BV genomen besluit tot uitgifte van aandelen boven het bedrag van het maatschappelijk kapitaal, en een binnen een NV of BV genomen besluit tot benoeming van een rechtspersoon tot commissaris zijn beide vernietigbaar;
  2. Een binnen een NV of BV genomen besluit tot uitgifte van aandelen boven het bedrag van het maatschappelijk kapitaal is vernietigbaar, en een binnen een NV of BV genomen besluit tot benoeming van een rechtspersoon tot commissaris is nietig;
  3. Een binnen een NV of BV genomen besluit tot uitgifte van aandelen boven het bedrag van het maatschappelijk kapitaal is nietig, en een binnen een NV of BV genomen besluit tot benoeming van een rechtspersoon tot commissaris is vernietigbaar;
  4. Een binnen een NV of BV genomen besluit tot uitgifte van aandelen boven het bedrag van het maatschappelijk kapitaal, en een binnen en NV of BV genomen besluit tot benoeming van een rechtspersoon tot commissaris zijn beide nietig.

Vraag 2

In zijn arrest van 13 juli 2007, NJ 2007, 434 (ABN AMRO/LaSalle) heeft de Hoge Raad beslist:

  1. Dat het bepalen van de strategie van een vennootschap en de daaraan verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van de algemene vergadering van de vennootschap, en dat de algemene vergadering – behoudens afwijkende wettelijke of statutaire regelingen – niet verplicht is het bestuur vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen waartoe de algemene vergadering bevoegd is;
  2. Dat het bepalen van de strategie van een vennootschap en de daaraan verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van de algemene vergadering van de vennootschap, en dat het bestuur – behoudens afwijkende wettelijke of statutaire regelingen – verplicht is de algemene vergadering vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen waartoe het bestuur bevoegd is;
  3. Dat het bepalen van de strategie van een vennootschap en de daaraan verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur van de vennootschap, en dat het bestuur – behoudens afwijkende wettelijke of statutaire regelingen – niet verplicht is de algemene vergadering vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen waartoe het bestuur bevoegd is;
  4. Dat het bepalen van de strategie van een vennootschap en de daaraan verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur van de vennootschap, en dat het bestuur – behoudens afwijkende wettelijke of statutaire regelingen – verplicht is de algemene vergadering vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen waartoe het bestuur bevoegd is.

Vraag 3

In de statuten van Nautilus NV staat onder meer dat de vennootschap slechts kan worden vertegenwoordigd door de bestuurders Piet en Jan gezamenlijk (een zogenoemde tweehandtekeningenclausule). Deze beperking is ingeschreven in het handelsregister. Verder is afgesproken dat de beide bestuurders voor de aanschaf van onroerend goed eerst de goedkeuring moeten vragen van de andere bestuursleden. Op een dag kopen bestuurders Piet en Jan samen maar zonder de goedkeuring van de andere bestuursleden een grachtenpand. Deze koop is:

  1. Niet rechtsgeldig aangegaan, maar Nautilus NV is wel aan de koop gebonden;
  2. Niet rechtsgeldig aangegaan, en Nautilus NV is niet aan de koop gebonden;
  3. Rechtsgeldig aangegaan, en Nautilus NV is aan de koop gebonden;
  4. Rechtsgeldig aangegaan, maar Nautilus NV is niet aan de koop gebonden.

Vraag 4

Welke stelling is juist?

  1. Benoeming (na oprichting) van de bestuurders van een ‘gewone’ (dat wil zeggen niet-structuur-)NV gebeurt door de algemene vergadering of door de vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding;
  2. Benoeming (na oprichting) van de commissarissen van een structuur-NV gebeurt door de algemene vergadering of door de vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding;
  3. Benoeming (na oprichting) van de bestuurders van een ‘gewone’ (dat wil zeggen niet-structuur-)BV gebeurt door de algemene vergadering of door de vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding;
  4. Benoeming (na oprichting) van de commissarissen van een structuur-BV gebeurt door de algemene vergadering of door de vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding.

Vraag 5

Uit de jaarrekening over het boekjaar 2012 blijkt dat Exitpoint BV een geplaatst kapitaal (volledig volgestort) (EUR 20.000), statutaire reserves (EUR 5.000), wettelijke reserves (EUR 2.000) en een vrije reserve (EUR 1.000) heeft. Hoeveel dividend kan er maximaal worden uitgekeerd?

  1. EUR 1.000;
  2. EUR 21.000
  3. EUR 8.000;
  4. EUR 28.000.

Vraag 6

Welke stelling is juist?

  1. Zowel een NV als een BV moeten in hun statuten de overdracht van aandelen op naam beperken door middel van een blokkeringsregeling;
  2. Een NV moet in haar statuten de overdracht van aandelen op naam wél, maar een BV hoeft in haar statuten de overdracht van aandelen op naam niet te beperken door middel van een blokkeringsregeling;
  3. Wanneer de statuten van een NV voor de overdracht van aandelen op naam geen blokkeringsregeling bevatten geldt wettelijk een goedkeuringsregeling;
  4. Wanneer de statuten van een BV voor de overdracht van aandelen op naam geen blokkeringsregeling bevatten geldt wettelijk een aanbiedingsregeling.

Vraag 7

Welke stelling is juist?

  1. Zowel voor het uitgeven van preferente aandelen als voor het uitgeven van prioriteitsaandelen is vereist dat die aandelen een statutaire grondslag hebben;
  2. Voor het uitgeven van preferente aandelen en voor het uitgeven van prioriteitsaandelen is niet vereist dat die aandelen een statutaire grondslag hebben;
  3. Voor het uitgeven van preferente aandelen is wél en voor het uitgeven van prioriteitsaandelen is niet vereist dat die aandelen en statutaire grondslag hebben;
  4. Voor het uitgeven van preferente aandelen is niet en voor het uitgeven van prioriteitsaandelen is wél vereist dat die aandelen en statutaire grondslag hebben.

Vraag 8

Welke stelling is juist?

  1. Een BV kan geen winstrechtloze aandelen hebben, maar een NV kan wel winstrechtloze aandelen hebben;
  2. Een BV kan geen aandelen hebben die tegelijkertijd stemrechtloos en winstrechtloos zijn, maar een NV kan wel aandelen hebben die tegelijkertijd stemrechtloos en winstrechtloos zijn;
  3. Een NV kan geen stemrechtloze aandelen hebben, maar een BV kan wel stemrechtloze aandelen hebben;
  4. Een NV kan zowel aandelen hebben die stemrechtloos zijn als aandelen hebben die winstrechtloos zijn, maar een BV die aandelen heeft die stemrechtloos zijn kan niet tevens aandelen hebben die winstrechtloos zijn.

Vraag 9

Wanneer de naam van een coöperatie de letters W.A. bevat betekent dit dat:

  1. De leden van de coöperatie gedurende het bestaan van de coöperatie tegenover anderen dan de coöperatie (bij voorbeeld leveranciers) aansprakelijk zijn voor tekorten van de coöperatie;
  2. De leden van de coöperatie na ontbinding van de coöperatie tegenover anderen dan de coöperatie (bij voorbeeld leveranciers) aansprakelijk zijn voor tekorten van de coöperatie;
  3. De leden van de coöperatie gedurende het bestaan van de coöperatie tegenover de coöperatie aansprakelijk zijn voor een tekort van de coöperatie;
  4. De leden van de coöperatie na ontbinding van de coöperatie tegenover de coöperatie aansprakelijk zijn voor een tekort van de coöperatie.

Vraag 10

In zijn arrest van 17 december 1993, NJ 1994, 301(Van den Broecke/Van der Linden) heeft de Hoge Raad beslist dat:

  1. De in een vennootschap onder firma ingebrachte goederen geen gebonden gemeenschap vormen, en dat een vennoot tijdens de duur van de vennootschap vrijelijk kan beschikken over zijn aandeel in die goederen;
  2. De in een vennootschap onder firma ingebrachte goederen geen gebonden gemeenschap vormen, en dat een vennoot tijdens de duur van de vennootschap niet vrijelijk kan beschikken over zijn aandeel in die goederen;
  3. De in een vennootschap onder firma ingebrachte goederen een gebonden gemeenschap vormen, en dat een vennoot tijdens de duur van de vennootschap vrijelijk kan beschikken over zijn aandeel in die goederen;
  4. De in een vennootschap onder firma ingebrachte goederen een gebonden gemeenschap vormen, en dat een vennoot tijdens de duur van de vennootschap niet vrijelijk kan beschikken over zijn aandeel in die goederen.

Vraag 11

Bij een maatschap zijn de maten in beginsel voor de verbintenissen van de vennootschap:

  1. Hoofdelijk aansprakelijk;
  2. Niet aansprakelijk;
  3. Voor gelijke delen aansprakelijk;
  4. Aansprakelijk tot maximaal het bedrag van hun inbreng.

Vraag 12

Welke rechtspersoon kan bij testament worden opgericht?

  1. Een informele vereniging;
  2. Een coöperatie;
  3. Een besloten vennootschap;
  4. Een stichting.

Vraag 13

Welke stelling is juist?

  1. Onder externe bestuurdersaansprakelijkheid wordt verstaan aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover de rechtspersoon; de algemene maatstaf voor deze aansprakelijkheid is dat aan die bestuurder een gering verwijt kan worden gemaakt;
  2. Onder interne bestuurdersaansprakelijkheid wordt verstaan aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een ander dan de rechtspersoon; de algemene maatstaf voor deze aansprakelijkheid is dat aan die bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt;
  3. Onder externe bestuurdersaansprakelijkheid wordt verstaan aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een ander dan de rechtspersoon; de algemene maatstaf voor deze aansprakelijkheid is dat aan die bestuurder een gering verwijt kan worden gemaakt;
  4. Onder interne bestuurdersaansprakelijkheid wordt verstaan aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover de rechtspersoon; de algemene maatstaf voor deze aansprakelijkheid is dat aan die bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Vraag 14

Welke stelling is juist?

  1. Zowel bij een bedrijfsfusie als bij een juridische fusie is sprake van overgang van vermogensbestanddelen onder algemene titel;
  2. Zowel bij een bedrijfsfusie als bij een juridische fusie is sprake van overgang van vermogensbestanddelen onder bijzondere titel;
  3. Bij een bedrijfsfusie fusie is sprake van overgang van vermogensbestanddelen onder algemene titel, en bij een juridische fusie is sprake van overgang van vermogensbestanddelen onder bijzondere titel;
  4. Bij een bedrijfsfusie fusie is sprake van overgang van vermogensbestanddelen onder bijzondere titel, en bij een juridische fusie is sprake van overgang van vermogensbestanddelen onder algemene titel.

Vraag 15

Welke stelling is juist? Een enquêteverzoek:

  1. Kan worden afgewezen ook al zijn er volgens de Ondernemingskamer gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen;
  2. Kan ook worden toegewezen zonder dat er volgens de Ondernemingskamer sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen;
  3. Moet worden toegewezen als er volgens de Ondernemingskamer sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen;
  4. Moet worden afgewezen als er volgens de Ondernemingskamer sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen.

Over het onderdeel ‘intellectueel eigendomsrecht’

Vraag 16

François heeft in zijn werkplaats in Den Haag een nieuwe, zeer zuinige gloeilamp uitgevonden. Hij vraagt hiervoor op 1 februari 2012 een Nederlands octrooi aan. Tom vindt in januari 2012 in zijn Groningse fabriek toevallig precies dezelfde gloeilamp uit. Hij houdt dit tot op de dag van vandaag geheim. François en Tom hebben noch juridisch, noch economisch enige relatie met elkaar en hebben een dergelijke relatie ook nooit gehad. Wat is ten aanzien van de rechtspositie van Tom het juiste alternatief?

  1. Hij kan het octrooi, zodra dit aan François verleend is, opeisen;
  2. Hij kan het octrooi, zodra dit aan François verleend is, laten vernietigen;
  3. Hij heeft het recht om in het octrooi, zodra dit aan François verleend is, als mede-uitvinder vermeld te worden;
  4. Hij heeft geen van de onder A t/m C genoemde bevoegdheden en rechten;

Vraag 17

In 1991 is aan Tanger een Nederlands octrooi verleend voor een werkwijze tot vervaardiging van het nieuwe werktuig X. Welke uitspraak is juist?

  1. Een ander mag X hier te lande met toepassing van een andere werkwijze niet vervaardigen;
  2. Een ander mag X, ook al is dit niet volgens de geoctrooieerde werkwijze vervaardigd, hier te lande niet verhuren;
  3. Indien een ander hier te lande X vervaardigt, wordt vermoed dat dit volgens de geoctrooieerde werkwijze geschiedt;
  4. De verhandeling hier te lande van X staat een ander geheel vrij omdat een werkwijze-octrooi alleen de werkwijze beschermt.

Vraag 18

Een voortbrengsel is in octrooirechtelijke zin niet nieuw:

  1. Indien het door degene die octrooi aanvraagt, twee maanden vóór de dag van indiening van de aanvrage op een van overheidswege erkende internationale tentoonstelling in de zin van het Verdrag inzake Internationale Tentoonstellingen is tentoongesteld;
  2. Indien eenzelfde voortbrengsel door een voorgebruiker in diens bedrijf is vervaardigd en geheim gehouden vóór de dag van indiening van de aanvrage;
  3. Indien het, zonder openbaar toegankelijk te zijn geworden, vóór de dag van indiening van de aanvrage aan een ander dan de aanvrager bekend was;
  4. Indien het een jaar vóór de dag van indiening van de aanvrage in een vakblad werd gepubliceerd tengevolge van een kennelijk misbruik ten opzichte van de aanvrager.

Vraag 19

Ocelot B.V. heeft een Nederlands, Frans en Amerikaans octrooi verkregen voor een sportschoen met een speciale schokdempende zool. Zij brengt deze schoenen zelf in het verkeer in Nederland en Frankrijk; in de V.S. worden de schoenen op de markt gebracht door Ocelots licentiehouder Panther Shoes Inc. Op zekere dag wordt Ocelot B.V. geconfronteerd met dreigende import in ons land van twee partijen van de zojuist bedoelde sportschoenen. Onderzoek leert, dat partij A afkomstig is uit Frankrijk en aldaar door Ocelot B.V. in het verkeer was gebracht, terwijl partij B afkomstig is uit de V.S. en aldaar door Panther Shoes Inc. in het verkeer was gebracht.

Ocelot B.V. wenst de invoer van deze partijen (door groothandel De Voetengigant B.V.) te verhinderen. Wat is het juiste alternatief?

  1. De invoer van partij A is tegen te houden, die van partij B eveneens;
  2. De invoer van partij A is tegen te houden, die van partij B echter niet;
  3. De invoer van partij A is niet tegen te houden, die van partij B echter wel;
  4. De invoer van partij A is niet tegen te houden, die van partij B evenmin.

Vraag 20

Iedere belanghebbende kan de nietigheid van een merkdepot inroepen, indien het een depot betreft:

  1. Van een vorm, die een uitkomst op het gebied van de nijverheid oplevert; *
  2. Van een merk, dat in het normale taalgebruik de gebruikelijke benaming van een waar is geworden;
  3. Van een collectief merk, indien de houder van het merk het gebruik daarvan in strijd met de bepalingen van het bijbehorende reglement op het gebruik en het toezicht gedoogt;
  4. Waarvan de geldigheidsduur van de inschrijving is verstreken.

Vraag 21

De Vries is sinds 1 augustus 2012 in de Benelux houder van het aldaar bekende merk “Staatjegoed”. Hij brengt onder dit merk hier te lande kinderkleding op de markt. Op zekere dag wordt De Vries geconfronteerd met Klaassen, die zich eveneens van het merk “Staatjegoed” bedient en wel ter onderscheiding van door hem hier te lande verhandelde parfums. De Vries spreekt Klaassen in rechte aan op grond van merkinbreuk. Heeft deze actie kans van slagen?

  1. Ja, mits De Vries aantoont dat er door het optreden van Klaassen gevaar voor associatie (niet inhoudende gevaar voor verwarring) bij het publiek is ontstaan;
  2. Nee, omdat de waren van Klaassen ongelijksoortige waren zijn;
  3. Nee, omdat Klaassen onder de gegeven omstandigheden het verval van het recht op het merk kan inroepen;
  4. Ja, tenzij Klaassen bewijst dat hij een geldige reden heeft om het teken te gebruiken.

Vraag 22

De Auteurswet geeft de rechthebbende op een auteursrechtelijk beschermd werk het uitsluitend recht om dit werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. Bij een beweerde verveelvoudiging door een derde van een auteursrechtelijk beschermd werk vloeit uit de rechtspraak van de Hoge Raad voort dat (buiten het geval van een geschrift dat geen eigen karakter heeft) degene die zich op het auteursrecht beroept moet stellen en bewijzen dat:

  1. Sprake is van een bepaalde mate van overeenstemming tussen het beschermde werk en het verveelvoudigde (waarbij voor de mate van overeenstemming de totaalindruk bepalend is), én dat de verveelvoudiging is ontleend aan het beschermde werk;
  2. Sprake is van een bepaalde mate van overeenstemming tussen het beschermde werk en het verveelvoudigde (waarbij voor de mate van overeenstemming de totaalindruk bepalend is), maar niet dat de verveelvoudiging is ontleend aan het beschermde werk;
  3. Sprake is van een bepaalde mate van overeenstemming tussen het beschermde werk en het verveelvoudigde (waarbij voor de mate van overeenstemming het criterium van verwarringsgevaar bepalend is), én dat de verveelvoudiging is ontleend aan het beschermde werk;
  4. Sprake is van een bepaalde mate van overeenstemming tussen het beschermde werk en het verveelvoudigde (waarbij voor de mate van overeenstemming het criterium van verwarringsgevaar bepalend is), maar niet dat de verveelvoudiging is ontleend aan het beschermde werk.

Vraag 23

Welke van de volgende beweringen met betrekking tot overdracht en licentiëring van merken is onjuist?

  1. Indien het algemeen belang dit noodzakelijk maakt, kan van overheidswege een dwanglicentie voor het gebruik van een collectief merk verleend worden;
  2. Een licentiehouder met betrekking tot een individueel merk is niet bevoegd, buiten de merkhouder om jegens een derde een verbodsactie wegens merkinbreuk in te stellen;
  3. De overdracht van een collectief merk moet, op straffe van nietigheid, op het gehele Beneluxgebied betrekking hebben;
  4. Gelijktijdige overdracht en licentiëring door één en dezelfde merkhouder van hetzelfde, voor de Benelux gedeponeerde en ingeschreven individuele merk is uitgesloten.

Vraag 24

De student Kraat, in opleiding tot werktuigbouwkundig ingenieur, loopt stage bij de motorenfabriek Plot te Rotterdam. Tijdens deze stage vindt hij – op het terrein van de hem opgedragen werkzaamheden – een revolutionaire motor uit. Kraat wil voor deze motor een Nederlands octrooi aanvragen, doch Plot meent dat Kraat op octrooi geen aanspraak kan maken. Vaststaat dat Kraats stageovereenkomst in dit opzicht niets relevants bevat. Wat is het juiste alternatief?

  1. Kraat heeft aanspraak op octrooi;
  2. Plot heeft aanspraak op octrooi;
  3. In dit geval heeft volgens de wet diegene aanspraak op octrooi die het eerst een aanvrage indient;
  4. In dit geval heeft Kraat aanspraak op octrooi en krijgt Plot, na verlening van het octrooi, krachtens de wet de status van voorgebruiker.

Vraag 25

Pietersen, in dienst bij Cinderella BV ontwerpt in de uitoefening van zijn functie een nieuw model schoen. Buiten weten van Cinderella BV deponeert hij dit model bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Pietersens arbeidsovereenkomst bevat in dit opzicht niets relevants. Wat is het juiste alternatief?

  1. Cinderella BV kan onder meer het depot opeisen;
  2. Cinderella BV kan slechts de nietigheid van het depot inroepen.
  3. Cinderella BV kan hier niets tegen doen. Pietersen is immers de echte ontwerper van de schoen;
  4. In dit geval moet volgens het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom Cinderella BV in de akte van depot als werkgever worden vermeld. Zij geldt dan als mede-ontwerper van de schoen en wordt medegerechtigde ten aanzien van het modelrecht;

Open vragen

Over het onderdeel ‘vennootschapsrecht’

Open vraag 1 (totale waarde: vijf punten)

Frank, Tim en Jasmijn zijn enkele jaren geleden een bedrijf gestart dat zich bezighoudt met het ontwikkelen van computergames. Toen zij destijds het businessplan opstelden kwam daaruit naar voren dat de kosten om dit bedrijf te beginnen ongeveer € 30.000 zouden zijn. Frank en Tim hebben ieder € 10.000 ingebracht, en Jasmijn heeft enkele computers met een waarde van € 10.000 in economische eigendom ingebracht. Frank, Tim en Jasmijn hebben afgesproken dat zij winst en verlies op gelijke voet delen.

Deelvraag 1.1 (waarde: twee punten)

Hoe moet de samenwerking tussen Frank, Tim en Jasmijn ondernemingsrechtelijk worden gekwalificeerd?

Na enkele jaren blijkt dat het bedrijf zeer winstgevend is geworden. Frank en Tim willen het bedrijf op grotere schaal voortzetten, maar Jasmijn wil uit het bedrijf stappen zodat haar winstaandeel aan haar kan worden uitgekeerd. Frank, Tim en Jasmijn besluiten de overeenkomst die zij waren aangegaan te beëindigen en Jasmijn haar winstaandeel uit te keren, waarna Frank en Tim het bedrijf samen zullen voortzetten. De computers die Jasmijn had ingebracht zijn nog € 4.000 waard zijn.

Deelvraag 1.2 (waarde: twee punten)

Welk bedrag zijn Frank en Tim bij ontbinding aan Jasmijn verschuldigd vanwege de waardevermindering van de computers?

Frank en Tim willen het bedrijf voortzetten met het geld dat zij na het beëindigen van de overeenkomst met Jasmijn overhebben. Zij hebben bovendien een investeerder gevonden die bereid is € 40.000 als risicodragend kapitaal ter beschikking te stellen. Frank, Tim en de investeerder komen het volgende over: (1) Frank en Tim zullen het geld dat zij na het beëindigen van de overeenkomst met Jasmijn overhebben inbrengen in een nieuw bedrijf, en de investeerder zal € 40.000 als risicodragend kapitaal ter beschikking stellen, en (2) gelet op de omvang van het nieuwe bedrijf moet gekozen worden voor een rechtsvorm waarbij geen van drieën persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de schulden het bedrijf.

Deelvraag 1.3 (waarde: één punt)

Welke rechtsvorm in geschikt voor het nieuwe bedrijf?

Open vraag 2 (totale waarde: vijf punten)

Hendrik is van plan om een internationaal transportbedrijf te beginnen. Hij wil deze onderneming onderbrengen in een BV. In verband met de oprichting heeft hij een afspraak gemaakt bij een zojuist begonnen notaris. Aangezien Hendrik met zijn bedrijf de internationale markt wil betreden, verzoekt hij de notaris om de akte van oprichting in het Engels op te stellen. Verder wil Hendrik dat het kapitaal van de BV niet wordt verdeeld in meerdere aandelen, maar dat er slechts één aandeel wordt uitgeven. Dit aandeel, met een nominale waarde van EUR 20.000, zal hij zelf nemen. Echter, Hendrik zit de komende tijd krap bij kas. Daarom laat hij in de akte van oprichting vastleggen dat hij het nominale bedrag van EUR 20.000 pas over een half jaar gaat storten op het aandeel.

Deelvraag 2.1 (waarde: twee punten)

Heeft het feit dat de akte van oprichting in het Engels is opgesteld wettelijke gevolgen?

Deelvraag 2.2 (waarde: twee punten)

Is het op grond van Boek 2 BW toegestaan dat het kapitaal van Hendrik zijn BV bestaat uit één aandeel?

Deelvraag 2.3 (waarde: één punt)

Is het op grond van Boek 2 BW toegestaan dat Hendrik na verloop van een bepaalde tijd het nominale bedrag op het aandeel stort?

Over het onderdeel ‘intellectueel eigendomsrecht’

Vraag 3 (totale waarde: drie punten)

Deelvraag 3.1 (waarde: twee punten)

Onder welke omstandigheden kan de houder van een geregistreerd merk dat bekend is binnen het Benelux-gebied op merkenrechtelijke gronden optreden tegen een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor waren of diensten die soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven?

Deelvraag 3.2 (waarde: één punt)

In welk geval diende volgens het Hof van Justitie in de zaak Wrigley/BHIM d.d. 31 januari 2001 de inschrijving van het woord ‘Doublemint’ als merk te worden geweigerd?

Vraag 4 (waarde: twee punten)

A te Groningen levert aan B te Amsterdam middelen waarmee laatstgenoemde, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een Nederlands octrooi van C te Rotterdam toepast. Kan octrooihouder C op grond van de bepalingen van de Rijksoctrooiwet 1995 met succes optreden tegen A? Zo nee, waarom niet; zo ja, onder welke omstandigheden?

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

  1. D

  2. C

  3. C

  4. C

  5. A

  6. D

  7. A

  8. C

  9. D

  10. D

  11. C

  12. D

  13. D

  14. D

  15. A

  16. D

  17. C

  18. D

  19. C

  20. A

  21. D

  22. B

  23. A

  24. B

  25. A

Open vragen

Deelvraag 1.1

Als een VOF.

Deelvraag 1.2

Frank en Tim zijn ieder € 2.000 verschuldigd. Omdat de winst en het verlies op gelijke voet worden verdeeld en de computers nog € 4.000 waard zijn komt de waardevermindering van € 6.000 voor rekening van alle drie de vennoten. Ieder draagt dus voor € 2.000 in het verlies.

Deelvraag 1.3

De meest geschikte rechtsvormen zijn de BV of NV.

Open vraag 2

Deelvraag 2.1

Een akte van oprichting van een BV moet in het Nederlands opgesteld zijn. Opstellen in het Engels mag dus niet (art. 2:176 BW) en kan tot ontbinding leiden (art. 2:21 BW).

Deelvraag 2.2

Ja, dat is toegestaan (art. 2:175 lid 1 BW)

Deelvraag 2.3

Ja, dat is toegestaan (art. 2:191 lid 1 BW).

Vraag 3

Deelvraag 3.1

Zie het arrest Adidas/Fitnessworld: het publiek moet een verband leggen tussen teken en merk; verwarring is niet vereist

Deelvraag 3.2

De inschrijving van het woord ‘Doublemint’ als merk moet worden geweigerd indien het woord in één van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt.

Vraag 4

Ja, C kan optreden tegen A. Zie art. 73 lid 1 ROW 1995: het moet op zijn minst duidelijk zijn dat de middelen voor de toepassing geschikt en bestemd zijn.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
2223 1