Algemene rechtswetenschappen 2 Rechten RUG B1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Studiebundel
- 2627 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Geef duidelijk aan of de stelling juist of onjuist is.
Motiveer steeds het antwoord en verwijs – waar mogelijk – naar wetsartikelen.
De bevoegdheidsverlening in artikel 21a lid 1 Wet Maatschappelijke Ondersteuning is een voorbeeld van territoriale decentralisatie, de toegekende bevoegdheid wordt uitgeoefend in medebewind.
Anita Tuin is eigenaresse van een huis in Rotterdam dat zij heeft verhuurd aan Petra Woning. Anita verkoopt het huis – in verhuurde staat – aan Tineke Boomgaard.
Levering van het huis kan geschieden door bezitsverschaffing via traditio longa manu, dat wil zeggen een tweezijdige verklaring, gevolgd door een mededeling hiervan aan Petra.
Een vereniging is altijd een rechtspersoon hetgeen onder andere met zich meebrengt dat bestuurders ervan nooit hoofdelijk aansprakelijk zijn.
In het arrest Boefje (HR 11 november 1949, NJ 1950, 140) heeft de Hoge Raad beslist dat de overeenkomst aangegaan tussen een toneelgezelschap en een actrice gekwalificeerd dient te worden als ‘aanneming van werk’.
De Nederlandse rechter moet het ongeschreven volkenrecht toepassen indien dit niet in strijd is met een bepaling van nationaal recht, omdat de Verenigde Naties een incorporatiesysteem voor alle lidstaten dwingend voorschrijven.
Uit de in het Handvest tot oprichting van de Verenigde Naties geregelde procedures van besluitvorming en de geregelde binding aan de hieruit voortvloeiende besluiten blijkt dat de Verenigde Naties een intergouvernementele organisatie vormen met een enkele supranationale karaktertrek.
Het zijn de Raad van Ministers en het Europees Parlement tezamen, op voorstel van de Europese Commissie die in een gewone wetgevingsprocedure een verordening vaststellen; een zodanige verordening heeft op grond van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie in iedere lidstaat van de Europese Unie gelding zonder omzetting in nationale wetgeving.
Laura rijdt op een mooie zomerdag met haar motor over een bosweg in Apeldoorn. Op een gegeven moment komt Laura Simon tegen, die autopech heeft. Laura en Simon hebben elkaar nooit gemogen, waardoor Laura besluit om keihard op Simon af te rijden om hem eens te laten schrikken. Laura weet echter dat haar motor soms kuren vertoont en ze mogelijk niet tijdig kan bijsturen. Ondanks het feit dat Laura hiervan op de hoogte is, gaat ze toch keihard op Simon inrijden met de kans dat Simon daardoor komt te overlijden. Wat Laura kon verwachten gebeurt ook. Ze rijdt Simon aan, waarna hij sterft. Het OM besluit Laura te vervolgen voor doodslag (art. 287 Sr.).
De strafrechter kan Laura niet veroordelen voor doodslag nu het subjectieve bestanddeel ‘opzet’ niet vervuld is.
Hans Hansen is een fervent autoliefhebber en deinst niet weg voor een beetje spanning. Om die reden neemt hij regelmatig deel aan wedstrijden met rijtuigen op de weg. Als hij zich op 6 april 2012 klaar maakt voor de start, wordt hij door de politie aangehouden en geverbaliseerd. Enige tijd later wordt hij vervolgd voor de Rechtbank sector kanton wegens poging tot het deelnemen aan een wedstrijd op de weg met een voertuig (art. 10 lid 1 Wegenverkeerswet).
De uitspraak van de rechter zal ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR) wegens niet strafbaarheid van het feit zijn.
Indien een verdachte is aangehouden op verdenking van eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) kan de Officier van Justitie bevelen dat deze in het belang van het onderzoek in verzekering zal worden gesteld.
Een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie die – indien de overtreder de last niet of niet tijdig uitvoert - door feitelijk handelen ten uitvoer kan worden gelegd. De overtreder kan deze last aanvechten bij de Rechtbank sector civiel op grond van onrechtmatige overheidsdaad.
De Regeling Ademanalyse is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Van een beroep tegen een besluit van de gemeenteraad op grond van artikel 8 lid 1 sub a Wet Werk en Bijstand is bevoegd kennis te nemen de rechtbank sector bestuursrecht van het arrondissement waarbinnen de gemeente haar zetel heeft.
Vragen bij:
Hoge Raad 24 september 2013, NJ 2014, 277 m.nt. B.F. Keulen.
R. Jansen, ‘Een nieuwe kijk op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij noodweer’, Delikt en Delinkwent 2014, 77.
Motiveer steeds het antwoord en verwijs naar de juiste regelnummers en/of wetsartikelen.
Opzoekvraag: hoe hoog is de geldboete die de rechter in geval van poging tot doodslag ten hoogste kan opleggen?
Het subsidiariteitsvereiste speelt een grote rol in het oordeel van het hof. Leg uit op welke manier.
De A-G bespreekt de a contrario redenering van de verdachte.
Hoe luidt die a contrario redenering van de verdachte volgens de A-G?
Wat vindt de A-G van die redenering?
De Hoge Raad casseert en verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam.
Op welke grondslag casseert de Hoge Raad?
Waarover dient het gerechtshof Amsterdam nog te oordelen? En hoe dient het hof dit te doen volgens de Hoge Raad?
De annotator kan zich niet vinden in de wijze waarop de Hoge Raad de subsidiariteitseis uitlegt.
Hoe legt de Hoge Raad de subsidiariteitseis uit volgens de annotator?
Hoe zou de subsidiariteitseis volgens de annotator moeten worden uitgelegd? En waarom?
Jansen gaat in zijn artikel nader in op het voorbeeld van de A-G in r.o. 6.9.7..
Op welk leerstuk lijkt de A-G met het voorbeeld in r.o. 6.9.7. te doelen?
Wat houdt dit leerstuk in?
Waarom speelt dit leerstuk in het arrest zelf verder geen rol?
In de rechtspraak en literatuur bestaat volgens Jansen ten aanzien van het subsidiariteitsvereiste verdeeldheid over de vraag of het lichtste verdedigingsmiddel moet worden gehanteerd.
Wat zijn volgens Jansen de nadelen indien dit WEL wordt verlangd?
Wat zijn volgens Jansen de nadelen indien dit NIET wordt verlangd?
Juist, want:
er wordt een bevoegdheid verleend aan een niet centrale bestuurseenheid, dus decentralisatie;
de bevoegdheid gaat naar de gemeenteraad, dat wil zeggen een orgaan van een territoriale eenheid met breed scala aan bevoegdheden (gemeente), dus territoriaal en niet functioneel (slechts met een enkele specifieke bevoegdheid, zoals waterschap);
het betreffende orgaan moet de medewerking verlenen (‘stelt) en heeft daarin weinig tot geen ruimte voor eigen beleid, dus medebewind.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 2, §3: Decentralisatie
Onjuist, want
levering door bezitsverschaffing kan alleen bij roerende zaken; hier betreft het een onroerende zaak;
levering daarvan vindt plaats door opstellen notariële akte + inschrijving daarvan in het daartoe bestemde register;
art 3: 89 lid 1 BW.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 7, §3.3.2: Levering van roerende zaken
Onjuist, want:
de vereniging is wel altijd rechtspersoon, art. 2: 26 BW of art. 2:3 BW;
maar indien zij niet is opgericht met een notariële akte betreft het een informele vereniging of wel notariële akte = formele vereniging;
een informele vereniging kent een aantal beperkingen, waaronder het ontbreken van bescherming van de bestuurders, die dus wel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden uit die tijdens bestuur opeisbaar worden of: hoofdelijke aansprakelijkheid zolang notariële akte ex art. 2: 29 lid 1 BW niet is ingeschreven in handelsregister;
art. 2: 30 lid 2 BW/art. 2: 29 lid 2 BW.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 11, §4.1: De vereniging
Onjuist, want:
de rechter besliste dat de actrice de opdrachten en aanwijzingen die haar werden gegeven ten aanzien van tijdstip en plaats van repetities en opvoeringen diende op te volgen en dus was er sprake van een gezagsverhouding;
zij was daarom ‘in dienst’; omdat ook aan de overige voorwaarden werd voldaan was er dus sprake van een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7: 610 BW.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 12, §1.2: Aspecten van de arbeidsovereenkomst
Onjuist, want:
de Nederlandse rechter moet ongeschreven volkenrecht inderdaad toepassen;
zolang het niet in strijd is met een regel van nationaal recht;
dit vloeit voort uit een incorporatiesysteem;
maar de VN schrijven dit niet dwingend voor;
het systeem vloeit voort uit een ongeschreven regel van constitutioneel recht.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 15, §2.1: De doorwerking van verdragen in het nationale recht
Juist, want:
de VN zijn een organisatie met een overwegend intergouvernementeel karakter ;
een aanbeveling van de Algemene Vergadering wordt met een meerderheid van stemmen aangenomen, maar is niet bindend;
een resolutie van de Veiligheidsraad op het terrein van de handhaving van vrede en veiligheid wordt aangenomen met een meerderheid van 9 van de 15 stemmen, mits de vijf permanente leden geen veto uitspreken en is bindend voor alle leden;
de Veiligheidsraad heeft derhalve een supranationale karaktertrek.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 15, §4: De Verenigde Naties
Juist, want:
Raad en Parlement zijn de wetgever, op voorstel van Commissie, art. 289 lid 1 VwEU;
een verordening is rechtstreeks toepasselijk/heeft directe werking (1 pnt), dus verplichte incorporatie en omzetting niet nodig, zelfs verboden, art. 288 VwEU.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 15, §6.2: De instellingen van de Europese Unie
Onjuist, want:
de intentie van Laura was weliswaar niet dat het gevolg optrad, maar zij heeft wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn gedrag het gevolg kon intreden en neemt die kans op de koop toe;
daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet (ook wel kansopzet).
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 13, §3.2: Opzet en schuld
De formele en materiele vragen moeten, voor zover er informatie over wordt gegeven, in volgorde worden doorlopen.
2e formele vraag:
De Rechtbank sector kanton is bevoegd, art. 45 RO jo. 382 sub b Sv, omdat-art. 10 lid 1 WvW een overtreding is, artt. 177 lid 1a en 178 lid 2 WvW.
2e materiele vraag:
Poging tot overtreding is niet strafbaar, art. 45 lid1 Sr. Dit betekent dat het tenlastegelgde wel kan worden bewezen, maar OVAR vanwege niet strafbaarheid van het feit volgt, omdat het bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd (alleen een punt als kwalificatie expliciet wordt genoemd).
N.B.: Op grond van art. 2 WAHV is deze wet niet van toepassing
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 14, §5: Het onderzoek ter terechtzitting
Juist, want:
in verzekering stellen wordt bevolen door de Officier van Justitie, art.57 lid 1 Sv;
dit is alleen mogelijk bij een strafbaar feit waarbij voorlopige hechtenis mogelijk is, art. 58 lid 1 Sv;
art. 67 lid 1 sub a en b Sv bevat de gevallen waarin voorlopige hechtenis mogelijk is;
hoofdregel: alleen bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van 4 jr of meer staat, dus daar valt 300 lid 1 Sr niet onder (max 3 jr);
maar art. 300 lid 1 Sr wordt expliciet genoemd.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 14, §2.3: Vrijheidsbenemende dwangmiddelen
Onjuist, want:
last onder bestuursdwang is inderdaad een herstelsanctie, want gericht op het ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, art. 5:2 Awb jo. 5:21 Awb;
die d.m.v. feitelijk handelen ten uitvoer kan worden gelegd;
de last wordt aangemerkt als een beschikking, zie art. 5:9 Awb;
hiertegen staat bezwaar en beroep open, bevoegde bestuursrechter is: Rechtbank sector bestuur, art. 7:1 en 8:1 Awb;
civiele rechter onbevoegd, ogv arrest Schellen en deuropeners (er is adequate bestuursrechtelijke rechtsgang).
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 5, §4: Handhaving in het bestuursrecht
Juist, want:
de regeling is opgesteld door de minister, en dat is een bestuursorgaan;
de regeling is een op schrift gestelde avv;
o.g.v. exclusieve bevoegdheid (ex art. 163 lid 10 WvW), dus publiekrechtelijk;
rechtshandeling, want stelt voorwaarden aan apparatuur;
art. 1:3 lid 1 Awb noemt een dergelijke beslissing een besluit.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 5, §1: Handelingen van bestuursorganen
Onjuist, want:
Absolute competentie:
Er is sprake van een avv (verordening);
Beroep uitgezonderd, art. 8:3 lid 1 sub a Awb;
Wel bevoegd is de rechtbank, sector civiel, art. 42 RO jo. 93 Rv.
Vindplaats: Inleiding in het Nederlandse recht, J.W.P. Verheugt. Hoofdstuk 5, §6: Beroep bij de rechtbank
Onjuiste of ontbrekende regelnummers leveren 1 punt aftrek op.
De maximale geldboete die de rechter in geval van poging tot doodslag kan opleggen is € 54.000,-. Immers:
Doodslag kan gestraft worden met een geldboete van de vijfde categorie volgens artikel 287 Sr.
Geldboete van de vijfde categorie is ten hoogste € 81.000,-, zo volgt uit artikel 23 Sr.
Poging tot een misdrijf is strafbaar gesteld in artikel 45 lid 1 Sr.
Doodslag is een misdrijf: artikel 287 Sr is opgenomen in boek 2 Sr getiteld ‘misdrijven’.
In geval van poging tot een misdrijf wordt de maximum van de hoofdstraf op het misdrijf met een derde verminderd, zo volgt uit artikel 45 lid 2 Sr. (€ 81.000,- verminderd met een derde (€ 27.000,-) is € 54.000,-.)
Het subsidiariteitsvereiste speelt een rol bij de afwijzing van het beroep op noodweer én bij de afwijzing van het beroep op noodweerexces:
Op grond van het subsidiariteitsvereiste wijst het hof het beroep op noodweer af, omdat verdachte volgens het hof een andere, minder vergaande uitweg had kunnen vinden.
Onder meer op grond van het subsidiariteitsvereiste wijst het hof tevens het beroep op noodweerexces af, omdat verdachte ondanks de emoties redelijkerwijs had kunnen gebruikmaken van zinvolle alternatieven die voor hem openstonden, nu zijn emoties – die weliswaar waren veroorzaakt door de (dreigende) wederrechtelijke aanranding – niet zodanig waren dat verdachte als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder is gegaan dan geboden is.
Vindplaats: regelnummers 37-44 en 50-60 van het arrest van het Hof
De a contrario redenering van de verdachte luidt als volgt: als er niet is voldaan aan het proportionaliteitsvereiste, dan slaagt een beroep op noodweer niet DUS als er wel is voldaan aan dit vereiste, dan slaagt een beroep op noodweer wel.
De A-G is het niet met deze redenering eens, omdat het proportionaliteitsvereiste niet het enige vereiste is voor het aannemen van noodweer. Er gelden volgens de A-G ook zekere subsidiariteitseisen.
Vindplaats: regelnummers 90-118 van de conclusie van de A-G
De Hoge Raad casseert omdat hij het oordeel van het hof niet begrijpelijk vindt / hij vindt het onvoldoende gemotiveerd gezien de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden.
Het hof zal moeten toetsen of er voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit zal het hof volgens de Hoge Raad moeten doen aan de hand van de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval.
Vindplaats: regelnummers 182-184 en 159-170 van het arrest van de Hoge Raad.
De Hoge Raad legt de subsidiariteitseis niet ruim (strikt) uit door enkel de eis dat de verdachte zich (niet) aan de aanranding heeft kunnen en moeten onttrekken binnen de subsidiariteitseis onder te brengen.
De annotator is van mening dat de subsidiariteitseis ruimer moet worden uitgelegd en dat daarbij ook moet worden betrokken de wijze waarop de verdachte zich verdedigt. Hij geeft hiervoor drie redenen:
Dit sluit beter aan bij de algemene notie van het subsidiariteitsbeginsel;
Leidt tot resultaten die beter uit te leggen zijn;
De verhouding tot de schulduitsluitingsgrond noodweerexces komt zo meer tot zijn recht.
Vindplaats: regelnummers 215-218 en 231-243 van de annotatie.
De A-G lijkt met het voorbeeld in r.o. 6.9.7. te doelen op het leerstuk van de Garantenstellung.
Dit leerstuk houdt volgens Jansen in dat er in een noodweersituatie hogere eisen gesteld mogen worden aan iemand die beschikt over meer dan gemiddelde vaardigheden zodat hij zich kan verdedigen op een wijze die minder schade berokkent.
Dit leerstuk speelt in het arrest zelf verder geen rol, aangezien de feiten van het arrest niet het idee geven dat de verdachte over bovengemiddelde vaardigheden beschikt. Verdachte is bijvoorbeeld een ongeoefend schutter.
Vindplaats: regelnummers 93-108 van het artikel.
De nadelen indien dit wordt verlangd: de ruimte voor een geslaagd beroep op noodweer wordt dan zozeer ingeperkt dat artikel 41 Sr aan betekenis zou verliezen. De omstandigheid dat de verdachte meerdere verdedigingsmiddelen tot zijn beschikking heeft, krijgt dan wel heel veel waarde toegekend.
De nadelen indien dit niet wordt verlangd: bij de beoordeling van de proportionaliteit is het van belang of de verdachte voor een lichter alternatief had kunnen kiezen. Het zal bij de beoordeling of er proportioneel en subsidiair is gehandeld dus zeker uitmaken over welke verdedigingsmiddelen de verdachte beschikte. Een proportionaliteitstoets waarbij van alle omstandigheden moet worden geabstraheerd doet tamelijk geforceerd aan.
Vindplaats: regelnummers 55-65 van het artikel.
Deze bundel bevat oefententamens en extra oefenmateriaal bij het vak ARW 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2402 |
Add new contribution