Werkgroepcasus I: Parkeren in Amsterdam
Rb Amsterdam 31 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3732
Vragen
Vraag 1
Startvraag.
Vraag 2
Is voor het intrekken van een parkeervergunning in de gemeente Amsterdam een wettelijke grond- slag aanwezig?
Vraag 3
Is een wettelijke grondslag in het onderhavige geval noodzakelijk om de parkeervergunning in te trekken?
Vraag 4
Heeft het college van B&W beleidsvrijheid als het gaat om de bevoegdheid om de parkeervergun- ning in te trekken?
Vraag 5a
Wat is de juridische status van het Uitwerkingsbesluit parkeerverordening stadsdeel Nieuw-West 2016?
Vraag 5b
Is de bevoegdheid om dit Uitwerkingsbesluit vast te stellen gebaseerd op attributie, delegatie of mandaat?
Vraag 6
Het college van B&W heeft aangevoerd dat hij stringent parkeerbeleid voert. Is dat volgens de rech- ter in het algemeen rechtmatig?
Vraag 7
Aan welke normen toetst de rechtbank en welke van deze normen leidt of leiden tot vernietiging van het bestreden besluit?
Werkgroepcasus II: Ne bis in idem | art. 4:6 Awb
ABRvS 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131
Vragen
Vraag 1
Startvraag.
Vraag 2
Wat wordt in het bestuursrechtelijke besluitvormingsrecht bedoeld met ne bis in idem?
Vraag 3
Wat wordt bedoeld met rechtens onaantastbare besluiten en het begrip formele rechtskracht?
Vraag 4
Wat wordt bedoeld met “nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden” (art. 4:6 lid 1 Awb)?
Vraag 5
Stel dat het bestuursorgaan een herhaalde aanvraag of verzoek om terug te komen van een besluit inhoudelijk heeft behandeld. Aan welke eisen dient deze inhoudelijke behandeling dan te voldoen?
Vraag 6
Maakt het daarbij in geval van een herhaalde aanvraag uit of er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd?
Vraag 7
Is in dit geval sprake van een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid?
Vraag 8
Leg uit aan de hand van r.o. 3.6 in hoeverre de aanwezigheid van beleid een rol speelt bij de beoor- deling van verzoeken om terug te komen van rechtens onaantastbare besluiten.
Vraag 9
Wat dient een bestuursorgaan bij de beoordeling van dergelijke verzoeken te doen, blijkens r.o. 3.6, wanneer zulk beleid ontbreekt?
Antwoordindicatie
Werkgroepcasus I
Vraag 1
Bij besluit heeft het college van B&W van de gemeente Amsterdam de bewonersparkeervergunning van de eiser met ingang van 1 mei 2017 ingetrokken.
Bij besluit van 5 juli 2017 heeft het college van B&W het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard.
Kan van de eiser worden verlangd dat hij gebruik maakt van een stallingsplaats waar niet de mogelijkheid bestaat dit voertuig op te laden?
Vraag 2
Ja, art. 37 lid 1 aanhef en onder c van de Parkeerverordening 2013.
Vraag 3
Als je het gedwongen wil maken dan is een wettelijke bepaling vereist, dit moet apart worden geregel niet mogelijk om te impliceren.
Vraag 4
Er worden duidelijke voorwaarden gesteld waaraan moet worden voldaan = een gebonden bevoegdheid. Indien hier niet aan wordt voldoen dient de bewonersvergunning te worden ingetrokken, geen beleidsvrijheid.
Vraag 5a
Concretiserend besluit van algemene strekking = CBAS.
Vraag 5b
Indien er sprake is van een CBAS moet worden gekeken waar je deze bevoegdheid voor het eerst ziet. In de verordening zal staan dat er ook een CBAS mag worden vastgesteld à daarom is er sprake van attributie.
Vraag 6
Bij deze beoordeling doet niet ter zake of eiser de beschikbare plaats in de parkeergarage al dan niet kan betalen. De rechter acht dit dus in het algemeen rechtmatig.
Vraag 7
R.o. 5.4 = het evenredigheidsbeginsel
R.o. 5.1 = zorgvuldige voorbereiding
Werkgroepcasus II
Vraag 1
Gaat hier om de bevoegdheid van het college om verkort af te wijzen met toepassing van art. 4:6 lid 2 Awb.
Is de rechtbank op de juiste wijze tot het oordeel gekomen dat het besluit van 25 juni 2014 waarbij het college toepassing heeft gegeven aan art. 4:6 lid 2 vaxxn de Awb de toets in rechte doorstaan?
Vraag 2
Een persoon kan niet twee keer voor hetzelfde feit een besluit krijgen. Als je komt met een aanvraag en hier is al een keer op besloten, hoef je niet nog een keer met dezelfde aanvraag te komen want hier is al een keer op besloten.
Vraag 3
Rechtens onaantastbare besluiten = indien het bestuursorgaan een besluit heeft genomen en niet tijdig rechtsmiddelen tegen het besluit zijn aangewend.
Formele rechtskracht = zodra er geen rechtsmiddelen meer tegen een rechterlijke uitspraak kunnen worden aangewend; besluit staat hoe dan ook vast.
Vraag 4
Nieuw gebleken feiten zijn feiten die ten tijde van de eerdere besluitvorming of procedure al bestonden, maar pas daarna zijn gebleken; het gaat dus om nieuwe informatie over de toenmalige feiten.
Vraag 5
Ingeval van een NOVUM: geen sprake van een herhaalde aanvraag maar een nieuwe aanvraag; omstandigheden zijn anders. Dient er een besluit te worden gedaan die aan alle eisen voldoet.
Ingeval van een herhaalde aanvraag: probeer je te bereiken wat je normaal gesproken ook in een bezwaar kan bewerkstelligen à Herhaalde aanvraag; een verzoek om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit met terugwerkende kracht herzien te krijgen.
Vraag 6
Behandeling is gewoon hetzelfde, zie R.O. 3.4
Vraag 7
Ja, R.O. 4.2 Het college heeft ten onrechte als vaststaand aangenomen dat appellante de identiteitskaart mede aan haar tweede verzoek ten grondslag had kunnen leggen. Gezien de overigens door appellante overgelegde stukken en het grote belang dat wordt gehecht aan juiste vermelding van persoonsgegevens in de BRP, had het op de weg van het college gelegen hier nader onderzoek naar te doen voordat men het verzoek afdeed middels het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
Vraag 8
Indien er sprake is van beleid toets de rechter in de eerste plaats of het bestuursorgaan een juiste toepassing heeft gegeven aan zijn beleid.
Vraag 9
Als het bestuursorgaan zulk beleid niet voert en het hierover in het besluit ook geen standpunt heeft ingenomen dan zal de bestuursrechter het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen zodanig standpunt alsnog in te nemen.
Add new contribution