Casus
Zaak C56/09, Emiliano Zanotti tegen Agenzia delle Entrate
1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 49 EG en 18 EG betreffende het vrij verrichten van diensten respectievelijk het burgerschap van de Unie.
2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen E. Zanotti en de Agenzia delle Entrate (hierna: „Agenzia”) inzake het in mindering brengen op de brutobelasting van de kosten voor het volgen van universitaire cursus in een andere lidstaat.
Toepasselijke nationale bepalingen
3. Artikel 15, lid 1, sub e, van Besluit nr. 917 van de President van de Republiek tot goedkeuring van de eenvormige tekst betreffende de inkomstenbelasting; hierna: „Besluit 917”) bepaalt: „Op de brutobelasting wordt een bedrag in mindering gebracht gelijk aan 19 % van de hierna genoemde uitgaven die de belastingplichtige heeft gedaan (..): [...] e) voor kosten voor cursussen op universitair niveau, tot maximaal de voor binnenlandse instellingen vastgelegde heffingen en bijdragen.” (…)
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
7. In het academiejaar 20032004 volgde verzoeker in het hoofdgeding, die een te Rome wonende advocaat-fiscalist is, een master internationaal belastingrecht aan het International Tax Center (hierna: „ITC”) te Leiden (Nederland).
8. In zijn aangifte voor aanslagjaar 2003 bracht verzoeker overeenkomstig artikel 15, lid 1, sub e, BESLUIT 917 een bedrag van 19 % van de kosten voor het volgen van deze master in mindering op de brutobelasting als aftrekbare kosten voor het volgen van universitair onderwijs. Deze kosten bedroegen 12 000 EUR.
9. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de Agenzia heeft geweigerd leergeld voor de door Zanotti in Nederland gevolgde specialisatiecursus als aftrekpost in aanmerking te nemen en de aftrekbaarheid zelfs volledig heeft uitgesloten zonder daarvoor enige passende motivering of rechtvaardiging te geven (…)
11. Op 14 december 2007 kwam Zanotti tegen zijn belastingaanslag op bij de Commissione tributaria provinciale di Roma; hij betwistte dat de betrokken aftrek werd geweigerd en hij beriep zich daartoe op de
onverenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van de door de Italiaanse regeling voorgeschreven beperkingen van de aftrek.
12. Daarop heeft de Commissione tributaria provinciale di Roma de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld: „Verzetten de algemene beginselen van het Verdrag en van het gemeenschapsrecht inzake een doeltreffende en volledige rechterlijke bescherming, gelijke behandeling en vrij verkeer zich tegen toepassing van artikel 15, [lid 1,] sub e, van BESLUIT 917] (…)?”
13. De Italiaanse regering is van mening dat de prejudiciële vraag irrelevant is voor de beslechting van de voor de nationale rechter aanhangige zaak. (…)
14. Deze tegenwerping kan niet worden aanvaard. 15 Volgens vaste rechtspraak rust er een vermoeden van relevantie op de vragen betreffende de uitlegging van het gemeenschapsrecht die de nationale rechter heeft gesteld binnen het onder zijn eigen verantwoordelijkheid geschetste
.....read more
Add new contribution