Hoorcollege 6
Ontwikkelingspsychologie:
- Uniek: over onszelf na te denken, over onszelf te reflecteren.
- We hebben een neiging om over onszelf na te denken en te oordelen, dat heet zelfbeeld.
- Het eerste woord dat we leren is ‘ik’. We leven in een cultuur waarbij het zelfbewustzijn hoog op waarde wordt geschat.
- Waarom is denken over ‘’het zelf’’ gemeengoed geworden? Het wordt overal gebruikt.
Zelfwaardering is geen gevolg meer van positief functioneren, maar een oorzaak geworden.
- James (1890) maakte een klassiek onderscheid tussen het I-self (zelf als subject) en het me-self (zelf als object_
- I self neemt waar en handelt, is actief
- Me-self datgene wat waargenomen wordt
- Het I-self neemt het me-self waar.
Het is daadwerkelijk een oordeel, dan spreken we pas van zelfwaardering.
- Het is hoe positief denk je over jezelf: Congitieve component
- Maar ook hoe positief voel je je over jezelf: affectieve component
- Zelfbeeld bevat alle kennis en ideeën die we hebben over onszelf.
- Zelfvertrouwen = self-efficacy. Mate waarin mensen denken de taken waar ze voor staan, tot een goed einde kunnen brengen.
- Zelfcompassie = self-compassion. De mate waarin we geneigd zijn om goed voor onszelf te zorgen. Sommige mensen zijn geneigd hard over zichzelf te oordelen, anderen zijn juist ondersteunend naar henzelf.
Waarom hebben we een zelfbeeld?
- Niet helemaal bekend, maar er zijn wel ideeën over:
- Het heeft een evolutionair voordeel
- Op basis van onze kennis over onszelf, kunnen we een eigen bijdrage leveren aan de groep.
Zelfontwikkeling 0-2 jaar
- Zelfherkenning (15-20 maanden) is teken van bewustzijn van ‘zelf’.
- Begint dat kinderen merken dat ze invloed kunnen uitoefenen op hun omgeving, denk aan de bal boven de wieg. Het bewijs is de rouge task.
- Zelfherkenning: mirror recognition task (rouge task)
Vanaf het moment dat bewustzijn van ‘zelf’ aanwezig is, ontstaan zelfbewuste emoties
- Schaamte
- Schuld
- Trots
- Anderen vormen ook een beeld van jou
Zelfontwikkeling in de peutertijd
- Ik ben 3, ik woon in een heel groot huis, ik ben sterk en hou van pizza.
- Concrete kenmerken: vaardigheden, bezittingen en voorkeuren
- Zelfoverschatting
- Kunnen niet goed onderscheid maken tussen hun ideal self (wat ze willen zijn) en de actual self (de persoon die ze echt zijn)
Heeft zelfoverschatting nut?
- Het stelt kinderen in staat om te exploreren en uitdagende taken aan te gaan
- Het heeft dus wel nut
Zelfontwikkeling vroeg tot midden kindertijd
- Ik kan goed sporten (dit is anders dan hard rennen: het is al meer gegeneraliseerd), ik heb best veel vrienden, ik ben eigenlijk goed in heel veel dingen.
- Betere generalisatie
- Nog steeds zelfoverschatting
Zelfontwikkeling midden tot late kindertijd
- Ik ben 9, mijn vrienden vinden me aardig, anderen minder. Ik ben best goed in taal, maar minder in rekenen.
- Meer realistisch en genuanceerd (geen overschatting)
- Globaal oordeel over het zelf = voorwaarde voor zelfwaardering
Zelfontwikkeling vroege adolescentie
- Ik zit net op de middelbare, bij mijn vrienden ben ik druk, maar bij mijn ouders ben ik down. Soms zeg ik domme dingen bij vreemde mensen, ik denk soms na over wat andere kinderen van mij denken, dat is belangrijk voor mij.
- Focus op interpersoonlijke vaardigheden en gevoelens
- Differentiatie in sociale context
- Belang aan oordelen van leeftijdsgenoten
Zelfontwikkeling midden adolescentie
- Ik ben 15, wie ben ik? Dat zou ik zelf ook wel willen weten. Soms extravert, andere momenten juist introvert. Ik wil graag dat anderen me leuk vinden, als dat niet lukt, dan haat ik mezelf.
- Preoccupatie met identiteit
- Preoccupatie met oordelen van anderen
- Zelfwaardering is instabiel
Socrates: Gevoelens van zelfhaat, waardeloosheid en incompetentie zijn inherent aan de menselijke conditie.
Zelfwaardering
- Je ziet een daling in de puberteit en een daling na de leeftijd van 60.
- In de adolescentie: de eisen die aan kinderen worden gesteld zijn in een keer een stuk hoger.
- Adolescenten zijn vaak kritischer en negatiever op elkaar dan kinderen zijn.
- Vanaf een jaar of 60 gaan mensen minder werken. Ze verliezen dan een belangrijke sociale rol. Dit gaat gepaard met een daling van de zelfwaardering.
Predictoren
- Ouders kunnen eisen stellen, maar de kinderen ook helpen met die eisen halen.
- Als kinderen een aantal vrienden hebben, als ze merken dat ze door hen gewaardeerd of geaccepteerd worden, dat zorgt voor een hogere zelfwaardering.
- Competentie + belang. Als kinderen goed zijn in sport, maar ze hechten daar geen belang aan. Dan voegt dat niets toe aan de hoogte van je zelfwaardering.
- Vaak wordt gedacht dat zelfwaardering een belangrijke oorzaak is van adaptief (=gezond en leeftijdsadequaat) functioneren
- Dat klopt deels
Hoge zelfwaardering is een determinant van:
- Positieve emoties
- Geluk
- Weerbaarheid
- Je kan beter met tegenslagen omgaan als je een hoge zelfwaardering hebt
Hoge zelfwaardering is geen determinant/voorspeller van:
- Vriendschappen
- Acceptatie door leeftijdsgenoten
- Band met ouders
- Presteren op school
Dit blijkt uit longitudinaal onderzoek. Paar vriendschappen → dat leidt tot hogere zelfwaardering. Dat verband is dus juist andersom. Ook als ze een goede band met hun ouders hebben, dat leidt dan juist tot een hogere zelfwaardering.
Deel 2: Klinische psychologie
Focus op mentale gezondheid
Positieve indicatoren:
- Tevredenheid met het leven
Negatieve indicatoren:
- Angst/depressie
- Emotionele stress
Zelfbeeld is iemands positieve of negatieve evaluatie ten opzichte van zichzelf, de eigen gedachten en gevoelens die in relatie staan tot het zelf. De zin ‘’am i worthy?’’
We vragen het zelfbeeld uit in een klinische context als je in behandeling gaat. Hoge mate van zelfbeeld zorgt voor meer waardering voor jezelf. Je durft meer risico’s te nemen of neemt meer ruimte om keuzes te maken. Andersom kan een laag zelfbeeld ook een risicofactor zijn. Dit kan zorgen voor somberheidsklachten en/of spanningsklachten. Zelfbeeld heeft ook verband met identiteitsvraagstukken en identiteitsconstructen
Het wordt ook in verband gebracht met mentaliserend vermogen. Kunnen mentaliseren is je kunnen verklaren in hoe anderen zich voelen over een situatie.
- Stel je vriend neemt niet op, en je denkt gelijk: diegene is mij zat. Dan heb je minder mentaliserend vermogen, dit is een lager gevoel van zelfwaardering
- Stel je vriend neemt niet op en je denkt: hij zou wel druk zijn, dan heb je meer mentaliserend vermogen.
- De twee laatste punten: de relatie met je ouders en je peers.
Identiteit:
- Persoonlijke identiteit: Wie ben ik?
- Culturele identiteit: Waar hoor ik bij?
Je moet je persoonlijke identiteit helder hebben. Wie ben ik? Wat wil ik?
Wat daarmee samenhangt is een helder zelf-concept. Heldere persoonlijke identiteit, dan heb je waarschijnlijk ook een helder zelf-concept (self-concept clarity).
Self-concept clarity
- Eigenschappen binnen jezelf en ideeën van jezelf zijn consistent met elkaar. Dan kan je ervaringen voorspellen of een plek te kunnen geven:
- Je bent goed in voetbal, maar je ouders hebben geen geld voor trainingen enzo. Dat is inconsistent met elkaar.
- Als het wel consistent is, dan helpt dat je helder idee van jezelf. (ik houd van voetbal en ben er goed in).
- Self-concept clarity begint al vanaf 3 jaar.
- Hoe beter je van jezelf weet wie je bent en wat je wil, dan is dat goed voor je zelfbeeld.
Dan heb je nog culturele identiteit
- Combinatie van etnische en sociale kenmerken die voor het individu uniek zijn. Geeft ook een template met normen en waarden van hoe je je moet gedragen en wat gewenst is in de groep waar dit individu tot toebehoort.
- Als je weet wat je cultuur is, dan weet je wat er van jou verwacht wordt en hoe jij je wil gedragen.
- Een stabiele identiteitsvorming omvat een van de belangrijkste voorspellers voor psychisch welbevinden.
- Biculturele populatie: Populatie die met meer dan 1 cultuur is opgegroeid. Heeft meerdere culturele identiteiten.
- Kwart van de maatschappij heeft een biculturele achtergrond.
- Culturele intelligentie is je hebt kennis van meerdere culturen. Je zou dingen goed uit meerdere perspectieven kunnen bekijken.
Deze twee culturen zijn niet of moeilijk te integreren. Waarom is dat?
- Kans op identiteitsconflicten bij culturen die verder uit elkaar liggen.
- Niet-westerse culturen daar wordt identiteit heel erg gerelateerd aan de groep waarin je leeft.
- De prevalentie van psychische klachten bij mensen met een migratie-achtergrond ligt hoger dan bij mensen met een niet-migratie achtergrond.
- Veel mensen met een biculturele identiteit hebben een gevoel van ‘tussen wal en schip’ vallen.
- Het is belangrijk om cultuursensitief te zijn.
Add new contribution