Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten 2016/2017
- 1968 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Pieter S. woont in Groningen. Tijdens een weekendje uit in Maastricht besluit hij met een aantal vrienden een inbraak te plegen. De buit is groot (t.w.v. 4000,-) en Pieter acht het verstandig zich een aantal weken niet op zijn thuisadres te laten zien. Hij trekt daarom in bij een vriend in Rotterdam. De politie zit echter ook niet stil en spoort Pieter en zijn kornuiten al snel op. Pieter wordt in Rotterdam gearresteerd en in voorlopige hechtenis geplaatst. Het OM wil Pieter vervolgen.
a. Welke rechter is absoluut bevoegd?
b. Welke rechter is relatief bevoegd?
c. Stel dat het slachtoffer van de inbraak schadevergoeding wil van Pieter S. Welke rechter is absoluut en relatief competent?
De vijftienjarige Koert heeft ruzie met een vriendje en geeft hem een geweldig pak slaag. Koert wordt door de officier van justitie gedagvaard voor de kantonrechter ter zake van mishandeling. In de dagvaarding staat niet vermeld waar het feit zich zou hebben afgespeeld.
Welke einduitspraak zal de kantonrechter geven? Lees art. 261 Sv goed.
Juist of onjuist?
Wanneer een rechter een verdachte vrijspreekt, meent deze rechter dat de dagvaarding geldig is.
Juist of onjuist?
Kijk nog eens naar het krantenartikel bij vraag 4 van vorige week (strafrecht). De kop van het artikel luidt:
'Artsen vrijgesproken na hulp bij zelfdoding'.
Deze kop is in overeenstemming met de einduitspraak van de rechtbank.
Juist of onjuist?
Marius Messer gaat op zondag 18 oktober 2009 naar sportpark Coendersborg te Groningen om de voetbalwedstrijd van V.V. Helpman tegen V.V Be Quick te zien. De wedstrijd in kwestie staat bekend als een risicowedstrijd dus de politie is extra alert. Omdat Marius zich nerveus en dus verdacht gedraagt, wordt hij bij aankomst bij het sportpark door de politie gefouilleerd. Eén van de opsporingsambtenaren vindt in zijn broekzak een vlindermes, waarvan het lemmet twee snijkanten heeft. Het mes wordt in beslag genomen en Marius wordt gearresteerd op grond van artikel 13 lid 1 Wet Wapens en Munitie. De zaak is blijven liggen op het Parket, doch het Openbaar Ministerie besluit in 2013 Marius toch te vervolgen en legt hem het volgende ten laste:
'Dat de verdachte, Marius Messer, op of omstreeks zondag 18 oktober 2007 bij, of althans in de omgeving van het Sportpark Coendersborg te Groningen een vlindermes, althans een wapen vallende onder Categorie I van de Wet Wapens en Munitie voorhanden had, althans bij zich droeg, althans vervoerde (art. 13 lid 1 WWM).'
Marius maakt op de zitting bij de kantonrechter aannemelijk dat hij handelde in een situatie van psychische overmacht (art. 40 Sr): zijn vrienden zouden hem 'een mietje' vinden en hem zeker in elkaar hebben geslagen, indien hij geen mes bij zich zou dragen. De rechter zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de dader.
Juist of onjuist?
Wanneer de tenlastelegging niet alle bestanddelen bevat van de bijbehorende delictsomschrijving, zal de rechter tot een vrijspraak komen, aangezien de delictsomschrijving niet valt te bewijzen.
Juist of onjuist?
a. Inverzekeringstelling dient plaats te vinden in het belang van het onderzoek.
b. Bij verdenking van het misdrijf als bedoeld in artikel 285 lid 1 Sr kan geen bevel tot voorlopige hechtenis worden gegeven.
Juist of onjuist?
Indien een verdachte zich succesvol beroept op een rechtvaardigingsgrond, zal dit steeds leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de dader.
Wat wordt er in een strafrechtelijke procedure allemaal als wettig bewijsmiddel erkend? Waar is dit wettelijk bepaald?
Juist of onjuist?
Tijdens een brandje op Sinterklaasavond (5 december) 2011 in een pand aan het Guyotplein in Groningen breekt een moedige brandweerman de voordeur open om met gevaar voor eigen leven enige in het huis aanwezige bewoners te redden. Enkele weken later moet de brandweerman weer aan het Guyotplein verschijnen, maar dan – tot zijn niet geringe verbazing – voor de rechtbank aldaar. Als verdachte van overtreding van art. 350 Sr dient hij zich nu te verantwoorden. De tenlastelegging in deze zaak luidt als volgt:
'dat hij, verdachte, op 5 december 2011 aan het Guyotplein in Groningen een aan een ander toebehorende huisdeur opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd door daar enkele malen met een zwaar voorwerp tegen aan te slaan (art. 350 lid 1 Sr)'.
De rechter hoort het verhaal van de brandweerman aan en is van mening dat hier sprake is van een rechtvaardigingsgrond die de wederrechtelijkheid opheft. De rechter zal de verdachte vrijspreken (eindoordeel = vrijspraak).
Na afloop van een handgemeen wordt Bart K. geverbaliseerd door de politie. Enige tijd later moet hij terechtstaan. De tenlastelegging luidt:
'dat hij op 21 september 2012 omstreeks 12.00 uur 's middags op de Stationsweg te Haren Jan S. zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door die Jan S. met de elleboog in het gezicht te raken, tengevolge waarvan bij die Jan S. een meervoudige kaakbreuk is ontstaan (art. 302 lid 1 Sr).'
Op de zitting verweert de verdachte zich door te stellen dat het handgemeen zich niet heeft afgespeeld op de Stationsweg te Haren, maar de Stationsweg te Zuidhorn.
Hoe zal de uitspraak van de rechter luiden indien hij het verweer van Bart K. accepteert?
Vervolg op de vorige vraag. Zie de daar gegeven tenlastelegging. Ga er vanuit dat de plaats waar het delict is begaan, niet meer relevant is. Stel dat Bart K. zich verweert door te stellen, dat Jan S. hem eerst had aangevallen en hem had geslagen:
'Ik heb nog geprobeerd om te vluchten, maar dat kon niet omdat er een hele kring van mensen om ons heen stond, die alleen maar nieuwsgierig stond toe te kijken. Toen S. nog eens 'uithaalde' om mij een volgende klap te verkopen, heb ik hem een elleboogstoot gegeven. Toen hield S. eindelijk op.'
Stel, de rechter accepteert deze door Bart K. gegeven lezing van het gebeurde. Geef gemotiveerd aan welke uitspraak de rechter naar uw mening dient te geven.
Juist of onjuist?
Erik Erlemeijer wordt op 12 augustus 1992 in Maastricht door de politie op heterdaad betrapt op het vervaardigen van verboden (psychotrope) middelen. Hoewel Erik daarna zijn leven betert, besluit de officier van justitie in oktober 2013 Erik strafrechtelijk te vervolgen en dagvaardt hem voor de Rechtbank Limburg (sector strafrecht). De tenlastelegging luidt als volgt:
'(...) dat Erik Erlemeijer in de woning aan de Kapoenstraat 12 te Maastricht op 12 augustus 2004, althans gedurende een periode tussen 1 juli en 1 september 2004, opzettelijk een verboden middel heeft vervaardigd dat vermeld staat in lijst I van de Opiumwet, te weten acetorfine (art. 2 sub d jo. 10 lid 4 Opiumwet).'
De rechter zal de verdachte vrijspreken.
Juist of onjuist?
a. Op grond van het opportuniteitsbeginsel is het Openbaar Ministerie bevoegd om af te zien van vervolging van een strafbaar feit.
b. De officier van justitie is in het geval van verdenking van een misdrijf bevoegd een opsporingsambtenaar te bevelen tot het stelselmatig volgen van een persoon.
Juist of onjuist?
Jaap is officier van justitie. Ter zake van een geval van aanranding (art. 246 Sr) wil hij een zogenoemde strafbeschikking uitvaardigen. Jaap kan zowel een taakstraf als een geldboete opleggen. Is dit juist of onjuist?
Juist of onjuist?
a. 'Staande houden' dient ertoe om de verdachte te vragen naar diens personalia, terwijl 'aanhouden' geschiedt teneinde de verdachte naar een plaats van verhoor te leiden.
b. Bij ontdekking op heterdaad is iedereen bevoegd de verdachte aan te houden.
a. Het gaat om diefstal (art. 311 lid 1 onder 4 Sr), wat een misdrijf is. De bevoegde rechter in eerste aanleg is de strafkamer (art. 45 RO).
b. Art. 2 Sv: de rechtbanken zijn gelijkelijk bevoegd waar het feit is begaan (Maastricht, dus Limburg), waar de verdachte woont (Groningen, dus Noord-Nederland) en waar de verdachte zich bevindt (Rotterdam).
c.
Absoluut: strafkamer (art. 45 lid 2 RO, art. 51f Sv) of civiele procedure.
Relatief: Limburg, Noord-Nederland en Rotterdam (art. 2 Sv)
Dagvaarding nietig, art. 349 lid 1 Sv. Ook is de kantonrechter niet bevoegd, had de strafkamer moeten zijn want mishandeling is een misdrijf.
Juist. Een dagvaarding wordt geldig bevonden of nietig verklaard bij de eerste formele vraag. Wanneer de dagvaarding niet geldig is, zal de uitspraak nietigheid van de dagvaarding zijn. Vrijspraak is pas aan de orde bij de eerste materiële vraag, wanneer het tenlastegelegde niet bewezen kan worden. De rechter kan pas naar de materiële vragen wanneer de rechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, de rechter bevoegd en het OM ontvankelijk.
Onjuist. De artsen werden ontslagen van alle rechtsvervolging, want ze beriepen zich op een rechtvaardigingsgrond (overmacht-noodtoestand).
Onjuist. De rechter is onbevoegd, want volgens art. 56 en 55 lid 1 Wet Wapens en Munitie is art. 13 lid 1 een misdrijf. Misdrijven horen bij de strafkamer (rechtbank) en niet bij de kantonrechter.
Onjuist, wordt bij de tweede materiële vraag behandeld, en de uitspraak luidt dan OVAR.
a. Juist, art. 57 lid 1 Sv.
b. Onjuist, kan wel volgens art. 67 lid 1 onder b Sv.
Onjuist. In beginsel spelen de rechtvaardigingsgronden in de derde materiële vraag (wanneer wederrechtelijk en schuld elementen zijn) en dan kan dit leiden tot OVAR, maar het kan zijn dat wederrechtelijk en schuld in de delictsomschrijving staan als bestanddelen en dan leidt een schulduitsluitingsgrond tot vrijspraak.
Art. 339 Sv: eigen waarneming van de rechter, verklaringen van de verdachte, verklaringen van een getuige, verklaringen van een deskundige en schriftelijke bescheiden.
Juist. De rechter zal de verdachte vrijspreken, omdat er sprake is van een rechtvaardigingsgrond (overmacht-noodtoestand, art. 40 Sr). Wederrechtelijk is als bestanddeel in de delictsomschrijving opgenomen, dus worden de rechtvaardigingsgronden behandeld bij de eerste materiële vraag. Zie art. 352 lid 1 Sv.
Vrijspraak, er is namelijk wel voldaan aan art. 261 Sv, dus de formele vragen kloppen. Pas bij de eerste materiële vraag ontstaat er een probleem, want het feit kan niet bewezen verklaard worden, art 350 en 351 lid 1 Sv. OvJ kan in hoger beroep gaan en zijn tenlastelegging aanpassen.
OVAR, want het feit is niet te kwalificeren als een strafbaar feit (tweede materiële vraag). Het bestanddeel ́opzettelijk ́ is niet opgenomen in de tenlastelegging.
Juist, het feit is niet verjaard volgens art. 70 lid 1 sub 4 Sr. Er staat namelijk gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren op het feit dat Erik heeft gepleegd (art. 10 lid 4 Opiumwet). De strafrechter gaat altijd uit van de tenlastelegging. Aangezien hij het (volgens de tenlastelegging) op 12 augustus 2004 heeft gepleegd, is het op 12 augustus 2024 (20 jaar) verjaard. Maar in dit geval is het minder dan 20 jaar, dus de OvJ is ontvankelijk. Eerste materiële vraag: tenlastelegging kan niet bewezen verklaard worden (verkeerde datum), dus vrijspraak.
a. Juist, art. 167 lid 2 en 242 lid 2 Sv.
b. Juist, zie art. 126g lid 1 Sv.
Onjuist. Art. 246 Sr kent een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. Volgens art. 257a lid 1 Sv mag alleen een strafbeschikking worden uitgevaardigd bij een misdrijf van ten hoogste zes jaar. Combinatie taakstraf en geldboete mogelijk, zie art. 257a lid 3 onder c en d Sv.
a. Juist. Staande houden staat in art. 52 Sv, aanhouden in art. 53 lid 2 en 54 lid 1 Sv.
b. Juist, art. 53 lid 1 Sv.
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten met uitwerkingen uit 2016/2017 bij het vak ARW 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2265 |
Add new contribution