Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16146 reads
Bankiers van grote, internationale financiële instellingen worden gezien als aanstichters van de economische crisis. Het was dan ook te verwachten dat justitiële instellingen zouden gaan onderzoeken of er strafbare feiten zijn gepleegd. De FBI kondigde in september 2008 aan onderzoek te gaan doen naar fraude bij hypotheekverstrekkers en zakenbank Lehman Brothers.
Het begrip witteboordencriminaliteit werd geïntroduceerd door Sutherland in 1939, waarbij de sociale status van de crimineel centraal staat. De criminele gedraging wordt gepleegd in het kader van zijn/haar beroeps- of bedrijfsuitoefening. Het vertrouwen dat aan dit beroep is gekoppeld, wordt geschonden. Het gaat niet alleen om strafrechtelijke misdrijven, omdat deze gedragingen vaak via het privaatrecht en bestuursrecht gesanctioneerd worden. Het onderzoek naar witteboordencriminaliteit komt echter pas eind jaren zestig goed op gang. Er ontstaat kritiek op de definitie van witteboordencriminaliteit; wanneer is een boord niet meer wit en organisatiestructuren werden steeds platter. De jurist-criminoloog Tappan beweerde dat er alleen gesproken kan worden van criminaliteit na een rechterlijke veroordeling, terwijl Sutherland juist aantoonde dat witteboordencriminaliteit vaak buiten het bereik van het strafrecht gehouden wordt. Een aantal critici wilden helemaal af van een door het recht bepaalde definitie en stelden dat veel witteboordencriminaliteit moreel niet gezien wordt als een misdaad. Groene criminologen stellen dat de definitie van milieucriminaliteit gebaseerd moet worden op de toegebrachte milieuschade, niet op de overtreding van wetten (aangezien regelgeving veelal ontbreekt in ontwikkelingslanden). Een definitie gebaseerd op schade zou echter kunnen leiden tot een eindeloze oprekking van de criminaliteit.
Onder het begrip witteboordencriminaliteit vallen zowel criminele gedragen gepleegd door individuen, als crimineel gedrag gepleegd namens en ten behoeve van een organisatie. Mengvormen van deze ideaaltypen zijn echter ook mogelijk in de praktijk. De corporatieve vorm wordt aangeduid als 'organisatiecriminaliteit': misdrijven die individueel of groepsgewijs door leden van een gerespecteerde en bonafide organisatie worden gepleegd binnen het kader van de uitoefening van organistorische taken' (Van de Brunt, 1992). Volgens de commissie Fijnaut is er sprake van organisatiecriminaliteit indien leden van een legale organisatie strafbare feiten plegen, zonder dat de organisatie functioneert als criminele organisatie. Het zijn normale bedrijven die soms illegale activiteiten uitvoeren. Criminele organisaties zijn informeel georganiseerde groepen die niet gebaseerd zijn op formele organisatiestructuren, maar op sociale relaties. In het Engels wordt veelal de term corporate crime gebruikt. State crime duidt op criminaliteit gepleegd door overheidsorganisaties.
Organisatiecriminaliteit kent verschillende vormen, waarbij typologiën kunnen worden gemaakt op basis van verschillende criteria (aard van de organisatie, aard van de activiteit, overtreden regels, slachtofferschap, ernst). Er bestaan administratieve, milieu, financiële, arbeids, productie en oneerlijke handelsovertredingen. Hierbij kan er sprake zijn van overlap tussen de categorieën. Er is ook een onderscheid in commissie delicten (iets doen wat verboden is) en ommissie delicten (iets nalaten).
De omvang van organisatiecriminaliteit is lastig te bepalen. Wat moet bijvoorbeeld de meeteenheid zijn, het aantal overtredingen of het aantal daders? Ook het gebruiken van de overtreder als teleenheid is problematisch, een bedrijf van 5000 werknemers is namelijk niet te vergelijken met een bedrijf van 5 werknemers. Daarnaast ontbreekt data die zicht kan bieden op de omvang, er zijn nauwelijks politiestatistieken of gegevens uit slachtoffer surveys beschikbaar. Data van toezichthoudende instanties zegt meer over de capaciteit en prioriteiten van deze instanties, dan over de omvang van de organisatiecriminaliteit. Per type regelovertreding zijn er verschillende handhavende diensten in Nederland. Sommige studies proberen wel iets te zeggen over de omvang, bijvoorbeeld een toezichthoudende instantie die verslag doet van uitgevoerde controles.
Er bestaan een aantal beeldvormende zaken, zoals de fraude bij AHOLD, de ABP-fraude, de Van der Valkzaak. Deze zaken lijken ook de indruk te wekken dat het om uitzonderlijke zaken gaat, mede door de selectieve aandacht van de media. Deformaties in beeldvorming dragen dus ook bij aan de onzichtbaarheid van de omvang van organisatiecriminaliteit.
Om iets te zeggen over de ernst van organisatiecriminaliteit, is informatie nodig over schade en slachtofferschap. Slachtofferschap is lastig te meten; velen kunnen een klein beetje slachtoffer zijn (prijsverhoging), lastig te individualiseren (milieudelicten), of men is zich niet bewust van hun slachtofferschap (negatieve gezondheidsgevolgen). Kortom, de (im)materiële schade van organisatiecriminaliteit is lastig te meten. Ook het (afgenomen) vertrouwen van de burger in een instantie is lastig te meten.
Aan de besluitvorming binnen organisaties wordt vaak een zekere mate van rationaliteit toegekend, waardoor de rationele-keuze theorie van toepassing kan zijn. Critici stellen dat criminaliteit niet altijd het gevolg is van een vrije keuze, maar de uitkomst is van verschillende factoren die invloed uitoefenen.
De anomietheorie (Merton) verklaart criminaliteit door de spanning die ontstaat tussen de door de samenleving opgelegde doelen (welvaart) en de ongelijke verdeling van legitieme middelen om dit te bereiken. Illegale middelen worden aangegrepen om toch de welvaart te bereiken. Ondernemingen kunnen naar illegale middelen grijpen wanneer zij niet het opgelegde doel van maximale winst voor aandeelhouders kunnen bereiken.
De sociale leertheorie stelt dat criminaliteit geleerd wordt door omgang met overtreders en als gevolg van positieve definities van criminaliteit. De neutralisatietechnieken van Sykes en Matza zijn toepasbaar op organisatiecriminaliteit: plegers zien zichzelf vaak als law abiding citizens. Het ontkennen van schade, slachtofferschap en benadrukken van de willekeur van overheidsoptreden spelen een rol bij neutralisaties voor witteboordencriminaliteit. Leerprocessen kunnen plaatsvinden in de subcultuur van het criminogene bedrijfscultuur, waarin crimineel gedrag niet als normafwijkend wordt gezien. Sommigen zien 'bedrijfscultuur' echter als een containerbegrip.
De organisatiesociologie maakt het mogelijk om organisaties voor te stellen als handelende actoren waarbij personen zelf minder relevant zijn. Ook karaktereigenschappen van organisaties spelen een rol, zoals strategie, structuur (taken en bevoegdheden) en cultuur. Bij gebrek aan directe controle kan er bijvoorbeeld meer gelegenheid ontstaan voor het ongecontroleerd plegen van delicten.
Er is weinig empirische informatie bekend over de individuele medewerker die regels namens de organisatie overtreedt. Meer onderzoek is nodig over het organisatielid als dader.
In recente studies wordt getracht om verschillende theorieën te integreren door het presenteren van een theoretisch raamwerk met verklarende factoren op macro-, meso- en microniveau. Er zijn geen eenvoudige verklaringen voor organisatiecriminaliteit waarbij één factor verklarend is.
Enerzijds is er een trend van deregulering en zelfregulering, anderzijds een reactie van strengere regels en intensiever toezicht. Vele vroegere verbods- en gebodsbepalingen waren strafrechtelijk van aard, maar toezicht was er nauwelijks en van de aanpak van organisatiecriminaliteit kwam jarenlang weinig terecht. Toen het bestuursrecht in ontwikkeling kwam, ontstond er een groei van regels op diverse terreinen, zoals milieu, arbeidsomstandigheden en mededinging. Te gedetailleerde regelgeving bleek echter ook niet te werken. Er kwam een overgang van rule-based naar principle-based regulering. Veel regels werden ook geschrapt. Er was een veranderende taakopvatting van handhavende instanties, namelijk van toezicht op naleving van voorschriften naar het beïnvloeden van gedrag. Aan de andere kant toonde onderzoeken aan dat misstanden mogelijk werden gemaakt door een gebrek aan handhaving en normen, waardoor er een roep om strengere regels, meer toezicht en hardere straffen kwam. Een voorbeeld is de aanpak van individuele managers. Naming and shaming sancties lijken aan populariteit te winnen, waarbij de reputatie van ondernemingen op het spel staat. De integratieve handhavingsmodellen, zoals de responsive regulation, lijken invloed te hebben op het handhavingsbeleid. De wijze waarop handhavers reageren op regelovertreding wordt hierbij afgestemd op de regelovertreder en zijn motivatie.
Empirisch onderzoek naar organisatiecriminaliteit lijkt vooral gericht op aard en oorzaken, minder op omvang en victimisatie. Verklaringsmodellen hebben invloed op de aanpak van organisatiecriminaliteit. Meer onderzoek is nodig naar toepassingen en effecten van handhavingsmodellen. Ook de invloed van globalisering en eventuele criminogene aspecten hiervan dient nader onderzocht te worden, evenals de invloed van de economische crisis op organisatiecriminaliteit.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1258 | 1 |
Add new contribution