Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16146 reads
Dit artikel zal eerst de ENA theorie behandelen, die een verklaring voor crimineel gedrag geeft aan de hand van biologische en sociale factoren. Daarna worden verschillende biologische kenmerken besproken die geassocieerd worden met crimineel gedrag. Ook wordt uitgelegd waarom je die associatie kunt maken.
Voluit heet de ENA theorie: evolutionary neuroandrogenic theory. Deze theorie probeert niet al het criminele gedrag te verklaren. De theorie is toegespitst op het verklaren van delicten waarbij de dader en slachtoffer fysiek contact hebben (bijvoorbeeld bij een geweldsdelict) of waarbij de dader het slachtoffer benadeelt of zijn eigendommen steelt. Er zijn twee veronderstellingen waar de theorie op gebaseerd is. Ten eerste zijn agressie en hebzucht kenmerken die mannen evolutionair hebben ontwikkelt. Dat komt omdat die kenmerken belangrijk waren bij de menselijke voortplanting. Vrouwtjes vonden de sociale status van de mannetjes belangrijk, andersom speelt dit veel minder mee. Dit fenomeen staat bekent als de females choice. Vanuit evolutionair oogpunt gezien steken vrouwtjes meer tijd en energie in de opvoeding van de kinderen dan de mannetjes. Daarom is het strategisch voor een vrouwtje om met een sterk mannetje te paren, want een sterk mannetje zal goed voor levensmiddelen en andere behoeften (resources) kunnen zorgen. Hierdoor kan het vrouwtje meer tijd kan steken in de opvoeding van de kinderen. Door dit selectieproces is het mogelijk geworden dat ‘machomannetjes’ hun genen meer door konden geven aan de kinderen dan mannetjes die veel minder macho waren. Hierdoor hebben mannetjes, en ook later mannen, een neiging ontwikkelt tot het hebben van competitief gedrag en gedrag dat erop gericht is anderen te benadelen ter verrijking van zichzelf. Hier zit ook een negatieve kant aan. Mannen die een goede leverancier zijn van resources, hebben ook de neiging om op een bedrieglijke of doortastende manier seks met een vrouw te krijgen. Het komt namelijk veel vaker voor dat mannen vrouwen verkrachten dan andersom. Verkrachting komt specifiek veel voor bij mannen die geen uitzicht hebben op het worden van een goede leverancier van resources (bijvoorbeeld bij mannen die in een erg arme situatie opgroeien). Deze theorie verklaart criminaliteit als een counter-strategie( alternatieve strategie) van mannen om toch goede leveranciers van resources te worden.
Ten tweede veronderstelt de theorie dat drie verschillende aspecten van het functioneren van het brein de kans beïnvloeden dat iemand criminaliteit gaat plegen. Hierbij is het nog belangrijk op te merken dat de mannen en vrouwen bijna alle genen hetzelfde hebben, behalve de genen die liggen op het Y-chromosoom. Vrouwen hebben geen Y-chromosoom, dus typische ‘mannengenen’ zouden op dat chromosoom moeten liggen. Testosteron wordt door het Y-chromosoom als het ware aangezet en aangemaakt, zodat potentiele eierstokken zich ontwikkelen tot testikels. De ontwikkelde testikels produceren op hun beurt veel andere mannelijke hormonen, die androgens worden genoemd. Bij vrouwen komt ook testosteron vrij, maar in veel mindere mate. De productie van testosteron verloopt in twee fasen. De organisatiefase speelt zich af wanneer het kind nog niet geboren is. De activatiefase begint wanneer het kind in de puberteit komt. Het eerste aspect dat het functioneren van het brein beïnvloed is een lage gevoeligheid. Het tweede aspect is het hebben van epileptische aanvallen. Het derde en laatste aspect is het hebben van meer mannelijke hormonen in de rechter hersenhelft.
Er zijn daarnaast twee factoren die te maken hebben met de remmende werking van de hersenen. De eerste factor heeft te maken met het vermogen om te leren. Dit vermogen is bepaald in de hersenen en niet voor iedereen gelijk. Genetische factoren en omgevingsfactoren spelen ook een rol. Hierbij hebben wetenschappers ook ontdekt dat meer intelligente hersenen informatie sneller verwerken en daar minder energie voor nodig hebben. Dit wordt neural efficiency genoemd. De theorie stelt verder dat het vermogen om te leren in verband staat met de snelheid waarmee mannen schakelen tussen verschillende vormen van crimineel gedrag. Dat wil zeggen de snelheid waarmee mannen bedenken of ze een grof geweldsdelict willen plegen, of juist de dingen meer verfijnd aan willen pakken.
De tweede factor heeft te maken met op de capaciteit om te plannen en verder vooruit te kijken. Je hersenen verwerken eerdere ervaringen en slaan daarbij feedback en andere dingen die je geleerd hebt van de ervaring op. Op deze manier bedenken je hersenen een soort strategie waarmee je dezelfde dingen en doelen die je in de toekomst wilt verwezenlijken, kunt aanpakken. Dit proces heet executive cognitive functioning. Factoren die de executive cognitive functioning kunnen beïnvloeden zijn onder andere je genen, complicaties bij de geboorte en trauma’s. Volgens de ENA theorie draagt een niet effectieve executive cognitive functioning bij aan crimineel gedrag.
Verschillende biologische kenmerken correleren met crimineel gedrag. Twaalf biologische kenmerken worden hieronder besproken.
Testosteron. Er is een bescheiden correlatie tussen het testosteronniveau dat in het bloed circuleert en het criminele gedrag van mannen. Mannen met een hoger testosteronniveau plegen waarschijnlijk sneller diefstal of een gewelddadig delict.
Mesomorphy. Mensen met een mesomorph lichaamstype hebben meer kans om criminaliteit te plegen dan mensen met een ander lichaamstype. Dit heeft ook weer te maken met de hoeveelheid testosteron. Testosteron zorgt namelijk ook voor de groei van spieren. Mensen met een mespmorph lichaamstype hebben dus meer testosteron in hun bloed en daardoor ook weer meer kans om criminaliteit te plegen.
Moeder die rookt tijdens de zwangerschap. Wanneer de moeder rookt tijdens de zwangerschap wordt de foetus blootgesteld aan de slechte stoffen die in de sigaret zitten. Deze slechte stoffen, waaronder CO2, verstoren de groei van de hersenen van het kind. Met name de ontwikkeling van het IQ en de executive cognitive functioning. Hierdoor is het voor het kind later moeilijker om zich niet te mengen in illegale activiteiten.
Hypoglycemia. Mensen met hypoglycemia hebben moeite om het glucoseniveau in het bloed stabiel te houden. Grote verschillen in glucoseniveau kunnen de stemming en de gedachten van een persoon verstoren. Symptomen van hypoglycemia zijn dan ook verwarring, het niet goed kunnen concentreren en prikkelbaarheid. Hypoglycemia is gecorreleerd aan het plegen van criminaliteit. Het zorgt ervoor dat een persoon zijn emoties niet meer goed in controle kan houden.
Epilepsie. Mensen met epilepsie hebben aanvallen, die verschillen in sterkte. Epilepsie wordt in verband gebracht met het plegen van gewelddadige overtredingen. Dit komt omdat bij iemand met epilepsie emoties verstoort worden en niet goed aankomen in de hersenen. De ENA theorie stelt verder ook dat de hoeveelheid testosteron ook de sterkte van de aanvallen beïnvloed.
Hartslag in rust. De hartslag in rust van veroordeelde daders is lager dan voor personen in het algemeen. De ENA theorie stelt dat een lage harstslag betekent dat iemand een suboptimal arousal niveau heeft. Dit betekent dat iemand niet snel geprikkeld, opgewonden raakt. Zo’n persoon zal dingen minder snel spannend en opwindend vinden dan normale personen en zal daarom ook meer stimulatie zoeken. Daarom zal iemand met een lage hartslag sneller een delict plegen.
Huidgeleiding. De galvanic skin response is een test die meet hoeveel iemand zweet. De theorie hierachter is dat je huid elektrische impulsen geleid. Wanneer je veel emoties hebt zweet je meer en geleid je ook meer impulsen. De ENA theorie zegt hier verder ook over dat criminelen weinig emoties hebben en daardoor minder impulsen geleiden.
Cortisol. Cortisol is een hormoon dat vrijkomt bij stress. Uit onderzoek is gebleken dat daders lagere cortisol waarden hebben dan niet-daders. Dit kan weer duiden op wat ook uit de ENA theorie naar voren komt, namelijk dat daders sub-optimal aroused zijn. Ze hebben meer spanning en stimulatie nodig en zullen bijvoorbeeld een inbraak minder stressvol vinden dan niet-daders.
Serotonin. Serotoning is een neurotransmitter die ervoor zorgt dat je kalm en rustig bent. Het hebben van een laag serotonin niveau staat in verband met het plegen van criminaliteit. De ENA theorie stelt dat een laag niveau van serotonin ervoor zorgt dat je je emoties niet goed onder controle hebt. Je bent dan impulsiever en sneller boos.
Monoamine oxidase. Monoamine oxidase is een stofje dat neurotransmitters wegruimt. De ENA theorie stelt dat een laag Monoamine oxidase niveau bijna uitsluitend voorkomt bij mannen, en dat het lage niveau te daarom te maken heeft met testosteron (dit is nog niet wetenschappelijk bewezen).
Hersengolven. Daders hebben langzame en onregelmatige hersengolven. Dit is in tegenstelling tot niet-daders, die hebben snelle en regelmatige hersengolven.
Lage P300 amplitude. Wanneer je naar de hersengolven van een persoon kijkt, zie je telkens na een piekje, ook een dipje in het golvenpatroon. Dat dipje wordt de P300 amplitude genoemd. Mensen met antisociaal gedrag, waaronder daders, hebben een groter dipje in het golvenpatroon dan mensen die geen antisociaal gedrag vertonen. De ENA theorie stelt dat het hebben van langzame en onregelmatige hersengolven en het hebben van een lage P300 amplitude kenmerken zijn van suboptimal arousal. Omdat daders deze twee kenmerken hebben, wijst dat erop dat zij suboptimal aroused zijn.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1282 | 2 |
Add new contribution