Recht en bestuur - Thema
- 13044 reads
Vergelding (opleggen van straf) en vergoeding (verplichten tot het betalen van schadevergoeding) zijn twee verschillende soorten reacties op begaan onrecht
Bij vergelding worden regels van strafrecht toegepast. Strafrecht is deel van het publieksrecht). Vergelding is de toevoeging van leed aan diegene die het onrecht begaan heeft.
Een voorbeeld van vergelding is wraak. Wraak stamt uit de 18e eeuw en het houdt in dat de getroffene en zijn familie wraak kunnen nemen op de dader en zijn familie, door bijvoorbeeld een van hen te doden. Het was toentertijd mogelijk om wraak af te kopen. Dit werd gezien als het betalen van een boete. Een gedeelte van de boete kon worden aangemerkt als schadevergoeding, mits het aan de benadeelde zelf werd betaald.
De verplichting tot schadevergoeding is gebaseerd op 6:162 BW (rechtsgevolgen van een onrechtmatige daad) en valt onder het privaatrecht.
Eeuwenlang werd er geen onderscheid gemaakt tussen vergelding en schadevergoeding. Hier is verandering in gekomen door de (middeleeuwse) schrijvers die een belangrijk gewicht hadden op
De wet der twaalf tafelen (450 voor Christus) zijn de oudste wetten van het Romeinse Rijk, die aan de basis stonden van het Romeins recht.
Hierin staan regels om wraak af te kopen in geval van verwonding.
membrum ruptum (verminking van ledematen):
De geleadeerde kan het hem aangeboden zoengeld aannemen, of hij kan de dader talio (een zelfde kwetsing) of os fractum (het breken van botten met hand of stok) toebrengen.
iniuria (alle andere gewelddadigheden dan membrum ruptum en os fractum tegen personen). Iniuria is een vastgestelde geldboete die de geleadeerde moet aanvaarden.
Later werden deze vastgestelde boetes afgeschaft (door het devalueren van geld) en vervangen door regelingen die een rechter bepaalde. Naast deze private boetes, hadden de Romeinen sinds de voorklassieke tijd ook strafrechtelijke regels. Deze hebben verder geen invloed gehad op latere tijden.
Het huidige recht.
Na begaan onrecht kan men tegenwoordig twee dingen doen:
vergelding (een straf opleggen)
schadevergoeding (een schade opleggen)
Artikel 6:162 BW luidt: 'hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden'.
De vergoedbare schade bestaat uit:
vermogensschade (art. 6:96 BW); of
vermogensschade voor derden die lichamelijk of geestelijk letsel is toegebracht (artikel 6:107 BW en artikel 6:108 BW).
nadeel (art. 6:106);
Het beginsel dat schade als gevolg van onrecht aan het benadeelde vergoed moet worden stond in art. 1401 Oud BW. De art. 1402-1405 regelden aansprakelijkheid met betrekking tot dieren, en gebrekkige zaken.
Artikelen 1401 (onrechtmatig doen) en 1402 (onrechtmatig laten)oud BW zijn grotendeels gebaseerd op de Franse Code Civil van 1804. Deze twee beginselen van bovengenoemde oud BW artikelen komen niet voor in het Romeins recht.
Het beginsel van artikelen1401 en 1402 oud BW is samengevat in de leer van de restitutio. Deze leer is ontleend aan de natuurrechtelijke-moraaltheologische schrijvers uit de 16e eeuw.
De leer van restitutio:
'elk delict of elke onrechtmatige handeling moet naast eventuele strafrechtelijke gevolgen, leiden tot een verbintenis tot schadevergoeding aan de benadeelde partij'.
De restitutio leer is door Hugo de Groot is uitgewerkt als een natuurrechtelijke regel in zijn werk ‘De iure belli ac pacis’ (Over het recht van Oorlog en Vrede). De iure belli ac pacis uit 1625, is een boek geschreven door Hugo de Groot. In dit boek wordt beschreven wanneer een staat of soeverein vorst het recht heeft om een andere staat of soeverein vorst aan te vallen, en op welke manier dat dient te gebeuren. Het boek is eeuwen als richtlijn aangehouden voor het oorlogsrecht. De restitutio leer is de basis geweest voor artikelen 1401 en 1402 oud BW.
Hugo de Groot omschrijft 'misdaed' in zijn boek als 'een doen ofte laten, zijnde uit zich zelve (onrechtmatig) ofte door enige wet (onwetmatig) ongeoorloofd'
Het Romeinse recht kwam tot bloei in de oudheid en bereikte haar top in tweede eeuw voor Christus. Het einde kwam in zicht door de codificatie van Justinianus in zesde eeuw voor Christus. Deze codificatie werd herboren in de twaalfde eeuw in Bologna.
De Romeinse rechtswetenschap is ontstaan in de latere republikeinse tijd (200-100) voor Chr.
Staatsinrichting van de republiek:
Magistraten
Senaat
Volksvergaderingen
Magistraten zijn ambtsdragers met macht (imperium). De magistraten bestaan uit een hiërarchische volgorde, namelijk de consuls en daarna de praetors.
Praetors zijn belast met de rechtspleging. De taken van een praetor bestaat uit het opstellen van een (grotendeels bestaand) edict op dat in de praktijk kracht van wet heeft. Per jaar worden twee preators aangesteld. Ze oefenen controle op elkaars werk uit. Een praetor is werkzaam voor de periode van 1 jaar.
Romeinse juristen hadden de volgende capaciteiten:
Agere (het ontwerpen van rechtsmiddelen),
Cavere (opstellen van akten voor bepaalde rechtshandelingen of adviseren over vereiste vorm daarvan),
Respondere (geven van juridische opinies).
Het procederen bestond uit de volgende elementen:
Advies aan jurist vragen.
Praetor om bepaald rechtsmiddel (actio) uit edict vragen.
Onderhandelen met tegenpartij onder leiding van praetor.
Praetor verleent actie en kent rechter (=burger) toe.
Principaat (27 v Chr):
praetuur verliest ruimte autonome rechtsvorming, vooral na vastlegging tekst edict onder keizer Hadrianus (130 v. C.) door de jurist Julianus.
nieuwe vorm rechtspraak door ambtelijke rechters: cognitio extra ordinaria.
traditionele rechtsbronnen overvleugeld door keizerlijke wetgeving (constitutiones), princeps (keizer) middelpunt rechtsvorming.
nieuwe vormen van juridische literatuur.
De bekendste juristen: Papinianus (overleden in 212 n. Chr,), Ulpianus (overleden in 223 n. Chr.) en Paulus.
Om de ius en leges in stand te houden en te gebruiken, ontstond in 100 v.C. een vorm van rechtenonderwijs in de vorm van rechtsscholen. Door de productie van leerboeken was er extra aandacht voor de handschriften van ius en leges. Tenslotte laat keizer Justinianus uit de overgeleverde verzamelingen in de zesde eeuw na C. een bloemlezing vervaardigen;
Romeins recht
Gaius, een Romeins jurist, heeft de Instituten van Gaius (Gaii Institutiones) gepubliceerd. De Instituten van Gaius zijn de vier oudste Romeinsrechtelijke leerboeken. In het Romeins recht werd onderscheid gemaakt op de manier waarop verbintenissen ontstaan.
In de Instituten van Gaius zijn de verbintenissen verdeeld. Er wordt een tweedeling gemaakt in het ontstaan van een verbintenis. Een verbintenis kan ontstaan door:
Contractus (contract)
Delictum (delict)
Een verbintenis is dus ofwel vrijwillig overeengekomen (ex contractu) of vloeit voor uit een delict (ex delicto). Bij ex delicto kan het zijn dat schadevergoeding verplicht is.
Let op dat deze twee termen een andere betekenis hebben in de Romeinse tijd vergeleken met huidige rechtstermen van ‘overeenkomst’ en ‘delict’.
De Instituten van Gaius zijn uiteindelijk verwerkt tot de Instituten van Justinianus (Institutiones Iustiniani). De Instituten van Justianus zijn uiteindelijk opgenomen in het Corpus Iuris Civilis.
Het Corpus Iuris Civilis is een verzameling van burgerlijk recht en is uitgegeven in de 6e eeuw op bevel van Keizer Justinianus. Het vormde het Burgerlijk Wetboek van die tijd.
De Instituten van Justinianus kenmerken zich door de vier categorieën van: personen, zaken, verbintenissen, en acties. Het Corpus Juris Civilis bestaat uit :
Codex (verzameling keizerlijke wetten.
Digesten/Pandecten (bloemlezing uit juristengeschriften).
Instituten (beginnerleerboek voor het rechtenonderwijs).
In het Corpus Juris Civilis staat geschreven dat verbintenissen op vier manieren ontstaan:
Ex Contractus
Quasi Ex Contractus (als ware het uit contract)
Ex Delictum
Quasi Ex Delictum (als ware het uit delict)
De quasi bronnen van verbintenissen zijn een vorm van risicoaansprakelijkheid.
De volgende delicten bewerkstelligen het ontstaan van een verbintenis:
furtum (diefstal)
iniuria (bewust neerhalen van iemands persoonlijkheid)
damnum iniuria datum (onrechtmatig toegebrachte schade).
De regels van damnum iniuria datum zijn te vinden in de Lex Aquilia van 286 v. Christus.
Lex Aquilia
De Lex Aquilia is een Romeinse wet. Het doel van deze wet is de bevordering van rechtszekerheid voor geschillen inzake onrechtmatig toegebrachte schade. Voor de komst van deze wet was het voor de dader moeilijk aan te tonen dat de beschadiging van een bepaalde zaak minder erg was dan wat er door de tegenpartij werd geëist. In de Lex Aquilia wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het doden van een slaaf of een viervoetig huisdier en het verwonden ervan. De Lex Aquilia bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Het onrechtmatig doden van andermans slaven of vee.
Boete: het betalen van de hoogste waarde die de slaven of viervoetig vee in het afgelopen jaar gehad hebben aan de benadeelde.
Het vervolgen van de ontrouwe medeschuldeiser in een verbintenis.
Hoofdstuk 2 is niet van belang.
Het onrechtmatig verbranden, breken, of vernielen ('urere, frangere, rumpere') van slaven, viervoetig vee en andere lichamelijke zaken.
De boete is de betaling van de waarde in de dertig dichtstbijzijnde dagen.
Rumpere wordt ruim uitgelegd als corrumpere. Corrumpere is het bederven, beschadigen en in de klassieke tijd werd het gezien als elke vorm van beschadiging. Het gevolg hiervan was dat bijna elke beschadiging onder rumpere viel. Damnum werd gelijkgesteld aan zaaksbeschadiging. Tijdens de klassieke periode moest de schade niet langer rechtstreeks door iemand aan een zaak te gebeuren (bijvoorbeeld het verwonden van een slaaf). Ook ‘ indirect’, bijvoorbeeld vergiftiging van een slaaf door een verkeerd geneesmiddel, viel onder de schaderegeling van Lex Aquilia.
Toepassing van Lex Aquilia als er sprake was van:
beschadiging aan een zaak (schade aan lichaam)
Uitzondering: vermogensnadeel dat in verband met een zaak is ontstaan. Deze 'actio in factum' wordt verleend aan iemand die andermans slaaf uit medelijden heeft bevrijd, of de kabel doorsnijdt van een schip dat daarna op de klippen vaart.
schade moet direct gevolg zijn van handelen van dader (casuïstisch).
Eerst viel hier allen fysiek handelen onder, later ook het nalaten te handelen. Bijv. een arts die een operatie goed heeft uitgevoerd maar daarna de nazorg verwaarloosde.
als men veroorzaakt dat een ander vrije man schade aanricht.
bijv. bal op handen van barbier die de keel van een slaaf daardoor doorsnijdt.
De volgende gevallen zijn van toepassing als er sprake is van iniuria:
schade onrechtmatig is toegebracht en dit met
opzet ( dolus) is gedaan.
Opzet is de voorwaarde voor aansprakelijkheid op basis van de Lex Aquilia bij de meeste delicten.
Casus (toeval) is niet in de Lex Aquilia beschreven.
Later hanteerde men in plaats van dolus het criterium culpa (onzorgvuldigheid of schuld) in de Lex Aquilia. Een voorbeeld hiervan is een boomsnoeier die een tak op een slaaf gooit. De boomsnoeier is aansprakelijk op grond van culpa.
Er zijn dus 3 aansprakelijkheidsgraden: dolus, culpa en casus.
Iniuria werd door het begrip culpa gezien als onrechtmatig.
Degene die voor culpa aansprakelijk is, is ook voor dolus aansprakelijk.
Boeteberekening in de Lex Aquilia
Bij de verwonding (van slaaf of viervoetig vee) ging men er van uit dat ze totaal vernietigd waren. De schade is afhankelijk van de marktwaarde en het 'belang' dat verloren was gegaan (slaaf uit orkest). Het bedrag dat betaald moest worden is de hoogste waarde in het jaar voorafgaand aan de dag van verwonding, die de dood tot gevolg had.
Bij (cor)rumpere, dus alle vormen van schade, ontstaan vaak problemen omdat het niet altijd om een 'total loss' gaat . De schade wordt dan vastgesteld op de hoogste waarde in de 30 opvolgende dagen.
In de Lex Aquilia is sprake van vergoeding van schade en niet van een opgelegde boete. Echter, als de verdachte het feit ontkent en de rechter acht hem wel schuldig, moet hij het dubbele bedrag betalen. Dan is er wel sprake van een boete. Deze regel gold naar alle waarschijnlijkheid alleen voor de direct op de Lex Aquilia gebaseerde actie en niet door de wet gebaseerde actie.
Alleen materiële schade werd in de Lex Aquilia vergoed. In bijzondere gevallen werd ook schade vergoed voor leed oftewel immateriële schade.
Lex Aquilia bij vrije personen
In beginsel is de Lex Aquilia alleen van toepassing bij het doden en verwonden van viervoetig vee en slaven. Dit omdat het lichaam van een vrij man niet op geld gewaardeerd kan worden. De Lex Aquilia kan op vrije personen toegepast worden:
“Het verwonden van iemand die nog onder de vaderlijke macht staat. De vader kan dan een actio legis aquilia instellen, en vergoeding eisen voor de genezing en als de zoon voor hem werkte, de nog te derven inkomsten. Justinianus noemde een actie voor verwonding van vrije personen een 'actio legis Aquilia utilis”.
Algemeen deel
Het belangrijkste kenmerk van de Europese rechtscultuur sinds de Middeleeuwen (ME) is dat de verwetenschappelijking van het recht Het recht werd een zaak van specialisten.
Kanttekeningen bij betekenis van wetenschap:
Wetenschap gaat pas na 1775 een overheersende rol spelen in de rechtsbeoefening.
De betekenis van wetenschap is nauw verbonden met en onderhevig aan de veranderende tijdgeest.
Rechtswetenschap is geen zuivere wetenschap, maar een combinatie van wetenschap en 'ongereflecteerde actie'.
Drietal kenmerken van de rechtsbeoefening als zelfstandig wetenschapsgebied:
Gericht op verwerving van kennis, die op geordende wijze verkregen is en toegankelijk is voor controle door anderen.
De rechtsbeoefening betreft het ontlokken van betekenis aan gezaghebbende teksten, zoals bijv. wetten etc.
Ook streeft zij naar toetsing van kennis aan praktische rechtszin.
Verwetenschappelijking van de rechtsbeoefening:
Systematisch onderzoek van woordbetekenissen.
Systematische rangschikking van verzamelingen van gegevens in typologieën.
Gebruik 'distinctiones'(logische onderscheidingen) en juridische logica.
(Deze 3 benaderingswijzen spelen de belangrijkste rol in het werk van de klassieke Romeinse juristen)
Systematiseren argumenten. Argumenten kunnen in typen worden onderscheiden, nl ze kunnen in klassen worden ingedeeld en naar verschillende punten worden geordend.
Systematiseren begrippen (dogmatiek van het recht).
Rechtswetenschap is ontstaan door bestudering van verzameling juridische teksten, geordend door Justinianus; Het Corpus Juris Civilis.
'ius' (juristenrecht); bloemlezing literatuur van Romeinse juristen tussen 100 voor en 230 na Chr. (Digesten)
'leges' (keizerrecht); verordeningen van Romeinse keizers tussen 100-534 na Chr. (Codex)
In Bologna begon de wetenschappelijke bestudering van en het onderwijs over deze verzameling rond het einde van de elfde en het begin van de twaalfde eeuw.
De methode van de rechtswetenschap is door de jaren heen veranderd. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed gehad op het bedrijf van wetenschap en onderwijs en omgekeerd, verbreiding en ontwikkeling van de rechtswetenschap de maatschappijl diepgaand beïnvloed.
Geestelijke wentelingen als de renaissance (16e eeuw), het rationalisme (17e eeuw), de Verlichting (18e eeuw) hebben rechtswetenschap en onderwijs radicaal beïnvloed en nog steeds gaat de ontwikkeling verder.
Canonieke Recht
Het canonieke recht is het kerkrecht. Rond 1140 na Christus schreef Gratianus de eerste versie van de Concordantia discordantium canonum die later bekend werd als het Decretum Gratiani. Dit werk werd de basis voor het onderricht in het canonieke recht. In de middeleeuwen begon men met het onderscheid tussen vergelding en vergoeding. Hierbij spelen twee teksten uit het canonieke recht een belangrijke rol.
Decretum Gratiani, een van de belangrijkste oude verzamelingen van kerkelijk recht dat dateert uit 1140 na Christus. Bij delicten tegen de kerk mag de kerk daar geen voordeel uit trekken, het gaat om vergoeding van de schade (zie tekst nr.13)
Liber sextus Decretalium (1298 na Christus) geschreven door Paus Bonifatius VIII. De zonde wordt niet vergeven als het gestolene nog niet is teruggegeven (zie tekst nr.14)
Het verschil tussen canonieke en Romeinse recht is dat bij een delict verschillend wordt gereageerd. Bij het Romeinse recht wordt bij een delict privaatrechtelijke acties gericht op boete ondernomen.
Bij het canonieke recht wordt een delict publiekrechtelijk vervolgd. Alle misdaden behoren tot het publieke recht. De uitzondering is van toepassing bij boete tot een veelvoud van de schade in enkele gevallen. De plicht tot betaling van schadevergoeding (NB dit is wel een privaatrechtelijke actie, niet gericht op vervolging) gaat in het canonieke recht wel, en bij de Romeinen niet, over op de erfgenamen van de dader. Dit heet passieve overerfelijkheid.
Hugo de Groot
Hugo de Groot noemt de bron van de schadevergoedingsplicht maleficum (misdaad).
Maleficum is: 'elke culpa die strijdt met hetgeen mensen behoren te doen, hetzij in het algemeen, hetzij in een bepaalde hoedanigheid.’
Culpa is de onzorgvuldigheid, de verkeerde gedraging en de fout. Culpa is in deze gevallen niet strafbaar en hoeft niet zozeer toegerekend worden aan de dader.
Als door de hierboven genoemde gedraging schade wordt toegebracht, dan moet alleen de schade als gevolg van de verkeerde (niet-strafbare) gedraging worden vergoed.
Damnum valt onder andere vormen van onrechtmatig handelen. Hugo de Groot geeft als criterium:'of iemand minder heeft dan het zijne'. Hij heeft dit gebaseerd op het gedachtegoed van de moraaltheologen Thomas van Aquino en Dominicus Soto die bekend zijn vanwege de restitutio-leer.
Hugo de Groot is bij de volgende zin geïnspireerd door de Franse jurist Donellus: ‘ Het minder dan het zijne hebben is niet alleen datgene waar hij krachtens recht of overeenkomst recht op heeft, ook zijn leven, lichaam, goede naam, eer, vrijheid om te doen en laten wat hij wil’ . Met andere woorden is er volgens De Groot sprake van schade wanneer iemand ‘minder heft dan het zijne’. Met het zijne is hetgeen waar hij volgens eigendom of overeenkomst recht op heeft, zijn leven, zijn lichaam, zijn ledematen en zijn goede naam.
Hugo de Groot en Donnellus hebben de basis gelegd voor het persoonlijkheidsrecht.
De Franse jurist Donnellus kenmerkt het volgende als voorwerpen van rechten die de mens ten aanzien van zijn eigen persoon heeft (persoonlijkheidsrechten):
● Leven
● Lichaam
● Vrijheid
● Goede naam.
Hugo de Groot heeft ook veel invloed gehad op de Duitse Samual Pufendorf. Pufendorf betoogde dat schade niet alleen beperkt moet worden tot vermogensrechtelijke schade. Dit heeft weer invloed gehad op Christian Thomasius. Thomasius stelt in 1703 dat een actie vanwege schade geen link heeft met een de actio Legis Aquiliae.
Code Civil (1804)
Naast Hugo de Groot heeft de fransman Robert-Joseph Pothier veel invloed gehad op de Code Civil van 1804.
Pothier gebruikt een natuurrechtelijk regel als indirecte bron van verbintenissen: ‘eenieder moet het tort (onrecht) dat hij door zijn faute (fout) heeft veroorzaakt, vergoeden.’
D directe bronnen van verbintenissen zijn:
Contracten
Quasi-contracten
Delicten (dolus is hierbij vereist)
Quasi delicten (hierbij is culpa vereist)
Twee opvattingen over quasidelicten:
Slechts culpa vereist (Pothier)
ook kleurloze toerekening (risicoaansprakelijkheid) (Hugo de Groot)
Actio de deiectis vel effusis is een actie die kan worden ingesteld tegen de bewoner van de woning waaruit iets naar beneden geworpen is. De persoon (die eigenaar van de woning is) is aansprakelijk voor de aangerichte schade, ook al heeft hij niet zelf geworpen. Deze actio vormt de basis van de tegenwoordige risicoaansprakelijkheid. Risicoaansprakelijkheid is aansprakelijkheid zonder schuld
Hugo de Groot erkent dat het moeilijk is bij elk delict culpa of dolus van een bepaalde persoon te bewijzen: ‘Bron van verbintenissen in het natuurrecht zijn alleen misdaden waarbij de schuld van de dader vaststaat’(culpa)
Bron van verbintenissen in het positieve recht zijn ook misdaden die, vanwege bewijsmoeilijkheden, 'aan iemand toegerekend worden'.
Latere natuurrechtelijke schrijvers gaan, in tegenstelling tot Hugo, ervan uit dat zonder schuld geen aansprakelijkheid is oftewel het Verschuldensprinzip (het schuldbeginsel)
Het Verschuldensprinzip
Het Verschuldensprinzip ( schuldbeginsel) heeft een groot invloed gehad op de codificaties van wetten in de 18e en 19e eeuw. Tijdens de industriële revolutie kwam het schuldbeginsel goed van pas, aangezien machines vaak mensen verwondden in die tijd zonder dat er een oorzaak kon worden aangewezen. Volgens het schuldbeginsel kan men niet aansprakelijk zijn zonder schuld. Dit kwam dus goed van pas tijdens de Industriële revolutie, aangezien de uitgebreide aansprakelijkheidsregel (risico- aansprakelijkheid) de industriële initiatieven zou kunnen belemmeren.
Duitsland heeft het verschuldensprinzip ingevoerd voornamelijk door de Pandectisten die de Lex Aquilia nog sterk aanhingen.
Frankrijk heeft aansprakelijkheid voor de zaken die men onder zijn opzicht heeft bij de eigenaar erkend in artikel 1403 lid 1 oud BW
Nederland heeft in beginsel het verschuldensprinzip gehandhaafd door het onweerlegbaar vermoeden van schuld. Er zijn ook aparte wetten voor aansprakelijkheid van gevaarlijke zaken. Een voorbeeld hiervan is artikel 6:173 BW, dat risicoaansprakelijkheid regelt voor de bezitter van een gebrekkige roerende zaak.
In de ‘Inleidinge tot de Hollandse Rechtsgeleerdheid’ van Hugo de Groot worden de privaatrechtelijke gevolgen van doodslag en verwonding beschreven De gevolgen van doodslag en verwonding in de Inleidinge is niet in overeenstemming met het Romeinse recht het is tot nu toe vaak onduidelijk waardoor Hugo de Groot zijn inspiratie hiervoor heeft gehaald.
Hugo de Groot tegenover Corpus Iuris (Lex Aquilia)
Doodslag:
Hugo: de dader is tegenover de erfgenamen van het slachtoffer niet aansprakelijk. (geïnspireerd door Oudhollands recht)
Uitzondering: begrafeniskosten, andere kosten veroorzaakt door de misdaad.
Corpus Iuris: Geen duidelijke tekst over schadevergoeding bij doodslag van vrije personen.
Hugo: Degenen die door de arbeid van het slachtoffer onderhouden worden, kunnen een schadevergoedingsactie instellen tegen de dader voor het verlies dat zij in hun onderhoud lijden. Dit is geïnspireerd door natuurrechtelijke schrijvers als Soto en het inheemse (zoengeld).
Corpus Iuris: Zij krijgen niets.
Verwonding:
Hugo: Bij verwonding heeft het slachtoffer, en eventueel ook de erfgenamen, recht op vergoeding van geneeskosten.
Corpus Iuris: Idem.
Hugo: vergoeding voor 'smert en ontsiering'. (geïnspireerd door boetesysteem in inheems recht en Spaanse natuurrechtelijke schrijvers die 'troostgeld' erkenden). Rijke mensen vragen echter geen geld hiervoor. Eigenlijk keurt Hugo de vergoeding voor smart en ontsiering zelf ook af.
Corpus Iuris: hier absoluut geen vergoeding voor.
16e eeuw Romanisten: soms vergoeding voor aantasting van het uiterlijk van de vrouw
Conclusies: Inleidinge van Hugo de Groot zijn qua vorm Romeinsrechtelijk, maar niet qua inhoud. De tekst is grotendeels terug te vinden in de wetsontwerp-Van der Linden (1807), dat veel invloed had op het Wetboek Napoleon voor Holland.
Vergoeding bij doodslag in de Middeleeuwen.
Zoengeld bij doodslag is het geldbedrag dat de dader(s familie) aan de familie van het slachtoffer moest betalen, om eventuele wraak af te kopen.
Elementen zoengeld:
erfzoen (voor erfgenamen slachtoffer)
maagzoen (voor andere bloedverwanten van slachtoffer)
moetzoen/mondzoen (voor verwanten die het zoenverdrag maakten)
Later probeerde men de betrokken personen zoveel mogelijk te beperken. De maagzoen verdween als eerste.
De overheid begon bestraffing van de dader als haar taak te zien, maar de erfzoen kon niet als een soort schadevergoeding worden gezien.
Erfgenamen zijn vaak in een andere volgorde en verhouding gerechtigd tot de zoen dan tot de nalatenschap.
Men kan spreken over:
Satisfactio = er is nog steeds genoegdoening (tegenover vergoeding van materiële schade).
Interesse = vergoeding van materiële schade (in geval van doodslag twijfelachtig)
Restitutio (animae) is vergoeding voor de ziel. Dit begrip werd gehanteerd door de theologen en natuurrechtelijke schrijvers.
Bij de moetzoen is het schadevergoedingsaspect voor de erfgenamen nog minder te zien. Wel kan via de moetzoen de weduwe (geen bloedverwant) een deel van het zoengeld krijgen.
Hugo de Groot maakt onderscheid tussen schadevergoeding en zoengeld;
Als de overheid straft: schadevergoeding.
Als de overheid vergeeft (remissie verleent): Schadevergoeding en zoengeld.
Wat Hugo zoengeld noemt is slechts dat deel van het oorspronkelijke zoengeld dat niet als schadevergoeding kon worden opgevat.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3717 | 2 |
Add new contribution