College-aantekeningen bij Wetenschapstheorie aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2015/2016

Hoorcollege 1

Wetenschap bestudeert een realiteit die het zelf heeft gemaakt. Dit is eenvoudig te begrijpen als je denkt aan technologische producten van de wetenschap (gloeilampen, auto’s). Deze producten zijn door mensen bedacht, ontworpen en gemaakt. Deze menselijke ontwerpen veranderen de realiteit. De uitvindingen veranderen niet alleen wat we fysiek kunnen, het verandert ook de sociale werkelijkheid. Deze nieuwe werkelijkheden worden bestudeerd bestudeerd door de wetenschap. In dat opzicht wordt dus een zelf gecreëerde realiteit bestudeerd.

Ook op ‘eenvoudiger’ niveau maakt wetenschap de wetenschap. Het armoedeniveau in Nederland werd als voorbeeld genoemd. Een aantal plekken in Nederland werden als erg armoedig gekwalificeerd (waaronder Groningen). Het is echter maar de vraag wanneer sprake is van armoede. De definitie hiervan die de wetenschappers hanteren bepaalt de werkelijkheid in termen van het onderzoek. Een ander voorbeeld is moordcijfers. Wat namelijk als moord telt, verschilt per land. In Nederland moet bijvoorbeeld sprake zijn van ‘voorbedachte rade’ om iets als moord te laten gelden. Maar als dit belangrijk is, wat wordt dan met de oorlogsmoorden gedaan? En abortus?

In de klapper zit een artikel over Lumping and Splitting. Dit gaat erover dat we voortdurend aan het indelen en classificeren zijn. Het indelen op zichzelf is niet slecht, maar we moeten ons er wel bewust van zijn dat we hierdoor onze eigen kennis en realiteit vormen. Lumping is het bij elkaar gooien van verschillende categorieën, zoals dieren. Dit gaat volgens het artikel altijd gepaard met splitting, bijvoorbeeld wanneer een grens tussen (alle) dieren en mensen wordt getrokken.

Nominalisme en essentialisme

Een nominalistische manier van denken is bijvoorbeeld: Woorden hebben geen door de natuur gegeven betekenis, het zijn slechts namen. Deze denkwijze is eigenlijk net als wetenschap. In de wetenschap wordt namelijk gezegd: er zijn mensen met de volgende eigenschappen, en dit wordt gerubriceerd als een stoornis. Dit is hoe wetenschapstheoretici denken. Bij het essentialisme wordt op een andere manier gedacht, bijvoorbeeld: ADHD uit zich in de volgende symptomen, namelijk... Veel vakwetenschappers denken op deze wijze. Nick Haslam heeft een artikel geschreven over dit onderwerp. In dit artikel wordt gesteld dat nominalistisch denken verschrikkelijk stigmatiserend en ongegrond is.

Opmerkelijk is dat in de wetenschap bij uitspraken zoals: ‘X procent van de bevolking is arm, gestoord, student’ etc, het antwoord verschilt met de gebruikte definitie van het onderzochte verschijnsel en met de gebruikte methoden om het gedefinieerde verschijnsel te onderzoeken. Wetenschapstheoretici die dergelijke problemen beseffen stellen dat hiermee meer naar buiten gekomen moet worden.

De European Research Council let hier ook op. Zij maken onderscheid tussen mode 1 science en mode 2 science. Mode 1 is het vertellen vanaf de Olympus om vanuit de ivoren toren door te geven hoe het zit. Mode 2 is het meer op de markt brengen van wetenschap, bijvoorbeeld door ook over definitiekwesties te praten, en in discussie gaan over bepaalde definities.

Manieren van denken in de wetenschap

De eerste denkverschuiving was van klassiek realisme naar kritisch rationalisme. Begin 20e eeuw gaven wetenschapsfilosofen al aan dat ‘zekerheid’ geen goed demarcatiecriterium voor de wetenschappelijkheid geeft. Het is geen goed onderscheidend criterium voor wetenschap en niet-wetenschap. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd de wetenschap gedefinieerd volgens twee criteria: waarnemingen en logica, oftewel meten en weten. Dit is een beeld wat nog veel wordt overgebracht. Er was ook wel een goede reden om de harde basis van kennis te redden, want men leefde toen in de tijden van schandalig racisme (jodenhaat), ongewenst denken etcetera, en dat soort denken wilden ze bestrijden. Ook waren ze tegen de dominantie van de kerk, die stelde dat wat in de bijbel stelt geldt als waar. Daarom wilden zij een vorm van kennis die gebaseerd is op meten en weten. Dus: de evolutietheorie in plaats van het scheppingsverhaal uit de bijbel.

De context of discovery (hoe je aan de kennis/het idee komt) doet er niet om, enkel de context of justification is van belang, en hier telt alleen meten en rekenen. Echter, dit hele programma in Wenen liep stuk; de harde wetenschap kon niet verdedigd worden. Bij zowel de context of discovery als de context van justification komen menselijke beslissingen kijken.

David Hume stelde al dat alle kennis fundamenteel onzeker is. Allereerst omdat het altijd gaat over oorzaken, en kunnen nooit met volledige zekerheid worden waargenomen. Ten tweede speelt het inductieprobleem. We weten nooit zeker hoeveel observaties nodig zijn om een bepaalde conclusie te trekken. Dit tweede speelt bijvoorbeeld bij de aanname dat twee vingerafdrukken nooit gelijk zijn. Dit kan nooit met volkomen zekerheid worden aangenomen. Logisch empirist Rudolf Carnap voegde er nog een derde probleem aan toe: zodra gewaarwordingen in taal worden weergegeven, zijn het al interpretaties.

Tentamen

Namen die je tijdens colleges tegenkomt, helemaal namen die vaker worden genoemd, moeten we goed kennen voor het tentamen. We mogen de klapper erbij houden op het tentamen.

Falsificatie en deductie

Begin 20e eeuw zwakten logisch empiristen hun claim af. Ze concludeerden dat wetenschappelijke uitspraken niet waar of zeker zijn te maken, ze zijn niet te verifiëren. Ze verzonnen een ander woord om het af te zwakken: ze zijn enkel te confirmeren, steeds verder te bevestigen.

Deductief beginnen is handiger dan inductief beginnen. Op het moment dat één ontkrachting wordt gevonden van een stelling, is al duidelijk dat de stelling niet waar is. Bij deductief wordt begonnen met een idee of theorie. Ook Karl Popper stelde dat altijd op het falsifiëren gefocust moet worden: een theorie moet weersproken kunnen worden. Op deze manier wordt het inductieprobleem omzeild. Popper stelde: de beste theorie is die welke de meest strenge pogingen tot weerlegging/falsificatie overleeft. Maar goede wetenschappers zijn ook degenen die afstand nemen van hun theorie op het moment dat die ontkracht is.

Een probleem is dat falsifiërende gegevens op aannames gebaseerd zijn. Hiervoor had Popper een ‘anti-zeur-regel’: achteraf ‘ja, maar’ zeggen, is een conventionalistische strategie.

Waarom heet dit alles nu het kritisch rationalisme? Dit gaat terug naar Immanuel Kant. Hij had het woord rationalisme ingevoerd als antwoord op Hume dat oorzaken niet te zien zijn en het inductieprobleem. Zijn antwoord is: het kan inderdaad niet via empirische waarneming, maar het menselijk verstand voegt dat toe, en dat is ook waardevol. Hij spreekt van synthetische oordelen a priori: uitspraken over de werkelijkheid met behulp van onze ratio.

Hoorcollege 2

Klassiek realisme

Het klassiek realisme houdt de opvatting in dat de wetenschap de werkelijkheid ontdekt. In het manifest van 1929 werd deze opvatting als wetenschappelijke wereldopvatting aangenomen door de Weense Kring. De aanname was dat enkel directe waarnemingen en logica (goed rekenen en redeneren) uiteindelijk wetenschappelijke en zinvolle uitspraken oplevert. Echter, zoals vorige week is besproken, gaat het klassieke realisme om meerdere redenen niet op. ‘Meten = weten’ is bijvoorbeeld veel te simplistisch. David Hume stelde over de fundamentele onzekerheid van kennis dat oorzaken nooit kunnen worden waargenomen, en dat het inductieprobleem altijd blijft spelen. Dit probleem houdt in dat we nooit een aanname met volledige zekerheid kunnen aannemen, omdat de stelling al niet meer klopt op het moment dat één uitzondering wordt gevonden. Rudolf Camap voegde hier nog aan toe dat directe waarneming onmogelijk is. Op het tentamen komt waarschijnlijk een vraag over het inductieprobleem.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        

Twee verschillende uitgangspunten zijn het essentialisme en het nominalisme. Bij het essentialisme wordt ervan uitgegaan dat onze termen een vastliggende werkelijkheid weerspiegelen. Bij het nominalisme is de aanname daarentegen dat onze woorden de werkelijkheid op een bepaalde manier indelen (terwijl die werkelijkheid in principe ook op een andere manier ingedeeld zou kunnen worden). Ludwig Wittgenstein was een aanhanger van het nominalisme. Een bekende uitspraak van hem is dat de betekenis van woorden louter in hun gebruik schuilt, en dat gebruik kan werkelijkheden maken. In feite is alles waar we het over hebben menselijke indelingen. Maar wat telt als een X heeft vaak grote gevolgen voor individuen én de samenleving als geheel. Dieren hebben bijvoorbeeld veel minder rechten dan mensen, omdat ze in een andere categorie worden ingedeeld.

Logisch empiristen hebben dit bijgesteld. Zij stellen dat wetenschappelijke uitspraken niet te verifiëren zijn, maar slechts te confimeren.

Kritisch rationalisme (Poppers falsificationisme)

Popper stelde dat juist pseudo-wetenschappers hun eigen idee voortdurend confirmeren, en confirmatie is géén goed demarcatiecriterium. Uit zijn op confirmatie kan zeer schadelijk zijn. Een voorbeeld wordt gegeven in het artikel ‘Het ontbrekende stofje in het brein’ van Trudy Dehue.

Volgens Popper bestaat wetenschap uit:

- een theorie opstellen;

- zeggen wanneer deze theorie als weerlegd wordt beschouwd;

- bij weerlegging niet conventionalistisch zijn en je ongelijk toegeven;

- bij uitblijven van weerlegging blijven beseffen dat je kennis onzeker is.

Dit laatste gebeurt echter vaak niet in de psychologie. Op het moment dat lang geen tegenbewijs wordt gevonden, of als herhaaldelijk bewijs wordt gevonden voor een stelling, beweren veel psychologen dat de kennis ‘juist’ is. Dit is echter niet iets dat enkel in de psychologie voorkomt, maar ook in veel andere wetenschappen.

Thomas Kuhn (Thema 2, tekst 5 van de klapper) stelt dat Poppers ‘anti-zeur regel’ (de derde regel) niet deugt, omdat achteraf ‘ja, maar’ zeggen heel terecht kan zijn. Het kan erg onhandig zijn om een theorie te snel af te wijzen of weg te gooien. Een bijkomend nadeel is dat er geen richtlijnen zijn die aangeven wanneer er sprake is van ‘te vroeg’ weggooien.

Sociaal constructivisme

De opvatting hierbij is dat wetenschappelijke kennis slechts een menselijk product is, en varieert met de context. Een voorbeeld is de serotonine-hypothese voor depressie. Al decennia lang zijn er weerleggingen voor deze theorie gevonden, maar de theorie werd niet verlaten. Op andere gebieden is wel een ‘Kuhniaanse revulotie’ gaande, bijvoorbeeld in de genetica. Er zijn veel mensen (en dieren) met meer dan één genoom (chimera’s), en het is lastig deze te classificeren. Daarom werden conventionele categorieën verlaten. Helaas gaat het in de praktijk niet zo makkelijk als Popper het zich voorstelt, en gebeurt het tevens niet zo rationeel.

Ook wat telt als een ‘X’ is afhankelijk van een paradigma. De psychoanalyse gebruikt het woord depressie bijvoorbeeld in een heel andere betekenis dan de biologische psychiatrie. De vraag is hoe je nu nog kan meten wat beter werkt: psychoanalyse of een antidepressivum. er is sprake van incommensurabiliteit: het is niet meetbaar met dezelfde maat!

Verschillende paradigma’s

De paradigma-theorie van wetenschap is erg nominalistisch. Zelfs wat telt als een man en als een vrouw is gebonden aan paradigma. De psychologie moet geen causale nomothetische (wettenmakende) wetenschap zijn, maar een idiografische (unieke) wetenschap. Psychologie moet juist kijken naar unieke patronen in mensen en groepen. Een voorbeeld van een ander paradigma is dat van Dilthey: hij stelde dat het over het algemeen niet nodig is om algemene wetten tussen geïsoleerde variabelen te formuleren. In deze zienswijze is het tevens van belang dat de focus ligt op begrijpen, en niet op verklaren.

Ook over objectiviteit hebben verschillende opvattingen plaatsgevonden. De Groot stelde dat meten onpersoonlijk hoort te zijn, en dat het daarmee objectief is. Tegenstanders stelden echter dat dit objectivistisch is, en dat echt objectief ‘getrouwheid aan het onderzochte’ is.

Hoorcollege 3

Thomas Kuhn stelde dat wetenschap niet het stapsgewijs opvouwen van waarheid is (waarbij de focus ligt op confirmatie), maar tegelijkertijd ook geen stapsgewijs uitwijden van de onwaarheid (waarbij de focus puur ligt op falsificatie). Het is van het moment afhankelijk wat in een bepaalde cultuur als wetenschappelijk geldt, en er zijn tevens veel uiteenlopende objectiviteitsdefinities. Er zijn een aantal wetenschapstheoretische termen hiervoor.

Definities van objectiviteit

Mechanische objectiviteit ziet op de meting, en judgmental objectiviteit/disciplinaire objectiviteit ziet erop dat veel overleg nodig is om tot een bepaalde objectiviteit te komen. In de ideale situatie vindt een combinatie van beide plaats, maar momenteel wordt het meest gekeken naar de mechanische objectiviteit.

Dit alles brengt ons tot het sociaal constructivisme, wat sinds Kuhn in stand is. Het sociaal constructivisme omvat de opvatting dat wetenschappelijke kennis een menselijk product is dat varieert met de context. Tevens brengt het ons bij het hedendaags realisme, wat de opvatting omvat dat wetenschap de realiteit wel dergelijk bestudeert, maar dan wel een werkelijkheid die ze zelf heeft gemaakt. Hierdoor wordt de realiteit steeds echter. Dit is geen probleem, want op het moment dat bewustzijn hieromtrent ontstaat, kan men er verantwoordelijkheid voor gaan dragen. Deze verschillende stromingen komen terug in het artikel over heroïne.

De mechanische objectiviteit, het regels volgen en het onpersoonlijke centraal voor de wetenschap. Deze aspecten hebben ook grondslag in de vorm van de samenleving zelf; er ligt een politieke reden aan ten grondslag.

RCTs

Randomized controlled trials bestaan uit vier fasen. In de eerste fase wordt een nieuw product op een kleine groep getest. Vervolgens wordt op een grotere groep getest. In de derde fase vindt een herhaling van het testen van deze groep plaats, en als vierde vinden testen nog plaats nadat het op de markt is ingevoerd. Al deze testen dienen dubbelblind te gebeuren. De RCTs zijn een belangrijk en onmisbaar onderzoeksinstrument, maar ondanks dat is het niet voldoende en neutraal genoeg. Vóórdat RCTs werden ingevoerd, konden fabrikanten hun middelen simpelweg vrij op de markt brengen, zonder dat er ook maar iets van testen aan vooraf was gegaan.

Een nadeel aan deze werkwijze was dat hierdoor veel medicijnen op de markt hadden die zeer extreme bijwerkingen hadden. Die bijwerkingen werden echter niet (vooraf) systematisch bepaald, en daarom door schade en schande ondervonden.

(Niet-) invoering van RCTs

Een van de redenen dat RCTs niet eerder ontstonden is het politiek denken in eerdere jaren (negentiende eeuw). Bepaalde opvattingen zoals het determinisme (de opvatting dat wetenschap niet ingrijpt, maar de op zichzelf bestaande wetten slechts aan het licht brengt) en het organicisme (het is niet mogelijk om te kijken naar een deel van het geheel en op basis daarvan nieuwe groepen maken, omdat daardoor de groepsstructuur wegvalt) moeten worden begrepen om in te zien waarom experimenteel onderzoek in die tijd ondenkbaar was.

Mills hield zich bezig met de vraag of de overheid moet ingrijpen om mensen te helpen. Deze vraag stond in zijn tijd centraal. Hierbij hoorde de opvatting dat de overheid gecontroleerd moest worden, wat plaats kon vinden door middel van metingen, oftewel door mechanische objectiviteit.  Met name op het moment dat mensen elkaar niet vertrouwen, wordt meer waarde aan getallen gehecht. Dergelijke objectiviteit zorgt voor meer autoriteit voor de overheid. Om dit te bereiken werd de psycholoog gebruikt; men stelde zich ten dienste van de maatschappij. Hij keek bijvoorbeeld naar de vraag of armoedebeschrijving door de overheid effectief is. Volgens Mills was de methode van verschil niet bruikbaar voor de vraag. Toch kwam hij nog niet tot hedendaagse oplossingen.

Bij een dergelijke wetenschappelijke denkwijze wordt de oorzaak nog steeds gezocht op het niveau van het individu. Daarnaast vinden geen verdere systematische aanpak en onpersoonlijke procedures plaats. Op deze manier kwam stapsgewijs de RCT tot stand; het bouwde voort op het vertrouwen richting de overheid.

Dit begon in het onderwijs. Er werd begonnen met het maken van kunstmatige groepen op basis van matching. Matching was wel enigszins strijdig met de voorkeur om individuen als individuen te behandelen, maar het was niet efficiënt en onpersoonlijk. Daarom werd na het matchen de random assignment ontwikkeld.

Hoorcollege 4

Ook de onderzoeksmethoden kunnen per paradigma verschillen. Op dit moment is in de wetenschap een heropleving van Elliots definitie van objectiviteit gaande. Ons wordt meestal de mechanische objectiviteit aangeleerd, maar veel mensen pleiten ook voor oordeelkundige objectiviteit.

Het boek van Thomas Kuhn gaf aanleiding tot het sociaal constructivisme. Hij gaf aan dat er geen verschil is tussen wetenschap en samenleving; ze corresponderen met elkaar. Dat in tegenstelling tot de vaak gehanteerde hedendaagse zienswijze dat wetenschap en de samenleving los van elkaar staan.

Porter stelde dat de mechanische objectiviteit leidt tot een autoriteit die zichzelf bevoegdheden geeft. Dit leidt dan bijvoorbeeld tot een systeem zoals de Amerikaanse verzorgingsstaat. Op het moment dat zo’n staat in werking is gesteld, moet goed in de gaten worden gehouden op welke manier de verzorging wordt uitgeoefend. Mechanische objectiviteit is volgens hem het besluiten zonder lijken te besluiten.

Hedendaags realisme

Wetenschappelijk maakt de werkelijkheid meer dan dat ze hem ontdekt. Eén van de eerste personen die deze aanname op de kaart heeft gezet is Michel Foucault, een psycholoog die later filosoof werd. Hij schreef erover hoe psy-wetenschappen (en later vooral de neurobio-wetenschappen) nieuwe werkelijkheden maken (ten goede of ten kwade). Dat ‘maken’ van nieuwe werkelijkheden gebeurt bijvoorbeeld door nieuwe uitvindingen of nieuwe ideeën, die worden geïmplementeerd in het dagelijks denken. In de klapper staat een hoofdstuk over dit onderwerp.

In veel landen zijn de oude vormen van machtsregulering vervangen door een andere, meer moderne vorm: regulering via kennis over mensen. Deze kennis van mensen verspreid zich naar de mensen, en wordt op deze manier zelfkennis. Hier zijn de psy- en de neurowetenschappen voor ingesteld: om de mensen zichzelf te laten leren kennen. Dit creëert een heel ander mensentype, namelijk mensen die enorm gefocust zijn op zichzelf. Dit komt bijvoorbeeld terug in veel tijdschriften. In het college werd als voorbeeld genoemd dat er heel vaak zelftesten achterin de tijdschriften zitten, en dat deze testen het meest populaire onderdeel zijn. Dit geeft aan dat mensen erg gefocust zijn op het vergaren van zelfkennis, en dat beeld past goed bij een maatschappij die gericht is op het systeem van regulering door kennis over mensen.

Reïficatie van geschiedenis

Reïficeren houdt in dat iets letterlijk tot ding wordt gemaakt. De eerste stap is dat eigenschap X als stoornis Y wordt geclassificeerd. De tweede stap is dat we betogen dat stoornis Y eigenschap X veroorzaakt. Een voorbeeld hiervan is Shift Work Disorder: moeheid bij mensen dat optreedt bij mensen die nachtdienst hebben. Echter, je kunt ook stellen dat mensen die moe worden tijdens nachtdiensten bijvoorbeeld een powernap moeten doen. Door het te classificeren als ziekte wordt het niet meer als normale menselijke behoefte beschouwd, maar wordt het gezien als iets afwijkends. Dit is nadeliger voor de mensen die deze zogenaamde stoornis hebben, om meerdere redenen. Aan de ene kant kan het leiden tot stigmatisatie, omdat ze door anderen gezien worden als ‘ziek’. Maar aan de andere kant krijgen ze medicijnen/een bepaalde behandeling, terwijl gewoon een uurtje extra slaap veel gezonder en effectiever zou zijn.

Het reïficeren van diagnosen (klassiek realisme) maakt werkelijkheden. Het maakt een aantal dingen mogelijk:

- verbergen dat het om medische inkadering van eigenschappen gaat: voorbeelden hiervan zijn homoseksualiteit en ADHD. Bij ADHD is de definitie in de DSM telkens breder geworden. Er is sprake van reïficeren als bijvoorbeeld gesproken wordt van ‘ADHD treft...’. Het is namelijk niet de stoornis die iemand treft. Iemand toont bepaalde symptomen, en die worden geclassificeerd onder een bepaalde stoornis. Het is belangrijk te letten op de formulering, omdat een klein verschil in formulering een groot verschil in implicatie kan hebben.

- stoornissen in lichte of zelfs verborgen vorm te diagnosticeren. Een voorbeeld hiervan is een artikel waarin wordt gesproken over dat ‘ontmaskering van ADHD steeds beter lukt’. Dit impliceert onder andere dat ADHD een slecht iets is.

- problemen te decontextualiseren en depolitiseren.

Een waarschuwend rapport van een onafhankelijke instantie gaat over dat als we problemen bezien als hersenziekten, we ook alle problemen gaan behandelen met hersentechnologie. De oorzaak van een ‘stoornis’ hoeft echter niet altijd in het individu te liggen. Het kan ook komen doordat iets dat ze is overkomen, of zelfs door wat de maatschappij doet en laat.

Governmentality

Dit begrip slaat niet alleen op overheden; het is overal. Het ziet erop dat we toezicht op onszelf en op elkaar houden, bijvoorbeeld via tijdschriften. Dit wordt ook wel de microfysica van de macht genoemd. In de klapper zit een hoofdstuk over biopower. Hiermee wordt hetzelfde bedoeld als biopolitics.

De regulerende blik gaat tegenwoordig tot diep in het lichaam. Het is niet enkel meer gedrag, maar het gaat tot op moleculair niveau, en vanaf het moment dat je als baby geboren wordt. Dit is het panopticum dat tot in het lichaam is doorgedrongen.

Tekst 11 in de klapper gaat erover dat de apparatuur waarmee dingen gemeten worden niet neturaal is. Besef bij het gebruiken hiervan dat je wordt aangestuurd door de definities van de mensen die de apparaten hebben bedacht en die ze gebruiken.

Hoorcollege 5

Dit college was een gastcollege van Hans Harbers over Bruno Latour, die begon als antropoloog in de wetenschap. Naast veel werkzaamheden in het laboratorium heeft hij een aantal boeken geschreven. Een overzicht van deze boeken is in de slides te vinden.

De werkelijkheid

Tijdens het college werd een voorbeeld van Sinterklaas aangehaald. Ondanks dat iedereen zegt dat Sinterklaas niet bestaat, handelen we ernaar alsof hij wel bestaat. Dit is eigenlijk hetzelfde bij het geloof, waarbij de discussie bestaat tussen gelovigen en atheïsten over de vraag of god überhaupt bestaat. Volgens Latour bestaat Sinterklaas/god zolang we ernaar handelen dat ze bestaan. Er kan eigenlijk niet worden gesproken van een werkelijkheid, omdat de ‘werkelijkheid’ zoals wij deze kennen een constructie is (die wordt waargemaakt door de taal). Ian Hacking voegt daaraan toe dat een label meer dan een representatie is: Er kan sprake zijn van een looping effect, wat inhoudt dat mensen gaan handelen naar de labels. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij ADHD. In onze maatschappij ligt de betekenis van iets in het gebruik van datgene.

Hetzelfde kan gezegd worden over wetenschappelijke feiten. Bij de ‘productie’ van een feit wordt begonnen met een hypothese, en na het doorlopen van een aantal fasen (doen van onderzoek) kan het uiteindelijk in de leerboeken terechtkomen. Gedurende het proces wordt er steeds minder aan de juistheid van de hypothese getwijfeld. Uiteindelijk vergeten mensen in acht te nemen dat veel ‘feiten’ die ze aannemen eigenlijk niet geheel vaststaande dingen zijn. Om dit met zekerheid te kunnen aannemen moet veel onderzoek verricht worden. Volgens Latour zit de hardheid van een wetenschappelijk feit erin dat er hard voor gewerkt is om dit feit als feit te kunnen presenteren.

Splitting en inversie

Bij het construeren van een wetenschappelijk feit worden de taal en de werkelijkheid eigenlijk omgedraaid. Normaal gesproken vindt een bepaald fenomeen plaats, en bedenken we hier uiteindelijk een woord voor, maar in de wetenschap wordt begonnen met een term, en wordt hierbij vervolgens een werkelijkheid gecreëerd. Op sheet vier staat het proces van splitting en inversie weergegeven.

Feiten zijn niet alleen de presentatie van de werkelijkheid, de werkelijkheid komt ook tot stand door de ‘feiten’. Dit fenomeen wordt ook wel aangeduid met de ‘co-productie van woord en wereld’. Hiermee wordt erop gedoeld dat de taal en de wereld gelijktijdig ontstaan. Met deze uitspraken neemt Latour een andere positie in dan het realisme, het sociaal constructivisme en het postmoderne relativisme. Volgens Latour wordt bij het postmoderne relativisme vergeten dat er veel werk wordt besteed aan het tot stand brengen van de feiten.

Het boek ‘The Pasteurization of France’ gaat over de co-productie van wetenschap en samenleving. In het boek wordt ingegaan op het werk van Pasteur, die een oplossing vond voor zieke koeien. Nadat hij informatie had opgedaan over microben moest dit nog vertaald worden naar het dagelijkse leven. Door zijn ontdekking veranderde de wereld om hem heen. Hiermee is de wetenschap niet alleen een representatie van de wereld; het kan de wereld dus ook veranderen!

Olympus versus Agora

Dit zijn twee verschillende modellen om de verhouding tussen de wetenschap en de samenleving weer te geven. Op sheet 6 staan schematisch de verschillen tussen deze twee modellen. Pasteur is in de Agora-groep te plaatsen. Hij werkte als het ware in de wereld, en inet vanaf de Olympus.

Moderne constitutie

Acants laten sporen na en zorgen ervoor dat anderen handelen. Als voorbeeld werd de deur genoemd. Een deur doet meer dan zijn oorspronkelijke functie: het discrimineert namelijk voor kleine kinderen en voor ouderen, omdat de deur te zwaar is. Mensen en dingen staan niet geheel los van elkaar; discriminatie komt bijvoorbeeld tot stand in de verbinding tussen mensen en dingen. Mensen en dingen constitueren elkaar, en zijn afhankelijk van elkaar. Dit is het relationisme. Dit is niet alleen het geval bij toekomstige, geavanceerde technologieën, maar altijd al, in de alledaagse praktijk.

De vrije wil is een onderwerp dat vaak naar voren komt, en dat naar verwachting ook wel zou blijven doen. Het is maar de vraag in hoeverre we daadwerkelijk vrije wil hebben. Nieuwe technologieën kunnen soms steeds meer van onze vrijheid inperken. Maar ook bestaande uitvindingen hebben veel meer invloed dan je in eerste instantie zou denken. Een voorbeeld is het vliegje in de WC. We denken dat we hier uit eigen keuze op mikken, maar het gedrag is eigenlijk in sterke mate gedetermineerd.

Zoals genoemd kan ook technologie de vrije wil beperken. Een voorbeeld dat werd aangehaald is het moeten vastklikken van de gordel voordat de auto gestart kan worden. Dit beperkt mensen echter wel in hun eigen vrijheid.

Actor Netwerktheorie

Deze theorie heeft drie kernpunten. Het eerste kernpunt is contingentie. Dit bestaat uit onzekerheid, contextualiteit en de aanname dat de werkelijkheid ‘in the making’ is, en niet één gefixte entiteit. Het tweede kernpunt is relationisme. Dit bestaat uit drie onderdelen. Irreductie houdt in dat verklaren altijd een vorm is van reductie, terwijl het eigenlijk gaat om de essentie van het bestaan. Immanentie houdt in dat iets ‘in zichzelf besloten’ is. Dit is het tegenovergestelde van transcendentie, wat inhoudt dat dingen zich afspelen buiten de ervaringswereld. De existentie is de essentie. Het derde kernpunt is hybriditeit. De theorie ziet zowel op mensen als op niet-mensen (objecten). Tevens gaat de theorie voorbij het humanisme en het naturalisme/materialisme.

Deze theorie heeft consequenties op verschillende gebieden. Voor de filosofie neemt het mee dat afstand wordt genomen van de moderne dualismen, en dat kennis wordt waargemaakt in plaats van waargenomen. Voor de sociologie heeft het invloed op de bindkracht van dingen; er vindt een transitie plaats van intersubjectiviteit naar interobjectiviteit. Ethisch gezien is er geen onafhankelijke moraal, maar is deze juist van de situatie afhankelijk. Voor de politiek houdt het in dat er sprake dient te zijn van democratie en experiment in plaats van regulering en sturing, en dat er niet moet worden gedelibereerd maar slechts vormgegeven.

Hoorcollege 6

Wetenschap doet meer dan alleen het creëren van de werkelijkheid, zoals in eerdere colleges al werd aangehaald. De wetenschap creëert namelijk ook bepaalde problemen, die ze vervolgens zelf moet oplossen.

Antidepressiva in Nederland

Ooit waren antidepressiva louter bedoeld voor mensen die leden aan depressie in de ergste zin van het woord. Tegenwoordig is het aantal gebruikers echter enorm gestegen, naar alleen in Nederland al 1.1 miljoen gebruikers. Dit aantal is nog steeds stijgende, met name bij de groep tussen 16 en 20 jaar.

Reïficatie

Van reïficeren is sprake als de volgende gedachtegang wordt gehanteerd: We definiëren eigenschap X als stoornis Y, en stap twee is dat we betogen dat stoornis Y tot uitdrukking komt in eigenschap X (of zelfs X veroorzaak). Het is echter onjuist om het op deze manier weer te geven. We hebben bepaalde zichtbare kenmerken of eigenschappen een stoornis genoemd, er zelf een classificatie aan gegeven. Dit is echter slechts een label voor een bepaald zichtbaar patroon. Als voorbeeld werd ‘sluggish cognitive tempo’ aangehaald. Sluggish cognitive tempo is niet iets dat altijd al heeft bestaan, wat wel werd gesteld door sommigen. Wat wel heeft bestaan is een traag denkvermogen, niet deze stoornis die het fenomeen van een traag denkvermogen beschrijft.

Tegenwoordig eisen we erg veel van onszelf. Het barst van de boodschappen die ons vertellen dat succes en gezondheid een eigen keuze zijn. Het nadeel van deze manier van berichtgeving is dat het als implicatie meebrengt dat ongezondheid en falen ook een eigen keuze zijn. Wetenschap en tijdschriften werken veel met deze aanname dat als mensen dit weten, mensen volledig verantwoordelijk zijn voor zichzelf. Hierdoor hoeft geen grootschalige controle meer plaats te vinden, want mensen zijn verantwoordelijk voor zichzelf.

Op zoek naar excellentie

Het tweede uur van het college kwam een gastspreker praten over het begrip excellentie, en het feit dat dit steeds vaker wordt aangehaald in de hedendaagse maatschappij. De aanleiding voor het geven van dit college was: de gastspreker werkt onder meer bij de huisartsenopleiding aan het UMCG, en één van de dingen die daarop de website staat is dat het doel van de huisartsopleiding ‘het opleiden van excellente huisartsen’ is. Over het feit dat dit hier staat bestaat veel discussie. De vraag is namelijk wat excellente huisartsen zijn: hoe definieer je dit? Hoe leid je die op?

Eerst wordt ingegaan op het woord excellentie en hoe het woord tegengekomen kan worden. Vervolgens wordt ingegaan op wat het is en wat je erover kunt vinden.

Excellentie

Een van de eerste boeken waar dit woord werd gebruikt is het boek ‘in search of excellence’. De auteurs gingen op zoek naar bedrijven die het beter deden dan andere bedrijven, om te bepalen wat ze anders deden, om op deze manier een soort blueprint te maken voor nieuwe bedrijven om succesvol te worden. Het woord excellent was hierin erg duidelijk aanwezig.

Op bol.com zijn meer dan 600 boeken te koop met het woord excellent in de titel. Daarnaast zijn er meer dan 1200 andere producten met excellent in de naam. Echter wordt vrijwel nooit aangegeven wat deze ‘excellentie’ eigenlijk inhoudt.

Excellentie in het onderwijs

Ook in het onderwijs komt excellentie steeds meer naar voren, op eigenlijk vrijwel alle onderwijsniveaus. Het lijkt haast alsof je een beperking hebt op het moment dat je niet excellent bent. Er is dan ook veel kritiek op de focus op excellentie. In het boek ‘University in ruins’ wordt op het idee van excellentie ingegaan. Het probleem is dat excellentie geen inhoud heeft van zichzelf. Je kunt het eigenlijk overal voor plakken, maar dan is het nog onduidelijk wat je er precies mee wilt beschrijven en bereiken.

Betekenis van excellentie

Volgens het woordenboek is excellentie ‘uitmuntend/uitstekend’. Eigenlijk betekent het ‘het reizen uit de heuvel’; ergens bovenuit stekend. Dit zegt echter nog niet heel veel. De gastspreker heeft ook gekeken naar uitspraken van mensen die excellent genoemd werden. Een voorbeeld is David Kubosky. Hij stelde: Een excellente student is ambitieus, nieuwsgierig en gemotiveerd, is nooit tevreden en wil eeuwig vooruit. Excellentie is iedereen de gepaste hulp bieden om zijn eigen potentie tel aten bloeien.

Interessant is dat in een rapport over excellentie werd genoemd dat studenten zich helemaal niet herkennen in het woord excellentie, omdat het allerlei associaties oproepen met spotlights en elite. Veel mensen stellen dat ze dit niet willen; ze willen niet voortdurend de top/de beste te zijn. Altijd beter moeten zijn dan anderen leidt tot veel weerzin.

Arete

Het Griekse woord arete wordt vertaald als virtuoos/excellent/voortreffelijk, maar ook als deugdzaam. Aristoteles gaf aan het woord deugdzaam niet de betekenis ‘braaf’ of ‘burgerlijk’, maar gaf aan dat het een enorme uitdaging is om het te bereiken. Aristoteles over Arete: Het is een karakterhouding die ons in staat stelt een keuze te maken die het midden houdt met betrekking tot ons, een midden dat bepaald wordt door de rede, dat wil zeggen, zoals een verstandig mens zou bepalen.

Houd hierbij wel in het achterhoofd dat de filosofie van Aristoteles een teleologische filosofie is. Hij keek naar de wereld als een plek waarin allerlei dingen bestaan met een bepaald doel. Als voorbeeld: Een goed, deugdelijk of zelfs excellent mes, is een mes dat snijdt, want dit mes voldoet aan zijn doel.

Bron

Deze college-aantekeningen zijn gebaseerd op het jaar 2015/2016.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
3236 1