Criminologie & Victimologie: De beste wetenschappelijke artikelen samengevat

Studiegids bij artikelen voor criminologie en victimologie

Samenvattingen en studiehulp bij artikelen voor criminologie en victimologie

  • Samenvattingen bij artikelen voor criminologie en victimologie
  • Zie de supporting content van deze studiegids

Gerelateerde samenvattingen en studiehulp

Check summaries and supporting content in full:
Social change and crime rate trends van Cohen & Felson - Artikel

Social change and crime rate trends van Cohen & Felson - Artikel

Social change and crime rate trends: A routine activity approach - Cohen & Felson (1979)

Hoe kan het dat de criminaliteitscijfers stijgen terwijl de omstandigheden in achterstandsbuurten verbeteren? Het antwoord moet volgens dit artikel gezocht worden in de verandering van routineactiviteiten. Belangrijk hierbij is om te kijken naar literatuur van wetenschapper die naar de menselijke samenleving hebben gekeken door een ecologische bril.

Een van deze ecologische wetenschappers is Amos Hawley (1950). Hij keek naar de samenleving als een organisatie waarin individuen met elkaar samenleven in een relatie waarbij het ene individu beter wordt van het andere individu zonder dat het eerste individu hierdoor beïnvloed wordt. Hawley identificeerde drie componenten waaruit de structuur van de samenleving bestaat. Dit zijn:

  • Ritme. De regelmaat waarin gebeurtenissen plaatsvinden.

  • Tempo. Het aantal gebeurtenissen dat plaatsvind in een tijdseenheid.

  • Timing. De coördinatie van het plaatsvinden van verschillende gebeurtenissen.

Ecologische wetenschappers verklaren het voorkomen van direct-contact predatory violations (hiermee worden overtredingen bedoelt waarbij de dader andere mensen slachtoffer maakt met als doel om er zelf beter van te worden. De dader heeft hierbij ook fysiek contact met het slachtoffer.) aan de hand van drie voorwaarden. Ten eerste is een dader nodig met criminele intenties en de mogelijkheid om deze intenties uit te voeren. Ten tweede is een geschikt doelwit nodig. Tot slot moeten bewakers afwezig zijn zodat zij het geweld niet kunnen voorkomen. Het samengaan van deze drie elementen kan gebruikt worden om in te schatten hoe de structuur in de samenleving het tempo van elk type geweldsdelict kan beïnvloeden.

Vanuit een ecologisch oogpunt gezien kun je relatie tussen dader en slachtoffer zien als een relatie waarbij allebei de partijen afhankelijk van elkaar zijn. Daders werken samen en verbeteren hun strategieën om hun criminele activiteiten zo winstgevend mogelijk te maken, terwijl de rest van de samenleving manieren verzint om het de daders juist zo moeilijk mogelijk te maken. Illegale activiteiten kunnen alleen plaatsvinden bij het bestaan van legale activiteiten. Daarom kun je aan de hand van routine activiteiten van mensen of groepen, die legaal zijn, de plaats, type delict en hoeveelheid van illegale activiteiten voorspellen. De organisatiestructuren (bijvoorbeeld de overheid) in een samenleving en de technologische ontwikkelingen (bijvoorbeeld wapens) bepalen de omstandigheden waaronder criminaliteit gepleegd wordt.

Een groot voordeel van de routine activiteiten benadering is dat het eerdere criminologische analyses en ontdekkingen in verband met elkaar brengt in een schema. Niet-legale en legale activiteiten worden in dit schema ook met elkaar in verband gebracht.

Er is bewijs dat de manier waarop de samenleving georganiseerd is het aantal delicten dat plaatsvind beïnvloed. De ene periode worden er meer delicten gepleegd dan de andere periode, en de theorie stelt dat dit dus samenhangt met veranderingen in de samenleving. Ook ruimtelijke verschillen (bijvoorbeeld verschillen tussen steden) kunnen worden verklaard met de routine activiteiten theorie.

Er zijn in het verleden verschillende studies geweest van onder andere sociologen die het voorkomen van criminaliteit probeerden te linken aan veranderingen in de maatschappij. Deze studies hebben belangrijke empirische generalisaties aangetoond, maar ze hebben niet volledig op theoretisch niveau het verband kunnen leggen tussen legale routine activiteiten en illegale gedragingen. Deze studies konden dus niet verklaren hoe veranderingen in de samenleving als geheel zorgden voor het wel of niet ontstaan van bepaalde kansen voor daders die op hun beurt weer konden zorgen voor veranderingen in de criminaliteitscijfers.

Op microniveau heeft de routine activiteiten theorie verschillende aannamen.

De theorie stelt dus dat de trends die je ziet in criminaliteitscijfers verband houden met bepaalde patronen, die we routine activiteiten noemen. Met routine activiteiten worden activiteiten bedoelt die vaak voorkomen op een vast moment. Deze activiteiten worden verricht door een populatie of door individuen om in behoeften te kunnen voorzien. Na de Tweede wereldoorlog is er een grote verandering gekomen in deze routine activiteiten. Voor de Tweede wereldoorlog vonden veel activiteiten in huis plaats, maar na de oorlog zijn veel meer activiteiten plaats gaan vinden op het werk buitenshuis of in andere activiteiten buitenshuis. Hierdoor is de kans sterk vergroot dat gemotiveerde daders in contact komen met geschikte doelwitten, waarbij bewakers niet aanwezig zijn. Dit verklaart ook de grote stijging in direct-contact predatory crimes.

Wanneer de routine activiteiten theorie klopt, zouden we empirisch bewijs moeten kunnen vinden over de oorzaak en verspreiding van bepaalde delicten. De volgende aannames die gedaan kunnen worden op basis van de theorie zijn op micro niveau.

De eerste aanname is dat de locatie en de omstandigheden van invloed zijn op delicten. Mensen die deelnemen aan activiteiten binnen een primaire groep, bijvoorbeeld een familie, zouden dan minder vaak slachtoffer moeten worden. Dit komt omdat de familie dan optreed als bewakers. Daarnaast zou de theorie kunnen verklaren waarom het ene product vaker gestolen wordt dan het andere, gelet op de grootte en de waarde van dat product. We zouden dan ook moeten vinden dat de veranderingen in activiteiten van mensen en de veranderingen in de grootte en waarde van producten parallel lopen met de schommelingen in criminaliteitscijfers. Eerdere data spreekt deze aanname niet tegen, en levert zelfs bewijs voor de bovenstaande aanname.

De tweede aanname is dat de geschiktheid van een bepaalt doelwit de aanwezigheid van direct-contact predatory violations beïnvloed. Eerdere data hierover is niet volledig, maar de verschillende studies samen suggereren dat dure en mobiele goederen, zoals fietsen en elektronica, een hoog risico hebben om illegaal weggehaald te worden.

De derde aanname is dat personen die in een eenoudergezin leven en personen die buitenshuis werken een hogere kans hebben om slachtoffer te worden dan personen die in grotere families leven en binnenshuis werken. Hierbij aansluitend wordt ook verwacht dat jongvolwassenen die vaker deelnemen aan activiteiten binnen een vriendengroep dan aan activiteiten binnen de familie, een hogere kans hebben om slachtoffer te worden. Ook zouden getrouwde mensen minder vaak slachtoffer moeten worden dan mensen die dat niet zijn. Verschillende onderzoeken ondersteunen deze aannamen ook.

De meest belangrijke aanname van de theorie gaat over een verklaring op macro niveau. Op basis van de theorie kan aangenomen worden dat de grote toename van criminaliteit vanaf de jaren 1960 in Amerika verband houdt met de verandering van routine activiteiten van de bevolking. Hierdoor is de beschikbaarheid van geschikte doelwitten omhoog gegaan en de aanwezigheid van bewakers naar beneden gegaan.

In de jaren 1960-1970 zijn er veel dingen verandert in de Amerikaanse samenleving. Een belangrijke verandering is dat mensen steeds meer naar activiteiten buitenshuis gingen. Vrouwen gingen bijvoorbeeld overdag werken, en gezinnen gingen vaker op vakantie.

Veel consumentenproducten veranderden ook. Omdat mensen vaker weg waren hadden zij ook vervoerbare spullen nodig. Dit zie je terug in de prijs en grootte van die producten. Producten werden lichter en kleiner en kostten meer. Dit had twee redenen. Ten eerste werden mensen mobieler en hadden daardoor spullen nodig die ze makkelijker mee konden nemen. Ten tweede werd de vraag naar handzame producten dus steeds groter. Hierdoor steeg de prijs van deze producten. Voor dieven waren de nieuwe producten makkelijker mee te nemen en de producten leverden ook meer op. Omdat de mensen mobieler en vaker weg waren kwamen er meer geschikte doelwitten met minder geschikte bewakers.

Vervolgens werd in dit artikel de meest belangrijke aanname van de theorie op macro niveau getest. De data voor de studie werd gehaald uit de Current Population Survey. Met deze data werd de huishoudactiviteit berekent door het aantal huishoudens bestaande uit een getrouwd stel waarvan de vrouw ook werkt op te tellen bij het aantal huishoudens die niet bestaan uit stellen. Dit aantal werd gedeeld door het totale aantal huishoudens in de V.S. de uitkomst van deze som is het aantal huishoudens dat het meeste risico vormt om slachtoffer te worden van stelende dieven. Dit aantal huishoudens met een verhoogd risico zou parallel moeten lopen met de variaties in criminaliteitscijfers.

De eerste variabele was het aandeel van de bevolking dat de leeftijd van 15-24 jaar had. Als tweede variabele werd het aantal werklozen gebruikt. De derde variabele was het aantal delicten dat gepleegd werd in een jaar. Er werd gekeken naar verschillende soorten delicten. Hieronder waren drie soorten geweldsdelicten, één inbraakdelict, en 1 delict waarbij sprake was van beroving met geweld. Ook werd rekening gehouden met het feit dat het gevonden verband tussen activiteiten buitenshuis en risico op slachtofferschap spurieus kon zijn.

Wat was de conclusie van dit onderzoek? Er werd een significant verband gevonden tussen de activiteiten buitenshuis en de kans op slachtofferschap. Dit verband werd aan verschillende toetsen onderworpen maar de uitkomst was elke keer dat er sprake was van een positief en significant verband.

Deze resultaten suggereren dat routine activiteiten de kansen voor het plegen van illegale activiteiten kunnen beïnvloeden.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Rational choice van Clarke & Cornish - 1986

Artikelsamenvatting bij Rational choice van Clarke & Cornish - 1986

Rational choice - Clarke & Cornish

Cornish en Clarke ontwikkelden het rationele keuze perspectief. Deze theorie bestaat uit zes veronderstellingen die de basis vormen van de theorie.

  • Het plegen van criminaliteit is een opzettelijke en weloverwogen handeling van de dader, met als doel om er zelf beter van te worden.

  • Daders maken niet altijd de keuze die voor henzelf het beste uitpakt, omdat er altijd een risico en bepaalde mate van onzekerheid aan de keus verbonden is.

  • Het proces van het maken van een beslissing door de dader verschilt per delict.

  • Er zit een onderscheid tussen de beslissing die de dader maakt om mee te doen aan een delict en de beslissing om iemand anders opdracht te geven om mee te helpen in een bepaald delict.

  • Beslissingen die gaan over het al dan niet meehelpen in een delict kunnen opgedeeld worden in drie fasen. De eerste fase is betrokken raken bij een delict (initiation). De tweede fase is blijvend betrokken zijn (habituation) en de derde fase is de beslissing om niet meer betrokken te zijn (desistance). Deze drie fasen moeten apart bestudeert worden.

  • Beslissingen die gemaakt worden tijdens het plegen van een delict bestaan uit elkaar opeenvolgende keuzes. Deze keuzes worden gemaakt tijdens elke fase van het te plegen delict.

Deze zes basisveronderstellingen worden in de loop van het artikel, en in deze samenvatting, verder belicht.

Het startpunt van de theorie is dat het plegen van criminaliteit nooit nutteloos is voor de dader. De dader wordt altijd beloont voor zijn daad. Daarom moet je zijn motieven begrijpen voordat je het plegen van een criminele daad als irrationeel of gevoelloos bestempelt.

Het rationele keuze perspectief gaat uit van beperkte rationaliteit. Dit betekent dat daders de best mogelijke keuze maken, maar wel op basis van de beschikbare tijd, hulpmiddelen en informatie, die (bijna) altijd beperkt is.

Verschillende overtredingen brengen verschillende voordelen met zich mee en worden elk met een afzonderlijk doel gepleegd. Daarom verschilt het proces van het maken van een beslissing per delict, andere variabelen beïnvloeden de keuze. Om deze redenen is het belangrijk om per delictscategorie te kijken naar de criminal choice (het proces van het maken van criminele keuzen) en voor elke categorie een apart theoretisch verklaringsmodel te ontwikkelen. Belangrijk hierbij is de vraag hoe specifiek je iets wilt verklaren. Sommige daders (bijv. straatcriminelen) zijn eerder generalisten dan specialisten. Dit neemt niet weg dat daders uit andere delictscategorieën wel specialistisch te werk gaan en daarbij een ander keuzeproces maken.

De keuzes die daders maken kunnen opgesplitst worden in twee categorieën. Event keuzes zijn keuzes die gemaakt worden voorafgaand aan het plegen van een delict. denk bijvoorbeeld aan de keuze voor een bepaald doelwit. De tweede categorie bestaat uit Involvement keuzes. Hiermee worden de keuzes bedoelt die de dader maakt om ergens bij betrokken te raken. Dit keuzeproces heeft drie fasen, te weten initiation, habituation en desistance, die hierboven zijn uitgelegd. Sommige delicten lijken op elkaar en daardoor is het logisch dat wanneer de dader heeft gekozen om betrokken te raken bij het ene delict, hij of zij ook betrokken zal raken bij het andere delict. Dit is echter niet zo voor elk delict. Het is wel belangrijk om te kijken per dadergroep. Bankiers die fraude willen plegen maken op een andere manier involvement keuzes dan drugscriminelen.

Elke fase van de involvement keuze wordt beïnvloede door andere variabelen. Er zijn drie typen variabelen. Ten eerste zijn er achtergrondfactoren, ten tweede de huidige levensomstandigheden en ten derde situationele variabelen. In de initiation fase spelen achtergrondfactoren de belangrijkste rol. In de habituation fase zijn de huidige levensomstandigheden het belangrijkst. In de laatse fase, de fase van descistance spelen huidige levensomstandigheden samen met situationele omstandigheden de belangrijkste rol.

Waarin onderscheidt deze theorie zich van andere theorieën? Ten eerste focust het rationele keuze perspectief zich op de individuele keuzes van de dader met veel aandacht voor de details, terwijl andere theorieën zich richten op het verklaren van de keuze door te kijken naar de politieke en sociale. Zij kijken dus meer op macro niveau, terwijl het rationele keuze perspectief meer kijkt naar het microniveau. Daarnaast is het rationele keuze perspectief een dynamische theorie die let op de achtergrondfactoren en situationele kenmerken van elk afzonderlijk delict. Ten derde heeft de theorie veel aandacht voor situationele factoren. Ten vierde heeft het rationele keuze perspectief aandacht voor de motieven van daders, terwijl andere theorieën juist veel focussen op de motivaties van daders. Ook legt het perspectief juist de nadruk op de banaalheid van het plegen van criminaliteit. Juist gewone mensen plegen ook weleens een criminele daad, er is geen strikt onderscheid tussen niet-criminelen en criminelen. Ten zesde geeft het perspectief een algemene verklaring voor elke vorm van criminaliteit. Ten slotte gaat het perspectief ervan uit dat elke dader voorafgaand aan het plegen van een strafbaar feit, in meer of mindere mate een keuze heeft. Hij of zij kan daarom ook verantwoordelijk worden gehouden voor die keuze. Andere criminologische theorieën gaan ervan uit dat daders zo sterk worden beïnvloed door omstandigheden, dat zij eigenlijk helemaal geen keuze hebben.

Het rationele keuze perspectief is toepasbaar op verschillende problemen. Zo geeft het een verklaring voor herhaald slachtofferschap, door te stellen dat verschillende achtergrondfactoren de keuze van de dader beïnvloeden om bijvoorbeeld bij een inbraak weer terug te keren naar hetzelfde huis. Ook kunnen met het perspectief de verschillende voorkeuren van dieven worden verklaard. Dieven stelen namelijk objecten met bepaalde eigenschappen, die worden beschreven in het CRAVED- model van Clarke. Daarnaast stelt het perspectief dat bijvoorbeeld seriemoordenaars dicht bij hun huis moorden plegen, omdat ze de buurt kennen en hun uitvalsbasis dicht in de buurt hebben. Ook kan met behulp van het perspectief de daling van het aantal zelfmoorden in Engeland in een specifieke periode worden verklaard. Het rationele keuze perspectief heeft het meeste invloed gehad op het beleid in het aanpassen van situationele omstandigheden om criminaliteit te verlagen.

Er is daarnaast ook veel kritiek gekomen op het rationele keuze perspectief. Er zijn drie belangrijke punten van kritiek.

  • Criminelen zijn niet rationeel.

  • Alleen sommige criminelen zijn rationeel.

  • Het rationele keuze perspectief is niet nieuw.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Environment, Routine, and Situation van Brantingham & Brangtinham - 2010

Artikelsamenvatting bij Environment, Routine, and Situation van Brantingham & Brangtinham - 2010

Environment, Routine, and Situation: Toward a Pattern Theory of Crime - Brantingham & Brangtinham

Het antwoord op de vraag hoe criminaliteit ontstaat en waarom mensen criminaliteit plegen moet gezocht worden in het begrijpen van de verschillende schema’s (patterns) waarin criminaliteit plaatsvind. Het zwakke punt van de meeste andere criminologische theorieën is dat zij misdaad (een breder fenomeen) vergelijken met criminaliteit. Hiermee samengaand is de opvatting van veel wetenschappers dat de verklaring van de oorzaak van criminaliteit binnen één wetenschappelijke discipline moet liggen.

Sinds de jaren 70 is er een nieuwe wetenschappelijke stroming ontstaan die veel aandacht besteed aan criminele gebeurtenissen. Het voorkomen van overtredingen wordt verklaard aan de hand van ecologische gedrag schema’s. Dit idee is opgepakt en in veel verschillende theorieën verwerkt, waaronder de lifestyletheorie en de routine activiteitentheorie. Deze theorieën hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken:

  • Een criminele gebeurtenis kan het beste worden gezien als eindpunt van een beslissingsproces, of als eindpunt in een keten van verschillende, elkaar opvolgende keuzes. Dit beslissingsproces kan onbewust of bewust plaatsvinden. Vanuit dit oogpunt zijn beslissingen die de dader maakt nooit willekeurig of onvoorspelbaar, maar deze beslissingen kunnen altijd gereconstrueerd worden.

  • Het beslissingsproces voorafgaand aan het plegen van een bepaald misdrijf begint bij iemand die gemotiveerd is om criminaliteit te plegen. Die iemand heeft voldoende kennis om zijn doel te bereiken en daarnaar te handelen, en voldoende criminele motivatie.

  • Waarom een dader gemotiveerd is om een bepaald misdrijf te plegen, is vaak begrijpelijk. Iemand pleegt bijvoorbeeld een delict vanwege de kick die het geeft, of iemand steelt geld omdat hij of zij in geldnood zit.

  • De general state of readiness (Of iemand ook echt een delict wil gaan plegen) van de dader wordt gedeeltelijk bepaald door de psychologische, sociale en culturele achtergrond van de dader. Ook speelt het economische klimaat en de eerdere activiteiten van de persoon mee. Het grootste deel wordt echter bepaald door de beschikbare kansen (opportunity’s).

  • Het aantal beslissingen dat een dader maakt hangt af van het type en de moeilijkheid van een misdrijf. Bijvoorbeeld voor een ingewikkeld misdrijf zal een dader van tevoren meer beslissingen en keuzes maken dan voor een simpel misdrijf.

  • Een persoon is niet constant even gemotiveerd en voorbereid om een misdrijf te plegen. Dit niveau van readiness varieert per tijd en plaats. Hoe iemand zich in het verleden heeft gedragen en hoe de situatie op een specifieke plaats is, beïnvloed het niveau sterk.

  • Gemotiveerde daders en kansen om een misdrijf te plegen zijn niet gelijk verdeeld over tijd en plaats.

  • De geschiktheid van een bepaald doelwit hangt af van de eigenschappen van dat doelwit en de omgeving waarin het doelwit zich bevind.

  • De beslissing over wat een goed en geschikt doelwit is gebeurt in verschillende fasen.

  • Personen, waaronder daders, hebben een bepaald beeld van hun omgeving.

  • Het beeld dat personen van hun omgeving hebben wordt vaak een template genoemd. Met template wordt een globaal en allesomvattend beeld bedoelt. Er ligt dus minder focus op de details. Het template wordt gebruikt om in te schatten of er een goede kans is dat een delict succesvol gepleegd kan worden, of welke situatie nodig is om een delict succesvol te plegen.

  • Deze templates verschillen per dader, per delict en per context van het delict.

Een pattern is een term die gebruikt wordt om de verbinding tussen bepaalde zaken aan te geven, bijvoorbeeld de verbinding tussen objecten, processen en ideeën.

De pattern theorie

De kern van de theorie is dat misdrijven niet willekeurig en niet altijd hetzelfde zijn. Achtergrondkenmerken variëren en zijn niet statisch. Criminaliteit is afhankelijk van een aantal variabelen en kan dus niet met een simpel model verklaart worden. De pattern theorie houdt rekening met deze veranderlijkheid. Om meer te begrijpen over crimineel gedrag en criminaliteit in het algemeen, is het belangrijk om over vier punten na te denken. Deze vier punten zijn: het daadwerkelijk uitvoeren van een delict, de algemene templates en activiteiten van daders op het moment dat ze een delict plegen, de bereidheid en paraatheid ( of je klaar bent om iets te doen) van de dader en de interactie tussen het proces, de template, de activiteit en de bereidheid en paraatheid van de dader in het licht van de achtergrondkenmerken.

Het proces voorafgaand aan het plegen van criminaliteit

Dit proces gaat als volgt. Een persoon neemt deel aan een bepaald soort gedrag. Dan vindt er een gebeurtenis plaats die de bereidheid en paraatheid van de dader prikkelt. De persoon kan een plaats en situatie zien waardoor hij of zij de mogelijkheid heeft om criminaliteit kan plegen, of hij kan op zoek gaan naar een plaats en situatie waardoor hij of zij de mogelijkheid krijgt om criminaliteit te plegen. het gevolg is dat er criminaliteit plaatsvindt.

Template/ achtergrondkenmerken

Het proces voorafgaand aan het plegen van criminaliteit is afhankelijk van de achtergrondkenmerken, die gevormd worden door routine activiteiten, en bepaalde templates. Iedereen ontwikkeld bepaalde routine activiteiten, ook daders. De routine activiteiten van de dader beïnvloeden de activiteiten waar hij of zij aan deelneemt. Bepaalde activiteiten kunnen ervoor zorgden dat de dader op een plaats komt waar hij of zij geprikkeld wordt om een bepaald delict te plegen. Routine activiteiten zorgen voor het ontstaan van een bepaalde gelegenheid (activity space). Daaropvolgend ontwikkelen daders bewustwording van de omgeving (awareness space). Daarbij gebruiken daders templates, waarmee ze de situatie of plaats inschatten en daarbij bepalen of een doelwit geschikt is.

Bereidheid/paraatheid

Dader plegen criminaliteit niet om één bepaald doel. Er zijn veel verschillende doelen die daders motiveren om criminaliteit te plegen. Cusson (1983) identificeerde een aantal algemene doelen: het zoeken naar actie, erkenning, uiten van agressie en dominantie. Het bepaalde doel dat een dader voor ogen heeft houdt verband met zijn of haar bereidheid of paraatheid om een delict te plegen. Psychologische en situationele achtergrondkenmerken beïnvloeden ook het doel van de dader. Hoe graag iemand bereid of paraat is om een delict te plegen hangt af van het soort delict. Op welke plek en in welke situatie een delict gepleegd kan worden heeft ook invloed op de bereidheid en paraatheid van de dader. Wanneer een dader slechte ervaringen heeft met een bepaalde plek of situatie, zal hij een volgende keer minder bereid zijn om het delict opnieuw te plegen.

Hoe bereid en hoe paraat je bent hangt ook af van je leeftijd. Daders met een leeftijd tussen de late tienerjaren en de adolescentie zijn het meest bereid om criminaliteit te plegen. Hoe ouder de dader wordt, hoe minder bereid hij is tot het plegen van een delict. Er zijn wel bepaalde uitzonderingen op deze regel. Denk maar aan bepaalde bendes waarbij ook oudere leden nog bereid en paraat zijn.

Ook persoonlijke en sociale omstandigheden hebben invloed op de bereidheid en paraatheid van de dader. Wanneer een dader bijvoorbeeld een inbraak gepleegd heeft, zal hij niet snel daarna weer inbreken, omdat het tekort aan geld weer is aangevuld. Wanneer het geld weer op is, of wanneer de dader verveeld raakt, zal hij weer beginnen met het inbreken.

De pattern theory kan in verschillende situaties worden toegepast.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij A Theory Explaining Biological Correlates of Criminality van Lee Ellis - 2005

Artikelsamenvatting bij A Theory Explaining Biological Correlates of Criminality van Lee Ellis - 2005

A Theory Explaining Biological Correlates of Criminality - Lee Ellis (2005)

Dit artikel zal eerst de ENA theorie behandelen, die een verklaring voor crimineel gedrag geeft aan de hand van biologische en sociale factoren. Daarna worden verschillende biologische kenmerken besproken die geassocieerd worden met crimineel gedrag. Ook wordt uitgelegd waarom je die associatie kunt maken.

ENA theorie

Voluit heet de ENA theorie: evolutionary neuroandrogenic theory. Deze theorie probeert niet al het criminele gedrag te verklaren. De theorie is toegespitst op het verklaren van delicten waarbij de dader en slachtoffer fysiek contact hebben (bijvoorbeeld bij een geweldsdelict) of waarbij de dader het slachtoffer benadeelt of zijn eigendommen steelt. Er zijn twee veronderstellingen waar de theorie op gebaseerd is. Ten eerste zijn agressie en hebzucht kenmerken die mannen evolutionair hebben ontwikkelt. Dat komt omdat die kenmerken belangrijk waren bij de menselijke voortplanting. Vrouwtjes vonden de sociale status van de mannetjes belangrijk, andersom speelt dit veel minder mee. Dit fenomeen staat bekent als de females choice. Vanuit evolutionair oogpunt gezien steken vrouwtjes meer tijd en energie in de opvoeding van de kinderen dan de mannetjes. Daarom is het strategisch voor een vrouwtje om met een sterk mannetje te paren, want een sterk mannetje zal goed voor levensmiddelen en andere behoeften (resources) kunnen zorgen. Hierdoor kan het vrouwtje meer tijd kan steken in de opvoeding van de kinderen. Door dit selectieproces is het mogelijk geworden dat ‘machomannetjes’ hun genen meer door konden geven aan de kinderen dan mannetjes die veel minder macho waren. Hierdoor hebben mannetjes, en ook later mannen, een neiging ontwikkelt tot het hebben van competitief gedrag en gedrag dat erop gericht is anderen te benadelen ter verrijking van zichzelf. Hier zit ook een negatieve kant aan. Mannen die een goede leverancier zijn van resources, hebben ook de neiging om op een bedrieglijke of doortastende manier seks met een vrouw te krijgen. Het komt namelijk veel vaker voor dat mannen vrouwen verkrachten dan andersom. Verkrachting komt specifiek veel voor bij mannen die geen uitzicht hebben op het worden van een goede leverancier van resources (bijvoorbeeld bij mannen die in een erg arme situatie opgroeien). Deze theorie verklaart criminaliteit als een counter-strategie( alternatieve strategie) van mannen om toch goede leveranciers van resources te worden.

Ten tweede veronderstelt de theorie dat drie verschillende aspecten van het functioneren van het brein de kans beïnvloeden dat iemand criminaliteit gaat plegen. Hierbij is het nog belangrijk op te merken dat de mannen en vrouwen bijna alle genen hetzelfde hebben, behalve de genen die liggen op het Y-chromosoom. Vrouwen hebben geen Y-chromosoom, dus typische ‘mannengenen’ zouden op dat chromosoom moeten liggen. Testosteron wordt door het Y-chromosoom als het ware aangezet en aangemaakt, zodat potentiele eierstokken zich ontwikkelen tot testikels. De ontwikkelde testikels produceren op hun beurt veel andere mannelijke hormonen, die androgens worden genoemd. Bij vrouwen komt ook testosteron vrij, maar in veel mindere mate. De productie van testosteron verloopt in twee fasen. De organisatiefase speelt zich af wanneer het kind nog niet geboren is. De activatiefase begint wanneer het kind in de puberteit komt. Het eerste aspect dat het functioneren van het brein beïnvloed is een lage gevoeligheid. Het tweede aspect is het hebben van epileptische aanvallen. Het derde en laatste aspect is het hebben van meer mannelijke hormonen in de rechter hersenhelft.

Er zijn daarnaast twee factoren die te maken hebben met de remmende werking van de hersenen. De eerste factor heeft te maken met het vermogen om te leren. Dit vermogen is bepaald in de hersenen en niet voor iedereen gelijk. Genetische factoren en omgevingsfactoren spelen ook een rol. Hierbij hebben wetenschappers ook ontdekt dat meer intelligente hersenen informatie sneller verwerken en daar minder energie voor nodig hebben. Dit wordt neural efficiency genoemd. De theorie stelt verder dat het vermogen om te leren in verband staat met de snelheid waarmee mannen schakelen tussen verschillende vormen van crimineel gedrag. Dat wil zeggen de snelheid waarmee mannen bedenken of ze een grof geweldsdelict willen plegen, of juist de dingen meer verfijnd aan willen pakken.

De tweede factor heeft te maken met op de capaciteit om te plannen en verder vooruit te kijken. Je hersenen verwerken eerdere ervaringen en slaan daarbij feedback en andere dingen die je geleerd hebt van de ervaring op. Op deze manier bedenken je hersenen een soort strategie waarmee je dezelfde dingen en doelen die je in de toekomst wilt verwezenlijken, kunt aanpakken. Dit proces heet executive cognitive functioning. Factoren die de executive cognitive functioning kunnen beïnvloeden zijn onder andere je genen, complicaties bij de geboorte en trauma’s. Volgens de ENA theorie draagt een niet effectieve executive cognitive functioning bij aan crimineel gedrag.

Biologische kenmerken

Verschillende biologische kenmerken correleren met crimineel gedrag. Twaalf biologische kenmerken worden hieronder besproken.

  • Testosteron. Er is een bescheiden correlatie tussen het testosteronniveau dat in het bloed circuleert en het criminele gedrag van mannen. Mannen met een hoger testosteronniveau plegen waarschijnlijk sneller diefstal of een gewelddadig delict.

  • Mesomorphy. Mensen met een mesomorph lichaamstype hebben meer kans om criminaliteit te plegen dan mensen met een ander lichaamstype. Dit heeft ook weer te maken met de hoeveelheid testosteron. Testosteron zorgt namelijk ook voor de groei van spieren. Mensen met een mespmorph lichaamstype hebben dus meer testosteron in hun bloed en daardoor ook weer meer kans om criminaliteit te plegen.

  • Moeder die rookt tijdens de zwangerschap. Wanneer de moeder rookt tijdens de zwangerschap wordt de foetus blootgesteld aan de slechte stoffen die in de sigaret zitten. Deze slechte stoffen, waaronder CO2, verstoren de groei van de hersenen van het kind. Met name de ontwikkeling van het IQ en de executive cognitive functioning. Hierdoor is het voor het kind later moeilijker om zich niet te mengen in illegale activiteiten.

  • Hypoglycemia. Mensen met hypoglycemia hebben moeite om het glucoseniveau in het bloed stabiel te houden. Grote verschillen in glucoseniveau kunnen de stemming en de gedachten van een persoon verstoren. Symptomen van hypoglycemia zijn dan ook verwarring, het niet goed kunnen concentreren en prikkelbaarheid. Hypoglycemia is gecorreleerd aan het plegen van criminaliteit. Het zorgt ervoor dat een persoon zijn emoties niet meer goed in controle kan houden.

  • Epilepsie. Mensen met epilepsie hebben aanvallen, die verschillen in sterkte. Epilepsie wordt in verband gebracht met het plegen van gewelddadige overtredingen. Dit komt omdat bij iemand met epilepsie emoties verstoort worden en niet goed aankomen in de hersenen. De ENA theorie stelt verder ook dat de hoeveelheid testosteron ook de sterkte van de aanvallen beïnvloed.

  • Hartslag in rust. De hartslag in rust van veroordeelde daders is lager dan voor personen in het algemeen. De ENA theorie stelt dat een lage harstslag betekent dat iemand een suboptimal arousal niveau heeft. Dit betekent dat iemand niet snel geprikkeld, opgewonden raakt. Zo’n persoon zal dingen minder snel spannend en opwindend vinden dan normale personen en zal daarom ook meer stimulatie zoeken. Daarom zal iemand met een lage hartslag sneller een delict plegen.

  • Huidgeleiding. De galvanic skin response is een test die meet hoeveel iemand zweet. De theorie hierachter is dat je huid elektrische impulsen geleid. Wanneer je veel emoties hebt zweet je meer en geleid je ook meer impulsen. De ENA theorie zegt hier verder ook over dat criminelen weinig emoties hebben en daardoor minder impulsen geleiden.

  • Cortisol. Cortisol is een hormoon dat vrijkomt bij stress. Uit onderzoek is gebleken dat daders lagere cortisol waarden hebben dan niet-daders. Dit kan weer duiden op wat ook uit de ENA theorie naar voren komt, namelijk dat daders sub-optimal aroused zijn. Ze hebben meer spanning en stimulatie nodig en zullen bijvoorbeeld een inbraak minder stressvol vinden dan niet-daders.

  • Serotonin. Serotoning is een neurotransmitter die ervoor zorgt dat je kalm en rustig bent. Het hebben van een laag serotonin niveau staat in verband met het plegen van criminaliteit. De ENA theorie stelt dat een laag niveau van serotonin ervoor zorgt dat je je emoties niet goed onder controle hebt. Je bent dan impulsiever en sneller boos.

  • Monoamine oxidase. Monoamine oxidase is een stofje dat neurotransmitters wegruimt. De ENA theorie stelt dat een laag Monoamine oxidase niveau bijna uitsluitend voorkomt bij mannen, en dat het lage niveau te daarom te maken heeft met testosteron (dit is nog niet wetenschappelijk bewezen).

  • Hersengolven. Daders hebben langzame en onregelmatige hersengolven. Dit is in tegenstelling tot niet-daders, die hebben snelle en regelmatige hersengolven.

  • Lage P300 amplitude. Wanneer je naar de hersengolven van een persoon kijkt, zie je telkens na een piekje, ook een dipje in het golvenpatroon. Dat dipje wordt de P300 amplitude genoemd. Mensen met antisociaal gedrag, waaronder daders, hebben een groter dipje in het golvenpatroon dan mensen die geen antisociaal gedrag vertonen. De ENA theorie stelt dat het hebben van langzame en onregelmatige hersengolven en het hebben van een lage P300 amplitude kenmerken zijn van suboptimal arousal. Omdat daders deze twee kenmerken hebben, wijst dat erop dat zij suboptimal aroused zijn.

Access: 
Public
Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Recht en bestuur: De beste wetenschappelijke artikelen samengevat

Recht en bestuur: De beste wetenschappelijke artikelen samengevat

Recht en bestuur: De beste wetenschappelijke artikelen samengevat

Artikelsamenvattingen per studiegebied bij Recht en bestuur

  • Voor 125+ artikelsamenvattingen bij Recht en bestuur, zie de supporting content van deze studiegids

Inhoudsopgave

.........Read more
Access: 
Public
Recht en bestuur: samenvattingen en studiehulp - Thema
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
877