Vraag 1
De eenmanszaak:
- Is een onderneming waarin geen personen krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam kunnen zijn.
- Behoort toe aan een natuurlijke persoon.
- Wordt opgericht bij notariële akte.
- Behoeft niet te worden ingeschreven in het handelsregister.
Vraag 2
Welke stelling is juist?
- Een naamloze vennootschap mag als hoofdregel aan haar aandeelhouders bewijzen van aandelen aan toonder afgeven ongeacht of aan de stortingplicht is voldaan.
- Een naamloze vennootschap mag aan haar aandeelhouders geen aandeelbewijzen afgeven.
- Een besloten vennootschap mag aan haar aandeelhouders bewijzen van aandelen op naam afgeven ongeacht of aan de stortingsplicht is voldaan.
- Een besloten vennootschap mag aan haar aandeelhouders geen aandeelbewijzen afgeven.
Vraag 3
Verkrijging door een besloten vennootschap van aandelen in haar kapitaal (“eigen aandelen”):
- Is als regel nietig.
- Kan zijn toegestaan, maar leidt tot vermindering van het geplaatste kapitaal van de vennootschap.
- Kan zijn toegestaan, maar de vennootschap kan op de verkregen eigen aandelen geen stemrecht uitoefenen.
- Geen van bovenstaande alternatieven is juist.
Vraag 4
Aandeelhouders van een NV en een BV hebben zowel het zogenoemde agenderingsrecht als het recht om (na machtiging door de voorzieningenrechter van de rechtbank) de algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen. Wat is in dit verband de algemene regel?
- Het agenderingsrecht en het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
- Het agenderingsrecht komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
- Het agenderingsrecht komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
- Het agenderingsrecht en het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen komt toe aan aandeelhouders die alleen of samen ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
Vraag 5
Welke stelling is juist met betrekking tot de regeling van de bevoegdheden van de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) van een NV in Boek 2 BW?
- De ava heeft zowel de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, als de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.
- De ava heeft wél de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, maar heeft niet de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.
- De ava heeft niet de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, maar heeft wél de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.
- De ava heeft niet de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, en evenmin de exclusieve bevoegdheid het beleid op het terrein van de bezoldiging van het bestuur vast te stellen.
Vraag 6
Welke stelling is juist?
- Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen, is zij verplicht één of meer personen te benoemen tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de rechtspersoon.
- Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen, is zij verplicht onmiddellijke voorzieningen te treffen.
- Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van wanbeleid, is zij verplicht definitieve voorzieningen te treffen.
- Wanneer de ondernemingskamer in een enquêteprocedure tot het oordeel komt dat sprake is van wanbeleid, kan zij desverzocht definitieve voorzieningen treffen.
Vraag 7
In HR 13 oktober 2000, NJ 2000, 698 (Rainbow) leert de Hoge Raad dat door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen. Het maken van zodanig misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding rust:
- Slechts op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht.
- Slechts op de betrokken rechtspersonen.
- Niet alleen op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, maar ook op de betrokken rechtspersonen.
- Geen van bovenstaande alternatieven is juist.
Vraag 8
Uit het arrest Mast Holding (NJ 1993, 271) volgt dat de weigering van een bestuurder om een door de algemene vergadering van aandeelhouders gewenst beleid op te volgen:
- In beginsel een redelijke grond voor ontslag oplevert.
- Geen redelijke grond voor ontslag oplevert gelet op het beginsel van bestuursautonomie.
- Een redelijke grond voor ontslag kan zijn.
- Alleen een redelijke grond voor ontslag oplevert als de statuten een instructierecht voor de algemene vergadering van aandeelhouders bevatten.
Vraag 9
Waar in art. 2:317 lid 1 en art. 2:334m lid 1 BW wordt gesproken over ‘fusie’ respectievelijk ‘splitsing’, moet daaronder respectievelijk worden verstaan:
- De bedrijfsfusie en bedrijfssplitsing.
- De juridische fusie en juridische splitsing.
- De aandelenfusie en aandelensplitsing.
- Alle hiervoor genoemde varianten van fusie en splitsing
Vraag 10
Een juridische fusie tussen BV X en NV Y:
- Is niet mogelijk.
- Is mogelijk, maar daarbij is (in ieder geval) vereist een besluit tot fusie genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders van beide vennootschappen.
- Is mogelijk, maar daarbij is (in ieder geval) vereist een besluit tot fusie genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders van de verdwijnende vennootschap.
- Is mogelijk, maar daarbij is (in ieder geval) vereist een besluit tot fusie genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders van de verkrijgende vennootschap.
Vraag 11
Stelling 1: In het arrest Unidek (NJ 2005, 484) is beslist dat een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot benoeming van een persoon tot bestuurder van de vennootschap, in beginsel tevens meebrengt dat die persoon werknemer van die vennootschap wordt.
Stelling 2: In het arrest Unidek (NJ 2005, 484) is beslist dat een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot ontslag van een bestuurder die tegelijkertijd werknemer van de vennootschap is, in beginsel tevens het arbeidsrechtelijk ontslag van die bestuurder tot gevolg heeft.
Welk alternatief is juist?
- Beide stellingen zijn juist.
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
- Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 12
Stelling 1: In het arrest Bruil (JOR 2007/169) is beslist dat voor de toepassing van artikel 2:256 BW is vereist dat zeker is dat het tegenstrijdig belang tot benadeling van de vennootschap heeft geleid.
Stelling 2: In het arrest Bruil (JOR 2007/169) is beslist dat de vraag of een tegenstrijdig belang bestaat moet worden beoordeeld naar de situatie op het moment dat een beroep op de aanwezigheid van dat tegenstrijdig belang wordt gedaan.
Welk alternatief is juist?
- Beide stellingen zijn juist.
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
- Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 13
Als een derde tegenover een NV of BV een onrechtmatige daad heeft begaan, kan een aandeelhouder de schade die de vennootschap daardoor geleden heeft:
- In eigen naam verhalen op de derde die voor die schade aansprakelijk is.
- Namens de vennootschap verhalen op de derde die voor die schade aansprakelijk is.
- Niet verhalen op degene die voor die schade aansprakelijk is.
- Geen van bovenstaande alternatieven is juist.
Vraag 14
Een groep in de zin van artikel 2:24b BW:
- Kan alleen bestaan uit rechtspersonen.
- Kan alleen bestaan uit Nederlandse rechtsvormen.
- Kan bestaan uit Nederlandse en buitenlandse rechtsvormen.
- Kan niet bestaan uit personenvennootschappen.
Vraag 15
Stelling 1: Bij inbreng op aandelen in het kapitaal van een NV of BV kan geen recht op het verrichten van werk of diensten worden ingebracht.
Stelling 2: Bij een personenvennootschap kan de inbreng bestaan uit het verrichten van arbeid.
Welk alternatief is juist?
- Beide stellingen zijn juist.
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
- Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 16
Voor het antwoord op de vraag of men een handelsnaam voert:
- Is inschrijving van die naam in het handelsregister van doorslaggevende betekenis.
- Is een voldoende duurzaam en onder de clientèle bekend gebruik van belang.
- Geldt dat een onderneming die nog niet gestart is met haar eigenlijke bedrijfsactiviteiten nog geen handelsnaam kan voeren.
- Geldt dat de wijze waarop de naam van een onderneming op haar briefpapier is aangeduid doorslaggevend is.
Vraag 17
Stelling 1: De in art. 5 van de Handelsnaamwet genoemde factoren "de aard der beide ondernemingen" en "de plaats, waar zij gevestigd zijn" zijn de enige factoren waarop het aankomt bij de beantwoording van de vraag of de in genoemd artikel 5 vermelde verwarring te duchten is.
Stelling 2: Verwarringsgevaar in de zin van art. 5 van de Handelsnaamwet kan voortvloeien uit de omstandigheid dat een onderneming bekend is in een bepaald deel van het land zonder aldaar afzet te hebben.
Welk alternatief is juist?
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is juist.
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is onjuist.
Vraag 18
Indien sprake is van een economische boycot, die door een onderneming met een machtspositie op de markt in stand wordt gehouden, en waarmee een ongeoorloofd doel wordt nagestreefd, dan:
- Kan daartegen uitsluitend op grond van onrechtmatige daad worden opgetreden.
- Kan daartegen zowel op grond van onrechtmatige daad, als op grond van de bepalingen van de Mededingingswet worden opgetreden.
- Kan daartegen uitsluitend op grond van de bepalingen van de Mededingingswet worden opgetreden.
- Kan daartegen bij de huidige stand van wetgeving en rechtspraak niet worden opgetreden.
Vraag 19
De nietigheid kan, binnen de in de wetgeving genoemde termijnen, worden ingeroepen van de inschrijving van:
- Het individuele merk "Walkman", voor zover dit door toedoen van de merkhouder de in de handel gebruikelijke benaming voor de desbetreffende waar is geworden.
- Het individuele merk "Mercedes", dat verwarring kan stichten met het gelijkluidende algemeen bekende merk, dat toebehoort aan een derde die zijn toestemming niet heeft verleend.
- Het collectieve merk "Reli-keur", dat door de houder van dat merk wordt gebruikt voor waren, afkomstig uit zijn eigen onderneming.
- Het collectieve merk "Superbakkers", indien binnen vijf jaren volgend op de datum van inschrijving, zonder geldige reden, geen normaal gebruik van het merk is gemaakt binnen het Benelux-gebied.
Vraag 20
Keesmaat is sedert 2000 in de Benelux houder van het bekende merk Labanka voor scheepsmotoren. Op zekere dag bemerkt hij dat De Jong in 2009 te Urk een fabriek is begonnen waarin hij scheepsmotoren vervaardigt. De Jong treedt daarbij, sedert 2009, in het handelsverkeer op onder de handelsnaam Labanka. Kan Keesmaat met succes tegen het gebruik van de handelsnaam Labanka optreden op grond van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE)?
- Ja, op grond van art. 2.20 lid 1 sub c BVIE.
- Ja, op grond van art. 2.20 lid 1 sub d BVIE.
- Nee, De Jong heeft een geldige reden, namelijk een eigen recht gebaseerd op de Handelsnaamwet.
- Nee, dit kan volgens het BVIE alleen als De Jong het merk Labanka niet alleen als handelsnaam, maar ook voor zijn scheepsmotoren zou gebruiken.
Vraag 21
In 2009 wordt aan Keldermans een Nederlands octrooi verleend (op een in 2008 door hem ingediende aanvrage) voor een bepaald mechanisme van een vulpotlood. Achteraf blijkt dat dit mechanisme al in Japan bekend was uit een reeds in 1938 gepubliceerd Japans octrooischrift. Welk alternatief is juist?
- Het Nederlandse octrooi kan worden nietigverklaard, in beginsel met terugwerkende kracht.
- Het Nederlandse octrooi kan worden nietigverklaard. De Rijksoctrooiwet 1995 kent daarbij geen terugwerkende kracht.
- De bekendheid uit het Japanse octrooischrift is irrelevant voor de geldigheid van het Nederlandse octrooi.
- Het Nederlandse octrooi is van rechtswege nietig.
Vraag 22
Wonka NV is in de Benelux houdster van het modelrecht voor een schaal. Identieke schalen worden in Duitsland in het verkeer gebracht door Wurst AG, een vennootschap die geen enkele juridische of economische band met Wonka heeft. In Zwitserland wordt de betrokken schaal in het verkeer gebracht door de vennootschap Aldrikant, een 100% dochter van Wonka. Op zekere dag bemerkt Wonka dat een zekere Virully schalen in Duitsland (afkomstig van Wurst AG) en in Zwitserland (afkomstig van Aldrikant) opkoopt en in Luxemburg invoert en verder verkoopt. Kan Wonka hiertegen met succes optreden?
- Ja, tegen invoer en verkoop van schalen uit Zwitserland en Duitsland.
- Ja, maar alleen tegen invoer en verkoop van schalen uit Zwitserland.
- Ja, maar alleen tegen invoer en verkoop van schalen uit Duitsland.
- Nee, noch tegen invoer en verkoop van schalen uit Zwitserland, noch tegen invoer en verkoop van schalen uit Duitsland.
Vraag 23
Stelling 1: Invoer hier te lande door een Nederlandse voorgebruiker van een onder het Benelux-modellenrecht beschermd product kan in het Benelux-modellenrecht door de desbetreffende houder van het modelrecht niet verboden worden.
Stelling 2: Invoer hier te lande door een Nederlandse voorgebruiker van een onder het Nederlandse octrooirecht beschermd product kan in het Nederlandse octrooirecht door de desbetreffende octrooihouder niet verboden worden.
Welk alternatief is juist?
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is juist.
- Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
- Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is onjuist.
Vraag 24
Welk alternatief is juist?
- Een auteursrechtelijk beschermd werk moet zijn voorzien van het persoonlijk stempel van een notaris.
- Een auteursrechtelijk beschermd werk moet een duidelijk kunstzinnig karakter hebben.
- Een auteursrechtelijk beschermd werk moet op schrift zijn gesteld.
- Een auteursrechtelijk beschermd werk moet waarneembaar zijn.
Vraag 25
Welk alternatief is juist?
- Volledig technisch bepaalde vormgeving komt in aanmerking voor modellenrechtelijke en merkenrechtelijke bescherming.
- Volledig technisch bepaalde vormgeving komt uitsluitend in aanmerking voor modellenrechtelijke bescherming.
- Volledig technisch bepaalde vormgeving komt uitsluitend in aanmerking voor merkenrechtelijke bescherming.
- Volledig technisch bepaalde vormgeving komt in aanmerking voor octrooirechtelijke bescherming.
Vraag 1
Onroerend goedbedrijf Credit Crunch BV heeft drie bestuurders: A, B en C. In de statuten van Credit Crunch BV is bepaald dat slechts A zelfstandig (dus individueel) vertegenwoordigingsbevoegd is, en dat B en C niet zelfstandig (dus individueel) vertegenwoordigingsbevoegd zijn. Deze regeling is voor derden kenbaar door raadpleging van het handelsregister. Verder hebben de bestuurders in een bestuursreglement opgenomen dat zij allen moeten instemmen met, kort gezegd, transacties boven een bedrag van EUR 100.000. Geef voor elk van onderstaande gevallen aan of de BV al dan niet aan de betreffende overeenkomst gebonden is.
Deelvraag 1
Het bestuur koopt namens Credit Crunch BV een pand van EUR 80.000.
Deelvraag 2
Bestuurder C koopt namens Credit Crunch BV een pand van EUR 80.000.
Deelvraag 3
Bestuurder A koopt namens Credit Crunch BV een pand van EUR 120.000. De verkoper is van de “bevoegdheidsbeperking” (inzake transacties boven een bedrag van EUR 100.000) op de hoogte.
Vraag 2
De vennoten van advocatenkantoor de openbare vennootschap ABC O.V. wensen hun persoonlijke aansprakelijkheid ten opzichte van nieuwe cliënten te beperken. Met welke van de onderstaande maatregelen zouden zij dit kunnen bereiken? Bespreek elk van de genoemde alternatieven afzonderlijk.
Alternatief 1
Het maken van een onderlinge afspraak tussen de vennoten dat zij ten opzichte van cliënten van ABC O.V. niet aansprakelijk zijn.
Alternatief 2
Het omzetten van ABC O.V. in een openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid.
Alternatief 3
Het omzetten van ABC O.V. in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Vraag 3
Indien in een octrooischrift onduidelijk geformuleerde passages voorkomen, voor wiens rekening komen deze onduidelijkheden dan, en in welk arrest heeft de Hoge Raad dat bepaald?
Vraag 4
Welk criterium heeft de Hoge Raad gegeven ter beantwoording van de vraag, of slaafse nabootsing van een niet door intellectuele eigendom beschermd product toegestaan is; en in welk arrest deed de Hoge Raad deze uitspraak?
Meerkeuzevragen
B
D
C
B
A
D
Geen antwoordindicatie beschikbaar
C
B
C
C
D
C
C
A
B
C
B
B
B
A
A
A
D
D
Open vragen
Vraag 1
Deelvraag 1
De vennootschap is gebonden; dit vloeit voort uit art. 2:240 lid 1 BW (uitsluiting van het bestuur is niet mogelijk).
Deelvraag 2
De vennootschap is niet gebonden; dit vloeit voort uit art. 2:240 lid 2 en 3 BW (een bestuurder kan worden uitgesloten van de vertegenwoordigingsbevoegdheid – mits ingeschreven in het handelsregister).
Deelvraag 3
De vennootschap is gebonden; dit vloeit voort uit art. 2:240 lid 3 BW (een geldgrens, die bovendien is opgenomen in een bestuursreglement, heeft geen externe werking – tenzij de Bibolini-exceptie van toepassing is).
Vraag 2
Alternatief 1
Dit heeft geen zin. De aansprakelijkheid van de vennoten is dwingend recht.
Alternatief 2
Dit heeft ook geen zin. Verkrijging van rechtspersoonlijkheid verandert niets aan de aansprakelijkheid van de vennoten
Alternatief 3
Dit heeft wel zin. Aandeelhouders zijn (in beginsel) niet aansprakelijk voor de verplichtingen van de BV
Vraag 3
Voor rekening van de octrooihouder, zie HR Ciba Geigy/Oté Optics
Vraag 4
Slaafse nabootsing is niet toelaatbaar indien men zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product evengoed een andere weg had kunnen inslaan, en men door dit na te laten verwarring sticht, zie HR Hijskraan.
Add new contribution